INGEZONDEN. "plaatselijk nieuws. Zon da o- 2 Juni 190!. 45ste Jaargang No. 3632. TWEEDE BLAD. M. A. G. NUS. FEUILLETON. Pennesteekjes van Schaden, 30 Mei 1901. A Is u depen tot steken dringt zoo steek Nas is ambulant. Hij is een voorbeeld van een goed staatsburgeral zegt hij zelf. De heer Pot heeft in deze warmte voor ijs gezorgd. Bij de arbeiderskiesvereeniging. Nus wil ■m ookmaar hij wil niet te veel. Drie aan één handje. Waar H op neerkomt. Waarom het monsterverbond mon sterlijk is. Een wenk aan de vooruitstrevenden, waarbijNtis den goe den naam van Roosje opoffert. Baronessen en douairières van zede lijk be wustzijn. Nog een vechtersbaas in de Kamer. - Waaraan meer behoefte is. - In deze voorbereidingsdagen tot de verkie zingen ben ik volgens Roosje al tg veel van buis. Het is waar, dat ik meer in koffiehuizen thee drink vóór de vergaderingen waar de heeren kamercandidaten het woord zullen voeren, beginnen, dan in mijn eigen gezellige kamer. Maar men moet voor zijn vaderland wat over hebben. Deze week reis ik geregeld met mijn vriend Fokker mee en help hem, waar ik kan, doormijn optreden, door mijn blik nóóit door mijn woord', dat is hemzelven wel toevertrouwd om stem mers voor zijn candidatuur te fokken. Ha, daar heb je Nus,zeggen de mensclien, en wetend hoe prettig 't er in mijn huis uitziet, als de vrinden er zijn, waardeeren ze 't van mij, te meer, dat ik alles er aan geef om mijn belangstelling te toonen. Ik durf zeggen, dat ik een voorbeeld van een goed staatsburger ben. Ik laat de kiesdrukte niet langs mijn kou we kleeren afglijden en enkele ijverig-en voor den heelen boel zorgen. Ik denk niet 't zal wel terecht komen, ofwat maal ik er om, ofde tegenpartij wint tóch niet. "VVaarempel niet, zoo oud als ik ben, zal men mij op de bres vinden voor vader Fokker, want ik wil niet mijzelven later te verwijten hebben dat ons goede Schagen een tegen stander van de tegenwoordige ijverige regeering naar Den Haag stuurt. Mee te werken is een eenvoudige plicht, waaraan ik mij niet onttrek. En zoo heb ik een werkzame week achter den rug, dagen van reizen en luisteren en concludeeren. Van de warmte heb ik betrek kelijk weinig te lijden gehad, omdat ik steeds een nitknipseltje uit de Schager Courant bij mij had, waarin de burgemeester d.d. 10 Mei waarschuwt binnen de kom der gemeente het ijs op eenigerlij wijze te verontreinigen, op boete van f 10 of 2 dagen. Dat ijs werkt op me als een compres. Ik heb ook de vergadering van de arbeiders kiesvereeniging bijgewoond. Over 't algemeen moet ik zeggen, dat het programma mij wel aanstond. Als ik 't voor het zeggen had, zou ik ook wel willen, dat de minderheden een vertegenwoordiging hadden, dat alle onder wijs kosteloos gegeven werd en de leerlingen zoo noodig verpleging genoten, dat arbeiders gepensionneerd en tegen werkeloosheid verze kerd werden. Vooreen referendum, waarbij dus iedereen het recht heeft zijn vóór en tegen te doen hooren, voel ik eveneens veel, alben ik bang voor eenige partijdigheid en een tenslotte te absolute regeering van de massa des volks. Maar, ik heb het niet voor 't zeggen en de leden der arbeiders-kiesvereenjging evenmin. En wie te veel in ééns wil, bereikt niets. Uit dat oogpunt beschouwd, is de arbeiders kiesvereeniging wat al te onbescheiden en feitelijk zie ik niet in, waarom een vertegen woordiger, die zéér veel van hare wenschen deelt, en ze zal helpen verwezenlijken als dit mogelijk is, niet de hare 'kan wezen en waarom absoluut een man naar de Kamer moet die alles tegelijk eischt. Me dunkt dat het al heel goede politiek zou wezen als men alvast voor enkele vragen een antwoord zocht te krijgen, de rest