Zondag 16 Juni 1901.
45ste Jaargang No. 3636.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Binnenlandsch Nieuws.
sc nu
COURANT
Een uurtje uit het leven
eener vlieg-.
Ontleend aan het zeer lezenswaard geschriftje van
Eugen IsolaniWider den Schmutz".
Zürich, bei Ccisac Schmidt.
Het was baar laatste uurtje, dat zij, de
kleiue musea domestica, de gewone zwarte
kamervlieg, wier bjk daar voor mij lag, door
leefd bad. Ik bad dit heel nauwkeurig' kun
nen waarnemen, terwijl ik een geruime poos
aan bet venster van een confituurwinkel
gezeten was, waar het kleine diertje, met
aschgrauw-zwart gestreept rugschild en bruin
geel onderlijf rondvloog. Reeds eerder bad ik
gezien, boe zij buiten op een mesthoopje bet
zich gemakkelijk ffhd gemaakt; waarschijnlijk
bad ze daar voor haar nakomelingen gezorgd
door haar eitjes te leggen,toen van den mest
gesnoept en na over en weer bet hoopje te
zijn overgekropen, haar vleugels en onderlijf
met het slijmerige vocht van den mest bevuild,
kwam zij den banketwinkel binnengevlogen,
waar bet baar nog aanlokkelijker te ruiken
scheen.
Ja, de koeken en confituren op het buffet
"geheel onbedekt uitgestald, riekten werkelijk
verleidelijk, men behoefde geen snoepachtige
vlieg te zijn, om daardoor aangetrokken te
worden. Onze vlieg liet zich dan ook niet
lang nooden.Gemoedelijk zat ze op een stuk
appelkoek, en snoepte behagelijk haar bruin
geel buikje vol, en streek en wreef over den
koek zoo lang heen en weer, dat van al het
vuil, dat ze mee had gesleept, geen stipje
overbleef. Zindelijk geworden, maar ook recht
dikgegeten, wilde ze wegvliegen; wilde, want
ze kon niette véél- had ze gesnoept, en
daarom kroop ze liever over stof en vuil,
dat in den loop van den dag op de toonbank
zich verzameld had, totdat ze bij de confi
turen kwam, waar het haar op een witte,
met room gevulde praline bijster te bevallen
leek, streek haar stoffige vleugels aan het
witte, ruwe oppervlak af, en besmeerde
daarmede danig de praline.
Maar niet lang hield de kleine snoepster
het uitvan den zoeten inhoud moest ze
proeven en strekte haar kleinen snuit naai
de suikerzoete stof uit. Spoedig bleek, dat
ook voor vliegen overdaad schaadt, wat niet
zonder gevolgen bleefeen klein, bijna niet
waar te nemen vlekje op de witte praline was
het bewijs daarvan. Nu was ze geheel her
steld en vloog weer vlug heen en weer; bij
de deur vatte ze post, om, als de gelegenheid
daar was, naar buiten te vliegen, toen hare
fijn ontwikkelde reukorganen buitengewoon
werden opgewekt.
Een in lompen gehulde bedelaarster, met
een klein kind op den arm, was binnen geko
men en bleef bij de deur staan. Het hoofdje
van het ongeveer 3-jarig kind was over en
over bedekt met zweren en schurft, dat lang
niet lieflijk riekte. De vlieg echter, aange
trokken door die miasmen, plaatste zich dade
lijk op dat vieze hoofd en zoog, zonder zich
te bekreunen om het schreien van het kind,
veroorzaakt door het jeuken, met waren wel
lust de ziektestof uit de wonden op. De
winkeljuffrouw zocht langzaam naar een
paar centen, na eerst een jammerverhaal van
de bedelvrouw te hebben aangehoord; toen
zij vertrok, vloog de vlieg van het kind weg
en plaatste zich op mijn neus. Bang voor
de overbrenging van de ziektestof, weerde
ik haar af, waarop ze weer naar de toon
bank vloog, op een stuk koek rustig plaats
nam, om de zoo juist ingezogen stoffen op
haar gemak te verteren.
