INGEZONDEN.
"plaatselijk nieuws.
Zon da o- 2 Juni 190!.
45ste Jaargang No. 3632.
TWEEDE BLAD.
M. A. G. NUS.
FEUILLETON.
Pennesteekjes van
Schaden, 30 Mei 1901.
A Is u depen tot steken dringt
zoo steek
Nas is ambulant. Hij is een voorbeeld
van een goed staatsburgeral zegt hij
zelf. De heer Pot heeft in deze
warmte voor ijs gezorgd. Bij de
arbeiderskiesvereeniging. Nus wil
■m ookmaar hij wil niet te veel.
Drie aan één handje. Waar
H op neerkomt. Waarom
het monsterverbond mon
sterlijk is. Een wenk aan
de vooruitstrevenden,
waarbijNtis den goe
den naam van
Roosje opoffert.
Baronessen en
douairières
van zede
lijk be
wustzijn.
Nog een vechtersbaas in de Kamer.
- Waaraan meer behoefte is. -
In deze voorbereidingsdagen tot de verkie
zingen ben ik volgens Roosje al tg
veel van buis. Het is waar, dat ik meer in
koffiehuizen thee drink vóór de vergaderingen
waar de heeren kamercandidaten het
woord zullen voeren, beginnen, dan in mijn
eigen gezellige kamer. Maar men moet voor
zijn vaderland wat over hebben. Deze week
reis ik geregeld met mijn vriend Fokker mee
en help hem, waar ik kan, doormijn optreden,
door mijn blik nóóit door mijn woord', dat
is hemzelven wel toevertrouwd om stem
mers voor zijn candidatuur te fokken. Ha,
daar heb je Nus,zeggen de mensclien, en wetend
hoe prettig 't er in mijn huis uitziet, als de
vrinden er zijn, waardeeren ze 't van mij, te
meer, dat ik alles er aan geef om mijn
belangstelling te toonen. Ik durf zeggen, dat
ik een voorbeeld van een goed staatsburger
ben. Ik laat de kiesdrukte niet langs mijn
kou we kleeren afglijden en enkele ijverig-en
voor den heelen boel zorgen. Ik denk niet
't zal wel terecht komen, ofwat maal ik
er om, ofde tegenpartij wint tóch niet.
"VVaarempel niet, zoo oud als ik ben, zal men
mij op de bres vinden voor vader Fokker,
want ik wil niet mijzelven later te verwijten
hebben dat ons goede Schagen een tegen
stander van de tegenwoordige ijverige regeering
naar Den Haag stuurt. Mee te werken is
een eenvoudige plicht, waaraan ik mij niet
onttrek.
En zoo heb ik een werkzame week achter
den rug, dagen van reizen en luisteren en
concludeeren. Van de warmte heb ik betrek
kelijk weinig te lijden gehad, omdat ik steeds
een nitknipseltje uit de Schager Courant
bij mij had, waarin de burgemeester d.d. 10
Mei waarschuwt binnen de kom der gemeente
het ijs op eenigerlij wijze te verontreinigen, op
boete van f 10 of 2 dagen. Dat ijs werkt op
me als een compres.
Ik heb ook de vergadering van de arbeiders
kiesvereeniging bijgewoond. Over 't algemeen
moet ik zeggen, dat het programma mij wel
aanstond. Als ik 't voor het zeggen had, zou
ik ook wel willen, dat de minderheden een
vertegenwoordiging hadden, dat alle onder
wijs kosteloos gegeven werd en de leerlingen
zoo noodig verpleging genoten, dat arbeiders
gepensionneerd en tegen werkeloosheid verze
kerd werden. Vooreen referendum, waarbij dus
iedereen het recht heeft zijn vóór en tegen
te doen hooren, voel ik eveneens veel, alben
ik bang voor eenige partijdigheid en een
tenslotte te absolute regeering van de massa
des volks.