komt later. In vredes naam, niet te veel ineens, mijneheeren. Beleid is een heel ding in de politiek. En beleid is weer zoo noodig voor alle vooruitstrevenden. Niet alleen dat bij de aan staande verkiezingen Kuyper en Schaepman weer hand aan hand zullen loopen, maar nu heeft Verkouteren van de Cliristelijk-Histo- rischen een handje gegeven aan Kuyper. Let wel, hij geeft niet aan Schaepman de hando, foei, aan een Roomsche, nooit in Verkouterens levenMaar ik vraag U, goede vrienden, wat is er voor beginsel in afkeer van het Katholicisme, als men aan de hand van een anti-revolutionnair dan tóch meê loopt. Het monsterverbond van 1901 is nog monsterlijker dan dat van 1897. Monsterverbond is een leelijk woord en de verbondenen zijn zéér boos al men 't gebruikt. Maar kan men lieusch het samengaan van Rome en Dordt anders noemen Toevallig vond ik dezer dagen een beschouwing, inder tijd door Dr. Kuyper geleverd, naar aanleiding van de encycliek Quanta Cura, en wat lees ik daar Niets minder dan „We willen het dulden, we willen het dra gen, dat de ultramontanen hun banier stout en onverholen opsteken, maar waar we tegen opkomen, is, dat Protestanten, ter wille van de Roomschen, de spade hanteeren, om met hen het graf te delven voor het Protestantis me. Dit is 't wat ons ergertniet, dat Rome ons weer Roomsch wil maken maar dat Protestanten, Gereformeerde Chistenen, Rome hierin helpen. Zoo iets, dan achten we dit een zedelijk misdrijf. Immers, let wel. Onder geen volk van Europa zijn de Katholieken zoo in merg en been, zóó vastberaden ultramon- taansch als ten onzentze eischen voor Rome op uw Kerk en Staat, uw maatschappij en volksleven, uw goed en bloed, Uw gewetensvrij heid en de vrijheid der gedachte. Natuurlijk, is Rome's stedehouder onfeilbaar, dan moet al het feilbare voor hem zwichten, ook de feilbare Staat, ook het feilbare geweten. De gevolg trekking is niet overdreven, maar in haar ijzing wekkendheid onberispelijk juist." Dit schreef Dr. Kuyper, thans de intieme Ëolitieke vriend van diezelfde Ultramontanen. !n als men nu weet, dat die Ultramontanen het tegendeel van ten goede veranderd zijn, dan vraag ik u in gemoedeis het verbond door een man gesloten die indertijd het sa mengaan met zijn vrienden van thans een zedelijk misdrijf noemde, niet monsterachtig Werkelijk, de vooruitstrevenden moeten voorzichtig wezen en maar niet op een geluk kig toeval rekenen. Neemt de oprechte die zich aanbiedt, al valt hij dan ook niet' ten volle in uw smaak. Gij zult hem wel leeren waardeeren. Dit zelfde zoo ongeveer al thans heb ik altijd mijn nichtje Roosje gezegd als er zich een behoorlijk candidaat naar haar hand kwam aanmelden. Maar Roosje wilde een anderen neus en kleiner handen en mooier voeten en donkerder oogen en Roosje wilde dien niet omdat hem deze kleinigheid faalde, en den ander niet, omdat hij dat kleine gebrek had. En gij kent allen het gevolg, Roosje heeft, in plaats van een man met een geringe onvolkomenheid, heele- maal geen man. Roosje is blijven zitten spie gelt U aan haar, jonge dochters en vooruit strevende kiesvereeniginjjen. De Nederlandsclie Vrouwenbond tot ver hooging van het zedelijk bewustzijn heeft maar weer eens een circulaire de wereld ingezonden. De bond vraagt den kiezers, htm stem alleen uit te brengen „op den man, die de vrouw niet verlaagt en tot speelbal zijner driften maakt." Dit is heel mooi gezegd, al komt het ons wat moeilijk voor aan eiken can didaat in een stampvolle zaal te vragen Hebt u ooit wel eens een vrouw verlaagd, enz. Maar maller wordt het, als de bond tenslotte uitroept„Onze lieve jonge Ko ningin en Haar vorstelijke Gemaal zullen er u dankbaar