Ik kon vanaf mijn zitplaats het verterings
proces en zijn gevolgen niet nauwkeurig
genoeg nagaan. Intusschen bestelde ik een
kop chocolade; de kop werd uit de keuken
gebracht en stond een minuut lang op de
toonbank, voor hij mij werd aangeboden.
Gedurende dien tijd was ik de vlieg kwijt
geraakt. Terwijl ik de kranten las, dronk
ik langzaam van mijn chocolade; een boeiend
artikel deed me ook deze vergeten. De tijd
van heengaan was eindelijk daar, ik dronk de
rest der chocolade uit en bemerkte, dat me
daarbij iets tusschen de tanden zitten bleef,
ik nam het uit den mond, het was het lijk
van mijn vlieg, die intusschen in de chocolade
tot ontbinding was overgegaan, want een
kleine made kroop uit het bruin-geel achter
lijf, toen ik de doode vlieg tusschen de vin
gers hield
NOVELLE
van
MAN HIRSCHFELD.
9. o-o-o
Toon Edgar mondig geworden was, had zijn
voogd,de regeeringsraadWiesemann,hem zijn
hebben en houden op de tafel gelegd.De jonge
man nam er zooveel af als bij noodwendig noo-
dig had om zijn schuldeischers te betalen, die
woekeraars, maar ook
Dat is- het stukje vliegenleven, dat ik heb
waargenomen. Ik wist tenminste nu, toen ik
den volgenden dag- een klein pijnlijk blaasje
op de tong voelde, dat ik dat onmiddellijk
aan de vlieg, onmiddellijk aan dat zieke kind
van die arme vrouw in den banketwinkel
te danken had
En voor deze waarlijk gevaarlijke diertjes
zoeken wij niet in alle opzichten ons te bescher
men Bijna ieder stukje koek uit den
winkel is met vliegenmest of met vuil, dat
de vliegen hebben overgedragen, als bezaaid,
omdat op onverantwoordelijke wijze het
gebak nooit wordt beschermd, integendeel,
door dat vuile gedierte naar willekeur kan
worden bezoedeld.
Leg, voor proef, naast een stuk koek
een borstplaat van witte suiker; binnen een
uur is de laatste met donkere puntjes (vlie
genvuil) als overzaaid. De bevuilde tablet
raakt niemand aan, de koek wordt zonder
bezwaar gegeten: men kan de bevuiling immers
niet waarnemen
In iederen koekwinkel bijna houden zich
ontelbare vliegen op, en geen wonder, de
koek lokt ze, dat weet ieder mensch, en ieder
een weet ook zeer goed, dat de vliegen het
gebak bij hare aanraking reeds bevuilen,
maar geen mensch verzet zich daartegen.
Waartoe dienen de vitrines of glazenkasten?
Waarom worden in de beste délicatessen win
kels de waren voor vliegenvuil beschut dat
wil zeggen, voor een deel; de chocolade-arti
kelen b. v. liggen véélal onbedekt. Een
chocoladepraline en soortgelijke dingen kunnen,
met vuil bezoedeld, ongehinderd als een
délicatesse worden opgepeuzeld
Dit leerde mij het uurtje waarnemen van
het leven eener vlieg.
Naschrift.
Wij willen er bijvoegen, dat de vliegen
met voorliefde op het sputum van longlijders
azen, dit opzuigen, en de onverteerde, nog
levende baccillen afzetten op onze voedings
stoffen, zoo goed in den banketwinkel, als
in onze woningen.
Zonder nu in overdreven baccillenvrees te
vervallen, de vraag „moet aan de vliegen, met
name onze liuisvlieg, om gezondheidsredenein
niet voor goed den oorlog worden verklaard
moet door allen met ja worden beantwoord.
Welnu, de vliegenstrijd nadert; een ieder
wachte zich voor schade men doe er zijn voor
deel meê
niet slechts in woekeraars, maar ook in
jongelui van den besten adel bestonden,, jffoen hij onder de voorbijgangers den regee
want hoofdzakelijk was er sprake vaS
speelschulden. Het overblijvende geld ver
zocht Edgar den regeeringgraad onder
zijne berusting te houden.
