INGEZONDEN. feüillYtön. Zondag 19 Mei 1901 45ste Jaargang No. 3628. TWEEDE BLAD. De Thee-avondjes bij M. A. G. NUS. Ik woon in Amsterdam, mejuffer, yertelde de heer Taat. Maar ik solliciteer voor een burgemeestersplaats in Zuid- Holland en daar ik weet hoeveel invloed meneer Nus bij minister Borgesius heeft, heb ik het in alle bescheidenheid ge waagd hem te komen spreken. Ik heb al een goed woordje voor je gedaan, Taat, zei ik. O, dus u bent hier gekomen om oom te bewerken vroeg Roosje. Jh, en tevens om hier een en andor van de gemeentezaken te weten te meester niet beleefd zou wezen. Ik meen Neen, doet U dat niet, zei Roosje zelfs, dat een burgervader in dezen het haastig. Anders komt U ook bij de man voorbeeld moet geven. Zeker, dat vind ik óók. Dus u zou evenmin de verslaggevers vior-en- een-half uur laten wachten in de vesti bule vroeg Roosje. nen van de Vrede terecht, evenals meneer Berman. Welnu, moet een burgemeester dan géén man van vrede wezen vroeg Taat, die de woordspeling niet begreep. Ik heelemaal geen heil in, de pers in mijne gemeente noodeloos te verbitteren. Men heeft als bestuurder de pers te veel noodig. Heel goed, zei ik. Hou jij je maar aan die opvatting, Taat. Mijn vriend komen. Scbagen heeft altijd bekend j Borgesius, die zelf persman is geweest, Evenmin, mejuffer. Ik zie er vind dat een burgemoester juist zéér Schagen, 15 Mei 1901. Een nieuwe gast. Geen politicus. Wie meneer Taat is en welke zijn plannen zijn. De heer Taat is verkouden. Tochtig anticham breeren. Roosje leest de Schager Cou rant niet goed. De manvan den manaan den man. Een voorbeeld van beleefdheid. De heer Pot ver schijnt. Twee dingen aan koordjes. Een buffet in de vestibule en een wachthuisje op de markt. Geen navolging. Liever niet bij de Vrede. Taat belooft veel goedsPot gelooft dat Taat niet voorbereid is. In vrij heid gedresseerde Scha- genaars. Waarin waar digheid schuilt. Roos je vindt een aardige woordspelingdie echter hier niet opgaat. Pot be looft beterschap en Nus zegt - amen. - Mag ik je even mijn vriend Taat voorstellen, zei ik tot Roosje, toen de heer van dien naam door de dienstbode was binnengeleid. Ook al een staatsman vroeg Roosje, den bezoeker met critischen blik mon sterend. Pardon mejufier, stamelde de heer Taat, ik heb me nooit aan politiek be zondigd, maar ik heb zooveel verplichting aan uw braven oom, dat ik het gewaagd heb, uit pure dankbaarheid een visite te komen maken. Nu, u is welkom meneer, zei Roosje zéér vriendelijk. Gaat u zitten. Gebruikt u suiker en melk Geen melk, asjeblieft, vroeg Taat. Hier komen in den regel alleen politieke mannen, zei ik. Maar 't is voor afwisseling ook wel aardig eens geen politiek man op bezoek te hebben. Hé, dat is waar ook, vervolgde ik tot Roosje, straks komt onze burgemeester een visite maken. Oók geen politiek man Nee', heelemaal niet politiek, stemde Roosje gul toe. Taat zat verlegen op zijn stoel te gestaan als een uitstekend bestuurde gemeente en ik dacht dus, mejufier, dat ik hier wel een en ander leeren zou. Hij heeft de laatste raadszitting bijgewoond, vertelde ik. Juist, dat heb ik. En daar ben ik nog verkouden van, zei de heer Taat. Hoe zoo vroeg Roosje. Nu, ik heb van half twaalf tot vier uur in de vestibule gestaan en met alle respect, daar tochtte 't verschrikkelijk. Hebben