Zondag 16 Juni 1901. 45ste Jaargang No. 3636. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. PLAATSELIJK NIEUWS. Binnenlandsch Nieuws. sc nu COURANT Een uurtje uit het leven eener vlieg-. Ontleend aan het zeer lezenswaard geschriftje van Eugen IsolaniWider den Schmutz". Zürich, bei Ccisac Schmidt. Het was baar laatste uurtje, dat zij, de kleiue musea domestica, de gewone zwarte kamervlieg, wier bjk daar voor mij lag, door leefd bad. Ik bad dit heel nauwkeurig' kun nen waarnemen, terwijl ik een geruime poos aan bet venster van een confituurwinkel gezeten was, waar het kleine diertje, met aschgrauw-zwart gestreept rugschild en bruin geel onderlijf rondvloog. Reeds eerder bad ik gezien, boe zij buiten op een mesthoopje bet zich gemakkelijk ffhd gemaakt; waarschijnlijk bad ze daar voor haar nakomelingen gezorgd door haar eitjes te leggen,toen van den mest gesnoept en na over en weer bet hoopje te zijn overgekropen, haar vleugels en onderlijf met het slijmerige vocht van den mest bevuild, kwam zij den banketwinkel binnengevlogen, waar bet baar nog aanlokkelijker te ruiken scheen. Ja, de koeken en confituren op het buffet "geheel onbedekt uitgestald, riekten werkelijk verleidelijk, men behoefde geen snoepachtige vlieg te zijn, om daardoor aangetrokken te worden. Onze vlieg liet zich dan ook niet lang nooden.Gemoedelijk zat ze op een stuk appelkoek, en snoepte behagelijk haar bruin geel buikje vol, en streek en wreef over den koek zoo lang heen en weer, dat van al het vuil, dat ze mee had gesleept, geen stipje overbleef. Zindelijk geworden, maar ook recht dikgegeten, wilde ze wegvliegen; wilde, want ze kon niette véél- had ze gesnoept, en daarom kroop ze liever over stof en vuil, dat in den loop van den dag op de toonbank zich verzameld had, totdat ze bij de confi turen kwam, waar het haar op een witte, met room gevulde praline bijster te bevallen leek, streek haar stoffige vleugels aan het witte, ruwe oppervlak af, en besmeerde daarmede danig de praline. Maar niet lang hield de kleine snoepster het uitvan den zoeten inhoud moest ze proeven en strekte haar kleinen snuit naai de suikerzoete stof uit. Spoedig bleek, dat ook voor vliegen overdaad schaadt, wat niet zonder gevolgen bleefeen klein, bijna niet waar te nemen vlekje op de witte praline was het bewijs daarvan. Nu was ze geheel her steld en vloog weer vlug heen en weer; bij de deur vatte ze post, om, als de gelegenheid daar was, naar buiten te vliegen, toen hare fijn ontwikkelde reukorganen buitengewoon werden opgewekt. Een in lompen gehulde bedelaarster, met een klein kind op den arm, was binnen geko men en bleef bij de deur staan. Het hoofdje van het ongeveer 3-jarig kind was over en over bedekt met zweren en schurft, dat lang niet lieflijk riekte. De vlieg echter, aange trokken door die miasmen, plaatste zich dade lijk op dat vieze hoofd en zoog, zonder zich te bekreunen om het schreien van het kind, veroorzaakt door het jeuken, met waren wel lust de ziektestof uit de wonden op. De winkeljuffrouw zocht langzaam naar een paar centen, na eerst een jammerverhaal van de bedelvrouw te hebben aangehoord; toen zij vertrok, vloog de vlieg van het kind weg en plaatste zich op mijn neus. Bang voor de overbrenging van de ziektestof, weerde ik haar af, waarop ze weer naar de toon bank vloog, op een stuk koek rustig plaats nam, om de zoo juist ingezogen stoffen op haar gemak te verteren. Ik kon vanaf mijn zitplaats het