Maar, ik heb het niet voor 't zeggen en de
leden der arbeiders-kiesvereenjging evenmin.
En wie te veel in ééns wil, bereikt niets.
Uit dat oogpunt beschouwd, is de arbeiders
kiesvereeniging wat al te onbescheiden en
feitelijk zie ik niet in, waarom een vertegen
woordiger, die zéér veel van hare wenschen
deelt, en ze zal helpen verwezenlijken als dit
mogelijk is, niet de hare 'kan wezen en
waarom absoluut een man naar de Kamer
moet die alles tegelijk eischt. Me dunkt dat
het al heel goede politiek zou wezen als
men alvast voor enkele vragen een antwoord
zocht te krijgen, de rest komt later. In
vredes naam, niet te veel ineens, mijneheeren.
Beleid is een heel ding in de politiek.
En beleid is weer zoo noodig voor alle
vooruitstrevenden. Niet alleen dat bij de aan
staande verkiezingen Kuyper en Schaepman
weer hand aan hand zullen loopen, maar nu
heeft Verkouteren van de Cliristelijk-Histo-
rischen een handje gegeven aan Kuyper.
Let wel, hij geeft niet aan Schaepman de
hando, foei, aan een Roomsche, nooit in
Verkouterens levenMaar ik vraag U, goede
vrienden, wat is er voor beginsel in afkeer
van het Katholicisme, als men aan de
hand van een anti-revolutionnair dan tóch
meê loopt. Het monsterverbond van 1901 is
nog monsterlijker dan dat van 1897.
Monsterverbond is een leelijk woord en de
verbondenen zijn zéér boos al men 't gebruikt.
Maar kan men lieusch het samengaan van
Rome en Dordt anders noemen Toevallig
vond ik dezer dagen een beschouwing, inder
tijd door Dr. Kuyper geleverd, naar aanleiding
van de encycliek Quanta Cura, en wat lees
ik daar Niets minder dan
„We willen het dulden, we willen het dra
gen, dat de ultramontanen hun banier stout
en onverholen opsteken, maar waar we tegen
opkomen, is, dat Protestanten, ter wille van
de Roomschen, de spade hanteeren, om met
hen het graf te delven voor het Protestantis
me. Dit is 't wat ons ergertniet, dat Rome
ons weer Roomsch wil maken maar dat
Protestanten, Gereformeerde Chistenen, Rome
hierin helpen. Zoo iets, dan achten we dit
een zedelijk misdrijf. Immers, let wel. Onder
geen volk van Europa zijn de Katholieken zoo
in merg en been, zóó vastberaden ultramon-
taansch als ten onzentze eischen voor Rome
op uw Kerk en Staat, uw maatschappij en
volksleven, uw goed en bloed, Uw gewetensvrij
heid en de vrijheid der gedachte. Natuurlijk, is
Rome's stedehouder onfeilbaar, dan moet al het
feilbare voor hem zwichten, ook de feilbare
Staat, ook het feilbare geweten. De gevolg
trekking is niet overdreven, maar in haar ijzing
wekkendheid onberispelijk juist."
Dit schreef Dr. Kuyper, thans de intieme
Ëolitieke vriend van diezelfde Ultramontanen.
!n als men nu weet, dat die Ultramontanen
het tegendeel van ten goede veranderd zijn,
dan vraag ik u in gemoedeis het verbond
door een man gesloten die indertijd het sa
mengaan met zijn vrienden van thans een
zedelijk misdrijf noemde, niet monsterachtig
Werkelijk, de vooruitstrevenden moeten
voorzichtig wezen en maar niet op een geluk
kig toeval rekenen. Neemt de oprechte die
zich aanbiedt, al valt hij dan ook niet' ten
volle in uw smaak. Gij zult hem wel leeren
waardeeren. Dit zelfde zoo ongeveer al
thans heb ik altijd mijn nichtje Roosje
gezegd als er zich een behoorlijk candidaat
naar haar hand kwam aanmelden. Maar
Roosje wilde een anderen neus en kleiner
handen en mooier voeten en donkerder oogen
en Roosje wilde dien niet omdat hem deze
kleinigheid faalde, en den ander niet, omdat
hij dat kleine gebrek had. En gij kent allen
het gevolg, Roosje heeft, in plaats van een
man met een geringe onvolkomenheid, heele-
maal geen man. Roosje is blijven zitten spie
gelt U aan haar, jonge dochters en vooruit
strevende kiesvereeniginjjen.
