Brieven uit de ïaasstad.
Zondag 14 April 1901.
45ste Jaargang No. 3618.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Binnenlandse!) Nieuws.
Jl
COURANT.
CCXXXIII.
Rotterdam, 11 April 1901.
Onze stadgenoote de Maasbode, die in
den regel heel weiüig aan tooneel doet,
verraste ons de vorige week met een
aankondiging van een nieuw stuk in
den Tivoii-schouwburg, „Electra", van
den Spaanschen schrijver Galdos.
Eerlijk gezegd, ik dacht dat de
Maasboderedactie nooit tooneelannonces
of tooneelbiljetten las, zij bewees mij
hiermede, dat zij ook nog over haar
toch al omvangrijk invloedsgebied heen
kijkt. Bijzonder vriendelijk was haar
aankondiging van „Electra" niet, de
meening ging er namelijk bij, dat de
burgemeester, ter wille van de Katho
lieke stadgenooten, deze vertooning be
hoorde te verbieden.
Gezien van het Maasbodestandpunt,
is dit Maasbodeoptreden voor de Maas
boderedactie een groot succes geweest.
Be loco-burgemeester, zijnde de gemoe
delijke wethouder Stadig, heeft volkomen
gehandeld zóó als de Maasbode het
passend vond, hij heeft een censuriëel
onderzoek laten instellen en eerst toen
't hem gebleken was, dat er niets stootends
in Electra passeerde, gaf hij verlof tot de
opvoering, maar met een sterke politie
wacht erbij, aangevoerd, of juister voor
gezeten door een commissaris. Bovendien
heeft hij de Maasbode inzage laten nemen
van het betreffend politie-rapport, waar
van althans de Maasbode een uittreksel
gaf met een authentieke verklaring erbjj,
geteekend door den voorzitter en secre
taris van een Katholieke kunst
ik meen kiesvereeniging, dat geen Ka
tholiek zich aan Electra behoefde te stooten.
Zoo heeft Rotterdam een censuur-
historietje meer en dit zoo mal, zoo zot
van gemoedelijkheid, dat het eigenlijk niet
meer is dan een goeie Aprilgrap, door
den vaderlijken loco in vollen ernst
bedacht en uitgevoerd. Ons kunstleven
onder toezicht gesteld van twee erentfeste
Katholieke kiezers, de halve politiemacht
op de been gebracht, wellicht in de
bureaux klaargezet om een verwijzing
naar tumulten bij Falka en De Non van
KrakauIk betwijfel of in Kampen
zooveel poehaai zou zijn gemaakt om
clericale verontwaardiging om een stuk,
dat in clericale landen door clericale
overheden rustig is toegelaten 't Is ver
makelijk van naïveteit en loco-burger va
derlijkheid. Een Nurks is hij, die er
zich boos om maakt.
Inmiddels heeft de Tivoli-directie alle
reden tot dankbaarheid jegens de Maas
boderedactie. Zij heeft haar een zaal
vol volk te danken. Het was een geloop
om plaatsen, weergaloos in de jongste
geschiedenis van Tivoli, dat in dit seizoen
niet zooveel finantiëelen voorspoed schijnt
te hebben gehad. Iedereen wilde iets
van
C. WENTLAND.
5. oooo
„U is zeer goed. Mijn kleine is een
echte wildzang, die hier op het pensionaat
ieerst getemd moet worden," antwoordde
'Hersfeld, maar hij nam de uitnoodiging
toch gaarne aan, blij op die manier zijn
dochtertje nog een paar uur langer in zijne
nabijheid te kunnen hebben.
Toen de graaf 's avonds verscheen, vond
hij de familie in de salon verzameld ook
IRodach was aanwezig.
Nu werd Hersfeld aan Gerda voorgesteld
en hij vond hetgeen mevrouw Constance van
haar had gezegd, geheel bewaarheid, en
toch ook weer niet. Bekoorlijk? neen,
bekoorlijk was deze trotsche, koude schoon
heid niet, maar toch in de hoogste mate
lboeiend, en in die overtuiging bleef hij,
totdat hij toevallig de gravin gadesloeg
toen ze haar glas ophief en zijn dochtertje
toedronk. Toen vroeg hij zichzelf getroffen
jaf, of dat wel hetzelfde meisje was, dat
daar zooeven zoo trotsch en koud over allen
had heengekeken en die nu met een har-
telijkén, warmen lach naar zijn lief kind
zag, dat, door mevrouw Constance daartoe
aangemoedigd, op alleraardigste wijze
baar eerste intrede in de kostschool ver
telde.