voor zijn en God zal u zegenen". Me dunkt, dit is zeer ongepast. Ik geloof niet, dat de bond van zedelijk bewustzijn, ook al zit de douairière Klerk-Van Hogendorp en baronesse Mackay in het bestuur, vol macht hebben van de Koningin en den Prins-Gemaal om hen in 't geval te mengen. En dat nog daargelaten, ziet er zoo'n waarschuwing niet uit, of ons heele stel kamerleden een stel zwabbers en vrouwen beulen is Wie een dergelijk mallotig stuk de wereld inzendt, heeft zelf wel eenige behoefte aan verhooging van het zedelijk bewustzijn. sfc In Den Haag heeft zich een comité ge vormd, om een vechtersbaas naar de Kamer te zenden, of méér parlementairom een militaire candidatuur te bevorderen. Natuur lijk is dit een conservatief comité. En hun held is de artillerie-kapitein Pop. Ik mag dat wel. Waarom zouden we niet nog een militair in de Kamer erbij hebben Een Minister van oorlog moet gekweekt worden, die kapitein Pop krijgt natuurlijk mettertijd een portefeuille. Maar bescheidenlijk vermeen ik, dat er meer behoefte thans is aan men schen, die wat weten van de nooden en behoeften des volks, dan van de opstelling van een batterij en de samenstelling van een kanon. Een economist is in de Kamer tegenwoordig wat meer waard dan een militair. M. A. G. NUS. {Niet geplaatste ingezonden stukken wor den nimmer teruggegeven V NOVELLE van MAX HIRSCHFELD. 6. o-o-o „Ja, dat is ook lam genoeg geweest, dat jij je ontslag als officier hebt moeten nemen," zeide de majoor, „en dat alleen om zoo'n paar ellendige woekeraars." „Jij hebt je ontslag ook juist niet ge kregen voor je goed gedrag. Ik ben niet heel voorzichtig geweest in de keus van mijne ouders. Mijn vader heeft het ver mogen van mijne moeder er doorgejaagd, en mijne moeder spotte George. „Laat moeder met rust," viel Arabella hem heftig in de rede. „Ik meen, dat het al meer dan voldoende is, dat zij het land rond trekt en bij bloedverwanten voor ons bedelt, terwijl wij de menschen hier doen gelooven, dat ze op eene badplaats is." „Ja, ja. Het is me een wereldje," zeide de majoor, met welbehagen door rookend. „De kinderen doen hun ouders steeds maar ver wijten. Nu mankeert jullie lievelingsthema nog maar, dat we jelui niet goed hebben opgevoed." „Dat is een rechtvaardig verwijt," merkte Arabella bitter op. „U heeft George tot een grooten mijnheer en mij tot een voorname dame opgevoed, ofschoon u wist dat er geen middelen waren." „Dat was speculatie." „Met een andermans geld," viel Ara bella in. „Het kan nóg steeds gelukkig afloopen." „Dat is het juist," riep het jonge meisje boos. „Mij hebt ge zoover gebracht, dat ik er met alle middelen naar streven moet, een rijk man te zien te krijgen, om uit deze ellendige positie te geraken. Over niets ter wereld heb ik rein genoegen, steeds moet ik er op letten, dat elk woord van pas is, want, nietwaar, zoo gemakkelijk raden de menschen, hoe het eigenlijk met ons is ge steld 't i3 een straf van God." „Nu, ik denk," nam nu George het woord, „dat zóó heel erg de zaak nog niet is bij jou. Laten we bijvoorbeeld Edgar ne men, dien zult ge toch zeker wel willen hebben ook al behoefdet ge niet op geld I te kijken." „Nu, hij is niet zoo gemakkelijk te krijgen. Juist zijnentwege is mij mijn belachelijke positie zoo hoogst onaangenaam. Wanneer wij rijker waren zouden mij honderderlei verstrooiingen ten dienste staan, om mij alles te doen vergeten. Nu op hem te moe ten wachten zoo zonder eenige afleiding, dat is om razend te worden." „Je zult hem wel krijgen," troostte haar broer. „De gravin is immers op je hand, en dat is de hoofdzaak." „Zeker, maar hoeveel heeft het niet ge kost, om de gravin, evenals alle anderen, zand in de oogen te strooien. Wét men ook anders van ons moge denken, men houdt ons voor vermogend. Maar laten we de zaak laten rusten." Zij trad op George toe, en zich over hem heenbuigend, vroeg ze zacht „Heb je geschreven George knikte en wierp een veelzeggen- Met Kiesdistrict Heldor met zijn afgevaardigde staalman. 