De Nederlandsclie Vrouwenbond tot ver
hooging van het zedelijk bewustzijn heeft maar
weer eens een circulaire de wereld ingezonden.
De bond vraagt den kiezers, htm stem alleen
uit te brengen „op den man, die de vrouw
niet verlaagt en tot speelbal zijner driften
maakt." Dit is heel mooi gezegd, al komt
het ons wat moeilijk voor aan eiken can
didaat in een stampvolle zaal te vragen
Hebt u ooit wel eens een vrouw verlaagd,
enz. Maar maller wordt het, als de bond
tenslotte uitroept„Onze lieve jonge Ko
ningin en Haar vorstelijke Gemaal zullen er
u dankbaar voor zijn en God zal u zegenen".
Me dunkt, dit is zeer ongepast. Ik geloof
niet, dat de bond van zedelijk bewustzijn,
ook al zit de douairière Klerk-Van Hogendorp
en baronesse Mackay in het bestuur, vol
macht hebben van de Koningin en den
Prins-Gemaal om hen in 't geval te mengen.
En dat nog daargelaten, ziet er zoo'n
waarschuwing niet uit, of ons heele stel
kamerleden een stel zwabbers en vrouwen
beulen is
Wie een dergelijk mallotig stuk de wereld
inzendt, heeft zelf wel eenige behoefte aan
verhooging van het zedelijk bewustzijn.
sfc
In Den Haag heeft zich een comité ge
vormd, om een vechtersbaas naar de Kamer
te zenden, of méér parlementairom een
militaire candidatuur te bevorderen. Natuur
lijk is dit een conservatief comité. En hun
held is de artillerie-kapitein Pop. Ik mag
dat wel. Waarom zouden we niet nog een
militair in de Kamer erbij hebben Een
Minister van oorlog moet gekweekt worden,
die kapitein Pop krijgt natuurlijk mettertijd
een portefeuille. Maar bescheidenlijk vermeen
ik, dat er meer behoefte thans is aan men
schen, die wat weten van de nooden en
behoeften des volks, dan van de opstelling
van een batterij en de samenstelling van
een kanon. Een economist is in de
Kamer tegenwoordig wat meer waard dan
een militair.
M. A. G. NUS.
{Niet geplaatste ingezonden stukken wor
den nimmer teruggegeven
V
NOVELLE
van
MAX HIRSCHFELD.
6. o-o-o
„Ja, dat is ook lam genoeg geweest,
dat jij je ontslag als officier hebt moeten
nemen," zeide de majoor, „en dat alleen om
zoo'n paar ellendige woekeraars."
„Jij hebt je ontslag ook juist niet ge
kregen voor je goed gedrag. Ik ben niet
heel voorzichtig geweest in de keus van
mijne ouders. Mijn vader heeft het ver
mogen van mijne moeder er doorgejaagd,
en mijne moeder spotte George.
„Laat moeder met rust," viel Arabella
hem heftig in de rede. „Ik meen, dat het al
meer dan voldoende is, dat zij het land rond
trekt en bij bloedverwanten voor ons bedelt,
terwijl wij de menschen hier doen gelooven,
dat ze op eene badplaats is."
„Ja, ja. Het is me een wereldje," zeide de
majoor, met welbehagen door rookend. „De
kinderen doen hun ouders steeds maar ver
wijten. Nu mankeert jullie lievelingsthema
nog maar, dat we jelui niet goed hebben
opgevoed."