En plotseling begreep hjj het. Hij was
oen goed menschenkenner en voelde hoe
hier alles in elkaar zat. Dat meisje daar
was niet koud en hoogmoedig,zij was warm
van harte en hartstochtelijk, maar zij was
ongelukkig, omdat zij een andere liefde
verborg achter een trotsch gelaat.
Nadat de tafel was opgeheven, trad hjj
op Gerda toe en wikkelde haar in een lang
gesprek; hjj voelde spoedig, dat zij zich
meegenieten van de voorspelde relletjes,
niemand wilde dèt verzuimen.
Ik ben er óók geweest, belangstellend
als ik ben voor de faits et gestes van
ons openbaar leven. Ik houd ervan te
kunnen meêvertelien hoe 't geweest is.
Nu, eerlijk gezegd heb ik me bijzonder
slecht geamuseerd. Een onbeduidend
stuk, waaruit de merg schijnt wegge
blazen als uit een soepbeen, een, op de
hoofdpersone na, onbeduidende vertoo
ning, maar een zaal vol menschen, die
blijkbaar zat te hunkeren naar anti-
clericalerigheden en die alles wat daar
op leek, met prettigen geestdrift
toejuichte. Een succes buitengewoon,
maar een stuk dat geen verstandig
mensch ook maar eenigermate kan
hebben voldaan.
Maar ik wilde niet daarover spreken.
Tooneelcriticus ben ik niet. Eigenlijk is
heel het voorgaande onnoodig voor mijn
doel.
Ik wilde 't namelijk hebben over de
Arbeidswet artikelen 3 tot en met 11,
vastgesteld bij Koninklijk besluit van
20 Juli 1895, (Staatsblad 137).
Daar staat geschrevenArt. 3 Het
is verboden een kind benedeu 12 jaren
arbeid te doen verrichten. Art. 4Bij
algemeenen maatregel van bestuur wordt
door Ons, hetzij onvoorwaardelijk, hetzij
voorwaardelijk, verboden een persoon
beneden zestien Jaren bepaalde soorten
van arbeid te doen verrichten op grond
van gevaren voor gezondheid of het
leven welke die soorten van arbeid voor
een persoon beneden de zestien jaren
kunnen opleveren. Art. 5Het is ver
boden den arbeid van een persoon
beneden zestien jaren vroeger te doen
aanvangen dan te 5 uur des voormiddags
of later te doen eindigen dan te 7 uren
des namiddags. Art. 7 Het is verboden
een persoon beneden 16 jaren op Zondag
arbeid te doen verrichten in fabrieken
of werkplaatsen.
Er staat nog meer in bedoelde
artikelen, maar dit is voldoende. Wan
neer ik niet een averechtsche wetsop-
vatting heb, zijn alle deze bepalingen
Zondagavond bij de opvoering van
Electra, in tegenwoordigheid vaD een
zeer sterke politiemacht openlijk over
treden.
In het tweede bedrijf nameljjk, aan
het slot, verschijnt Electra als droge
min Op den arm draagt zij een kind,
een heuschelijk kind, een stumperd van
nauwelijks anderhalf jaar. Zij droeg het
hier met veel teederheid, knuffelde 't
recht moederlijk Maar, het kind dat we
even te voren achter de coulissen hadden
hooren huilen, vond zich blijkbaar in
de armen van de actrice weinig aange
naam gesitueerd, 't Wrong zich los,
richtte zich op, keek de zaal in, de holle,
halfdonkere zaal. Op het slaperig
gezichtje was toen, ik heb 't gezien en
gevoeld, iets van angst, iets van schrik,
de oogjes keken opengesperd die gruwbre
lengte in en in ontzetting dloeg het
juist tegenover hem gereserveerd hield en
blijkbaar elk woord, dat zij hem antwoordde,
van te voren scherp overdachten toen hij
voorzichtig het gesprek op prins Detlev
en haar verblijf in Gotha bracht, toen
maakte zij kortaf een eind aan dat onder
werp en daarbij keken haar groote oogen
hem zóó spottend aan, dat de geslepen
hoveling toch met een lichte verlegenheid
kampte.
Zij stonden onder het groote portret van
de overleden gravin. Hersfeld bewonderde
het voortreffelijk geschilderde portret en
zeide dan ernstig
„Uwe moeder stierf zeer jongzjj was
niet alleen een mooie, maar ook een zeer
edele vrouw."