't Is een eigenaardig District, zooals men misschien nergens vindt. Hoewel de meerder heid der Kiezers liberaal is en in gewone om standigheden niets van de antirevolutionnaire leer wil weten, heeft zij zich eenige jaren laten vertegenwoordigen door den antirovo- lutionnair Staalman, Den heer Staalman is het door zijne Cou-; raat „Extra Tijding" gelukt, de liberalen en de liberale partij in zulk een kwaad daglicht te stellen, dat vele Kiezers den heer Staal man verkiezen boven een man als Lely, die zijn geheele leven heeft geijverd om de alge- meene Volksbelangen te bevorderen. Den heer Staalman is het gelukt, zich goed voor te doen als Volksman en den Kiezers wijs te maken, dat niemand beter dan hij, de Volksbelangen weet te behartigen, al is hij dan ook anti-revolutionnair. Het is mogelijk dat hij ook ditmaal nog zal slagen, om door zelfverheerlijking en aftuiging van het werk der liberalen, doof schelden en verdachtmaking van hen, die de vrijheid nemen met hem in gevoelen te- verschillen zijn Kamerzetel te behouden. 't Moet wel eene begeerlijke betrek king voor den heer Staalman zijn. Tel kens kan men in zijne Courant, vooral door zijn spreekbuizen Jaap en Thijs, lezen, dat de heer Staalman zoon bovenste beste volksman is en dat alle liberalen laf, dom, slecht, enz., zijn. In andere districten is het gewoonte dat de Candidaten door de Kiesvereenigingen en de Kiezers worden- aanbevolen. Niet alzoo in ons District. De heer Staalman beveelt zich zelf aan, omdat hij zeer goed weet, dat, in dien hij 't van anderen moest hebben, zijn mandaat ernstig gevaar zou loopen. Eigen lof en zelfverheffing moeten hem de vernieuwing van zijn mandaat bezorgen. Indien de heer Staalman nu zijn eigen anti-revolutionnaire beginselen verheerlijkte en overigens de andersdenkenden in hunne waarde het, dan zou men kunnen zeggen de Kiezers moeten 't weten. Maar nu hij in ieder nummer van zijn blad de liberalen hef tig aanvalt niet alleen de liberale begin selen, maar de personen en hen door 't slijk sleurt, verdacht en belachelijk maakt en de burgerlijke beleefdheid op zijde zet, nu wordt het zeker tijd, de Kiezers in te lichten, wat de beginselen der anti-revolutionnairen, en dus ook van den heer Staalman, zijn. En dan moet in de eerste plaats worden geconstateerd dat de anti-revolutionnairen nog nooit het initiatief hebben*genomen om betere toestanden voor het volk te scheppen. Alle sociale hervormingen zijn tot stand gebracht door het initiatief van libe rale Ministers en veelal onder tegen werking van anti-revolutionnairen. Wat de heer Staalman goed acht, wordt door liberalen in vele gevallen een ramp geacht voor "t vaderland. 01 het nu daarom aangaat, den heer Staalman op dezelfde wijze te bestrijden als hij dit door zijn spreekbuizen 'Jaap en Thijs de liberalen doet, meen ik te moeten betwijfelen. M. i. moet de heer Staalman worden bestre den om zijne beginselen en kunnen ook zijne onbillijke aanvallen en beoordeelingen van personen aan de kaak worden gesteld, doch overigens late men den mensch Staalman voor hetgeen hij is. De liberale partij zoeko door eerlijke en royale middelen een liberaal in de Kamer te krijgen en gelukt haar dit niet laat dan ten minste de eer ongerept blijven. Laat de liberale partij eenvoudig en bevat telijk zeggen waar het om gaat. De heer Staalman is een