„Dat is een rechtvaardig verwijt," merkte
Arabella bitter op. „U heeft George tot
een grooten mijnheer en mij tot een voorname
dame opgevoed, ofschoon u wist dat er
geen middelen waren."
„Dat was speculatie."
„Met een andermans geld," viel Ara
bella in.
„Het kan nóg steeds gelukkig afloopen."
„Dat is het juist," riep het jonge meisje
boos. „Mij hebt ge zoover gebracht, dat
ik er met alle middelen naar streven moet,
een rijk man te zien te krijgen, om uit deze
ellendige positie te geraken. Over niets ter
wereld heb ik rein genoegen, steeds moet
ik er op letten, dat elk woord van pas is,
want, nietwaar, zoo gemakkelijk raden de
menschen, hoe het eigenlijk met ons is ge
steld 't i3 een straf van God."
„Nu, ik denk," nam nu George het
woord, „dat zóó heel erg de zaak nog niet
is bij jou. Laten we bijvoorbeeld Edgar ne
men, dien zult ge toch zeker wel willen
hebben ook al behoefdet ge niet op geld
I te kijken."
„Nu, hij is niet zoo gemakkelijk te krijgen.
Juist zijnentwege is mij mijn belachelijke
positie zoo hoogst onaangenaam. Wanneer
wij rijker waren zouden mij honderderlei
verstrooiingen ten dienste staan, om mij
alles te doen vergeten. Nu op hem te moe
ten wachten zoo zonder eenige afleiding, dat
is om razend te worden."
„Je zult hem wel krijgen," troostte haar
broer. „De gravin is immers op je hand,
en dat is de hoofdzaak."
„Zeker, maar hoeveel heeft het niet ge
kost, om de gravin, evenals alle anderen, zand
in de oogen te strooien. Wét men ook
anders van ons moge denken, men houdt
ons voor vermogend. Maar laten we de
zaak laten rusten."
Zij trad op George toe, en zich over hem
heenbuigend, vroeg ze zacht
„Heb je geschreven
George knikte en wierp een veelzeggen-
Met Kiesdistrict Heldor
met zijn afgevaardigde
staalman.
't Is een eigenaardig District, zooals men
misschien nergens vindt. Hoewel de meerder
heid der Kiezers liberaal is en in gewone om
standigheden niets van de antirevolutionnaire
leer wil weten, heeft zij zich eenige jaren
laten vertegenwoordigen door den antirovo-
lutionnair Staalman,
Den heer Staalman is het door zijne Cou-;
raat „Extra Tijding" gelukt, de liberalen en
de liberale partij in zulk een kwaad daglicht
te stellen, dat vele Kiezers den heer Staal
man verkiezen boven een man als Lely, die
zijn geheele leven heeft geijverd om de alge-
meene Volksbelangen te bevorderen.
Den heer Staalman is het gelukt, zich goed
voor te doen als Volksman en den Kiezers
wijs te maken, dat niemand beter dan hij,
de Volksbelangen weet te behartigen, al is
hij dan ook anti-revolutionnair. Het is mogelijk
dat hij ook ditmaal nog zal slagen, om door
zelfverheerlijking en aftuiging van het werk
der liberalen, doof schelden en verdachtmaking
van hen, die de vrijheid nemen met hem in
gevoelen te- verschillen zijn Kamerzetel
te behouden.
't Moet wel eene begeerlijke betrek
king voor den heer Staalman zijn. Tel
kens kan men in zijne Courant, vooral
door zijn spreekbuizen Jaap en Thijs, lezen,
dat de heer Staalman zoon bovenste beste
volksman is en dat alle liberalen laf, dom,
slecht, enz., zijn.