verterings proces en zijn gevolgen niet nauwkeurig genoeg nagaan. Intusschen bestelde ik een kop chocolade; de kop werd uit de keuken gebracht en stond een minuut lang op de toonbank, voor hij mij werd aangeboden. Gedurende dien tijd was ik de vlieg kwijt geraakt. Terwijl ik de kranten las, dronk ik langzaam van mijn chocolade; een boeiend artikel deed me ook deze vergeten. De tijd van heengaan was eindelijk daar, ik dronk de rest der chocolade uit en bemerkte, dat me daarbij iets tusschen de tanden zitten bleef, ik nam het uit den mond, het was het lijk van mijn vlieg, die intusschen in de chocolade tot ontbinding was overgegaan, want een kleine made kroop uit het bruin-geel achter lijf, toen ik de doode vlieg tusschen de vin gers hield NOVELLE van MAN HIRSCHFELD. 9. o-o-o Toon Edgar mondig geworden was, had zijn voogd,de regeeringsraadWiesemann,hem zijn hebben en houden op de tafel gelegd.De jonge man nam er zooveel af als bij noodwendig noo- dig had om zijn schuldeischers te betalen, die woekeraars, maar ook Dat is- het stukje vliegenleven, dat ik heb waargenomen. Ik wist tenminste nu, toen ik den volgenden dag- een klein pijnlijk blaasje op de tong voelde, dat ik dat onmiddellijk aan de vlieg, onmiddellijk aan dat zieke kind van die arme vrouw in den banketwinkel te danken had En voor deze waarlijk gevaarlijke diertjes zoeken wij niet in alle opzichten ons te bescher men Bijna ieder stukje koek uit den winkel is met vliegenmest of met vuil, dat de vliegen hebben overgedragen, als bezaaid, omdat op onverantwoordelijke wijze het gebak nooit wordt beschermd, integendeel, door dat vuile gedierte naar willekeur kan worden bezoedeld. Leg, voor proef, naast een stuk koek een borstplaat van witte suiker; binnen een uur is de laatste met donkere puntjes (vlie genvuil) als overzaaid. De bevuilde tablet raakt niemand aan, de koek wordt zonder bezwaar gegeten: men kan de bevuiling immers niet waarnemen In iederen koekwinkel bijna houden zich ontelbare vliegen op, en geen wonder, de koek lokt ze, dat weet ieder mensch, en ieder een weet ook zeer goed, dat de vliegen het gebak bij hare aanraking reeds bevuilen, maar geen mensch verzet zich daartegen. Waartoe dienen de vitrines of glazenkasten? Waarom worden in de beste délicatessen win kels de waren voor vliegenvuil beschut dat wil zeggen, voor een deel; de chocolade-arti kelen b. v. liggen véélal onbedekt. Een chocoladepraline en soortgelijke dingen kunnen, met vuil bezoedeld, ongehinderd als een délicatesse worden opgepeuzeld Dit leerde mij het uurtje waarnemen van het leven eener vlieg. Naschrift. Wij willen er bijvoegen, dat de vliegen met voorliefde op het sputum van longlijders azen, dit opzuigen, en de onverteerde, nog levende baccillen afzetten op onze voedings stoffen, zoo goed in den banketwinkel, als in onze woningen. Zonder nu in overdreven baccillenvrees te vervallen, de vraag „moet aan de vliegen, met name onze liuisvlieg, om gezondheidsredenein niet voor goed den oorlog worden verklaard moet door allen met ja worden beantwoord. Welnu, de vliegenstrijd nadert; een ieder wachte zich voor schade men doe er zijn voor deel meê niet slechts in woekeraars, maar ook in jongelui van den besten adel bestonden,, jffoen hij onder de voorbijgangers den regee want hoofdzakelijk was er sprake vaS speelschulden. Het overblijvende geld ver zocht Edgar den regeeringgraad onder zijne berusting te houden. Hij was in den vervolge