voorstander van de secte-scholen. Ieder die wil en eenigen aanhang voor p. m. 25 kinderen kan krijgen, moet eene school kunnen oprichten. Orthodoxen, Liberalen, Roomschen, Vrijzin nigen, Socialisten allen moeten eene afzon derlijke school kunnen krijgen liefst te betalen door den staat. Wat dat zal kosten, deert hem niet, en hij vraagt ook niet, of daardoor de verdeeldheid, bekrompen heid en haat tusschen de partijen niet nog grooter zal worden. De Liberalen zijn van meening, dat alle kinderen in eene zelfde school kunnen worden onderwezen, dat dit eendracht kweekt, de kosten geringer maakt, het onderwijs dan onder toezicht staat en de kinderen beter worden ontwikkeld. De hees Staalman wenscht inkomende rechten geheven te zien op het graan. Daarmede pakt hij verscheidene boeren, want zulk een bevoorrechting lijkt ze wel. De Liberalen willen echter van geen protectie weten. Om het brood duurder te maken ter wille van de grondeige naar s, komt hen onrechtvaardig voor en zou bovendien niet helpen, want anderen, Handelaren en Industriëelen, zouden dan ook bescherming vragen voor hunne producten. Wat de boeren met de eene hand ontvin gen, zouden zij met de andere weer uit moeten geven. Bovendien kan men gerust aannemen dat, indien de heffing van graanrechten voor ons land voordeelig zou werken, de mannen die het roer van Staat in handen hebben, niet zouden nalaten een voorstel in dien zin aan de Tweede Kamer te doen. De tegenwoordige Ministers zouden daarmede zeker geen oogenblik aarzelen indien zij de overtuiging van den heer Staalman deelden. Wij hebben zeker niet het recht, en ook de heer Staalm.au niet om de vaderlands liefde en de eerlijkheid van eerlijke mannen in twijfel te trekken. Het platteland kan dit is de meening der Lioeralen niet door graanrechten uit zijn verval worden opgeheven. Alleen de. landeigenaars zouden tijdelijk profiteeren doch het zou niet lang duren, want het land werd onmiddellijk duurder. Indien graan rechten eenige jaren hebben gewerkt, moeten ze weer verhoogd worden, want anders komt er opnieuw verval. Dit zien wij reeds in Duitscliland. Wat wèl kan helpen, is 't aanleggen van verkeerswegen landbouwonderwijs goed fokmateriëel en bijdragen in de soms hooge gemeente-lasten door uitwonende eige naars. Ook zou de bepaling dat landverbe- tering alleen aan de pachters ten goede moet komen en dat pachters die aan het huur contract voldoen en eene, door eene commissie getaxeerde huur willen betalen niet tegen hun zin kunnen worden verwijderd, een zegen zijn voor het platteland. Het geld gaat meer en meer naar de groote steden het platteland wordt armer en alleen door bevordering of invoering van genoemde zaken kan 't platteland weer lang zamerhand uit zijn verval worden opgeheven. Meer en meer wordt dit ingezien, vooral door Liberalen, maar het ijveren van de partij van den heer Kuyper, waartoe ook de heer Staal man behoort, is niet in die richting. Toen voor een paar jaar door een liberaal Minister werd voorgesteld om uitwonende landeigenaars meer in de gemeentelasten te doen bijdragen, stemde de partij van den heer Kuyper tegen. Niet dit is echter de grootste grief, want de heer Staalman heeft als anti-revolutionnair het recht zich bij de partij van den Heer Kuyper aan te sluiten en de liberale regeering te bestrijden. De grootste grief tegen den heer Staalman is zeker, dat hij liberale mannen van onver dachte zeden, maar die 't wagen hem te be strijden, uitscheldt voor al wat leelijk is en hen verdacht zoekt te maken in de oogen van 't publiek. Want wee u, indien gij 't durft te wagen den heer Staalman te bestrijden. Indien hij den persoon kent, zal hij hem