Brieien uil de laassiaü. Zondag 7 Juli 1901. 45ste Jaargang No. 3642. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. PLAATSELIJK NIEUWS. Binnenlandsch Nieuws. :i»ï CCXXXIX. Botterdam, 3 Juli 1901. Sedert den vorigen winter heb ik nieuwe buren, 't Benedenhuis had lang leeg gestaan, zóó lang, dat mijn vrouw de overtuiging begon te belijden, dat er iets niet in orde was be neden nat, of muizen, of mieren. Een huis, dat goed is, staat niet zoo lang léég. Toen kwam, in een drogen wintermorgen, een verhuiswagen voor en daaruit werden een drietal uren lang meubelen gedragen. Keurig, zei mijn vrouw een héél net boel tje. Ik geloof, dat 't nette menschen zijn. Zij beschreef den stijl en de bekleeding en het hout van de ameublementen, die successieve lijk uit den geheimzinnigen wagen waren gehaald. Dat heb je goed bekeken, getuigde ik. Wie veronderstellen wil, dat mijn vrouw niet veel te doen had, dat zij zoo rustig kon blijven kijken, uren lang, en zóó k ij k e n wete, dat zij doende is aan een kinderuitzet, dus aan naaiwerk, zittend werk, werk dat bij tijden zoo machinaal-weg kan worden verricht. 't Zijn bepaald héél nette menschen, verzekerde mijn vrouw. En we zullen een kaartje pousseeren. Je buren moet je kénnen, omdat je nooit weet hoe je ze noodig kunt hebben. Wij gaven ons kaartje af, maar ontvingen daarop geen kaartje terug. Van een bezoek schenen zij volstrekt de noodzakelijkheid niet in te zien. 't Schijnen nogal plebejische menschen, vond mijn vrouw, vertellend erbij, dat zij „mevrouw" gezien had, een heel een voudige, dikke vrouw, en de meid, die een kap droeg. Menschen van buiten, bepaalde ik. Dien goheelen winter zagen wij de buren weinig, niet genoeg althans om een meer bepaalden indruk van hen te krijgen. Zij hielden zich schuil. In het voorjaar evenwel, begonnen zij zich te vertoonen aan ons en de verdere belang stellende buurt. Bij het benedenhuis behoort een tuintje, zoo'n klein lapje grond, ingesloten door drie houten muurtjes, een tuintje als de bouwers van onze moderne stadshuizen hun huurders nog wel plegen toe te staan als de grond niet al te duur is en zij er overigens geen raad mee weten. Een gunst-tuintje. Op dat stukje grond dan begonnen, in het voorjaar de buren zich te vertoonen, hij en zij en de meid. Hij was een soort boer- in-goeden-doen, altijd in zijn hemdsmouwen, met een te korten broek, roode pantoffels, een das om den hals, het haar onder de zijden pet kort afgesneden. „Afgebikt, onder een bloem pot", recenseerde onze meid. De buurman, de buurdame en de buurmeid besteedden naarstiglijk heele dagen aan het lapje grond, bewerkten het met een spade, een hark en een gieter. Hij stak den schop er in, zij harkte de dingen weg, die hij boven haalde, stukken steen, sintels, scherven, de meid goot er gieters op leeg. Ze gaan een tuin aanleggen, meende mijn vrouw. Op een lapje grond, ongeveer 150 M2. groot (15 bij 10) is de voortgang van een dergelijken arbeid zélfs voor stadsmenschen wel te volgen. Mijn vrouw, steeds nog met den uitzet bezig en nu van vóór naar achter verhuisd, deed me eiken avond getrouwelijk verslag. De benedenburen hadden perken gestoken, gezaaid, besproeid, bemest. (Hun meid placht geregeld 's morgens de achterblijfsels van paarden in een emmer te verzamelen en beneden binnen te dragen, tot groot genoegen van de buurt). Wat zij gezaaid hadden, wist mijn vrouw niet. Zij is landbouwkundig weinig ervaren. Maar 't waren op verschillende plekken van het tuintje verschillende dingen geweest. Het voorjaar door bleven de benedenburen geregeld eiken dag in hun tuintje bezig, klein werk doenwieden, begieten enz. Op een middag werd een houten hok inge bracht en tegen de achterheining geplaatst op onbebouwd gedeelte. Daarin verschenen NOVELLE van MAX HIRSCHFELD. 