Brieien uil de laassiaü.
Zondag 7 Juli 1901.
45ste Jaargang No. 3642.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Binnenlandsch Nieuws.
:iȕ
CCXXXIX.
Botterdam, 3 Juli 1901.
Sedert den vorigen winter heb ik nieuwe
buren, 't Benedenhuis had lang leeg gestaan,
zóó lang, dat mijn vrouw de overtuiging begon
te belijden, dat er iets niet in orde was be
neden nat, of muizen, of mieren. Een huis,
dat goed is, staat niet zoo lang léég.
Toen kwam, in een drogen wintermorgen,
een verhuiswagen voor en daaruit werden
een drietal uren lang meubelen gedragen.
Keurig, zei mijn vrouw een héél net boel
tje. Ik geloof, dat 't nette menschen zijn. Zij
beschreef den stijl en de bekleeding en het
hout van de ameublementen, die successieve
lijk uit den geheimzinnigen wagen waren
gehaald.
Dat heb je goed bekeken, getuigde ik.
Wie veronderstellen wil, dat mijn vrouw
niet veel te doen had, dat zij zoo rustig kon
blijven kijken, uren lang, en zóó k ij k e n wete,
dat zij doende is aan een kinderuitzet, dus aan
naaiwerk, zittend werk, werk dat bij tijden
zoo machinaal-weg kan worden verricht.
't Zijn bepaald héél nette menschen,
verzekerde mijn vrouw. En we zullen een
kaartje pousseeren. Je buren moet je kénnen,
omdat je nooit weet hoe je ze noodig kunt
hebben.
Wij gaven ons kaartje af, maar ontvingen
daarop geen kaartje terug. Van een bezoek
schenen zij volstrekt de noodzakelijkheid niet
in te zien. 't Schijnen nogal plebejische
menschen, vond mijn vrouw, vertellend erbij,
dat zij „mevrouw" gezien had, een heel een
voudige, dikke vrouw, en de meid, die een
kap droeg.
Menschen van buiten, bepaalde ik.
Dien goheelen winter zagen wij de buren
weinig, niet genoeg althans om een meer
bepaalden indruk van hen te krijgen. Zij
hielden zich schuil.
In het voorjaar evenwel, begonnen zij zich
te vertoonen aan ons en de verdere belang
stellende buurt.
Bij het benedenhuis behoort een tuintje,
zoo'n klein lapje grond, ingesloten door drie
houten muurtjes, een tuintje als de bouwers
van onze moderne stadshuizen hun huurders
nog wel plegen toe te staan als de grond
niet al te duur is en zij er overigens geen
raad mee weten. Een gunst-tuintje.
Op dat stukje grond dan begonnen, in
het voorjaar de buren zich te vertoonen,
hij en zij en de meid. Hij was een soort boer-
in-goeden-doen, altijd in zijn hemdsmouwen,
met een te korten broek, roode pantoffels, een
das om den hals, het haar onder de zijden pet
kort afgesneden. „Afgebikt, onder een bloem
pot", recenseerde onze meid.
De buurman, de buurdame en de buurmeid
besteedden naarstiglijk heele dagen aan het
lapje grond, bewerkten het met een spade,
een hark en een gieter. Hij stak den schop er in,
zij harkte de dingen weg, die hij boven haalde,
stukken steen, sintels, scherven, de meid goot
er gieters op leeg.
Ze gaan een tuin aanleggen, meende
mijn vrouw.
Op een lapje grond, ongeveer 150 M2. groot
(15 bij 10) is de voortgang van een dergelijken
arbeid zélfs voor stadsmenschen wel te volgen.
Mijn vrouw, steeds nog met den uitzet bezig
en nu van vóór naar achter verhuisd, deed
me eiken avond getrouwelijk verslag. De
benedenburen hadden perken gestoken, gezaaid,
besproeid, bemest. (Hun meid placht geregeld
's morgens de achterblijfsels van paarden in
een emmer te verzamelen en beneden binnen
te dragen, tot groot genoegen van de buurt).
Wat zij gezaaid hadden, wist mijn vrouw
niet. Zij is landbouwkundig weinig ervaren.
Maar 't waren op verschillende plekken van
het tuintje verschillende dingen geweest.
Het voorjaar door bleven de benedenburen
geregeld eiken dag in hun tuintje bezig, klein
werk doenwieden, begieten enz.