Het teeder schitteren in haar oogen was
in tegenspraakmet het strakke, koele
gelaat. Voor de eerste maal wendde zij
zich tot hem met een vraag, waarin warmte
en belangstelling lag „Hebt u mijne moe
der gekend
Nu scheen het ijs gebroken. En terwijl
hij haar van de overledene vertelde en alle
herinneringen ophaalde, had hij de genoeg
doening te zien, hoe Gerda's blikken zach
ter en zachter werden.
Holmström, op wiens magere wangen
dezen avond het rood der opgewondenheid
lag, sloeg beiden gade. Hij hield de wei
gering van zijne dochter wel is waar voor
een meisjesluim, maar het deed hem toch
groot genoegen te zien, hoe die twee zich
met elkander verstonden. En dat wat hij
meende te zien, bevredigde hem en ver
vulde zijne ziel met hoop.
„Binnen twee dagen denk ik te vertrek
ken," had Hersfeld bij het afscheid gezegd,
en met de oogen strak op de gravin geves
tigd, erbjj gevoegd: „Ik hoop den groothertog
een bepaalden termijn te kunnen meêdeelen,
wanneer de familie Holmström in Cassel
komt."
Deze woorden had Gerda heel goed
verstaan
Overdag hoorde zij de uitdrukkingen van
haar vader, die van de verloving als van
iets dat gebeuren moes t,sprak dan zag zij
het zorgvolle gelaat van tante Constance zich
kind het hoofdje tegen de borst van de
actrice, die toch zijn moeder niet was.
Men zal me sentimenteel vinden, gezocht,
flauw, 't kan me allemaal niet schelen
maar ik kan in volkomen oprechtheid
verklaren dat het optreden van dit kind
mij bedroefd en gehinderd heeft. Wat
hartelooze, kinderlooze menschen zijn
tooneelschrijvers die het wagen kinderen
op het tooneel te brengen, om een
succesje van boven. Kinderen op het
tooneel hinderen altijd, zijn altjjd storend
voor de handeling, carricatuurtjes als zij
een rol spelen, onbeholpen als zij figu-
reeren, altijd paskwil lig, maar vooral
wreed en meestal absoluut onnoodig.
Hier althans was het kind, dat alleen
maar overgedragen moest worden,vertóónd
aan het publiek, beslist onnoodig, een
requisiet in handen van de actrice, zeer
wel te missen of te vervangen door iets
in wat doeken en een sjaal gewikkeld.
Toen dat arme slaperige kind even
omkeek neen heusch, tegen zóó iets
moet bezwaar worden gemaakt. Laat de
burgerij zich Zondagavond vermaken met
slechte stukken er zijn auteurs die
ze schrijven en acteurs die ze spelen
de burgerij is gauw tevreden, maar laat
de jeugd erbuiten, een kind mkg niet
gebruikt worden om indruk te maken
op, of het genot te verhoogen van de
uitgaande burgerij, dames en heeren, die
met hun avond geen raad weten, 't Goed
koop succes van „O jeetje, wat een stum
pertje, nee' maar kijk dat kindje is
Bravo, bravo 't kan best gemist worden.
De kinderexploitatie is toch al groot
genoeg, ook in onze stad, ze behoort bij
tooneelvoorstellingen te worden tegenge
gaan. En de Arbeidswet is er om het te
beletten. Zeker, men kan ontkennen dat
dit arbeid is. 't Kind wordt overgedragen,
eventjes vertoond, et voilé, tout. Maar
men kan, om een overtreding te consta-
teeren, toch moeilijk eischen dat het
wurm van achttien maanden een halt uur
aan een molen draait. De stumperd wordt
uit een slaapvertrek overgebracht,
's avonds laat,naar den schouwburg; wordt
daar achter de coulissen gereed en waar
schijnlijk wakker gehouden, wordt dan
op een licht, dompig tooneel gebracht,
wordt tenslotte in den nacht weer thuis
gebracht.
Dit geschiedt bij alle vertooningen.
Als Electra honderd keer gaat, wordt
dit kind honderd keer „gebruikt". Ik
meen dat zoo'n avond het wurm meer
inspant dan den vijftien-jarigen bengel
een arbeid van uren.