15. o-o-o Werktuigelijk haalde Edgar zijn horloge uit den zak en staarde een heele poos op de wijzerplaat,totdat hij eindelijk tot het bewust zijn kwam dat het reeds middernacht was. Nu stond hij op, legde een geldstuk op tafel dat het dubbele van zijn schuld bedroeg, en verwijderde zich. Hij stapte nu welgemoed voort, hij gevoelde zich door zijn besluit aanmerke lijk verlichtalsof er een zware last van zijn schouders was genomen. Maar zwakjes gevoelde hij een zekere schaamte, dat in den grond van zijn hart dan tóch de wensch had gewoond het duel aan te nemen, en dat zijn moeder wel gelijk had gehad toen zij zijn tegenwerpingen maar holle phrasen noemde. Anderzijds gevoelde hij er ge noegdoening over, dat hij er nu zelf van overtuigd was, dat hij geen lafaard was, waar voor men hem nu hield. Plotseling bleef hjj staan en sloeg zich met de hand tegen het voorhoofd. Wanneer hij het duel aannam en in de stad bleef, dan zou Edith immers tever geefs op hem wachten in het paviljoen „Neen, niet tevergeefs", dacht hij, „het is juist goed zoo. Wie weet of ze wel komen zal, maar wanneer zij. komt, zal zij 's anderendaags zes kippen en een haan. Wat later werd naast het kippenhok een inrichtinkje met tralies gezet, waardoor we, wéér een dag daarna, konijnenkoppen zagen gluren. 't Wordt een heele landbouwkolonie beneden, zei mijn vrouw. Toen, al diep in het voorjaar, 't zal begin Mei zijn geweest, liet de benedenbuurman belet vragen. Of minder formeelhij vroeg, bij monde van onze meidOf ie meneer even kon spreken. Natuurlijk kon dat. Mijn benedenbuurman bleek te zijn, inder daad, een man van buiten. Hij noemde me onmiddellijk „buurman" en vertelde me, zonder praat vooraf, onverwijld wat hij doen kwam. Vanmiddag kwam de huisbaas bij me, om de huur, zoo verhaalde hij aan mijn vrouw en mij, die aandachtig luisterden. En ik liet hem mijn tuin zien. Toen zegt ie „Hé, hebt u daar kippen, zeit ie. Ja, zeg ik, en een konijn óók en mi ga ik nog een varken houden. We schrokken op, mijn vrouw en ik. En toen zeit ie, voer buurman voort, dat dat niet mócht. In een stad mag je geen varkens houden, omdat dat veel te lastig is, voor de buren. En of ik nu al zei dat buiten, bij ons, iedereen varkens houdt en dat de buren nóóit klagen, hij zei dat het niet mocht en óók dat hij 't in zijn huis absoluut niet hebben wou. Voor de buren. Daarom kom ik nu even bij u. De huisbaas dee' niets plezierig. Tenslotte zelfs héél nijdig. En hij zeiGeen varkens houden of u gaat mijn huis uit. Nu kwam ik u eens vragen, buurman, zei hij, ten zeerste gemoe delijk, of u er nu zooveel tegen hebt dat ik een varkentje groot breng Ik zei, héél vriendelijk en in weloverwogen zachte uitdrukkingen, dat ik inderdaad bezwaar had. Ik verklaarde hem dit, zoo gelukkig gemoedelijk, met een beroep op de eischen van liygiene, dat hij niet boos werd. Integendeel, hij keek wat verschrikt, mon- pelde een excuus. Dan zou hij er maar van af zien, van zijn varken. En in eens stak hij van wal. Eén lange klacht. 't Kan me in de stad naar niks beval len, buurman. Ik heb buiten altijd geboerd, 'k had een erf met twintig bunder grond. Mijn vrouw en ik werkten mee. Toen kon 'k den boel goed verkoopen en we besloten in de stad te gaan wonen. Daar heb je meer aon je leven dan in de eenzaamheid buiten. Maar 't is toch niet alles. Mijn plezier in landwerk dacht ik hier wel te kunnen genieten op het lapje grond beneden, maar het is niks gedaan hoor. Dat is geen grond, dat zijn sintels, 'k Heb er van 't beste gezaaid en gepoot, niet om de opbrengst, maar om 't plezier. Maar er komt niks van op. 