ze dan in de vestibule vergaderd vroeg Roosje. Maar kind, zei ik bestraffend. Lees je dan de Schager Courant niet meer Heb je dan niet gehoord, dat onze burge meester een nieuwen maatregel heeft inge voerd Vroeger werd do rondvraag gehou den vóór de behandeling van den Hoofde- geefc in dezen aan zijn ondergeschikten, dus ook aan de Burgemeesters, een goed voorbeeld. Op dit oogenblik werd er gebeld en vredelievend moet zijn Als ik aan het hoofd van een gemeente kom te staan, zal ik alles doen om in mijn gemeente een goeden, opgewekten geest te bewaren. U was zeker nooit in de gemeente administratie vroeg burgemeester mede lijdend. U hebt zeker geen gelegenheid gehad U voor het ambt voor te bereiden Toch wel, zei Taat vriendelijk. Ik ben volkomen op de hoogte. Niet min even later kwam de meid den burge- j der dan twee-en-twintig jaren was ik de meester aandienen. Meneer vraagt, zei secretaris van de gemeente Scheldemuiden. ze, of hij zijn hondje mag meêbrengen Wel zeker, zei Roosje, als hij 'm maar aan een koordje houdt. Nu, mijn waarde, dan zul je op de hoogte zijn, zei ik. Naar mijne meening moesten alle burgemeesters, eer zij be Alles wat burgemeester aan eennoemd werden, zich in ondergeschikte koordje heeft, kan bovenkomen. Dus zijn hondje evengoed als zijn lorgnet Deftig stapte burgemeester binnen Hij heeft een deftigheid die ik wel mag, en die hij blijkbaar in Medemblik heeft geleerd. Dag meneer Nus, dag juffrouw Roosje, zei hjj, zéér nederbuigend en met een blik op Taat, zachtjesWie is lijken Omslag dan kon 't publiek en in 't die man bijzonder de pers rustig naar huis, J Die man, zei ik, hardop, is meneer overtuigd dat zij niets gemist hadden. Taat, die eerlang burgemeester hoopt te Maar onze nieuwe burgemeester houdt worden. zich met dergelijke vriendelijkheden niet op." „Maar er is dan toch een bodekamertje? daar had de bode u toch kunnen binnen laten, mijnheer Taat „Ja, juffrouw Roosje, dat is zoo; maar volgens het beweren van den bode zelf, „is het bodekamertje alleen voor heele nette luidjes en de bank in de vestibule voor straatventers en consor ten". De man heeft bepaald niet geweten dat ik aanstaand burgemeester was, andershad hij mij toch niet gevoegd bij de consorten." „Maar wat beteekent dat alles? waar is dat goed voor wat voor roden heeft de burgemeester er voor om die goede gewoonte to veranderen?" vroeg Roosje. Ik weet het niet," zei ik, „de man zal er zijn reden voor hebben. De man kan hebben gehoord dat deze regeling niet deugde en dan heeft de man groot gelijk dat hij een andere invoert. De man moet doen, wat hij in het belang der gemeente vindt. Waarom spreekt u zoo van „de man" vroeg Roosje. Och, dat wordt zoo'n gewoonte van me, sedert de laatste raadszitting. Deze titelatuur heeft onze nieuwe bur gemeester óók al ingevoerd, naar aan leiding van het adres van den heer Berkhouwer. Maar dat hoeft u toch niet na te bootsen merkte Roosje op, en zich tot den heer Taat wendend: „Bent u van plan, als u Burgemeester bent geworden, dat ook te doen, te spreken van .de betrekking tot het hooge en zeer moeilijke ambt voorbereiden. U was immers secretaris van Medemblik vroeg Roosje Zeker, zei burgemeester. Twee en twintig jaren, O ja, da's waar, riep ik, dat vergat ik. Nu ja, dan is natuurlijk mijn gezegde volkomen