afmaken en door 't slijk sleuren op onbarmhartige wijze. Die verwatenheid en tergende toon kwa men dezer dagen weder uit in een artikel tegen den Wethouder Over de Linden, die in den Raad dorst te zeggen indien de gemeente van de visscherij geen voordeel meer heeft, moet ze maar naar IJmuiden verhuizen. Nu kan ik niet oordeelen over de voordee- len der visscherij, doch de heer Over de Lin den had in deze zijn eed getrouw alleen te vragen naar de belangen der Gemeente en niet naar die van bijzondere personen. Maar het blad misschien gelukkig, dat er kans bestond, hem er tusschen te nemen, ging te keer op eene wijze, die ieder weldenkende verafschuwen moet. ExtraTijding verweet hem zijn mindere afkomst en deed 't voorkomen, of hij door een kruiwagen was gekomen, waar hij isGriffier op 't Marine-Instituut te Helder. Ieder die den lieer Over de Linden kent, weet, dat hij door inspanning en studie en een voorbeeldig gedrag zich heeft opgewerkt in de maatschappij. Nu zou men denken, dat elk mensch dit prijzenswaardig vindt, maar dan heeft men gerekend buiten de spreekbuizen Jaap en Thijs. Zjj weten 't zoo voor te stellen, dat 't op een ondeugd gelijkt. Om een ander voorbeeld te noemen, zullen wij even aanstippen, hoe hij een der liberale mannen den heer Nobel, Wethouder te Zijpe bestrijdt. De heer Nobel is natuurlijk domhij is bangmaakt een heksentoer doet 't onbeholpenmaakt zich bespottelijk kwam met zijn vrind Feisser dwaas uit het de bat 't leek wel zoo'n stuk Griffier van de Rechtbank uit een tooneelstukhij weet geen antwoord te geven op de vraag waarom of Staalman er uit moethij heeft eene ake lige laffe houdingmaakt een allertreurigst figuurbeschikt over een onnoozel brokkie politieke ontwikkelingverkoopt nonsens, schrijft dwaasheden, hij zit in de benauwdheid enz. Dit alles staat in één artikeltje van de spreekbuizen Jaap en Thijs in Extra Tijding van 14 Mei j. 1. Die van schelden houdt, schaffe zich „Extra Tijding" aan. De dames uit de Jordaan kunnen er een lesje aan nemen. Is 't nu zoo'n wonder, als de liberalen den heer Staalman niet zullen stemmen en zelfs niet met hem in debat willen treden? Voor eene loyale bestrijding is geen liberaal baug. Maar eene op de wijze van den heer Staalman is hem een gruwel. IHen Unieman. Schagen, 1 Juni 1901. A ls een bewijs van de hoo gs waardeering, die men onzen burge meester, den beer Pot, te Medemblik toedraagt, diene, dat hem nog dezer dagen van ambtenaarszijde een aangename herinnering aan zijn secretarisschap, be staande in een schoon kunstvoorwerp, werd aangeboden. Als een zeer groote bij- zoEderheid kan worden meêgedeeld, dat onze plaatsgenoot de heer J. Vader bij 3 kippen niet minder dan 46 kuikens heeft loopen en dat geen der broedeieren van deze kippen geen kuiken heeft opgeleverd. den blik op den majoor. Dadelijk vrendde Arabella zich tot dezen „Gaat u naar uw kamer, vader, en kleed u aan. Wanneer er iemand komt en u zoo vindt bovendien staat er in uw kast een flesch Bordeaux." „Ik merk wel, dat ik weg moet," bromde de oude. „Dus in de kast ik ga." Nauwelijks had de majoor de deur achter zich dichtgetrokken, of Arabella vroeg met alle teekenen van ongeduld „Zal hij komen „Ik hoop het. Ik heb een zeer vriend schappelijk schrijven aan hem gericht eD hem verzocht bij mij te komen, daar ik iets ernstigs met hem had te bespreken." „Wat zult ge voorwenden, als hij komt?" „Dan vertel ik hem iets van een speel schuld op eerewoord en zal hem geld ter leen vragen." „Doe dat niet. Daardoor zal hij zich niet heel erg tot zijn aanstaanden zwager aangetrokken gevoelen. Wanneer ga wer kelijk geld noodig hebt, kan ik je wat geven. Vraag hem