'k Heb gemest dat het een lust was en toch is alles in den grond dood gegaan. Nou wilde ik 't probeeren met een beetje fokkerij. Als je buiten drie honderd kippen, twintig koeien, veertig schapen en een massa var kens hebt gehad, is een paar kippen, een paar konijntjes en een biggetje toch een heel kinderachtig plezier. Toch een plezier. En dat mag niet. Dat mag niet, voor de buren. Ik troostte hem, verklaarde nogmaals waar om 't toch inderdaad niet ging. Doch hij bleef in zijn halsstarrig misnoegen. Dan ging hij maar weer de stad uit. Liever een klein erfje met gegunde liefhebberijen buiten, dan hier, waar niets mócht, en wat wél mocht niet lukte. En zooals hij 't beschreefzoo'n stad zonder eenig begrip van landelijkheid, grond om huizen te bouwen en anders niet, desnoods met een lapje grond voor een paar bloempotjes en wat gras, zoo'n zware, practische, on-rus- tieke stad, begreep ik zijn heimwee naar een dorp met een erf en een stukje land. Mijn buurman, die ik nu wee^ verliezen ga 't bordje staat al aan is één van de vele buitenlui, dien 't stadsche doen onaanpasbaar is. Hij gaat er uit, vele anderen blijven en kwijnen in heimwee, 't Kan niet anders. Waar ging het heen, als in een krans van stadshuizen veeteelt vergund ware? D. mij in elk geval daar vinden." HOOFDSTUK XI. De bezittingen van de Frendlins en de Fe'derns grensden in haar gansche oppervlakte aan elkaar en ze werden alleen gescheiden door een schutting, waarin een poort. De oude graaf Feldern had dat zoo ge wild, omdat hij niet alleen gaarne met zijn buurman omging, maar ook, omdat hij hem als zijn raadgever in landbouwzaken zeer hoogschatte. Op zijn uitdrukkelijk verlangen was het geschied, dat Frendlin de helft van het park had gekocht en op kleinen afstand van de villa van den graaf, een eigen villa had gebouwd. De poort werd alleen gebruikt door den ouden graaf of zijn bediende, wanneer hij Frendlin ging bezoeken of hem liet vragen bij hem te komen, en door Frendlin zelf, wanneer deze aan de uitnoodiging gevolg gaf. Sedert den dood van den graaf was deze poort niet meer geopend en Edgar moest dus alle moeite aanwenden om het verroeste slot cm te draaien. Daar hij den sleutel bij zich had, was hij rechtstreeks den moestuin doorgegaan, die bij de villa zijner moeder behoorde, had den hond gestreeld, die hem kwispelstaar tend tegemoet kwam, en was dan door de poort naar het paviljoen gegaan.Hij vond niet, zooals Edith gezegd had, den sleutel van het paviljoen onder de trap, de deur was echter los en hij trad binnen. De gordijnen waren voor de vensters neergelaten, zoodat er door de vele ramen van den koepel toch maar zeer weinig licht binnenviel. Edgar schrikte, toen hij in het halfdonker Schagen, 6 Juli 1901. De eerste Coöperatieve Ver- eeniging tot Aankoop van Veevoeder enz., alhier, vergaderde Donderdag j.1. in het lokaal Cérès. De waarnemende Voorz., de heer P. Tim merman Dz., opende de vergadering en heette de aanwezigen welkom, waarna hij eenige warme woorden van hulde bracht aan de nagedachtenis van den heer Th. J. Waller. Spr. wees op het vele, dat de Vereeniging aan den heer Waller was verschuldigd; mede-op- richter van de vereeniging, was hij tevens jaren lang als lid en als Voorzitter een waren steun voor de vereeniging geweest, waarom het heengaan van den heer Waller een groot ver lies voor de Vereeniging kon worden genoemd. Daarna worden door den heer G. Brands de notulen gelezen en door de vergadering goedgekeurd. Voorgelezen wordt een missive van den Directeur v. h. Bijkslandbouwproefstation te Hoorn, van den volgenden inhoud In de laatste jaren zijn in den handel