op U van toepassing. Liet de burgemeester van Medem- meester Potentaat van Schagen lijkt me een jammerlijke titel. Even keek meneer Pot naar zijn hondje. Toen sprak bij, verlegen Nee', meneer Nus, dat ben ik heele maal niet van plan. Goed zoo, meneer Pot, zei ik vriendelijk. Het zou voor de Schagenaars niet aangenaam en voor U ook niet pret tig wezen. Laat ik nog maar een beetje sui ker in uw thee doen, stelde Roosje voor. Doe dat, juffrouw, zei de heer Pot, Nu ik in Schagen ben, zal ik leeren me aan suiker te gewennen. Niet al te zoet, maar vooral ook niet te zuur, daar houdt U het 't best mee uit, burgemeester. En dan hoop ik U dikwijls op mijn theeavondjes te zien. Meneer Pot en meneer Taat, riep Roosje. Maar geen van beiden potentaat. Zoo zij het, sprak ik. {Niet geplaatst» ingetonden stukken wor den nimmer teruggegeven Geachte Redacteur Beleefd verzoeken ondergeteekenden U opname van het onderstaande. Voor eenige weken verzond het Bestuur van de Afd. „Schagen" van „Het Witte Kruis", in opdracht der Algemeene Ver blik ook de verslaggevers buiten 't stad- ga-dering van 28 Januari j.1., toteen schuiven. „Hinder ik dan niet vroeg hij, man" en dergelijke vriendelijkheden onrustig. Weineen, riep ik, blijf jij maar gerust. Hoe meer ziel, hoe meer vreugd. Waar woont meneer vroeg Roosje. Ik geloof het niet, mejuffer, zei Taat vriendelijk. In gewoon beleefde taal spreekt men toch minstens van den heer en ik zie niet in, dat een burge- Ah zoo, dus een collega Een kopje thee, burgemeester, invi teerde Roosje, toen hij zat. Suiker en melk Alleen melk, zei burgemeester. Kom, een beetje suiker kan geen kwaad, riep Roosje. Bent u niet gewoon suiker te gebruiken Neen Dan moet U het toch in Schagen leeren. Veel nieuws, burgemeester vroeg ik. Niemendal, meneer Nus. Is het waar dat U een buffet laat maken in de vestibule van het raadhuis vroeg Roosje ondeugend. Nee', hoezoo? informeerde burge meester. Nu, voor de verslaggevers en het publiek, als zij bij de geheime raadsverga deringen buiten gezet worden, zei Roosje. Wel neen, volstrekt niet, wel, burgemeester zei ik. Maar U Iaat toch wel een wachthuisje op het marktplein zetten bij de aanstaande verkiezingen Nee', hoezoo vroeg weer burge meester. Nu, voor de verslaggevers als ze niet in het raadhuis mogen blijven om daar te hooren hoe de uitslag in de andere stembureaux was U spot er mee, lachte burgemees ter vriendelijk. Ik heb een beetje last met de heeren van de pers en daar maakt U een grap op. O, nooit, mijn waarde, zei ik. Ik maak nooit een grap. In den om gang met mijn politieke vriendon heb ik geleerd altijd hoogst serieus te zijn. Ik vroeg U dat in vollen ernst. U weet dat we vroeger andere dingen gewend waren in onze gemeente. Ik ben volstrekt niet van plan mijn voorganger in alles na te volgen, betoogde burgemeester. NOVELLE v a d MAX HIRSCHFELD. 