Op een middag werd een houten hok inge
bracht en tegen de achterheining geplaatst op
onbebouwd gedeelte. Daarin verschenen
NOVELLE
van
MAX HIRSCHFELD.
15. o-o-o
Werktuigelijk haalde Edgar zijn horloge
uit den zak en staarde een heele poos op de
wijzerplaat,totdat hij eindelijk tot het bewust
zijn kwam dat het reeds middernacht was. Nu
stond hij op, legde een geldstuk op tafel
dat het dubbele van zijn schuld bedroeg, en
verwijderde zich.
Hij stapte nu welgemoed voort, hij
gevoelde zich door zijn besluit aanmerke
lijk verlichtalsof er een zware last van
zijn schouders was genomen. Maar zwakjes
gevoelde hij een zekere schaamte, dat in den
grond van zijn hart dan tóch de wensch had
gewoond het duel aan te nemen, en dat
zijn moeder wel gelijk had gehad toen zij
zijn tegenwerpingen maar holle phrasen
noemde. Anderzijds gevoelde hij er ge
noegdoening over, dat hij er nu zelf van
overtuigd was, dat hij geen lafaard was, waar
voor men hem nu hield. Plotseling bleef
hjj staan en sloeg zich met de hand tegen
het voorhoofd.
Wanneer hij het duel aannam en in de
stad bleef, dan zou Edith immers tever
geefs op hem wachten in het paviljoen
„Neen, niet tevergeefs", dacht hij, „het
is juist goed zoo. Wie weet of ze wel
komen zal, maar wanneer zij. komt, zal zij
's anderendaags zes kippen en een haan.
Wat later werd naast het kippenhok een
inrichtinkje met tralies gezet, waardoor we,
wéér een dag daarna, konijnenkoppen zagen
gluren.
't Wordt een heele landbouwkolonie
beneden, zei mijn vrouw.
Toen, al diep in het voorjaar, 't zal begin
Mei zijn geweest, liet de benedenbuurman
belet vragen. Of minder formeelhij vroeg,
bij monde van onze meidOf ie meneer even
kon spreken. Natuurlijk kon dat.
Mijn benedenbuurman bleek te zijn, inder
daad, een man van buiten. Hij noemde me
onmiddellijk „buurman" en vertelde me, zonder
praat vooraf, onverwijld wat hij doen kwam.
Vanmiddag kwam de huisbaas bij me, om
de huur, zoo verhaalde hij aan mijn vrouw
en mij, die aandachtig luisterden. En ik liet
hem mijn tuin zien. Toen zegt ie „Hé, hebt u
daar kippen, zeit ie. Ja, zeg ik, en een konijn
óók en mi ga ik nog een varken houden.
We schrokken op, mijn vrouw en ik.
En toen zeit ie, voer buurman voort,
dat dat niet mócht. In een stad mag je geen
varkens houden, omdat dat veel te lastig is,
voor de buren. En of ik nu al zei dat
buiten, bij ons, iedereen varkens houdt en
dat de buren nóóit klagen, hij zei dat het
niet mocht en óók dat hij 't in zijn huis
absoluut niet hebben wou. Voor de buren.
Daarom kom ik nu even bij u. De huisbaas
dee' niets plezierig. Tenslotte zelfs héél
nijdig. En hij zeiGeen varkens houden of
u gaat mijn huis uit. Nu kwam ik u eens
vragen, buurman, zei hij, ten zeerste gemoe
delijk, of u er nu zooveel tegen hebt dat ik
een varkentje groot breng
Ik zei, héél vriendelijk en in weloverwogen
zachte uitdrukkingen, dat ik inderdaad
bezwaar had. Ik verklaarde hem dit, zoo
gelukkig gemoedelijk, met een beroep op de
eischen van liygiene, dat hij niet boos werd.
Integendeel, hij keek wat verschrikt, mon-
pelde een excuus. Dan zou hij er maar van
af zien, van zijn varken.
En in eens stak hij van wal. Eén lange
klacht.
't Kan me in de stad naar niks beval
len, buurman. Ik heb buiten altijd geboerd,
'k had een erf met twintig bunder grond.
Mijn vrouw en ik werkten mee. Toen kon 'k
den boel goed verkoopen en we besloten in
de stad te gaan wonen. Daar heb je meer
aon je leven dan in de eenzaamheid buiten.