en de fabrikatie van voederstoffen, in 't bijzonder van de lijnkoek, misbx-uiken ingeslopen, die veroorzaken, dat bij de gewone wijze van aanbesteding en levering onder controle niet altijd het doel der vereenigingen le kwaliteit waar tegen billijken prijs te bekomen, wordt bereikt. Immers, al kan de vereeniging tengevolge der controle bij onvoldoende levering korting opleggen, ze blijft met de mindere waar zitten. En nu het gebleken is, dat er ver schillende leveranciers zijn, die zich niet ontzien, zelfs vervalschte waar op aanbesteding te leveren, verdient het zeker aanbeveling, te overwegen, of er geene middelen kunnen worden beraamd om dergelijke zaken, met al de moeilijkheden die daarna gewoonlijk volgen, te voorkomen. Het is daarom, dat ik het gewenscht acht, weder eens eene vergadering te beleggen met afgevaardigden van aankoop-vereenigingen, tot het bijwonen waarvan ik u bij dezen uitnoodig. Ik stel mij voor, de bijeenkomst te houden op Woensdag 17 Juli a.s., in „Krasnapolsky" te Amsterdam, des middags om één uur. Aangenaam zal 'tmij zijn, indien uwe Veree niging zich daarbij wil laten vertegenwoor digen, terwijl ik gaarne vóór 10 Juli zou willen vernemen, of ik op uwe aanwezigheid mag rekenen en wie voor uwe Vereeniging zullen verschijnen. Ik stel mij voor, op deze bijeenkomst ook mededeeling te doen van enkele besluiten, die door het College van Directeuren inzake het onderzoek van monsters zijn genomen, terwijl verder gelegenheid zal worden gegeven tot bespreking van verschillende punten betreffende de controle van voederstoffen. Voorz. zegt, dat het bestuur deze vergade ring zoo belangrijk acht, dat het adviseert, een afgevaardigde te zenden, waarmede alle aanwezigen hunne instemming betuigen. Aan de beurt ishet rapport der finan- ciëele commissie, bestaande uit de heeren S. Over, T. Koomen Az. en J. Blaauboer. Hit de rekening en verantwoording bleek dat het batig saldo der vorige rekening was f 57.96 dat er aan lijnkoeken was omgezet een bedrag van f 88.478.525, voor Amerikaan- sche lijnkoek een bedrag van f 6622.065, voor Thomaspliosphaat en Superphosphaat een be drag van f 3200.57 dat er voor hot lijnkoek- stof was ontvangen f 196.195. De contributie bedroeg voor 260 leden f 130.Het totaal der ontvangst bedroeg f 100.969.89, die der uitgaaf f 100828.195, dus het batig saldo be draagt f 141.695, wat ongeveer aanwijst een vooruitgang van f 80. De Voorz. brengt dank aan de fmanciëele commissie voor hare bemoeiingen. Nu volgt het jaarverslag, uitgebracht door den administrateur, den lieer C. Kooij. Steller kou constateeren een krachtigen bloei. Het ledental was gestegen van 233 tot 260. Waren vorig jaar door 189 afnemers 684.000 lijn koeken gebruikt, nü door 211 afnemers 806.550 lijnkoeken. Van de Amerikaansche lijnkoek werd door 42 leden 72800 K.G. gebruikt, er was een afname van 50500 kilo tliomasphos- phaat50000 stuks lijnkoeken werden er op het eiland Wieringen afgezet. Lijnkoekstof was er tot een hoeveelheid van 2051 kilo. eene gestalte zag. Hij stond een oogenblik stofstijf stil, maar trad het volgende oogenblik vastberaden nader en tegelijkertijd wierp die gestalte zich in zijn armen. „Edithriep bij, terwijl een groot ge voel van vreugde zijn hart deed zwellen. Hij had eigenlijk met zekerheid geloofd, dat zij hem tevergeefs zou laten wachten. „Waarschijnlijk weet ze niets van de duelgeschiedenis," dacht hij, maar ook zelfs dün had hij het niet geloofd, dat ze het huis haars vaders zou willen ver laten om hem in den vreemde te volgen. Alles wat hij voor droefs en onaange naams had ondervonden, zonk in het niet. Hij gevoelde zich zoo rijk, zoo ge lukkig, als had hij