2. o-o-o De handige zuster had met moedwil het eerste thema verlaten. Frendlin dacht en las veel en hij sprak gaarne over dingen, die zijne gedachten bezighielden. Onvoor zichtig genoeg bracht zij hem zelve weer op het oude thema terug, door hem te antwoorden „Bij jou zijn de theorie en de practijk met elkaar in strijd. In den grond van je hart ben je zelf een echte aristocraatje weet hoe ik dat bedoel." „Ja, dat heeft betrekking op den ouden graaf. Het schijnt, dat mijn vroegere vriend schap met hem mij als eene zonde tegen over mijne overtuiging wordt aangerekend. Maar hoe zal men de adellijken tot zijne overtuiging overhalen, wanneer men niet met hen omgaat? Bovendien was de vriend schap, die hij mij bewees, inderdaad een eer, en dat alleen door zijn persoon, niet omdat hjj van adel was. Hij was steeds de meest geachte grondbezitter uit den omtrek, ik een jong koopman, .een beginner „Die hem evenwel zeer nuttig was. Gij hebt hem geholpen die landbouwbank op te richten jij bracht zijn slordige boek--r- houding in orde jjj hebt zjjn bedriegelijken gaan binnenloopen en zien hoe het den opzichter ontmaskerd. Zonder jou was er luidjes gaat." nu beslist geen landgoed Feldern meer." „Wellicht had hij nog een andere reden voor zijn vriendschap voor mij", meende Frendlin, terwijl hij zijn zuster lachend aankeek. „Toen jij na moeders dood bij mij kwaamt „Gustaaf, ik verzoek je dringend, die toespelingen achterwege te laten." „Goed, goed 1 Maar dan zorg jij er ook voor, dat ik van toespelingen op Edilh verschoond blijf." „De tijden zijn veranderd. Men denkt nu anders over een huwelijk tusschen adellijke en burger. De helft der adellijke heeren trouwt met een burgermeisje." „Ja, luitenants met leege beurzen Ver geet evenwel dit eene niet, dat de gravin haar eenigen zoon zal onterven, wanneer hij met een burgermeisje trouwt. En ik heb den graaf nog kort voor zijn dood beloofd, te doen wat ik kon om de goederen aan zijn zoon te doen blijven." In plaats van te antwoorden, wees Em ma naar de gestalte van een man, die op het kiezelpad zichtbaar werd. „Belgart! Wat moet die hier?" mom pelde Frendlin, nu juist niet vriendelijk. De nieuwe bezoeker was een mager man, van middelbare lengte men proefde er den oud-militair uit. Hij had grijze haren en een kortgeknipten baard en snor. Zijn ge laat was opvallend rood. In zijn gansche persoon, ook in de manier waarop hij sprak, toonde hij een zekere geblaseerdheid. „Uw dienaar, mejuffrouw en mijnheer, uw dienaar," groette hjj, zich naar beide zijden licht buigend. „Ik vond de tuindeur open en dachtje moet eens in 't voorbij- r - 11i- huis zetten vroeg Roosje. Och, sprak burgemeester een beetje korzelig, spreek me niet vau Medemblik. Ik was eenigszins verwonderd. Mijn beste burgemeester, zei ik, maak je niet boos. U en uw hondje zullen me steeds van harte welkom zijn op mijn thee avondjes, maar j9 moet zoo goed zijn je hier nooit boos te maken. Wij, Scha genaars, plegen altijd ronduit te zeggen waar 't op staat en van ons hart geen moordkuil tb maken Ik weet niet wat ze in Medemblik deden, hier zijn we zoo'n beetje iu vrijheid gedresseerd. Als die vrijheid dan maar niet te ver gaat, zei burgemeester. Neen, dat niet. Onbescheiden zijn we niet. Maar elkaar het leven aange naam en gemakkelijk te maken, dat doen we graag. Het leven is zoo kort, wat zeg jij Taat En als we onderling in vrede kunnen leven, waarom zouden we dan oorlog maken Voor zoover onze waardigheid niet geschaad wordt Kom kom, Taat. Waardigheid van een persoon of van een ambt schuilt niet in uiterlijkheden. De beste waardig heid is die welke men zonder onaange naamheid of dwang bereikt. Onthoud dat, mijn waarde, je kunt het noodig hebben als je burgemeester bent geworden. We zwegen