Maar bovendien, artikel 4 spreekt van
gevaren voor de gezondheid of het
leveD, en die zijn hier aanwezig. Ik weet
niet of het kind ver van den schouw
burg woont, maar Zondagavond regende
het 's avonds en er woei een gure wind.
Art. 5 verbiedt arbeid later dan 7 uur
's avonds, dit kind „trad" om half tien
op. Art. 7 bepaalt dat geen arbeid op
Zondag mag worden verricht, dit ge
beurde in den avond van dien dag.
afwenden, om heimelijk vergoten tranen te
verbergen, of voelde zij Rodach's blikken
op zich rusten, steeds met de harde uit
drukking, die haar scheen te zeggenje
moet, spartel niet tegeD, je weet immers
dat je moet; cd 's nachts dacht zij aan
1 dat alles, dan hield het vurig verlangen
aau haar legerstede de wacht, het vurig
verlangen naar een zonnig gelaat, naar
een stem zonder welks welluidenden klank
zij niet meer kon leven. Die stem was haar
levensbron geweest, het geneesmiddel voor
haar leed gedurende haar jeugd. En dan
wrong ze zich de handen in vertwijfeling
en kreet in de donkerte rondom haar uit
„Ik kan niet 1 Ik kan niet
En den volgenden morgen, wanneer het
koude leven weder op haar toetrad, voelde
ze met schrikkelijke duidelijkheidje moet
je moet wanneer je niet de moordenares
van je vader worden wilt.
Ook mevrouw Constance leed zwaar. Ook
zij voelde den gruwelijken „dwang", maar
haar hart, haar moederlijke genegenheid
voor Gerda verzette zich genoeg daartegen
en riepen leven tegen leven Hier een oud
verdord leven, daar een jong, bloeiend
welk heeft het grootste recht op het geluk
En dan zeide zij zichzelf weer met onver
biddelijke helderheid, dat Gerda, met een
schaduw van schuld op haar ziel, toch niet
gelukkig zou kunnen zijn.
Zoo kwam de dag, waarop Hersteld zou
vertrekken. Toen mevrouw Constance op
dien morgen Gerda zag, ontstelde zij. Een
eigenaardige strakheid lag er over haar trek
ken, was er in al hare bewegingen. Con
stance wilde haar in haar armen nemen,
maar Gerda wilde niet en gaf een bediende
een boodschap.
Spoedig daarop liet Rodaoh zich bij Gerda
aanmelden. „Gravin, wenscht u mij te spre
ken Gerda ging zitten en Doodigde hem
met een handbeweging uit plaats te nemen.
„Wilt gij mij een vraag beantwoorden,
naar uw beste weten en volgens uw ge
weten
„Ik ben tot uw dienst."
„Is het, volgens uwe overtuiging van
dokter, mogelijk dat mjjn vader liohamel^k
De arbeidswet is hier toch zeker
in minstens één opzicht overtreden. En
als dat niet het geval is ik ben in
wetsuitlegging geen held dan is het
in elk geval ergerlijk. Loco-burgervader,
politie-commissaris en nog andere autori
teiten hebben het manuscript gelezen.
De directie verklaart dat één zinsnede
op haar verzoek is geschrapt. Wonderlijk
dat hun toch zoo gemoedelijke zorg
geen enkel bezwaar heeft gezien in het
optreden van een stumperdje van ander
half jaar.
Ieder die kinderen heeft of van kin
deren houdt, moet zich verzetten tegen
dit soort kinderexploitatie. En wie
het niet „erg" vindt, dien vraag ik
zoudt gij uw eigen kind of het kind dat
gij liefhebt, er voor leenen P Ik hoor het
algemeen verontwaardigd „wel neen,
zeker niet," op die vraag.
Grapjes heb ik hooren verkoopen
„Die is er vroeg bij". „Als die aan het
tooneel gaat, later, rekent hij zijn
tooneelloopbaan van dezen dag af' en
dergelijken. De burgerij is grappig als
ze uit is.
Maar aan het goede hart en den goe
den smaak van alle weidenkenden refe
reer ik me bij de vraag, of het niet
noodig is, dat eens en vooral, zeer beslist,
optreden van kinderen in den schouw
burg verboden wordt. Kinderen mogen
niet gebruikt worden tot opluistering
van de vermaken der burgerij.
Als het verbod er is, zal voortaan de
tooneelschrijver het wel moeten doen
zonder de barre smakeloosheid en zijn
trucjes ergens anders zoeken.
