INGEZONDEN.
Kom, o vrede
IX T-, Texel.
Als uitvoerders van de
te nemen proeven in zake de bestrij
ding van de koolziekte zijn door het
Hoofdbestuur der Landbouw- en Iiandels-
vereeniging „Langedijk en Omstreken"
benoemd de heeren J. Bouwens en P. Slot,
twee fiinke, der zake kundige bouwers te
Broek op I^angendijLr. Het is
inderdaad een veelomvattende taak,
waarmede deze heeren worden belast. Laten
we hopen, dat deze onder toezicht van
Prof. Ritzema Bos te nemen proeven
eenig succes mogen hebben.
Uitgaande van de g e h e e l-o n t h o u-
ders-vereeniging te N. Niedorp en Omstreken werd
j.1. Zondagavond te BARSINGERHORN in bet
vergaderlokaal van den heer N. de Jong eene
bijeenkomst gehouden, waar ais sprekers optraden
de heeren v. Mierop nit 's Gravenhage en Schermerhorn
van N. Niedoip.
Het onderwerp van behandeling was het alkohol-
vraagstuk, eene zaak, die, hoe belangrijk ook, al zoo
vaak is beschreven in dit blad, dat wij bier bet
behandelde liever niet zullen weergeven.
De opkomst was betrekkelijk groot te noemen
misschien grooter dan men verwacht bad. Mocht men
dit een gelukkig verschijnsel beeten, minder gelukkig
is vooral de eerste spreker geweest in zijn optreden
alhier, betgeen de rede van den heer Schermerhorn,
waarop bet gewone applaus volgde, niet vermocht
te vergoelijken.
Onder de rede van den heer V. Mierop werd door
enkelen geprotesteerd op zeer in 't oog loopende
wijze, en niet ieder zal dat in bescherming hebben
willen nemen. Vele aanwezigen schenen toen reeds oDt-
stemd te zijn door het lange wachten na den aangekondig-
den tijd van aanvang der lezing, gedurende welken tijd
zij werden onthaald op een deuntje, gezongen door
een drietal van elders meegebrachte meisjes. Misschien,
dat het ongewone van een dergeljjke ontvangst hier
minder gunstig heeft gewerkt.
Een hartig woordje werd over een en ander
gewisseld tusschen den heer K, Schoorl en den
heer v. Mierop.
Bij al het onverkwikkelijke, dat dit debat aanbood,
moest toch erkend worden, dat hier door den heer
K. Schoorl iets gezegd werd, wat door zeer velen,
zoo niet door de meeste aanwezigen, tot nog toe
onuitgesproken bleef, zoowel op deze, als op menige
andere propaganda-vergadeting.
Ook hier kon weder worden opgemerkt, en
dit geval staat niet alleen dat, wanneer een
spreker uit een onzer groote steden al spoedig bij
zijn optreden den schijn gaat aannemen van de
plattelandsbevolking te beschouwen als van zoo
geringe verstandelijke en zedelijke ontwikkeling, dat
hij ze onder verpletterende woorden allerlei dingen
naar het hoofd slingert, eenige malen achter elkander,
dingen, die zooals hij vorige gelegenheden wel is
voorgekomen, op 't kantje af beleedigend worden
of gereedelijk als zoodanig kunnen worden opgenomen,
dat zulk een spreker weerzin wekt, die leidt tot
onwil en verwijdering veroorzaakt waar toenadering
wenschelijk is.
Vermoedelijk zou, indien de heer Schermerhorn
alleen ware gekomen, zonder die meisjes, die
zich enkele opmerkingen hebben veroorloofd, die hier
ook liever achterwege hadden moeten blijven, de
kennismaking met de geheel-onthouders-vereeniging
gunstiger geweest zijn.
Maandag 11 Maart j.1. verga
derde ten 10 ure ten huize van den heer
Jb. Tuinman te
Schagerbrug
de afdeeling Zijpe der Holl. Mij. van Landbouw.
Aanwezig 12 leden.
De Voorz., de heer Odendaal, opende de
vergadering, waarna lezing en goedkeuring
der notulen volgde.
Het punt over het verleenen van subsidie
aan een nog op te richten bijenhouders»
vereeniging werd aangehouden.
De heer M. Bossen deed rekening en
verantwoording over 1900. De ontvangsten
bedroegen f 298.66, de uitgaven f 158.46,
het batig saldo dus f 140 20. Het vorig jaar
bedroeg het saldo f 111.49. Het aantal leden
bedraagt 54. De heeren A. H. Vogelzang en
J. T, de Wit adviseerden als commissie,
belast met het nazien dier rek. en verantw.,
tot goedkeuring, waartoe de vergadering
met aigemeene stemmen besloot.