even. Taat dronk zijn thee en burgemeester eveneens. Plotseling begon Roosje te lachen. Wat is het kind vroeg ik. Och, gierde Roosje, ik dacht daar hoe toevallig onze bezoekers samen zijn, meneer Taat en meneer Pot. Zou dat een ironie wezen Pot en Taat, dat is samen potentaat Heel aardig opgemerkt, critiseerde ik. Maar een ironie is het niet. Evenmin als meneer Taat, is meneer Pot van plan hier potentaat te zijn, is 't wel, burge- Terwijl Frendlin zijn groet niet bijzonder vriendelijk beantwoordde, presenteerde juffrouw Emma hem een stoel, waarop hij, bedankend, zich neerzette. „Het is steeds goed," ging hij voort, „wanneer men de menschen een goed voorbeeld geeftwanneer men toont, dat ook, mannen van verschillende overtuiging toch goede vrienden kunnen zijn." beperkt aantal de volgende circulaire, om op te wekken tot het lidmaatschap harer onderafdeeling „Ziekenverpleging." M! In de vergadering van 28 Januari 1.1. van de afdeeling „Schagen" .van „Hef Witte Kruiswerd besloten tot de aan vaarding der resteerende gelden van de voormalige vereeniging „Armenzorg", welke der afdeeling werden aangeboden onder voorwaarde, dat deze voor een deel de taak zou overnemen, welke genoemde Vereeniging zich bij hare oprichting ten doel had gesteld, door het verstrekken van versterkende middelen aan behoeftige zieken en herstellendeniets wat zich rechtstreeks aansluit aan hetgeen „Het Witte Kruis" tracht te bereiken. Er werd tevens besloten, -dat deze aangelegenheid geheel buiten 't gewone lidmaatschap om zou gaan dat de gelden, daarvoor noodig, door vrijwillige bijdragen van leden en niet-leden zouden worden bijeengebracht en afzonderlijk worden gehouden dat zij zouden worden beheerd door eene commissie van twee leden, jaarlijks uit de leden der afdeeling te kiezen, die in overleg met den plaatse lijken geneesheer de gelden volgens het boven omschreven doel zouden aanwenden eu besteden en daarvan in de Januari vergadering van de afdeeling rekening en verantwoording zouden doen. Dat men dit besluit nam, is volkomen begrijpelijk. Indien er toch iets dringend noodig mag heeten, dan is het het ver strekken van versterkende middelen aan behoeftige zieken en herstellenden.Op ver schillende plaatsen bestaan dan ook vereeni- gingen met dat doel. De armbesturen kun nen in deze niet doen, wat gewenscht, wat noodig is. Hunne geldmiddelen iaten dat doorgaans niet toe. Maar ook, apart van de gezinnen en op-zichzelf-staande personen die onderstand genieten, zjjuer zoovele huisgezinnen, die geen onder- inhouden om geen onbeschofte woorden er uit te flappen. „Ja, die vrouweD, hm die dames Wanneer men rechtvaardig wil zijn, moet men toegeven, dat zij tegenover u niet ridderlijk heeft gehandeld. Zij had dank baar moeten zijn voor datgene, wat u voor den graaf hebt gedaan." Nadat het meisje zich weer had verwij derd, schonk Emma twee glazen vol. De majoor greep het zijne, en aanstootend met zijn gastheer, zeide hij „Op het welzijn van uwe familie." Frendlin dankte kortaf en nipte nauwe lijks even aan zijn glas, tot teleurstelling van Belgart, wien hij het zoodoende onmogelijk Nog steeds bleef Frendlin bedaard. Hij maakte, zijne neiging te volgen en het „Wat zijn dan toch die afwijkende ge- mompelde alleen maar iets, dat men even- i glas tot op den bodem to ledigen. v - TV