zoo zuinig geweest in zijne liefhebberijen, dat het weinige zak geld dat zijn moeder hem gaf, vol doende was. Nu echter was het oogenblik gekomen, waarop de rest van zijn ver mogen moest worden aangesproken, want hij twijfelde er niet aan, of Edith zou wel over te halen zijn om met hem te vluch- tea. Hij wist, dat ze zich geheel aan hem overgaf, en dat was wel mede een der oorzaken,die hem er toe hadden gebracht, haar zoo vurig lief te hebben. Toen hij de allée insloeg, waar zijn voogd woonde, keek hij op zijn hor loge en knikte bevredigend, 't Kon nog hoogstens een kwartier duren voor de Schagen, 15 Juni 1901. Donderdag 13 Juni j.1. hield de Afdeeling Noordholland van het Neder- landsch Paarden-Stamboek een algemeene vergadering in't lokaal van den heer J. Va der Az. Aanwezig 17 leden. Voorzitter de heer J. Breebaart Kz. Na opening der vergadering volgt de lezing der notulen door den secretaris, den heer W. Teengs, en vervolgens de goedkeuring er van door de vergadering. De Voorz. doet de mededeeling, dat als aan deel in de rijkssubsidie,is toegekend voor deze provincie f 3240.—. Mogelijk is, dat nog f25000 meer zal worden gegeven, maar dat is nog in petto gehouden. De rekening der Afdeeling, in ontvang en uitgaaf sluitende op f 1365.03 en die van de prov. subsidie sluitende, in ontvang en uitgaaf op f 5230.—, werd door de vergadering goedgekeurd en vastgesteld. De comm., met het nazien dezer rekeningen belast, bestond uit heerenP. Kaan, Anna Paulowna, J. Houtkooper Pz., Schermer en T. Hanedoes, Harlemmermeer, en had tot goedkeuring geadviseerd. Tot bestuursleden werden met nagenoeg algemeene stemmen herkozen de aftredende leden, de heeren J. Breebaart Kz., Mr. P. v. Foreest en F. W. baron van Tuyl van Seroos- kerken. Tot afgevaardigde naar de algemeene ver gadering werden gekozen de heeren Jb. Zijp Hz., J. Houtkooper Pz. en T. Hanedoes. Door den heer N. Kaan te Anna Paulowna wordt het denkbeeld geuit, om vast te stellen een vast dekgeld voor alle hengsten, met de bepaling daarbij, dat men niet verplicht zal zijn, zooals nu bij het geld blijven der merries, de helft te moeten teruggeven. Wanneer men nu een Provinciale subsidie ontvangt van f 250.is het maximum, dat men als dek geld kan heffen, f 15.—, met de verplichting wilde elk opzien vermijden, want het was niet onmogelijk, dat het zijne moeder zou wor den overgebraght als hij een bezoek bracht aan de woning van den regeeringsraad. Want een bezoek zou bepaald iets bij zoniers zijn geweest, daar hij, sedert zijn meerderjarigheidsverklaring, zijn voogd nog niet had opgezocht. De oude heer had zeer conservatieve beginselen en hield er heel veel van, de naar nieuwigheden ja gende jeugd eens ter verantwoording te roepen. Met zulke mannen praatte Edgar niet gaarne, daar hij zich inbeeldde, van hen niets te kunnen leeren. Dezen laatsten eisch stelde hij aan een ieder, met wien hij geen dagelijksche gesprekken hield. Hij kon zoo ongeveer een tien minuten in de allée op en neer geloopen hebben, de helft terug to geven als de merrie blijkt niet bestand te zijn. Bij de rondvraag maakt de heer H. de Goede te Beemster de opmerking, dat dit jaar te Beverwijk soms twee hengsten tegelijk in de manege waren om te worden gelon- geerd. Wie 't vlugst er was, werd 't eerst geholpen, wat aanleiding gaf tot onregel matigheid en gedrang, en dat wilde spr. voorkomen door den hengsten nummers aan de koppen te hangen en dan, op de beurt