Hij was in den vervolge zoo zuinig geweest
in zijne liefhebberijen, dat het weinige zak
geld dat zijn moeder hem gaf, vol
doende was. Nu echter was het oogenblik
gekomen, waarop de rest van zijn ver
mogen moest worden aangesproken, want
hij twijfelde er niet aan, of Edith zou wel
over te halen zijn om met hem te vluch-
tea. Hij wist, dat ze zich geheel aan hem
overgaf, en dat was wel mede een der
oorzaken,die hem er toe hadden gebracht,
haar zoo vurig lief te hebben.
Toen hij de allée insloeg, waar zijn
voogd woonde, keek hij op zijn hor
loge en knikte bevredigend, 't Kon nog
hoogstens een kwartier duren voor de
Schagen, 15 Juni 1901.
Donderdag 13 Juni j.1. hield
de Afdeeling Noordholland van het Neder-
landsch Paarden-Stamboek een algemeene
vergadering in't lokaal van den heer J. Va
der Az.
Aanwezig 17 leden.
Voorzitter de heer J. Breebaart Kz.
Na opening der vergadering volgt de lezing
der notulen door den secretaris, den heer W.
Teengs, en vervolgens de goedkeuring er
van door de vergadering.
De Voorz. doet de mededeeling, dat als aan
deel in de rijkssubsidie,is toegekend voor deze
provincie f 3240.—. Mogelijk is, dat nog
f25000 meer zal worden gegeven, maar dat
is nog in petto gehouden.
De rekening der Afdeeling, in ontvang
en uitgaaf sluitende op f 1365.03 en die van
de prov. subsidie sluitende, in ontvang en
uitgaaf op f 5230.—, werd door de vergadering
goedgekeurd en vastgesteld.
De comm., met het nazien dezer rekeningen
belast, bestond uit heerenP. Kaan, Anna
Paulowna, J. Houtkooper Pz., Schermer en
T. Hanedoes, Harlemmermeer, en had tot
goedkeuring geadviseerd.
Tot bestuursleden werden met nagenoeg
algemeene stemmen herkozen de aftredende
leden, de heeren J. Breebaart Kz., Mr. P. v.
Foreest en F. W. baron van Tuyl van Seroos-
kerken.
Tot afgevaardigde naar de algemeene ver
gadering werden gekozen de heeren Jb.
Zijp Hz., J. Houtkooper Pz. en T. Hanedoes.
Door den heer N. Kaan te Anna Paulowna
wordt het denkbeeld geuit, om vast te stellen
een vast dekgeld voor alle hengsten, met de
bepaling daarbij, dat men niet verplicht zal
zijn, zooals nu bij het geld blijven der merries,
de helft te moeten teruggeven. Wanneer men
nu een Provinciale subsidie ontvangt van
f 250.is het maximum, dat men als dek
geld kan heffen, f 15.—, met de verplichting
wilde elk opzien vermijden, want het was niet
onmogelijk, dat het zijne moeder zou wor
den overgebraght als hij een bezoek bracht
aan de woning van den regeeringsraad.
Want een bezoek zou bepaald iets bij
zoniers zijn geweest, daar hij, sedert zijn
meerderjarigheidsverklaring, zijn voogd nog
niet had opgezocht. De oude heer had
zeer conservatieve beginselen en hield er
heel veel van, de naar nieuwigheden ja
gende jeugd eens ter verantwoording te
roepen. Met zulke mannen praatte Edgar
niet gaarne, daar hij zich inbeeldde, van
hen niets te kunnen leeren. Dezen laatsten
eisch stelde hij aan een ieder, met wien hij
geen dagelijksche gesprekken hield.
Hij kon zoo ongeveer een tien minuten
in de allée op en neer geloopen hebben,
de helft terug to geven als de merrie blijkt
niet bestand te zijn.
Bij de rondvraag maakt de heer H. de
Goede te Beemster de opmerking, dat dit
jaar te Beverwijk soms twee hengsten tegelijk
in de manege waren om te worden gelon-
geerd. Wie 't vlugst er was, werd 't eerst
geholpen, wat aanleiding gaf tot onregel
matigheid en gedrang, en dat wilde spr.
voorkomen door den hengsten nummers aan
de koppen te hangen en dan, op de beurt af;
af te roepen.