over millioenen te be schikken. Een plotselinge opwelling vol gend, wierp hij zich voor het jonge meisje op de knieën. Maar dan viel hem tegelijk het duel in. Zij vist er bepaald nog niets van af, ten minste niet van zijne weigering. Hij zou het gaarne vernomen, maar terwijl hij op stond en naar woorden zocht, scheen zij bereids zijne gedachten geraden te hebben. „Niet waar", zeide zij, zijne hand grij pend en angstig tot hem opziende, „je zult toch niet duelleeren „Je weet dus, wat er gebeurd is?" „Wie weet het nietGister werden er de dwaaste geschiedenissen over verteld. Jij zoudt een twist metGeorge vonBelgart gehad hebben en wel om mij. Dan vertelde men mij, dat gij beiden vandaag nog zoudt duel leeren, maar dat is toch immers niet waar „Stel eens, dat het zoo wüs. Stel eens, dat men mij had uitgedaagd, omdat ik jou De Administrateur komt in het slot van zijn verslag tot de conclusie, dat de vereeni ging in de afgeloopen periode haar zaken voordeelig heelt tot stand gebracht, en dat de prijs der lijnkoek zeer gunstig was te noe men tegenover die der zuster-afdeelingen in Noord-Holland. De vergadering hechtte met applaus hare goedkeuring aan het verslag. Werd overgegaan tot de verkiezing van 2 J commissarissen, wegens periodieke aftre- ding van den heer G. H. Geerligs, dadelijk j herkiesbaar, en wegens 't overlijden van den heer Waller. Uitgebracht werden 11 stemmen. Herkozen werd de heer G. II. Geerligs met 9 stemmen gekozen de heer G. Bademaker, Callantsoog, met 6 stemmen. De heer Geerligs nam de benoeming aan; den heer Bademaker zal kennis worden gegeven. Tot fiuanciëele commissie voor 't volgend jaar werden benoemd de heeren: D. C. Be- zelman, Anna Paulowna, W. Kooijman, Ha ringhuizen en E. E. Stoel, Anna Paulowna, welke heeren hunne benoeming aannamen. Bij de rondvraag informeert de heer H. Waiboer, of weer Amerikaansche koek zal worden verstrekt door de vereeniging. Spr. zou dat gaarne willen. De heer J. Blaauboer zou dat eveneens toejuichen, maar geeft dan in overweging zoo spoedig mogelijk bij de leden te infor- meeren, hoeveel men ongeveer noodig heeft, daar de tijd van koopen nü nog al gunstig is, de koek is niet duur. Voorz. informeert, of men de koek dan nu reeds zal moeten ontvangen De heer Blaauboer meent, dat het Vel zal gaan, dat men nu opgeeft hoeveel men onge veer noodig heeft en de koek later ontvangt. Een feit is 't evenwel, dat, als men nu dadelijk ontvangt, ook de prijs merkelijk minder zal zijn. De heer D. C. Bezelman zegt, dat het voor een vereeniging altijd moeilijker is dan voor een particulier, om van een goedkoopen prijs te profiteeren, omdat men bij een veree niging steeds zal moeten vragen, vóór men kan bestellen, hoeveel men noodig heeft. Het idéé wordt geopperd om aan het bestuur over te laten, om te beoor- deelen of de prijs gunstig genoeg is om te koopen, of niet. De Voorz. heeft er wel wat bezwaar tegen om dat te doen. Nu wordt besloten, dat het bestuur met de grootste afnemers te rade zal gaan over den prijs. De kaarten voor de opgaaf der hoeveelheid zullen spoedig worden rondgezonden. De. heer E. E. Stoel informeert, of de koek bij vroege bestelling, zooals nu, geen kans heeft te bederven. Wat pertinent wordt ontkend. De lir. W. van der Oord geeft in overweging, voor den verkoop van het lijnkoekstof een andere regeling te stellen dan nu. Spr. wil dat met gesloten briefjes, en aan den hoogsten inschrijver gunnen. Voorz. noemt dit een zaakje dat bij het bestuur behoort, maar zal gaarne notitie nemen van de opmerking van den heer Van der Oord. Daarna sluiting. In het voorlokaal van den heer Vader vergaderde Donderdag de afd. Schagen van de Ilollandsche