Een commissie, bestaande uit de heeren
J. v. Leverink, C. Hooi) en M. Bossen, bood
een nieuw reglement aan, dat met één
enkele wijziging werd goedgekeurd. Die
wijziging betrot het uur der vergadering.
Er werd bepaald, op Maandag te vergaderen,
tegen 1 uur.
Algemeen was men er voor, ook dit jaar
te houden een paardenmarkt, een loterij en
een tentoonstelling.
In het programma werd in zooverre
verandering gebracht, dat er voor de paarden
zullen zijn 3 rubrieken, nl. paarden (merriën
of ruinen) van 1 tot 4 jaar en paarden van
4 jaar en ouder, verder een rubriek voor
veulen-merries. Voor elk dezer rubrieken
worden 3 prijzen uitgeloofd, tot een bedrag
van f 22.50 voor elke rubriek. Dit alles onder
dat beding, dat de kas het toelaat. Voor de
paarden, die mededingen, zal een inleggeld
van f 0.50 wordeD geheven. Verder rubrieken
voor veulens, herfstkalvers, schotten, geb.
in 1899, kalfvaarzen, hokkeling-stieren, fok
schapen, lammeren, ramlammeren in Neder
land gefokt, kippen en konijnen.
De commissie voor paardenmarkt, tentoon
stelling en verloting bestond steeds uit 9
ledennu werd beter geoordeeld 12 te
nemen. De commissie van verleden jaar,
bestaande uit de heerenG. C. Hulst. J. v.
Leverink, M. Bossen, Th. E. J. Odendaal,
W. Jimmink, A. Bakker, J. T. de Wit, J. J.
de Wit Sr. en P, Franeis, werd door den
Voorz. weer aangewezen ook voor dit
jaar. De drie nieuwe loden werden door de
vergadering benoemd en wel de heeren
J. Louwe, C. Hooij en D- Brommer.
Onder de ingekomen stukken was de
mededeeling, dat f 20.— subsidie door het
hoofdbestuur werd toegestaan voor de lezingen
over tuinbouw en bijenteelt. Er werd
verder nog besloten als gratis lezer van het
hoofdbestuur aan te vragen den heer Van
Balen met het onderwerp bemestingsleer en
veevoedering en die lezing te houden in 't
laatst van Mei.
De heer C. Hooij stelde voor, een bibliotheek
op te richten, waarin landbouw werken, en
die voor de leden öf gratis of tegen een
kleine vergoeding beschikbaar te stellen.
Besloten werd f 10 voor dat punt uit te
trekken en er ieder jaar een bedrag voor op
de begrooting te plaatsen, aan de leden der af
deeling gratis de boeken ter lezing af te
staan, van niet-leden leesgeld te eischen.
De heer Vogelzang vraagt naar het aan
tal uit te geven loten. Men is algemeen
van oordeel, 10000 te behouden en als voor
heen een premie te geven aan dengene die
de meeste loten verkoopt. Het idéé van den
heer Vogelzang, om aan kleine verkoopers,
nadat ze een bedrag van f 50 hebben gehaald,
23 loten te geven voor f 10, vindt geen bijval.
De heer P. Kraakman stelt voor, den heer
Dr. Schei) f0 noodigen, een lezing te
houden over kaasbereiding, of het leveren
van melk op vetgehalte. Wordt algemeen
nuttig geoordeeld.
Daarna sluiting.
Mijnheer de Redacteur
Beleefd verzoek ik U onderstaande regelen
in uw veelgelezen blad op te nemen. In
hoofdzaak richt ik deze mijn regelen aan
den heer Schermerhorn, die ook mij, zoowei
als vele mijner plaatsgenooten, ergerde door
zijn hooge woorden tegen de matige drinkers.
Met een enkel woord wil ik echter den heer
Mierop mijne bevreemding (zoo niet verba
zing) betuigen over den roep, die er van
onze onwetendheid omtrent de vele ellende
en oorzaken daarvan schijnt uit te gaan,
zoodat genoemde heer zich geroepen gevoelde
van uit Den Haag te komen en ons dit on
der het oog te brengen, O, mijnheer Mierop,
wij weten maar al te goed, welke ellende
het misbruik maken van sterke dranken ver
oorzaakt, maar wat ik niet weet, en ook nu
nog (al is het ook na uw vurig betoog) niet
voel, is, dat ik door het gebruik van zoo nu
en dan een enkel glas de bestaande ellende
vergroot. En dat er onder uwe hoorders
en hoorderessen meer zulke niet-gevoelende
menschen waren, getuigen de van de vrij
heid gebruik makenden, om evengoed hun
glas te gebruiken, welk gebruik later door
den heer Schermerhorn als spotternij werd
aangehaald, en diezelfde heer zegt in zijn
betoog, dat hij het al dikwijls heeft opge
merkt, dat de matige drinker in gezelschap
van G. O. zich over zijn drinkgewoonte
schijnt te geneeren, e n daar dit hier het
geval niet was en men evengoed zijn glas
dronk, noemde de heer Schermerhorn dit
spotternij. Neen, mijnheer Schermerhorn, wij
spotten hier niet met geheel-onthouding,wij
weten maar al te goed, welk nut de geheel
onthouding in sommige streken uitwerkt,
maar mijnheer Schermerhorn, zou het niet
kunnen zijn, dat die door U bedoelde lachers
zich boven uwbeschuldiging verheven achtten?