Maar 't is toch niet alles. Mijn plezier in
landwerk dacht ik hier wel te kunnen
genieten op het lapje grond beneden, maar
het is niks gedaan hoor. Dat is geen grond,
dat zijn sintels, 'k Heb er van 't beste
gezaaid en gepoot, niet om de opbrengst,
maar om 't plezier. Maar er komt niks van
op. 'k Heb gemest dat het een lust was en
toch is alles in den grond dood gegaan. Nou
wilde ik 't probeeren met een beetje fokkerij.
Als je buiten drie honderd kippen, twintig
koeien, veertig schapen en een massa var
kens hebt gehad, is een paar kippen, een
paar konijntjes en een biggetje toch een
heel kinderachtig plezier. Toch een plezier.
En dat mag niet. Dat mag niet, voor de
buren.
Ik troostte hem, verklaarde nogmaals waar
om 't toch inderdaad niet ging. Doch hij bleef
in zijn halsstarrig misnoegen.
Dan ging hij maar weer de stad uit. Liever
een klein erfje met gegunde liefhebberijen
buiten, dan hier, waar niets mócht, en wat
wél mocht niet lukte.
En zooals hij 't beschreefzoo'n stad zonder
eenig begrip van landelijkheid, grond om
huizen te bouwen en anders niet, desnoods
met een lapje grond voor een paar bloempotjes
en wat gras, zoo'n zware, practische, on-rus-
tieke stad, begreep ik zijn heimwee naar een
dorp met een erf en een stukje land.
Mijn buurman, die ik nu wee^ verliezen ga
't bordje staat al aan is één van de vele
buitenlui, dien 't stadsche doen onaanpasbaar
is. Hij gaat er uit, vele anderen blijven en
kwijnen in heimwee, 't Kan niet anders. Waar
ging het heen, als in een krans van stadshuizen
veeteelt vergund ware?
D.
mij in elk geval daar vinden."
HOOFDSTUK XI.
De bezittingen van de Frendlins
en de Fe'derns grensden in haar gansche
oppervlakte aan elkaar en ze werden
alleen gescheiden door een schutting, waarin
een poort.
De oude graaf Feldern had dat zoo ge
wild, omdat hij niet alleen gaarne met zijn
buurman omging, maar ook, omdat hij hem
als zijn raadgever in landbouwzaken zeer
hoogschatte. Op zijn uitdrukkelijk verlangen
was het geschied, dat Frendlin de helft
van het park had gekocht en op kleinen
afstand van de villa van den graaf, een
eigen villa had gebouwd. De poort werd
alleen gebruikt door den ouden graaf of
zijn bediende, wanneer hij Frendlin ging
bezoeken of hem liet vragen bij hem te
komen, en door Frendlin zelf, wanneer deze
aan de uitnoodiging gevolg gaf.
Sedert den dood van den graaf was
deze poort niet meer geopend en Edgar
moest dus alle moeite aanwenden om het
verroeste slot cm te draaien.
Daar hij den sleutel bij zich had, was
hij rechtstreeks den moestuin doorgegaan,
die bij de villa zijner moeder behoorde, had
den hond gestreeld, die hem kwispelstaar
tend tegemoet kwam, en was dan door de
poort naar het paviljoen gegaan.Hij vond niet,
zooals Edith gezegd had, den sleutel van
het paviljoen onder de trap, de deur was
echter los en hij trad binnen.
De gordijnen waren voor de vensters
neergelaten, zoodat er door de vele ramen
van den koepel toch maar zeer weinig
licht binnenviel.
Edgar schrikte, toen hij in het halfdonker
Schagen, 6 Juli 1901.
De eerste Coöperatieve Ver-
eeniging tot Aankoop van Veevoeder enz.,
alhier, vergaderde Donderdag j.1. in het lokaal
Cérès.
De waarnemende Voorz., de heer P. Tim
merman Dz., opende de vergadering en heette
de aanwezigen welkom, waarna hij eenige
warme woorden van hulde bracht aan de
nagedachtenis van den heer Th. J. Waller.