af; af te roepen. Voorz. wijst er op, dat zulks bij de rijks keuringen wel zal geregeld worden en dat het bestuur er ook op zal letten. Voorz. doet voorlezing van een schrijven van de heeren Bultman en Zijlmans in de Haarlemmermeer. Dat schrijven behelst het voorstel, om, wanneer hengstveulens, in het veulenboek ingeschreven en afkomstig van ouders die in het stamboek zijn ingeschreven, niet goed genoeg blijken te zijn om alle aan- houdingspremiën deelachtig te worden, dus wanneer er geld overblijft, dan van dat geld ook aanhoudingspremiën te geven aan inge- voei'de hengstveulens, die nu van mededin ging zijn uitgeslotendan behouden, volgens die heeren, de hengstveulens, in het veulen- boek ingeschreven, toch een voorsprong. Voorz. zegt, dat het nu een paar jaar 't geval is geweest, dat de hengstveulens, in het veulenboek ingeschreven en afkomstig van een vader en moeder, die in het Stam boek waren ingeschreven, niet premie waardig waren, dus dat er geld, voor die rubriek uit geloofd, overbleef. Het bestuur heeft dat toen gegeven aan de merries. Een feit is het, dat door vele eigenaars verzuimd wordt, veu lens van ouders, die in het Stamboek staan, op te geven voor het veulenboek. Dat is een verzuim, dat die dieren brengt buiten mede dinging naar de aanhoudingspremiën. Moet dat nu veranderd worden of niet Het bestuur heeft er niet op tegen, dat aan die dieren, als de andere die wél in het veulenboek staan, niet premiewaardig zijn, ook eene onderhoudsbijdrage wordt gegeven. De heeren Bultman en Zijlmans willen evenwel die overschietende aanhoudingspremiën alleen geven aan de ingevoerde veulens, niet aan die, welke door een verzuim van den eigenaar niet in het veulenboek zijn opgenomen. De heer Ferf zegt, dat naar zijn oordeel 't het best is, als niet alle aanhoudings premiën worden toegekend aan veulens in het veulenboek staande, doordat er niet genoeg premiewaardigen bij zijn, die overblijvende gel den te geven èn aan die verzuimde veulens èn aan die ingevoerde. Geef ze gelegenheid te voeren een vrije concurrentie. De heer Schaap zag het gaarne zoo inge richt, dat de uitgetrokken subsidies zooveel mogelijk werden toegekend aan de veulens in het veulenboek ingeschreven. Spr. noemt het zoo teleurstellend en ontmoedigend voor de fokkers, als zé zonder aa.nhoudingspremie naar huis gaan. Voorz. wijst er op, dat de jury de beslis sing heeft of de dieren 't waard zijn of niet; daarop mag de vergadering en 't bestuur geen invloed uitoefenen. De heer Jb. Zijp Hz. waarschuwt tegen die bepaling, door den heer Ferf aangegeven, om ook premies te geven aan hengsten, van buiten ons land ingevoerd; dat zal, volgens spr., in de hand werken het leenen van heng sten onderling. De heer Ferf wijst er op, dat de heng%t verplicht is te blijven in de provincie en dat het doel is, goede hengsten te krijgen en men kan dat ook bereiken door jonge hengsten van buiten in te voeren. De veulens, in het veulenboek ingeschreven, behouden een voorsprong, dus moedigt men eigen fokkerij toch het meest aan. De heer Zijp is bevreesd, dat men alle con trole op de fokkerij zal loslaten; men zal het in de hand werken, dat de veulens ten slotte in 't geheel niet meer zullen worden inge schreven en meent, dat dit voorstel van den hr. Ferf aan de maatregelen van controle schade zal doen. De heer Ferf zegt, dat alleen maar beslist behoeft te worden over de vraagHoe zullen we het overblijvende geld besteden