Wanneer ik uwe woorden op mijzelve toe
pas, zou ik haast zeggen van ja, want als
hier toch aan huis al eens gedronken wordt,
wat hoogst zeldzaam gebeurt, dan is het nog
alleen, wanneer ik weet, dat ik geen mis
bruikers onder mijne gasten heb, en is er
onder die gasten dan nog eens een, die zon
der geheel-onthouder te zijn, liefst geen
drank drinkt, dan schenk ik hem of haar
een kommetje koffie, en daarmêe is dan die
zaak afgedaan, want van opdringen nooit
geen sprake. En dan uw uitwijden over
dronkemanspraatjes in de tram vanaf Scha-
genmoet dan een opgewekte stemming
juist aan het gebruik van alcohol worden
geweten? Wordt een mensch, die voor op
wekking vatbaar is, niet opgewekt, wanneer
hij in zes dagen weinig conversatie genoten
heeft en die mensch komt den zevenden dag
in drukker conversatie, wekt dat ook niet
(zonder alcohol) op En dan uwe be
schuldiging tegen ieder mensch, die iemand
een glas (al is het maar bier) durft aanbie
den,— mijnheer Schermerhorn heeft bepaald
nooit «en geheelen zomerschen dag in de
brandende zon moeten werken, niets te drin
ken krijgende dan water of melk. Mijnheer
weet zeker ook niet, dat, wanneer op zulk een
heeten dag de patroon bfl den arbeider komt
met een fleschje bier, dit door laatstgenoem
de bijna als een weldaad, maar niet ais een
misdaad beschouwd wordt, en oefent dat glas
bier zoo min op den persoon in kwestie, als
opzijn medemenschen een nadeeligen invloed
uit. En dat hier de matigheid niet gemak
kelijk uit het oog wordt verloren, getuige
de aangename feestelijke stemming, die hier
7 Februari ter gelegenheid van het huwelijk
onzer geëerbiedigde Koningin zoo omstreeks
zes honderd menschen bezielde, want hoewel
er toen ook menig glas op het welzijn onzer
Koningin is geledigd, ook toen was er van
dronkemanspraatjes geen jota te bespeuren.
Mijn dank, mijnheer de Redacteur,
voor de verleende plaatsruimte,
E. W. O.
Barsingerhorn, 13 Maart 1901.
Bijna elk verlangt te hooren
D' oorlogskans is omgekeerd
Eng'land heeft terrein verloren.
Dikwijls heeft het geprobeerd,
Om door listen en door lagen
't Boerenleger te verslaan,
Maar hij ging te roek'loos wagen,
Al zijn volk raakt naar de maan!
Duizenden zijn krijgsgevangen,
Honderden gewond, gedood
Foei, niet verder. Dit verlangen
Jaagt ons toch het donkerrood
Op des geestdrifts heete kaken.
Mogen wij als Ohristenmensch
Naar der naasten neerlaag haken
Neen! Wij schamen ons dien wensch!
Dat noch 't volk van Eng'land sneve,
Noch der Boeren zoon gedood I
Dat geen macht zich overgeve,
Slechts deez' ramp zich niet vergroot
Dat 't Engelsch volk eens nederblikke
Op de gruwelen daar verricht,
Van de vele offers sclirikke!
Kom! O, vrede!"Breng uw licht!
Voer de strijders naar hun haarden
Geef hun 't huislijk leven weer.
Vloek op u, kanonnen, zwaarden,
O, dat deze nimmer meer
In behand'iing mochten raken,
Opdat wij, van hen bevrijd,
Altijdaltijd vrede smaken.
Eendracht tot in Eeuwigheid
Vredevorst! tref gij die mannen;
Tref die leiders, raak hen aan.
Doe den gouddorst van hen bannen.
Dat ze hun oogen derwaarts slaan
Waar 'slands zonen smart'lijk lijden
Afgemat, van hulp ontbloot,
Uitgeput door 't zware strijden,
Hunk'rend naar het eind, hun doodl