Voorz. wijst er op, dat zulks bij de rijks
keuringen wel zal geregeld worden en dat
het bestuur er ook op zal letten.
Voorz. doet voorlezing van een schrijven
van de heeren Bultman en Zijlmans in de
Haarlemmermeer. Dat schrijven behelst het
voorstel, om, wanneer hengstveulens, in het
veulenboek ingeschreven en afkomstig van
ouders die in het stamboek zijn ingeschreven,
niet goed genoeg blijken te zijn om alle aan-
houdingspremiën deelachtig te worden, dus
wanneer er geld overblijft, dan van dat geld
ook aanhoudingspremiën te geven aan inge-
voei'de hengstveulens, die nu van mededin
ging zijn uitgeslotendan behouden, volgens
die heeren, de hengstveulens, in het veulen-
boek ingeschreven, toch een voorsprong.
Voorz. zegt, dat het nu een paar jaar
't geval is geweest, dat de hengstveulens, in
het veulenboek ingeschreven en afkomstig
van een vader en moeder, die in het Stam
boek waren ingeschreven, niet premie waardig
waren, dus dat er geld, voor die rubriek uit
geloofd, overbleef. Het bestuur heeft dat
toen gegeven aan de merries. Een feit is het,
dat door vele eigenaars verzuimd wordt, veu
lens van ouders, die in het Stamboek staan,
op te geven voor het veulenboek. Dat is een
verzuim, dat die dieren brengt buiten mede
dinging naar de aanhoudingspremiën.
Moet dat nu veranderd worden of niet
Het bestuur heeft er niet op tegen, dat aan
die dieren, als de andere die wél in het
veulenboek staan, niet premiewaardig zijn,
ook eene onderhoudsbijdrage wordt gegeven.
De heeren Bultman en Zijlmans willen evenwel
die overschietende aanhoudingspremiën alleen
geven aan de ingevoerde veulens, niet aan
die, welke door een verzuim van den eigenaar
niet in het veulenboek zijn opgenomen.
De heer Ferf zegt, dat naar zijn oordeel
't het best is, als niet alle aanhoudings
premiën worden toegekend aan veulens in
het veulenboek staande, doordat er niet genoeg
premiewaardigen bij zijn, die overblijvende gel
den te geven èn aan die verzuimde veulens èn
aan die ingevoerde. Geef ze gelegenheid te
voeren een vrije concurrentie.
De heer Schaap zag het gaarne zoo inge
richt, dat de uitgetrokken subsidies zooveel
mogelijk werden toegekend aan de veulens
in het veulenboek ingeschreven. Spr. noemt
het zoo teleurstellend en ontmoedigend voor
de fokkers, als zé zonder aa.nhoudingspremie
naar huis gaan.
Voorz. wijst er op, dat de jury de beslis
sing heeft of de dieren 't waard zijn of niet;
daarop mag de vergadering en 't bestuur
geen invloed uitoefenen.
De heer Jb. Zijp Hz. waarschuwt tegen
die bepaling, door den heer Ferf aangegeven,
om ook premies te geven aan hengsten, van
buiten ons land ingevoerd; dat zal, volgens
spr., in de hand werken het leenen van heng
sten onderling.
De heer Ferf wijst er op, dat de heng%t
verplicht is te blijven in de provincie en dat
het doel is, goede hengsten te krijgen en men
kan dat ook bereiken door jonge hengsten
van buiten in te voeren. De veulens, in het
veulenboek ingeschreven, behouden een
voorsprong, dus moedigt men eigen fokkerij
toch het meest aan.
De heer Zijp is bevreesd, dat men alle con
trole op de fokkerij zal loslaten; men zal het
in de hand werken, dat de veulens ten slotte
in 't geheel niet meer zullen worden inge
schreven en meent, dat dit voorstel van den hr.
Ferf aan de maatregelen van controle schade
zal doen.