In andere districten is het gewoonte dat de
Candidaten door de Kiesvereenigingen en de
Kiezers worden- aanbevolen. Niet alzoo in
ons District. De heer Staalman beveelt zich
zelf aan, omdat hij zeer goed weet, dat, in
dien hij 't van anderen moest hebben, zijn
mandaat ernstig gevaar zou loopen.
Eigen lof en zelfverheffing moeten hem
de vernieuwing van zijn mandaat bezorgen.
Indien de heer Staalman nu zijn eigen
anti-revolutionnaire beginselen verheerlijkte
en overigens de andersdenkenden in hunne
waarde het, dan zou men kunnen zeggen
de Kiezers moeten 't weten. Maar nu hij in
ieder nummer van zijn blad de liberalen hef
tig aanvalt niet alleen de liberale begin
selen, maar de personen en hen door 't
slijk sleurt, verdacht en belachelijk maakt en
de burgerlijke beleefdheid op zijde zet, nu
wordt het zeker tijd, de Kiezers in te lichten,
wat de beginselen der anti-revolutionnairen, en
dus ook van den heer Staalman, zijn.
En dan moet in de eerste plaats worden
geconstateerd dat de anti-revolutionnairen
nog nooit het initiatief hebben*genomen
om betere toestanden voor het volk te
scheppen.
Alle sociale hervormingen zijn tot stand
gebracht door het initiatief van libe
rale Ministers en veelal onder tegen
werking van anti-revolutionnairen.
Wat de heer Staalman goed acht,
wordt door liberalen in vele gevallen een
ramp geacht voor "t vaderland.
01 het nu daarom aangaat, den heer
Staalman op dezelfde wijze te bestrijden als
hij dit door zijn spreekbuizen 'Jaap en
Thijs de liberalen doet, meen ik te moeten
betwijfelen.
M. i. moet de heer Staalman worden bestre
den om zijne beginselen en kunnen ook zijne
onbillijke aanvallen en beoordeelingen van
personen aan de kaak worden gesteld, doch
overigens late men den mensch Staalman voor
hetgeen hij is.
De liberale partij zoeko door eerlijke en
royale middelen een liberaal in de Kamer te
krijgen en gelukt haar dit niet laat dan
ten minste de eer ongerept blijven.
Laat de liberale partij eenvoudig en bevat
telijk zeggen waar het om gaat.
De heer Staalman is een voorstander van
de secte-scholen. Ieder die wil en eenigen
aanhang voor p. m. 25 kinderen kan krijgen,
moet eene school kunnen oprichten.
Orthodoxen, Liberalen, Roomschen, Vrijzin
nigen, Socialisten allen moeten eene afzon
derlijke school kunnen krijgen liefst te
betalen door den staat. Wat dat zal kosten,
deert hem niet, en hij vraagt ook niet,
of daardoor de verdeeldheid, bekrompen
heid en haat tusschen de partijen niet nog
grooter zal worden.
De Liberalen zijn van meening, dat alle
kinderen in eene zelfde school kunnen worden
onderwezen, dat dit eendracht kweekt, de
kosten geringer maakt, het onderwijs dan
onder toezicht staat en de kinderen beter
worden ontwikkeld.
De hees Staalman wenscht inkomende
rechten geheven te zien op het graan.
Daarmede pakt hij verscheidene boeren,
want zulk een bevoorrechting lijkt ze wel.
De Liberalen willen echter van geen
protectie weten. Om het brood duurder te
maken ter wille van de grondeige
naar s, komt hen onrechtvaardig voor en
zou bovendien niet helpen, want anderen,
Handelaren en Industriëelen, zouden dan ook
bescherming vragen voor hunne producten.
Wat de boeren met de eene hand ontvin
gen, zouden zij met de andere weer uit
moeten geven.