eenvoudig om raad, of ge aanzoek zult doen om de hand van Edith. Hij is je beste vriend. Natuurlijk j moet ge zeer voorzichtig zijn. Zoodra ge merkt dat hij zich beleedigd gevoelt, be gint ge over iets anders. Ge kunt ook laten doorschemeren, dat men u hoop heeft gegeven op Edith's hand." „Dat zou niet eens sterk overdreven zijn. Waarom zou ik geen hoop mogen hebben Dat de oude Frendlin mij afwijst, bewijst nog in 't geheel niets. Maar op Edith, geloof ik, heb ik wel eenigen indruk gemaakt, evenai.3 op alle vrouwen, en wan neer ik het maar verstandig aanleg, dan zal zij mij evenmin ontgaan als de anderen." „Ja, jaJij gelooft dus, dat ze zoo'n gans zou zijn, dat ze om jouwentwege dien rijken graaf zal laten schieten „Allereerst denk ik, dat ze hem nog niet zoo zeker heeft. Er zijn nog anderen, die aanspraak op hem maken. Zoo bijvoorbeeld heb ik nog een mooie, energieke zuster, die het bepaald niet zal vergeten, dat ze er dicht aan toe is geweest den graaf in handen te krijgen. Wanneer Edith maar eerst eens zal inzien, dat ze te veel hindernissen heeft te overwinnen om die schoone vrucht te plukken, dan zal ze wellicht denken de vrijheer George von Belgart is ook geen zuinig hapje." „Ja", zeide Arabella hoonend. ,,Ik verzeker je, dat ik het nog niet zoo erg ondervonden heb, dat, nadat ik de uniform heb uitgetrokken, ik zooveel minder succes bij de dames heb." „Dat heb ik bemerkt toen ge opnieuw j van den man met het houten been een be-1 zoek hebt gehad. Wanneer ik mij niet be drieg, is de orgeldraaier en zijn doch ter „Je hebt geluisterd „Zooveel als ik dacht dat goed was." Hun onderhoud word gestoord door de boodschap van den bediende, dat graaf Frendlin in het salon wachtte. „Ga jij eerstfluisterde Arabella haar broeder toe. „Zoodra ik verschijn, ver dwijn jij. Ik moet hem alleeu spreken." Zij trok zich terug, eensdeels om toilet te maken, anderdeels om haar vader uit j de salon te houden. HOOFDSTUK Vr Het was Edgar rej g g y-aar - ge vallen, aan de uitnoodiging van George gehoor te geven. Den slechten invloed, dien de familie Belgart op hem had uitgeoefend, was hij nog niet ver geten, en hij gevoelde wel, dat zij nog steeds bezig waren een net om hem te weven, om hem zoodoende gevangen te krijgen. Juist daarom echter wilde hij ook wel tot een conflict komen met George, in plaats van dit te vermijden. Om als een struisvogel den kop in het zand te steken in de hoop niet gezien te worden, doordat hij zelf ook niets zag, scheen hem glad verkeerd. Het was zijn doel, zoo mogelijk hunne plannen te doorgronden, om voor alle mogelijkheden zijne maatregelen te kunnen nemen, en een hem dreigend onheil te voorkomen. Verder dacht hij, dat het niet onmogelijk zou zijn, dat er weer sprake was van eene geldver legenheid en hij wilde dan uit een ruime beurs gevendaartoe rekende hij zich ver plicht ten opzichte van Arabella. Ook hij geloofde, dat de familie Belgart niet zonder middelen was, maar hij kende eveneons de liefhebberijen der beide heeren, welke nu een3 den vader, dan weer den zoon in geldverlegenheid brachten. Ongeduldig wachtte hij in het salon, van harte wenschend dat dit bezoek maar weer voorbij was. George verscheen Edgar met een opgewekt gelaat groetend, als was deze uit vrijen wil gekomen, om de tamilieeeas een bezoek te brengen. Edgar, fijngevoelig als bij wras, kon het niet direct over zich verkrijgen, dadelijk te vragen wat zijn vrcegeren kameraad vau hem wilde hebben. Doch tenslotte verloor hij zijmgeduld, haalde zijn horloge uit den zajk, stond op, en maakte aanstalten om heen te gaan. „Maar je hebt in 't geheel nog niet ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5