Kan een verbod, een wettelijk verbod,
niet worden gesteld, dan, meen ik, moet
het publiek zelf, buiten den wetgever
om, zich in het geval partij stellen,
en verbieden wat zoo infaam leelijk, zoo
onzedelijk en zoo brutaal is, dat alleen
de meest bedorven of de meest botte
smaak er een oogen blik iets anders in
kan zien dan wat het wezenlijk is een
laagheid, 13.
Vergadering van den
Raad van Anaa Paulowna,
op Donderdag jl., 's avonds 7 uur.
Aanwezig alle leden. 1 Vacature.
Voorz. de heer C. R. Waiboer.
Na opening en na het welkom te
hebben toegeroepen, leest de Voorz
het Koninkl. besluit voor, waarbij de
heer J. Jelles, Secretaris der gemeente,
is benoemd tot Burgemeester. De heer
J. heeft bereids de vereischte eeden
afgelegd in handen van den Commissaris
der Koningin.
Hierna spreekt de heer Waiboer den
nieuwen Burgemeester ongeveer als volgt
toeAls tijdelijk Burgemeester is aan
mij de aangename taak, U 't welkom
toe te roepen en U geluk te wenschen
met het vertrouwen, dat H. M. de
Koningin in u heeft gesteld. U is Bur-
te gronde gaat, wanneer ik het aanzoek
van den prins weiger?"
Een oogenblik ademloos zwijgendan
zeide Rodach, zonder een spier van zyn
gelaat te vertrekken
„Ik geloof, dat die vraag onnoodig is.
U kent uw vader toch, gravin. Wanneer
u den prins, en daarmede ook alle
gunstige gevolgen, welke een verloving
met zich zou brengen, afwijst,hebt u binnen
zeer korten tijd geen vader meer."
Gerda stond onbewegelijk. Het was
haar onmogelijk aan te zien, of', en hoe diep
dat antwoord haar had getroffen en welke
uitwerking het op haar had.
Met harde stem vroeg ze verder
„En wanneer ik mij met den prins verloof,
kunt ge mij dan de verzekering geven, dat
mijn vader behouden blijft dat hij weer
in staat wordt om iets te doen, al is het
dan ook „misschien"
„Naar menschenweten, volgens mijn over
tuiging als dokter, ja." En wat bewogen
ging hij voort„U zult mij moeten toe
geven, dat onze patiënt reeds in de wei
nige dagen sedert het aanzoek van den
prins bepaald is opgeleefd."
„Is dat niet enkel een opflikkering
„Neen De aanvang van de beterschap
ik zal een ezel zijn, wanneer ik mij in dit
geval bedrieg."
Zij was opgestaan. Er lag iets vermoeids,
iets zwaars in hare bewegingen. „Ik dank
uzeg mijn vader" ze brak af. „Ik zal
hem zelf wel zeggen waartoe ik ben be
sloten."
In zijn oogen schitterde het triomfeerend.
„En u zult een goed besluit nemen, gravin,
want u weet waar uw plicht ligt en bent
een echte Holmström."
De blik, die over hem heengleed, was
een leege, verlorene.
Weinige seconden later stond Gerda voor
Constance. „Ik heb een besluit genomen,
en zal papa zeggen, dat de groothertog
ons in den loop van de volgende maand in
Cassel verwachten kan," zeide ze met een
stem, die de oude dame door de ziel sneed
„u moet me echter van te voren een ver
zoek toestaan."
gemeester geworden van een gemeente,
die steeds in bloei toeneemt, eene
gemeente echter, die voor hare innerlijke
inrichting geheele toewijding zal ver-
eischen. Ik beveel hare belangen ten
zeerste bij U aan, en hoop, dat U
daaraan moge meewerken evenals dat
de heer Waller heeft gedaan. Verder,
wat U persoonlijk aangaat, hoop ik, dat
't voor U zij een aangename werkkring.
Met den wensch, dat 't moge blijken
eene gelukkige keuze te zijn geweest,
overhandig ik U de teekenen uwer waar
digheid en verzoek U den voorzittersha
mer over te nemen.
Nadat de heer Jelles op zijn zetel heeft
plaats genomen, zegt hij't Spreekt wel
vanzelf, dat, toen de tijding mijner
benoeming kwam, ik daarmede zeer
vereerd was. Ik heb nu bijna 12 jaar
in deze plaats gewoond, en in dien tijd
is zij mij lief en dierbaar geworden.