Bovendien kan men gerust aannemen dat,
indien de heffing van graanrechten voor ons
land voordeelig zou werken, de mannen die
het roer van Staat in handen hebben, niet
zouden nalaten een voorstel in dien zin aan
de Tweede Kamer te doen. De tegenwoordige
Ministers zouden daarmede zeker geen
oogenblik aarzelen indien zij de overtuiging
van den heer Staalman deelden.
Wij hebben zeker niet het recht, en ook
de heer Staalm.au niet om de vaderlands
liefde en de eerlijkheid van eerlijke mannen
in twijfel te trekken.
Het platteland kan dit is de meening
der Lioeralen niet door graanrechten
uit zijn verval worden opgeheven. Alleen de.
landeigenaars zouden tijdelijk profiteeren
doch het zou niet lang duren, want het land
werd onmiddellijk duurder. Indien graan
rechten eenige jaren hebben gewerkt, moeten
ze weer verhoogd worden, want anders komt
er opnieuw verval. Dit zien wij reeds in
Duitscliland.
Wat wèl kan helpen, is 't aanleggen van
verkeerswegen landbouwonderwijs
goed fokmateriëel en bijdragen in de soms
hooge gemeente-lasten door uitwonende eige
naars. Ook zou de bepaling dat landverbe-
tering alleen aan de pachters ten goede moet
komen en dat pachters die aan het huur
contract voldoen en eene, door eene commissie
getaxeerde huur willen betalen niet tegen
hun zin kunnen worden verwijderd, een zegen
zijn voor het platteland.
Het geld gaat meer en meer naar de
groote steden het platteland wordt armer
en alleen door bevordering of invoering van
genoemde zaken kan 't platteland weer lang
zamerhand uit zijn verval worden opgeheven.
Meer en meer wordt dit ingezien, vooral door
Liberalen, maar het ijveren van de partij van
den heer Kuyper, waartoe ook de heer Staal
man behoort, is niet in die richting.
Toen voor een paar jaar door een liberaal
Minister werd voorgesteld om uitwonende
landeigenaars meer in de gemeentelasten te
doen bijdragen, stemde de partij van den
heer Kuyper tegen.
Niet dit is echter de grootste grief, want
de heer Staalman heeft als anti-revolutionnair
het recht zich bij de partij van den Heer
Kuyper aan te sluiten en de liberale regeering
te bestrijden.
De grootste grief tegen den heer Staalman
is zeker, dat hij liberale mannen van onver
dachte zeden, maar die 't wagen hem te be
strijden, uitscheldt voor al wat leelijk is en hen
verdacht zoekt te maken in de oogen van 't
publiek.
Want wee u, indien gij 't durft te wagen
den heer Staalman te bestrijden. Indien hij den
persoon kent, zal hij hem afmaken en door
't slijk sleuren op onbarmhartige wijze.
Die verwatenheid en tergende toon kwa
men dezer dagen weder uit in een artikel
tegen den Wethouder Over de Linden, die in
den Raad dorst te zeggen indien de gemeente
van de visscherij geen voordeel meer heeft,
moet ze maar naar IJmuiden verhuizen.
Nu kan ik niet oordeelen over de voordee-
len der visscherij, doch de heer Over de Lin
den had in deze zijn eed getrouw alleen
te vragen naar de belangen der Gemeente en
niet naar die van bijzondere personen. Maar
het blad misschien gelukkig, dat er kans
bestond, hem er tusschen te nemen, ging te
keer op eene wijze, die ieder weldenkende
verafschuwen moet.
ExtraTijding verweet hem zijn mindere afkomst
en deed 't voorkomen, of hij door een kruiwagen
was gekomen, waar hij isGriffier op 't
Marine-Instituut te Helder. Ieder die den
lieer Over de Linden kent, weet, dat hij door
inspanning en studie en een voorbeeldig gedrag
zich heeft opgewerkt in de maatschappij.
Nu zou men denken, dat elk mensch dit
prijzenswaardig vindt, maar dan heeft men
gerekend buiten de spreekbuizen Jaap en
Thijs. Zjj weten 't zoo voor te stellen, dat 't
op een ondeugd gelijkt.