Spr. wees op het vele, dat de Vereeniging aan
den heer Waller was verschuldigd; mede-op-
richter van de vereeniging, was hij tevens jaren
lang als lid en als Voorzitter een waren steun
voor de vereeniging geweest, waarom het
heengaan van den heer Waller een groot ver
lies voor de Vereeniging kon worden genoemd.
Daarna worden door den heer G. Brands de
notulen gelezen en door de vergadering
goedgekeurd.
Voorgelezen wordt een missive van den
Directeur v. h. Bijkslandbouwproefstation te
Hoorn, van den volgenden inhoud
In de laatste jaren zijn in den handel en
de fabrikatie van voederstoffen, in 't bijzonder
van de lijnkoek, misbx-uiken ingeslopen, die
veroorzaken, dat bij de gewone wijze van
aanbesteding en levering onder controle niet
altijd het doel der vereenigingen le kwaliteit
waar tegen billijken prijs te bekomen, wordt
bereikt.
Immers, al kan de vereeniging tengevolge
der controle bij onvoldoende levering korting
opleggen, ze blijft met de mindere waar
zitten. En nu het gebleken is, dat er ver
schillende leveranciers zijn, die zich niet
ontzien, zelfs vervalschte waar op aanbesteding
te leveren, verdient het zeker aanbeveling, te
overwegen, of er geene middelen kunnen
worden beraamd om dergelijke zaken, met
al de moeilijkheden die daarna gewoonlijk
volgen, te voorkomen.
Het is daarom, dat ik het gewenscht acht,
weder eens eene vergadering te beleggen met
afgevaardigden van aankoop-vereenigingen,
tot het bijwonen waarvan ik u bij dezen
uitnoodig.
Ik stel mij voor, de bijeenkomst te houden
op Woensdag 17 Juli a.s., in „Krasnapolsky"
te Amsterdam, des middags om één uur.
Aangenaam zal 'tmij zijn, indien uwe Veree
niging zich daarbij wil laten vertegenwoor
digen, terwijl ik gaarne vóór 10 Juli zou
willen vernemen, of ik op uwe aanwezigheid
mag rekenen en wie voor uwe Vereeniging
zullen verschijnen.
Ik stel mij voor, op deze bijeenkomst ook
mededeeling te doen van enkele besluiten,
die door het College van Directeuren inzake
het onderzoek van monsters zijn genomen,
terwijl verder gelegenheid zal worden gegeven
tot bespreking van verschillende punten
betreffende de controle van voederstoffen.
Voorz. zegt, dat het bestuur deze vergade
ring zoo belangrijk acht, dat het adviseert,
een afgevaardigde te zenden, waarmede alle
aanwezigen hunne instemming betuigen.
Aan de beurt ishet rapport der finan-
ciëele commissie, bestaande uit de heeren
S. Over, T. Koomen Az. en J. Blaauboer.
Hit de rekening en verantwoording bleek
dat het batig saldo der vorige rekening was
f 57.96 dat er aan lijnkoeken was omgezet
een bedrag van f 88.478.525, voor Amerikaan-
sche lijnkoek een bedrag van f 6622.065, voor
Thomaspliosphaat en Superphosphaat een be
drag van f 3200.57 dat er voor hot lijnkoek-
stof was ontvangen f 196.195. De contributie
bedroeg voor 260 leden f 130.Het totaal
der ontvangst bedroeg f 100.969.89, die der
uitgaaf f 100828.195, dus het batig saldo be
draagt f 141.695, wat ongeveer aanwijst een
vooruitgang van f 80.
De Voorz. brengt dank aan de fmanciëele
commissie voor hare bemoeiingen.
Nu volgt het jaarverslag, uitgebracht
door den administrateur, den lieer C. Kooij.
Steller kou constateeren een krachtigen bloei.
Het ledental was gestegen van 233 tot 260.
Waren vorig jaar door 189 afnemers 684.000 lijn
koeken gebruikt, nü door 211 afnemers 806.550
lijnkoeken. Van de Amerikaansche lijnkoek
werd door 42 leden 72800 K.G. gebruikt, er
was een afname van 50500 kilo tliomasphos-
phaat50000 stuks lijnkoeken werden er op
het eiland Wieringen afgezet. Lijnkoekstof
was er tot een hoeveelheid van 2051 kilo.
eene gestalte zag. Hij stond een
oogenblik stofstijf stil, maar trad het
volgende oogenblik vastberaden nader en
tegelijkertijd wierp die gestalte zich in zijn
armen.