En als men de ingevoerde en verzuimde jonge hengsten daarvan ook premiën geeft, werkt men volstrekt niet in de hand het niet in schrijven in het veulenboek, omdat de in geschrevenen in de eerste plaats in aanmer king komen en dus een voorsprong hebben. Na nog eenige discussie wordt met 9 tegen 7 stemmen besloten, de zaak te laten zooals het nu is en de jonge hengsten, die verzuimd zijn in het veulenboek te plaatsen en ook de ingevoerde geen premiën te geven. De heer K. Breebaart brengt hulde aan de keuringscommissie voor het plaatsen van een manege, ook te Schagen, voor de cornage- keuring, maar zou ze in de toekomst gaarne hebben op een andere plaats, waar men. zonder rumoer om zich heen, beter zou kunnen onderzoeken of het paard cornard is. De heer Hulst deelt mede, dat de omstan digheden dwongen, de plaats te nemen die nu genomen is, maar belooft, dat de Commis sie, zoover bij de nieuwe wet haar dat mogelijk zal zijn, rekening zal houden met de gedane opmerking. Daarna sluiting. —Vergadering van denGemeente- raad te OUDKARSPEL, op Maandag den lOden Juni, voorm. 9'/s uur. Voorz. de heer F. F. F. Fuhrhop. Afwezig de heer J. But- ter met kennisgeving. De Voorz. opent de vergadering en leest de notulen der vorige, welke worden goedge keurd en daarna vastgesteld. De Voorz. deelt mede, dat deze vergadering voornamelijk is bijeengeroepen ten einde te kunnen besluiten over het verzoek, vervat in den brief van den heer C. Kroon, Burgem. van Noordscharwoude, betreffende de verbindings spoorlijn van het station met het dorp Noord scharwoude. De Voorz. begint met daartoe voor te lezen den brief van den heer Kroon van 27 Nov. 1900, omtrent dat onderwerp, waarbij aan den Gemeenteraad wordt voorgesteld deel te ne men in de rentegarantie groot f 6000, voor f 360, en zulks in afwachting van de slotvoor- waarden door de directie der Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij te stellen. Door den Gemeenteraad is toen besloten, met dat voorstel mede te gaan. Bij eene sa menkomst van de daartoe uitgenoodigde leden van de besturen, die eveneens gunstig op dat schrijven hadden geantwoord, werden de slot- voorwaarden der H. IJ. S. M. voorgelezen, waaruit bleek, dat ook nu weer eene voort durende garantie van f 6000.— werd vereischt, doch dat de bepaling, volgens welke aan de garandeerende besturen het hoogere bedrag dan f 6000.zou worden uitgekeerd, niet meer voorkwamwel was nu opgenomen de bepaling, dat minstens éénmaal per dag gelegenheid zou zijn tot goederenvervoer. De Voorz. is van meening dat de eenmaal toegezegde deelname moest worden gehand haafd. De heer C. Eecen vraagt de meening van den Voorz. te mogen vernemen, betreffende de wenschelijkheid der tot-stand-koming van de verbindingslijn. De Voorz. deelt mede, dat hij persoonlijk arooten eerbied koestert vnnr rle groote werkzaamheid, door den heer Kroon betoond, om voor de Noordelijke gemeenten van den Langedijk eene spoorwegverbinding te krijgen, waarvoor deze hem niet genoeg dankbaar zullen zijn, maar dat hij het toch zou bejammeren, indien de voorgestelde verbinding tot stand kwam. Hij méént, dat deze verbinding voor Geestmerambacht nog maar matig zal voldoen, daar de afstand van Haringcarspel en \Varmenhuizen tot de spoor- weglijn nog steeds zeer groot zal zijnjvervolgens zal men moeten blijven voortsukkelen met een personenvervoer voor de Langedijken,waar mede men in de middeleeuwen misschien tevre den zou kunnen zijn, den omnibusdienst. Van een tramwegverbinding met Alkmaar dooi de dorpen blijkt niets te kunnen komen. De Voorz. ziet alleen afdoende verbetering in eene.spoorwegverbinding voor groentenvervoer en daarnaast een daarbij behoorende gelegen heid tot personenvervoer door middel van een lokaaltrein, dicht langs de westzijde dei- dorpen. De heer Hart vermeent, dat omtrent de uitbetaling aan de garandeerende besturen van de hoogere opbrengst dan f 6000.