Om een ander voorbeeld te noemen, zullen
wij even aanstippen, hoe hij een der liberale
mannen den heer Nobel, Wethouder te Zijpe
bestrijdt. De heer Nobel is natuurlijk
domhij is bangmaakt een heksentoer
doet 't onbeholpenmaakt zich bespottelijk
kwam met zijn vrind Feisser dwaas uit het de
bat 't leek wel zoo'n stuk Griffier van
de Rechtbank uit een tooneelstukhij weet
geen antwoord te geven op de vraag waarom
of Staalman er uit moethij heeft eene ake
lige laffe houdingmaakt een allertreurigst
figuurbeschikt over een onnoozel brokkie
politieke ontwikkelingverkoopt nonsens,
schrijft dwaasheden, hij zit in de benauwdheid
enz. Dit alles staat in één artikeltje van de
spreekbuizen Jaap en Thijs in Extra Tijding
van 14 Mei j. 1.
Die van schelden houdt, schaffe zich „Extra
Tijding" aan. De dames uit de Jordaan kunnen
er een lesje aan nemen.
Is 't nu zoo'n wonder, als de liberalen
den heer Staalman niet zullen stemmen en
zelfs niet met hem in debat willen treden?
Voor eene loyale bestrijding is geen liberaal
baug. Maar eene op de wijze van den heer
Staalman is hem een gruwel.
IHen Unieman.
Schagen, 1 Juni 1901.
A ls een bewijs van de hoo
gs waardeering, die men onzen burge
meester, den beer Pot, te Medemblik
toedraagt, diene, dat hem nog dezer dagen
van ambtenaarszijde een aangename
herinnering aan zijn secretarisschap, be
staande in een schoon kunstvoorwerp,
werd aangeboden.
Als een zeer groote bij-
zoEderheid kan worden meêgedeeld, dat
onze plaatsgenoot de heer J. Vader bij 3
kippen niet minder dan 46 kuikens heeft
loopen en dat geen der broedeieren van
deze kippen geen kuiken heeft opgeleverd.
den blik op den majoor. Dadelijk vrendde
Arabella zich tot dezen
„Gaat u naar uw kamer, vader, en kleed
u aan. Wanneer er iemand komt en u zoo
vindt bovendien staat er in uw kast een
flesch Bordeaux."
„Ik merk wel, dat ik weg moet," bromde
de oude. „Dus in de kast ik ga."
Nauwelijks had de majoor de deur achter
zich dichtgetrokken, of Arabella vroeg met
alle teekenen van ongeduld
„Zal hij komen
„Ik hoop het. Ik heb een zeer vriend
schappelijk schrijven aan hem gericht eD
hem verzocht bij mij te komen, daar ik iets
ernstigs met hem had te bespreken."
„Wat zult ge voorwenden, als hij komt?"
„Dan vertel ik hem iets van een speel
schuld op eerewoord en zal hem geld ter
leen vragen."
„Doe dat niet. Daardoor zal hij zich
niet heel erg tot zijn aanstaanden zwager
aangetrokken gevoelen. Wanneer ga wer
kelijk geld noodig hebt, kan ik je wat
geven. Vraag hem eenvoudig om raad, of
ge aanzoek zult doen om de hand van
Edith. Hij is je beste vriend. Natuurlijk j
moet ge zeer voorzichtig zijn. Zoodra ge
merkt dat hij zich beleedigd gevoelt, be
gint ge over iets anders. Ge kunt ook
laten doorschemeren, dat men u hoop heeft
gegeven op Edith's hand."
„Dat zou niet eens sterk overdreven
zijn. Waarom zou ik geen hoop mogen
hebben Dat de oude Frendlin mij afwijst,
bewijst nog in 't geheel niets. Maar op
Edith, geloof ik, heb ik wel eenigen indruk
gemaakt, evenai.3 op alle vrouwen, en wan
neer ik het maar verstandig aanleg, dan
zal zij mij evenmin ontgaan als de anderen."