„Edithriep bij, terwijl een groot ge
voel van vreugde zijn hart deed zwellen.
Hij had eigenlijk met zekerheid geloofd,
dat zij hem tevergeefs zou laten wachten.
„Waarschijnlijk weet ze niets van de
duelgeschiedenis," dacht hij, maar ook
zelfs dün had hij het niet geloofd, dat ze
het huis haars vaders zou willen ver
laten om hem in den vreemde te volgen.
Alles wat hij voor droefs en onaange
naams had ondervonden, zonk in het niet.
Hij gevoelde zich zoo rijk, zoo ge
lukkig, als had hij over millioenen te be
schikken. Een plotselinge opwelling vol
gend, wierp hij zich voor het jonge meisje
op de knieën.
Maar dan viel hem tegelijk het duel in.
Zij vist er bepaald nog niets van af, ten
minste niet van zijne weigering. Hij zou
het gaarne vernomen, maar terwijl hij op
stond en naar woorden zocht, scheen zij
bereids zijne gedachten geraden te hebben.
„Niet waar", zeide zij, zijne hand grij
pend en angstig tot hem opziende, „je zult
toch niet duelleeren
„Je weet dus, wat er gebeurd is?"
„Wie weet het nietGister werden er de
dwaaste geschiedenissen over verteld. Jij
zoudt een twist metGeorge vonBelgart gehad
hebben en wel om mij. Dan vertelde men mij,
dat gij beiden vandaag nog zoudt duel
leeren, maar dat is toch immers niet
waar
„Stel eens, dat het zoo wüs. Stel eens,
dat men mij had uitgedaagd, omdat ik jou
De Administrateur komt in het slot van
zijn verslag tot de conclusie, dat de vereeni
ging in de afgeloopen periode haar zaken
voordeelig heelt tot stand gebracht, en dat
de prijs der lijnkoek zeer gunstig was te noe
men tegenover die der zuster-afdeelingen in
Noord-Holland.
De vergadering hechtte met applaus hare
goedkeuring aan het verslag.
Werd overgegaan tot de verkiezing van 2 J
commissarissen, wegens periodieke aftre-
ding van den heer G. H. Geerligs, dadelijk j
herkiesbaar, en wegens 't overlijden van den
heer Waller.
Uitgebracht werden 11 stemmen. Herkozen
werd de heer G. II. Geerligs met 9 stemmen
gekozen de heer G. Bademaker, Callantsoog,
met 6 stemmen. De heer Geerligs nam de
benoeming aan; den heer Bademaker zal kennis
worden gegeven.
Tot fiuanciëele commissie voor 't volgend
jaar werden benoemd de heeren: D. C. Be-
zelman, Anna Paulowna, W. Kooijman, Ha
ringhuizen en E. E. Stoel, Anna Paulowna,
welke heeren hunne benoeming aannamen.
Bij de rondvraag informeert de heer H.
Waiboer, of weer Amerikaansche koek zal
worden verstrekt door de vereeniging. Spr.
zou dat gaarne willen.
De heer J. Blaauboer zou dat eveneens
toejuichen, maar geeft dan in overweging
zoo spoedig mogelijk bij de leden te infor-
meeren, hoeveel men ongeveer noodig heeft,
daar de tijd van koopen nü nog al gunstig
is, de koek is niet duur.
Voorz. informeert, of men de koek dan nu
reeds zal moeten ontvangen
De heer Blaauboer meent, dat het Vel zal
gaan, dat men nu opgeeft hoeveel men onge
veer noodig heeft en de koek later ontvangt.
Een feit is 't evenwel, dat, als men nu dadelijk
ontvangt, ook de prijs merkelijk minder zal
zijn.
De heer D. C. Bezelman zegt, dat het
voor een vereeniging altijd moeilijker is dan
voor een particulier, om van een goedkoopen
prijs te profiteeren, omdat men bij een veree
niging steeds zal moeten vragen, vóór men
kan bestellen, hoeveel men noodig heeft.
Het idéé wordt geopperd om aan het
bestuur over te laten, om te beoor-
deelen of de prijs gunstig genoeg is om te
koopen, of niet.
De Voorz. heeft er wel wat bezwaar
tegen om dat te doen. Nu wordt besloten,
dat het bestuur met de grootste afnemers te
rade zal gaan over den prijs.