li- J ii.iT7>J1 voelens tusschen u en mij vroeg Frendlin. goed voor eene bevestiging, als voor eene „Nu, het is toch een waarheid als een ontkenning had kunDen houden. koe, dat u over den adel niet goed te spreken is, en ik ben nu eenmaal conser vatief', door en door." „Maar we zullen het er toch beiden wel over eens zijn, dat men de menschen niet schatten moet naar rang of titel, maar naar hunne rechtschapenheid en beschaving. Zoudt u, als u een andere meening had, MIJ ook wel opzoeken, majoor „Ja, ja, ja. Die gave van babbelen hebben „Maar de graaf was dankbaar!" ging Belgart voort, een blik in het rond wer pend. „Dat is toch maar een heel mooi park Nu sprong de koopman op, zoodat de majoor verschrikt zweeg. Hij had een wondeplek aangeroerd. „Ik heb het park volgens de waarde betaald," zeide Frendlin haastig, „en deze j villa is door mijzelf van mijn eigen geld Emma, die weer op haar plaats was gaan zitten, trachtto het gesprek opnieuw aan den gang te brengen en vroeg „Is uw vrouw weer thuis „Neen, die is nog in Wiesbaden. Eigen lijk is het meer dan tijd, dat ze thuis komt, maar zoo zijn de tegenwoordige damesde badplaats is haar tweede thuis." „Nu, u mist haar in het huishouden niet al te zeerjuffrouw Arabella is zorgzaam en huishoudelijk genoeg." „O ja, die heelt het nu erg volhandig." u en de uwen op ons voor. U kunt betoo- gebouwd geworden. WaDneer ik om het„Daarom laat ze zich zeker in 'tgeheel gen wat u wilt," lachte Belgart. „Die Fel- een of ander nog in schuld sta bij den niet meer zien. Vroeger haalde ze Edith dern zaliger bijvoorbeeld was er ook zoo graaf, dan is die schuld in geld niet uitj nog wel een3 af om te gaan wandelen, een. Dien hebt ge mot uwe redeneeringen te drukken. En daarop kan de gravin gecD „Nu, juffrouw Edith heeft wel aan- aanspraken doen gelden, noch juristisch, noch j geoamer gezelschap." bekeerd." Emma had gemerkt, dat de majoor steeds vluchtig rondkeek en zij had den blik van den altijd dorstigen man begrepen. Zij stond dus op en ging heen, om een fltsch wijn uit den kelder te halen. Iotusschen rammelde Belgart verder „Maar de gravin was u toch de baas, mynheer Frendlin die bracht het zoover moreelde geruchten alsof ik mij door den graaf zou hebben verrijkt, hebben mijne vijanden maar uitgedacht en ik weet ook welke," zoo eindigde Frendlin, den majoor scherp aankijkend. „Hoe kunt ge u nu dadelijk zoo opwin den," zocht deze hem te kalmeeren, zegt zulke dingen zonder dat men er acht ja, ja, zjj heeft hem die vrijzinnige ideeën j op slaat." wel weer uit de hersens gedreven." De nu ontstaande pauze werd door de opsprong eu op de balustrade van „Ja, ja," antwoordde Frendlin op den- terugkomst van Emma afgebroken. Zij werd veranda toestapte. zelfden toon alsof hg op iets heel onver- gevolgd door een dienstmeisje, die flesch „Het doet mij leed," zeide Belgart, -chilligs antwoordde, ofschoon hij zich moest en glazen droeg. „wanneer ik, zonder dat ik het wilde „Aangenamer vroeg Emma, verrast opkijkend. „Zij is in gezelschap van me juffrouw Kohier gam wandelen." „Ja, ik ben de dames onderweg tegen gekomen," bevestigde de majoor en voegde er als iets heel gewoons aan toe „graaf Feldern was bij haar zooals gewoonlijk." t Emma zweeg, terwijl Frendlin weder de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5