De heer Ferf zegt, dat alleen maar beslist
behoeft te worden over de vraagHoe
zullen we het overblijvende geld besteden
En als men de ingevoerde en verzuimde jonge
hengsten daarvan ook premiën geeft, werkt
men volstrekt niet in de hand het niet in
schrijven in het veulenboek, omdat de in
geschrevenen in de eerste plaats in aanmer
king komen en dus een voorsprong hebben.
Na nog eenige discussie wordt met 9 tegen
7 stemmen besloten, de zaak te laten zooals
het nu is en de jonge hengsten, die verzuimd
zijn in het veulenboek te plaatsen en ook de
ingevoerde geen premiën te geven.
De heer K. Breebaart brengt hulde aan de
keuringscommissie voor het plaatsen van een
manege, ook te Schagen, voor de cornage-
keuring, maar zou ze in de toekomst gaarne
hebben op een andere plaats, waar men.
zonder rumoer om zich heen, beter zou kunnen
onderzoeken of het paard cornard is.
De heer Hulst deelt mede, dat de omstan
digheden dwongen, de plaats te nemen die
nu genomen is, maar belooft, dat de Commis
sie, zoover bij de nieuwe wet haar dat
mogelijk zal zijn, rekening zal houden met de
gedane opmerking. Daarna sluiting.
—Vergadering van denGemeente-
raad te OUDKARSPEL, op Maandag den
lOden Juni, voorm. 9'/s uur. Voorz. de heer
F. F. F. Fuhrhop. Afwezig de heer J. But-
ter met kennisgeving.
De Voorz. opent de vergadering en leest
de notulen der vorige, welke worden goedge
keurd en daarna vastgesteld.
De Voorz. deelt mede, dat deze vergadering
voornamelijk is bijeengeroepen ten einde te
kunnen besluiten over het verzoek, vervat in
den brief van den heer C. Kroon, Burgem. van
Noordscharwoude, betreffende de verbindings
spoorlijn van het station met het dorp Noord
scharwoude.
De Voorz. begint met daartoe voor te lezen
den brief van den heer Kroon van 27 Nov.
1900, omtrent dat onderwerp, waarbij aan den
Gemeenteraad wordt voorgesteld deel te ne
men in de rentegarantie groot f 6000, voor
f 360, en zulks in afwachting van de slotvoor-
waarden door de directie der Holl. IJzeren
Spoorwegmaatschappij te stellen.
Door den Gemeenteraad is toen besloten,
met dat voorstel mede te gaan. Bij eene sa
menkomst van de daartoe uitgenoodigde leden
van de besturen, die eveneens gunstig op dat
schrijven hadden geantwoord, werden de slot-
voorwaarden der H. IJ. S. M. voorgelezen,
waaruit bleek, dat ook nu weer eene voort
durende garantie van f 6000.— werd vereischt,
doch dat de bepaling, volgens welke aan de
garandeerende besturen het hoogere bedrag
dan f 6000.zou worden uitgekeerd, niet
meer voorkwamwel was nu opgenomen
de bepaling, dat minstens éénmaal per dag
gelegenheid zou zijn tot goederenvervoer.
De Voorz. is van meening dat de eenmaal
toegezegde deelname moest worden gehand
haafd.
De heer C. Eecen vraagt de meening van
den Voorz. te mogen vernemen, betreffende de
wenschelijkheid der tot-stand-koming van de
verbindingslijn. De Voorz. deelt mede, dat hij
persoonlijk arooten eerbied koestert vnnr rle
groote werkzaamheid, door den heer Kroon
betoond, om voor de Noordelijke gemeenten
van den Langedijk eene spoorwegverbinding
te krijgen, waarvoor deze hem niet genoeg
dankbaar zullen zijn, maar dat hij het toch
zou bejammeren, indien de voorgestelde
verbinding tot stand kwam. Hij méént, dat
deze verbinding voor Geestmerambacht nog
maar matig zal voldoen, daar de afstand van
Haringcarspel en \Varmenhuizen tot de spoor-
weglijn nog steeds zeer groot zal zijnjvervolgens
zal men moeten blijven voortsukkelen met
een personenvervoer voor de Langedijken,waar
mede men in de middeleeuwen misschien tevre
den zou kunnen zijn, den omnibusdienst. Van
een tramwegverbinding met Alkmaar dooi
de dorpen blijkt niets te kunnen komen.