De kaarten voor de opgaaf der hoeveelheid
zullen spoedig worden rondgezonden.
De. heer E. E. Stoel informeert, of de koek
bij vroege bestelling, zooals nu, geen kans
heeft te bederven. Wat pertinent wordt
ontkend.
De lir. W. van der Oord geeft in overweging,
voor den verkoop van het lijnkoekstof een
andere regeling te stellen dan nu. Spr. wil
dat met gesloten briefjes, en aan den hoogsten
inschrijver gunnen.
Voorz. noemt dit een zaakje dat bij het
bestuur behoort, maar zal gaarne notitie nemen
van de opmerking van den heer Van der
Oord.
Daarna sluiting.
In het voorlokaal van den
heer Vader vergaderde Donderdag de
afd. Schagen van de Ilollandsche
Maatschappij van Landbouw.
Met het oog op de drukke landbouw-
bezigheden, opende de heer C. Bijpost de
vergadering met het verzoek, de notulen
maar aan te hou len tot eene volgende
vergadering. Ingekomen stukken waren
onbelangrijk en worden ongelezen voor
kennisgeving aangenomen. Op voorstel
van het bestuur werd besloten geen
afgevaardigde te zenden naar de alge-
meene vergadering te Oud-Beierland,
reden waarom de beschrijvingsbrief niet
werd behandeld. Bij de rondvraag nie
mand het woord verlangende, 6loot de
heer Bijpost de vergadering.
Woensdagavond ontstond
in een waggon briquetten, bestemd voor
den heer K. Snaas alhier, brand. Te
ongeveer 11 uur sloegen de vlammen
hoog boven den waggon uit. Met emmers
water wist men na eenigen tijd den brand
te blusschen. Het ODgeval wordt aan
broeiing toegeschreven.
Ook de heerP. de Wilde
is voornemens, een ijzeren schuit met motor
te koopen, zoodat onze gemeente daarna
slechts één veerschuit meer zal hebben,
alleen gedreven door wind en hoornen.
De heer J. J. v. d. M e u 1 e n,
secr. der Arbeiderskiesv. alhier, heeft als
secretaris en tevens als lid der Vereeniging
bedankt.
Vergadering van den
raad der gemeente HEER HUGO-
WAARD, op Donderdag 4 Juli 1901,
voormiddags 9 uur.
Afwezig de heer Konijn.
Voorz. de heer P. Wonder Az., bur
gemeester.
Met het gebruikelijk welkom opent
Voorz. de vergadering en doet vervol
gens voorlezing van de notulen der
laatst gehoudene, welke zonder aanmer
kingen door den Raad worden goedge
keurd.
Een mededeeling van den heer
Betaalmeester te Alkmaar, dat op 2
Juli j.1. aan den Gemeente-ontvanger
een bedrag van f 2541.is uitbetaald,
wordt voor kennisgeving aangenomen.
Naar aanleiding van een aanmerking
van Ged. Staten, om een bedrag van
f 50.voor kosten volkstelling niet bij
suppletoire begrooting, maar bij at- en
overschrijving te regelen, wordt goed
gevonden, die suppl. begrooting in te
trekken en de zaak overeenkomstig het
verlangen van Ged. Staten te regelen.
Verder, zegt Voorz., zijn enkele wijzi
gingen noodzakelijk in de samenstelling
van de stembureaux
le. in stembureau I diont in plaats
van heer P. Wonder Pz., een lid van
den Raad Voorz. te zijn. Daarvoor wordt
de heer De Boer aangewezen
2. in stembureau II (waarin de heer
De Boer zitting had) moet dus een
nieuw lid benoemd worden. Hiervoor
wordt aangewezen do heer Van Rhijn,
tot heden plaatsvervanger. Als nieuwe
plaatsvervanger wordt de heer Jb. van
Schagen gekozen
9. in district III is plaatsvervangend
lid de heer A. Klomp. Aangezien deze
zelf eandidaat gesteld is, wordt voor
hem tot plaatsvervangend lid benoemd
de heer Jb. van der Busse.
Volgens Prov. Blad no. 43 van dit
jaar moet vóór het einde van 1901 de
vijfjaarlijkeche herziening der geldende
strafverordeningen plaats hebben. Voorz.
heeft dientengevolge een concept her-
zienings-verordening opgemaakt, welke
na voorlezing zonder stemming wordt
aangenomen.