„Ja, jaJij gelooft dus, dat ze zoo'n
gans zou zijn, dat ze om jouwentwege
dien rijken graaf zal laten schieten
„Allereerst denk ik, dat ze hem nog niet
zoo zeker heeft. Er zijn nog anderen, die
aanspraak op hem maken. Zoo bijvoorbeeld
heb ik nog een mooie, energieke zuster,
die het bepaald niet zal vergeten, dat ze
er dicht aan toe is geweest den graaf in
handen te krijgen. Wanneer Edith maar eerst
eens zal inzien, dat ze te veel hindernissen
heeft te overwinnen om die schoone vrucht
te plukken, dan zal ze wellicht denken
de vrijheer George von Belgart is ook
geen zuinig hapje."
„Ja", zeide Arabella hoonend.
,,Ik verzeker je, dat ik het nog niet zoo erg
ondervonden heb, dat, nadat ik de uniform
heb uitgetrokken, ik zooveel minder succes
bij de dames heb."
„Dat heb ik bemerkt toen ge opnieuw j
van den man met het houten been een be-1
zoek hebt gehad. Wanneer ik mij niet be
drieg, is de orgeldraaier en zijn doch
ter
„Je hebt geluisterd
„Zooveel als ik dacht dat goed was."
Hun onderhoud word gestoord door de
boodschap van den bediende, dat graaf
Frendlin in het salon wachtte.
„Ga jij eerstfluisterde Arabella haar
broeder toe. „Zoodra ik verschijn, ver
dwijn jij. Ik moet hem alleeu spreken."
Zij trok zich terug, eensdeels om toilet
te maken, anderdeels om haar vader uit j
de salon te houden.
HOOFDSTUK Vr
Het was Edgar rej g g y-aar - ge
vallen, aan de uitnoodiging van
George gehoor te geven. Den slechten
invloed, dien de familie Belgart op hem had
uitgeoefend, was hij nog niet ver
geten, en hij gevoelde wel, dat zij nog steeds
bezig waren een net om hem te weven,
om hem zoodoende gevangen te krijgen.
Juist daarom echter wilde hij ook
wel tot een conflict komen met George,
in plaats van dit te vermijden. Om als een
struisvogel den kop in het zand te steken in
de hoop niet gezien te worden, doordat hij zelf
ook niets zag, scheen hem glad verkeerd.
Het was zijn doel, zoo mogelijk hunne plannen
te doorgronden, om voor alle mogelijkheden
zijne maatregelen te kunnen nemen, en een
hem dreigend onheil te voorkomen. Verder
dacht hij, dat het niet onmogelijk zou zijn,
dat er weer sprake was van eene geldver
legenheid en hij wilde dan uit een ruime
beurs gevendaartoe rekende hij zich ver
plicht ten opzichte van Arabella.
Ook hij geloofde, dat de familie Belgart
niet zonder middelen was, maar hij kende
eveneons de liefhebberijen der beide heeren,
welke nu een3 den vader, dan weer den zoon
in geldverlegenheid brachten.
Ongeduldig wachtte hij in het salon, van
harte wenschend dat dit bezoek maar weer
voorbij was. George verscheen Edgar met een
opgewekt gelaat groetend, als was deze
uit vrijen wil gekomen, om de tamilieeeas
een bezoek te brengen. Edgar, fijngevoelig
als bij wras, kon het niet direct over zich
verkrijgen, dadelijk te vragen wat zijn
vrcegeren kameraad vau hem wilde hebben.
Doch tenslotte verloor hij zijmgeduld, haalde
zijn horloge uit den zajk, stond op, en
maakte aanstalten om heen te gaan.
„Maar je hebt in 't geheel nog niet ge-