De Voorz. ziet alleen afdoende verbetering in
eene.spoorwegverbinding voor groentenvervoer
en daarnaast een daarbij behoorende gelegen
heid tot personenvervoer door middel van een
lokaaltrein, dicht langs de westzijde dei-
dorpen.
De heer Hart vermeent, dat omtrent de
uitbetaling aan de garandeerende besturen
van de hoogere opbrengst dan f 6000.— bij
het voorstel voor de verbindingslijn geen
sprake was.
De Voorz. geeft te kennen, niet anders
geweten te hebben, dan dat getracht zou 1
worden de vroegere voorwaarden weer te ver- I
krijgen en dat de woorden „in afwachting van
de slot voorwaarden," in den brief van 27 I
Novemb., moesten beduidende wijzigingen
gebracht in de voorwaarden, ongeveer 13 jaar j
geleden gestelden voorts, dat die slotvoor-
waarden eerst door hem vernomen zijn bij de
vorengenoemde samenkomst.
De heer Hart deelt mede, persoonlijk mede
gewerkt te hebben om den heer Kroon te
bewegen, het plan tot het verkrijgen eener
verbindingslijn weer op te nemen, en zeer dank
baar te zijn, dat deze dit heeft willen doen,
en wil dan ook alles doen om hem te steu
nen in het volvoeren van het plan.
Hij is echter ook van meening, dat een lijn
dicht langs de westzijde der dorpen en in het
verlengde van de lijn Broek op Langendijk, het
meest gewenschte is. Hij heeft vernomen,
dat de directie der Holl. IJzeren Sp. Mij. niet
ongenegen zal zijn, daarbij haren steun te
verleenen, wanneer de heer Kroon zijn plan
zou laten varen. Mocht de f 6000.— garantie
niet verkregen kunnen worden en dus het
plan Noord-Scharwoude vervallen, dan zal hij
het plan der spoorlijn westzijde der dorpen
steunen.
Nu tot stemming overgaande, wordt het
voorstel tot deelname aan de garantie voor
een bedrag van f 360.met algemeene
stemmen aangenomen.
De Voorzitter verklaart dit besluit aan den
heer C. Kroon Mz. mede te zullen deelen.
Vervolgens deelt de Voorz. mede een brief
ontvangen te hebben van Ged. Staten van
Noord Holland, naar aanleiding van het niet
vermelden bij de herziening (5-jaarlijksche)
der verordeningen op welker overtreding straf
is bedreigd, van eene verordening op het
bakken en venten van brood, vastgesteld 25
Juni 1861. Hij zegt eerst na het ontvangen
van dezen brief het bestaan dier verordening
te weten.
Na voorlezing wordt door den raad besloten,
van deze gelegenheid gebruik te maken om
deze verordening in te trekken. Voor kennis
name wordt aangenomen een brief van den
Rijks-ontvanger, mededeelende, dat aan den
meente-ontvanger uitbetaald is f 198.075 en
f 299.78'.
Een brief van den polder Geestmer-Ambacht,
waarbij toestemmend geantwoord wordt op
het verzoek tot het leggen eener pomp
tusschen de wateren, kadastraal bekend
onder de nos.D 750 en 825.
Een brief van het bestuur van de banne
Oudkarspel, waarbij het voorstel tot het be
talen van il3 der premiën voor de Rattenver-
delging wordt aangenomen.
De Voorz. stelt vervolgens voor, de open
bare vergadering over te doen gaan tot eene
met gesloten deuren, doch wenschte vooraf
te vernemen, of een der heeren soms nog
eenig voorstel heeft. Dit niet het geval zijnde,
wordt de openbare vergadering geschorst.