De heer Appel werd kort geleden
nog onaangenaam getroffen doordat
iemand den geheelen Zondag met een
maaimachine werkte. Spreker zou gaa.rne
zien, dat dergelijke grove overtredingen
van de voorschriften omtrent de Zondags
rust vervolgd werd.
Een nieuwe regeling voor de heffing
van don hoofdslijken omslag, zooals die
na de laatste wetswijziging moet geschie-
niet liet beleedigen. Zoudt ge het dan
billijken, wanneer ik nu met je op de
vlucht ging
„Ik heb mijzelf reeds gezegd, dat ge het
niet doen zoudt. Dus spreekt het gerucht
toch waarheid? Ik bid je, zeg mij alles."
Maar Edgar deed, alsof hij dit verzoek
niet hoorde.
„Zoudt ge het kunnen billijken, wanneer
ik, om een aanval op jouw eer te wreken,
mij aan een duel blootstelde
„Neen, zeker niet", zeide Edith, onzeker.
„En toch neemt ge het als natuurlijk aan,
dat ik het doen zou."
„Ja, volgens de begrippen van eer in
onze kringen verwacht men niet anders,
en daarbij dacht ik, dat ge wel dub
bel de beleediging zoudt gevoelen juist
omdat ik de beleedigde was."
„Zeker, maar het komt er o o k op aan,
wie de belecdiger is."
Hij was zich wol bewust, dat hij het
jonge meisje onnoodig kwelde, maar hij wilde
Editb's gevoelens onomwonden kennen, in
de hoop, dat ze niet dezelfde zouden zijn
1 als die van zijne moeder. Hare toestemming
in de vlucht was zonder twijfel een sterk
j bewijs van trouwe toewijding, maar toch
j wilde hij haar nog eens op de proef
stellen. Daarbij bedacht hij niet, dat hij
j Edith in het geloof gelaten had, dat hij
met haar het volgende oogenblik zou
vluchten. Zij gaf evenwel geen antwoord
op zijne vraag, maar zeide
„Ik heb het rijtuig niet opgemerkt, daar
om kwam ik maar hier heenmisschien
staat het nu wel klaar."
„Mogelijk wel,maar we zullen niet vluchten
tenminste, voor vandaag moeten wij die
gedachte opgeven. Ik heb nog zooveel te
ordenen en te regeleD, wat mij later pas
i3 ingevallen. Wij moeten onze vlucht dus
uitstellen."
„O, dat verheugt mij."
„Edithriep Edgar verwijtend, „kunt
ge je dan niet aan de gedachte wennen,
mij alleen in deze wereld toe te behooren
j „Ach, men scheidt zich zoo moeilijk van
j dat wat je lief en dierbaar is maar
laat mij nu naar huis gaan tante Emma
staat altijd zoo verbazend vroeg op, mis
schien mist ze mij al reeds
„Neen, we moeten nog het een en ander
bepraten je 'weet, hoe moeilijk het is
eene samenkomst te krijgen."
„Het is hier zoo donker," fluisterde Edith.
Edgar trok twee gordijnen omhoog,
zoodat er helder daglicht binnenstroomde.
„Nu zie ik eerst, hoe bleek je bent 1"
zeide Edith.
„Ik heb bijna ook niet geslapen."
„Neen, dat heeft een andere reden. Ge
wilt duelleeren Ach, zeg het me
„Dat weet ik zelf nog niet. De beslissing
ligt in mijne hand. Ik heb bedenktijd ge
vraagd."
„En hoe zult go beslissen vroeg Edith
ademloos, met wijdgeopende oogen.
„Wat zoudt gij mij raden?" mompelde
hij. „Meent gij dat de eerste de beste deug
niet het recht heeft, mijn leven te vernie
tigen
„Neen,dat zou verschrikkelijk zijn.Maar het
zal wel zoo zijn zooals mijn vader steeds zegt
^at op dit punt elk adellijk mensch niet
nuchter denken ken. In jullie kringen
heersclit nu eenmaal dit begrip, en zóó sterk,
dat nauwelijks menschen zich er aan kun
nen onttrekken, die wat d'chter bij jelui
staan dan do rest. Ik geloof zelfs dat ik