— bij het voorstel voor de verbindingslijn geen sprake was. De Voorz. geeft te kennen, niet anders geweten te hebben, dan dat getracht zou 1 worden de vroegere voorwaarden weer te ver- I krijgen en dat de woorden „in afwachting van de slot voorwaarden," in den brief van 27 I Novemb., moesten beduidende wijzigingen gebracht in de voorwaarden, ongeveer 13 jaar j geleden gestelden voorts, dat die slotvoor- waarden eerst door hem vernomen zijn bij de vorengenoemde samenkomst. De heer Hart deelt mede, persoonlijk mede gewerkt te hebben om den heer Kroon te bewegen, het plan tot het verkrijgen eener verbindingslijn weer op te nemen, en zeer dank baar te zijn, dat deze dit heeft willen doen, en wil dan ook alles doen om hem te steu nen in het volvoeren van het plan. Hij is echter ook van meening, dat een lijn dicht langs de westzijde der dorpen en in het verlengde van de lijn Broek op Langendijk, het meest gewenschte is. Hij heeft vernomen, dat de directie der Holl. IJzeren Sp. Mij. niet ongenegen zal zijn, daarbij haren steun te verleenen, wanneer de heer Kroon zijn plan zou laten varen. Mocht de f 6000.— garantie niet verkregen kunnen worden en dus het plan Noord-Scharwoude vervallen, dan zal hij het plan der spoorlijn westzijde der dorpen steunen. Nu tot stemming overgaande, wordt het voorstel tot deelname aan de garantie voor een bedrag van f 360.met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter verklaart dit besluit aan den heer C. Kroon Mz. mede te zullen deelen. Vervolgens deelt de Voorz. mede een brief ontvangen te hebben van Ged. Staten van Noord Holland, naar aanleiding van het niet vermelden bij de herziening (5-jaarlijksche) der verordeningen op welker overtreding straf is bedreigd, van eene verordening op het bakken en venten van brood, vastgesteld 25 Juni 1861. Hij zegt eerst na het ontvangen van dezen brief het bestaan dier verordening te weten. Na voorlezing wordt door den raad besloten, van deze gelegenheid gebruik te maken om deze verordening in te trekken. Voor kennis name wordt aangenomen een brief van den Rijks-ontvanger, mededeelende, dat aan den meente-ontvanger uitbetaald is f 198.075 en f 299.78'. Een brief van den polder Geestmer-Ambacht, waarbij toestemmend geantwoord wordt op het verzoek tot het leggen eener pomp tusschen de wateren, kadastraal bekend onder de nos.D 750 en 825. Een brief van het bestuur van de banne Oudkarspel, waarbij het voorstel tot het be talen van il3 der premiën voor de Rattenver- delging wordt aangenomen. De Voorz. stelt vervolgens voor, de open bare vergadering over te doen gaan tot eene met gesloten deuren, doch wenschte vooraf te vernemen, of een der heeren soms nog eenig voorstel heeft. Dit niet het geval zijnde, wordt de openbare vergadering geschorst. Na heropening deelt Voorz. mede, dat de verzoeken tot afschrijving van den H. O. wegens vertrek zijn toegestaan aan D. Haa- sert voor zes maanden, en aan C. Kroon Az. voor zeven maanden en wegens vermindering zijner inkomsten door ziekte aan Arie Duijs van f 4.25voor afschrijving van de helft aer bei. op üe nonden wegens aiscnamng, aan P. Kramer, M. J. Reijker, Jb. Bood, J. Slooves en K. Paarlberg. Het verzoek van J. Kramer wordt niet voor inwilliging vatbaar verklaard. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Vergadering van den Gemeen teraad van HEER-HUGOWAARD, gehou den den 11 Juni 1901, 's avonds 6V2 uur. Tegenwoordig alle leden. Na opening der vergad., lezing, en goedkeuring van de no tulen der voorgaande verg., werden achter eenvolgens gelezen en voor kennisgeving aan genomen le. Een schrijven van den heer Rijksont vanger te Schermerhorn d. d. 3 Juni j. 1. No. 172, mededeelende, dat op dien datum aan den heer Gemeente-Ontvanger alhier is uit betaald een bedrag van f217.63. 2e. Een schrijven van den heer D. Tjalsma, hoofd der school No. 2 alhier, houdende dank voor het genomen besluit tot de plaatsing van vruchtboomen op den bij hem in gebruik zijnden boomgaard en het bouwen van eene bergplaats bij zijne woning. 3e. Twee missives van Ged. Staten, waarbij de besluiten tot af- en overschrijving van de be grooting voor 1901en tot het doen van uitgaven uit den post voor onvoorziene uitgaven goed gekeurd teruggezonden worden. Verder was ingekomen een verzoek van den penningmeester der Vereeniging tot be vordering van getrouw schoolbezoek alhier, om, evenals voorgaande jaren, eene toelage van f 40.- te mogen ontvangen uit de Gemeen tekas, voor het dit jaar te houden schoolfeest. ringsraad bemerkte. Hij trad op hem toe, groette hem, en verzocht hem een eindje te mogen vergezellen. Dat verlof werd met merkbare bevreemding gegeven. De regeeringsraad was een magere, wat gebogen man, wiens haar en snor reeds vrij grijs werden. „Ik had je zelf wel eens op straat aan gesproken, baste Edgar, maar ik vond je steeds in gezelschap van dames," zeidehij. „Ik had je gaarne mijn compliment wil len maken, want men ziet het zoo hoogst zelden, dat menschen zich zoo in hun voor deel veranderen als dat met jou het geval j is geweest. Je hebt er een goed ding mede gedaan, de luitenanisjas aan den kapstok te hangen; als filosoof ben je veel beier op je plaats. Je zult een waar genie worden, j Professor Wild heeft mij wonderen van je dissertati verteld maar, nóg meer dan regeeringsraad hier voorbjj zou komen. Hjj met woorden te filosofeeron dat is een aangeboren gave, schat ik het hoog in je, dat je als een waar filosoof leeffc, of schoon je dat toch zeer zwaar moet vallen." „Gij houdt mij voor beter dan ik ben, mijnheer. Juist omgekeerd het vroegere leven viel mij zoo zwaar. Mijn ge- heele aanleg dwong mij tot mijn tegen woordig leven, dat gebaseerd is op een steeds streven cn zoeken naar het ware leven. De filosofie was het, die mij de oogen heeft geopendSchopenhauer, die door zijn gemakkelijke manier van schrijven het mij mogelijk maakte, het wonderland des geestes binnen te gaan. Waaruit echter besluit u, dat ik leef als een filosoof „Wel, beste vriend, de ware filosoof is toch hij, die zijn behoeften tot de minste eischen weet te beperken. Die weinige be- hoeften vragen weinig geld en daar jij tot dusverre nog steeds met jo zakgeld J „Halt, heer voogd, ik mag u niet verder laten spreken, want ge zoudt mjj beschaamd maken. Ik heb nu juist het plan, om u om de rest van mijn vermogen te vragen." Eerst zag de regeeringsraad hem ver wonderd; aan dan lachte hij. „Dan geloof ik, dat