Na heropening deelt Voorz. mede, dat de
verzoeken tot afschrijving van den H. O.
wegens vertrek zijn toegestaan aan D. Haa-
sert voor zes maanden, en aan C. Kroon Az.
voor zeven maanden en wegens vermindering
zijner inkomsten door ziekte aan Arie Duijs
van f 4.25voor afschrijving van de helft
aer bei. op üe nonden wegens aiscnamng,
aan P. Kramer, M. J. Reijker, Jb. Bood,
J. Slooves en K. Paarlberg. Het verzoek van
J. Kramer wordt niet voor inwilliging vatbaar
verklaard.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Vergadering van den Gemeen
teraad van HEER-HUGOWAARD, gehou
den den 11 Juni 1901, 's avonds 6V2 uur.
Tegenwoordig alle leden. Na opening der
vergad., lezing, en goedkeuring van de no
tulen der voorgaande verg., werden achter
eenvolgens gelezen en voor kennisgeving aan
genomen
le. Een schrijven van den heer Rijksont
vanger te Schermerhorn d. d. 3 Juni j. 1. No.
172, mededeelende, dat op dien datum aan
den heer Gemeente-Ontvanger alhier is uit
betaald een bedrag van f217.63.
2e. Een schrijven van den heer D. Tjalsma,
hoofd der school No. 2 alhier, houdende dank
voor het genomen besluit tot de plaatsing
van vruchtboomen op den bij hem in gebruik
zijnden boomgaard en het bouwen van eene
bergplaats bij zijne woning.
3e. Twee missives van Ged. Staten, waarbij
de besluiten tot af- en overschrijving van de be
grooting voor 1901en tot het doen van uitgaven
uit den post voor onvoorziene uitgaven goed
gekeurd teruggezonden worden.
Verder was ingekomen een verzoek van
den penningmeester der Vereeniging tot be
vordering van getrouw schoolbezoek alhier,
om, evenals voorgaande jaren, eene toelage
van f 40.- te mogen ontvangen uit de Gemeen
tekas, voor het dit jaar te houden schoolfeest.
ringsraad bemerkte. Hij trad op hem toe,
groette hem, en verzocht hem een eindje
te mogen vergezellen. Dat verlof werd met
merkbare bevreemding gegeven.
De regeeringsraad was een magere,
wat gebogen man, wiens haar en
snor reeds vrij grijs werden.
„Ik had je zelf wel eens op straat aan
gesproken, baste Edgar, maar ik vond je
steeds in gezelschap van dames," zeidehij.
„Ik had je gaarne mijn compliment wil
len maken, want men ziet het zoo hoogst
zelden, dat menschen zich zoo in hun voor
deel veranderen als dat met jou het geval j
is geweest. Je hebt er een goed ding mede
gedaan, de luitenanisjas aan den kapstok
te hangen; als filosoof ben je veel beier op
je plaats. Je zult een waar genie worden, j
Professor Wild heeft mij wonderen van je
dissertati verteld maar, nóg meer dan
regeeringsraad hier voorbjj zou komen. Hjj met woorden te filosofeeron dat is een
aangeboren gave, schat ik het hoog in
je, dat je als een waar filosoof leeffc, of
schoon je dat toch zeer zwaar moet vallen."
„Gij houdt mij voor beter dan ik ben,
mijnheer. Juist omgekeerd het vroegere
leven viel mij zoo zwaar. Mijn ge-
heele aanleg dwong mij tot mijn tegen
woordig leven, dat gebaseerd is op een
steeds streven cn zoeken naar het ware
leven. De filosofie was het, die mij de oogen
heeft geopendSchopenhauer, die door
zijn gemakkelijke manier van schrijven het
mij mogelijk maakte, het wonderland des
geestes binnen te gaan. Waaruit echter
besluit u, dat ik leef als een filosoof
„Wel, beste vriend, de ware filosoof is
toch hij, die zijn behoeften tot de minste
eischen weet te beperken. Die weinige be-
hoeften vragen weinig geld en daar jij tot
dusverre nog steeds met jo zakgeld J
„Halt, heer voogd, ik mag u niet verder
laten spreken, want ge zoudt mjj beschaamd
maken. Ik heb nu juist het plan, om u om
de rest van mijn vermogen te vragen."
Eerst zag de regeeringsraad hem ver
wonderd; aan dan lachte hij.