Ik zal niet vele beloften afleggen, maar
één wil ik er wel doen dat ik zal
trachten met U samen te werken, om
den bloei dezer gemeente te bevorderen.
En daartoe heb ik noodig uw aller steun
en medewerking, die ik hierbij inroep.
En waar de vergaderingen steeds zoo
vriendschappelijk waren, daar vertrouw
ik, dat dit zoo zal blijven voortgaan. In
dit vertrouwen aanvaard ik mijne functie
als voorzitter en zal plaats nemen in
uwen Raad.
Op voorstel van den Voorz. wordt
goedgevonden, de notulen tot de volgende
vergadering aan te houden. Echter was
er nu één zaak nog te behandelen, en
welontslag van den gemeente-ontvan
ger (den heer Jelles).
De heer Jelles verzocht om hem dat
ontslag dadelijk te verleenen. Hij had er
met heeren Wethouders over gesproken
en dezen hadden goedgevonden, dat de
functie tijdelijk zou zijn opgedragen aan
Burgemeester en Wethouders, tot een
nieuwe functionaris was verkozen.
Geen der heeren heeft hiertegen be
zwaren.
Nadat Voorz. nog heeft medegedeeld,
dat binnenkort weer eene vergadering
zal worden uitgeschreven om de hangende
zaken af te handelen, wordt de vergade
ring na de gewone rondvraag, die niets
oplevert, gesloten.
Heerhugowaard,
In de vergadering van Hoofdingelan
den op den 9en is de heer P. Wonder Az.
herkozen als Secretaris van den polder
en als Heemraad werd benoemd de heer
K. Blom, thans Hoofdingeland.
Heerhugowaard.
De reeks voorstellingen van de rede
rijkerskamer „Harmonie", in het winter
seizoen gegeven, is Maandag- en Woens
dagavond geëindigd met de opvoering
van het tooneelspel „Anna Worthman"
en het blijspel „De inkwartiering bij
Jaap Beijersch",
Met succes zijn beide stukken, zoowel
het ernstige tooneelspel, als het komische
blijspel, weergegeven.
„Mijn lief, lief kind, dadelijk is het
je reeds toegestaan."
Gerda lachte zonderling. „U is onvoor
zichtig, tante, en ik houd u aan uw woord."
„Je zult niets dwaas, of een onrecht van
mij verlangen, Gerda
De oogen van het meisje keken over haar
heen het venster uit, daarheen, waar de
torens der residentie uit den nevel opdoken.
„Wat Is dwaas, wat Is een onrecht Het
komt maar op de opvatting aan. Luister
goed, tante, opdat ook u mij begrijpt. U
kent mijn leven tot dusverre en u zult mjj
gelijk geven,wanneer ik zeg dat het een plan
tenleven is geweest. Het eenige jaar, dat
ik mij gelukkig heb gevoeld, was, dat ik
in Bevez ben geweest op de kostschool.
Daar was ik onder jonge, vroolijke meisjes,
daar vond ik Alice Römer, mijn eerste en
tot dusverre mijn eenige vriendin; daar
voelde ik dat ik jong was. Toen ik bij
papa terugkeerde, toen was het mij alsof
mijn bloed, dat nauwelijks geleerd had
vlugger door mijne aderen te stroomen,
weder langzaam stolde. Het is zulk een
verkillende macht, die van hem uitgaat."
Een rilling liep haar door de leden.
Mevrouw Constance knikte treurig. „Ik
weet het."
„Toen ik dan Heinz hier. terugzag, werd
mijn leven rijk, u weet hoe rijk, tante. Ik
zag hem immers, hoorde hem zingen en
zijn oogen, zijn kinderlachen zeiden mjj, dat
hij nog de oude Heinz was, zijn edele,
overleden moeder waardig. En toon hoopte
ik ookDaar kwam het aanzoek van den
prins
„Ik moet het aannemen, u weet waarom.
En nu ik het bindende woord spreken
moet, is het mij, alsof alles wat mooi en
goed is, voor mij verzinktals een kale, troos-
telooze vlakte ligt het leven voor mij.
Het is mij alsot ik van het leven zelf
afscheid nemen moet. Begrijpt ge, wat
het zeggen wil tante, afscheid te nemen
van het leven voor men het genoten heeft
Ik ben jong en mijn ziel is hongerig naar
geluk. En éénmaal, één enkele maal voor
ik mjjn doornenpad opga, wil ik gelukkig
zjjn en u zult mjj daarbij helpen."