go tot de practische filosofie bekeerd geworden zijt. Zeker wilt ge het geld op rentegevende wijze beleg gen, wellicht ermede speculeeren dat zou iet3 zijn naar den tegenwoordigen geest des tijds." „Niets van dat alles, ik wil mij slechts goheel onafhankelijk maken van mijne moeder, en van dat geld leven tot ik in staat zal zijn wat te verdienen." „Dat zal u wellicht zwaarder vallen dan j ge denkt." „Ik denk het mij nu juist niet zoo zwaar. Verstand is cok een waarde, die men in geld kan omzetten." „Uw verstand is echter in filosofie omgezet en dat is eene waarde, die niet zoo ge makkelijk rentegevend is te maken." „Verstand en filosofie beschouw ik slechts als gewoon hardwerk, en dat, vereenigd met wat geluk, is wel in staat eene familie aan broed te helpen." „Eene familie?" „In dit geval een enkel persoon," ant woordde Edgar kleurend. „Er kunnen echter zware slagen van het noodlot vallen". „Jawel, deze wereld is zóó ingericht, dat men,waar men zich over de ernstigste hinder palen heenzet, tóch nog over een stroohalm den nek breken kan. Maar goed, wat is daarmee over boord Een menschenleven meer of minder." „Ik zou gaarne zien, dat jij je die nieuwe idééën niet zoo onvoorwaardelijk hadt eigen gemaakt," zeide de regeeringsraad eenigszins boos, „bij ons, gewone menscbjcs, is heel veel aan een menschenleven gelegen, en de gansche staat is eigenlijk op het principe gebouwd, elk menschenleven zoo lang mogelijk te rekken." „Bijvoorbeeld de oorlog?" zeide Edgar. „Ook de oorlog, die bjj de verscheidenheid der volkeren onvermijdelijk schijnt en dien de regeeringen wel zullen afschaffen als hij gemist kan worden. Ook in den oorlog zijn vele voorbeelden, die wijzen op het streven om een menschenleven te behouden. Maar laten we tot de werkelijkheid terugkcoren", zeide lachend de regeerings raad. „en vóór alle dingen opmerken, dat wij in den ijver van ons gesprek ons ver der van do stad verwijderd hebben, dan ik dat gewoonlijk doe. Keeren wij dus niet alleen naar de stad, maar ook tot ons onderwerp terug. Je wilt dus je geld heb ben Wanneer je mij naar mijn huis wilt vergezellen, dan zal ik je een briefje mee geven voor den bankier, waar ik liet geld heb belegd. Maar ge moet mij verontschul digen dat ik in het lot van den zoon van mijn ouden vriend wat meepraat. Uw be sluit schijut een onaangenaamheid aan te geven met uw moeder „De ideeën mijner moeder komen in het geheel niet met de mijne overeen." „Het is je moeder een der ons het meest heilige personen." „Weet ge, mijnheer de regeeringsraad, hoe Anzengruber's drama Het Vierde Ge bod, eindigt Eert uw vader en uw moeder als ze er naar zyn. Wanneer mij een vreemd mensch steeds vqel goeds bewijst, wanneer dat mensch reke- ding houdt mot mijne weusc'aen, en de zijne plooit en schikt naar de mijne, mag ik dan een dergelijk vreemd mensch niet boven mijn bloedverwanten stellen, die mij het tegendeel van goede dingen aandoen „Jij stelt de zaken wat te grof tegenover elkaar." „Maar wanneer de tegenstelling nu oon- uaaal zoo grof is „Mag ik vragen, wie die persoon is, welke ge daar noemt,als een tegenstelling met uwe moeder „Ik sprak slechts in 't algemeen", ant woordde Eigar verward. „En toch geloof ik dat reu vermoeden mijnerzijds niet gel eel ongewettigd is a's jo vroegere voogl mug ik dat wol zeggen men spreekt in de gan-cho stad steeds over je betrekking tot een jonve dame

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5