„Dan geloof ik, dat go tot de practische
filosofie bekeerd geworden zijt. Zeker wilt
ge het geld op rentegevende wijze beleg
gen, wellicht ermede speculeeren dat
zou iet3 zijn naar den tegenwoordigen geest
des tijds."
„Niets van dat alles, ik wil mij slechts
goheel onafhankelijk maken van mijne
moeder, en van dat geld leven tot ik
in staat zal zijn wat te verdienen."
„Dat zal u wellicht zwaarder vallen dan j
ge denkt."
„Ik denk het mij nu juist niet zoo zwaar.
Verstand is cok een waarde, die men in
geld kan omzetten."
„Uw verstand is echter in filosofie omgezet
en dat is eene waarde, die niet zoo ge
makkelijk rentegevend is te maken."
„Verstand en filosofie beschouw ik slechts
als gewoon hardwerk, en dat, vereenigd
met wat geluk, is wel in staat eene familie
aan broed te helpen."
„Eene familie?"
„In dit geval een enkel persoon," ant
woordde Edgar kleurend.
„Er kunnen echter zware slagen van het
noodlot vallen".
„Jawel, deze wereld is zóó ingericht, dat
men,waar men zich over de ernstigste hinder
palen heenzet, tóch nog over een stroohalm
den nek breken kan. Maar goed, wat is
daarmee over boord Een menschenleven
meer of minder."
„Ik zou gaarne zien, dat jij je die nieuwe
idééën niet zoo onvoorwaardelijk hadt
eigen gemaakt," zeide de regeeringsraad
eenigszins boos, „bij ons, gewone menscbjcs,
is heel veel aan een menschenleven gelegen,
en de gansche staat is eigenlijk op het
principe gebouwd, elk menschenleven zoo
lang mogelijk te rekken."
„Bijvoorbeeld de oorlog?" zeide Edgar.
„Ook de oorlog, die bjj de verscheidenheid
der volkeren onvermijdelijk schijnt en dien de
regeeringen wel zullen afschaffen als hij
gemist kan worden. Ook in den oorlog zijn
vele voorbeelden, die wijzen op het streven
om een menschenleven te behouden. Maar
laten we tot de werkelijkheid
terugkcoren", zeide lachend de regeerings
raad. „en vóór alle dingen opmerken, dat
wij in den ijver van ons gesprek ons ver
der van do stad verwijderd hebben, dan ik
dat gewoonlijk doe. Keeren wij dus niet
alleen naar de stad, maar ook tot ons
onderwerp terug. Je wilt dus je geld heb
ben Wanneer je mij naar mijn huis wilt
vergezellen, dan zal ik je een briefje mee
geven voor den bankier, waar ik liet geld
heb belegd. Maar ge moet mij verontschul
digen dat ik in het lot van den zoon van
mijn ouden vriend wat meepraat. Uw be
sluit schijut een onaangenaamheid aan te
geven met uw moeder
„De ideeën mijner moeder komen in het
geheel niet met de mijne overeen."
„Het is je moeder een der ons het
meest heilige personen."
„Weet ge, mijnheer de regeeringsraad,
hoe Anzengruber's drama Het Vierde Ge
bod, eindigt Eert uw vader en uw
moeder als ze er naar zyn. Wanneer
mij een vreemd mensch steeds vqel
goeds bewijst, wanneer dat mensch reke-
ding houdt mot mijne weusc'aen, en de
zijne plooit en schikt naar de mijne, mag
ik dan een dergelijk vreemd mensch niet
boven mijn bloedverwanten stellen, die mij
het tegendeel van goede dingen aandoen
„Jij stelt de zaken wat te grof tegenover
elkaar."
„Maar wanneer de tegenstelling nu oon-
uaaal zoo grof is
„Mag ik vragen, wie die persoon is,
welke ge daar noemt,als een tegenstelling
met uwe moeder
„Ik sprak slechts in 't algemeen", ant
woordde Eigar verward.
„En toch geloof ik dat reu vermoeden
mijnerzijds niet gel eel ongewettigd is
a's jo vroegere voogl mug ik dat wol
zeggen men spreekt in de gan-cho stad
steeds over je betrekking tot een jonve
dame