Maatschappij van Landbouw. Met het oog op de drukke landbouw- bezigheden, opende de heer C. Bijpost de vergadering met het verzoek, de notulen maar aan te hou len tot eene volgende vergadering. Ingekomen stukken waren onbelangrijk en worden ongelezen voor kennisgeving aangenomen. Op voorstel van het bestuur werd besloten geen afgevaardigde te zenden naar de alge- meene vergadering te Oud-Beierland, reden waarom de beschrijvingsbrief niet werd behandeld. Bij de rondvraag nie mand het woord verlangende, 6loot de heer Bijpost de vergadering. Woensdagavond ontstond in een waggon briquetten, bestemd voor den heer K. Snaas alhier, brand. Te ongeveer 11 uur sloegen de vlammen hoog boven den waggon uit. Met emmers water wist men na eenigen tijd den brand te blusschen. Het ODgeval wordt aan broeiing toegeschreven. Ook de heerP. de Wilde is voornemens, een ijzeren schuit met motor te koopen, zoodat onze gemeente daarna slechts één veerschuit meer zal hebben, alleen gedreven door wind en hoornen. De heer J. J. v. d. M e u 1 e n, secr. der Arbeiderskiesv. alhier, heeft als secretaris en tevens als lid der Vereeniging bedankt. Vergadering van den raad der gemeente HEER HUGO- WAARD, op Donderdag 4 Juli 1901, voormiddags 9 uur. Afwezig de heer Konijn. Voorz. de heer P. Wonder Az., bur gemeester. Met het gebruikelijk welkom opent Voorz. de vergadering en doet vervol gens voorlezing van de notulen der laatst gehoudene, welke zonder aanmer kingen door den Raad worden goedge keurd. Een mededeeling van den heer Betaalmeester te Alkmaar, dat op 2 Juli j.1. aan den Gemeente-ontvanger een bedrag van f 2541.is uitbetaald, wordt voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding van een aanmerking van Ged. Staten, om een bedrag van f 50.voor kosten volkstelling niet bij suppletoire begrooting, maar bij at- en overschrijving te regelen, wordt goed gevonden, die suppl. begrooting in te trekken en de zaak overeenkomstig het verlangen van Ged. Staten te regelen. Verder, zegt Voorz., zijn enkele wijzi gingen noodzakelijk in de samenstelling van de stembureaux le. in stembureau I diont in plaats van heer P. Wonder Pz., een lid van den Raad Voorz. te zijn. Daarvoor wordt de heer De Boer aangewezen 2. in stembureau II (waarin de heer De Boer zitting had) moet dus een nieuw lid benoemd worden. Hiervoor wordt aangewezen do heer Van Rhijn, tot heden plaatsvervanger. Als nieuwe plaatsvervanger wordt de heer Jb. van Schagen gekozen 9. in district III is plaatsvervangend lid de heer A. Klomp. Aangezien deze zelf eandidaat gesteld is, wordt voor hem tot plaatsvervangend lid benoemd de heer Jb. van der Busse. Volgens Prov. Blad no. 43 van dit jaar moet vóór het einde van 1901 de vijfjaarlijkeche herziening der geldende strafverordeningen plaats hebben. Voorz. heeft dientengevolge een concept her- zienings-verordening opgemaakt, welke na voorlezing zonder stemming wordt aangenomen. De heer Appel werd kort geleden nog onaangenaam getroffen doordat iemand den geheelen Zondag met een maaimachine werkte. Spreker zou gaa.rne zien, dat dergelijke grove overtredingen van de voorschriften omtrent de Zondags rust vervolgd werd. Een nieuwe regeling voor de heffing van don hoofdslijken omslag, zooals die na de laatste wetswijziging moet geschie- niet liet beleedigen. Zoudt ge het dan billijken, wanneer ik nu met je op de vlucht ging „Ik heb mijzelf reeds gezegd, dat ge het niet doen zoudt. Dus spreekt het gerucht toch waarheid? Ik bid je, zeg mij alles." Maar Edgar deed, alsof hij dit verzoek niet hoorde. „Zoudt ge het kunnen billijken, wanneer ik, om een aanval op jouw eer te wreken, mij aan een duel blootstelde „Neen, zeker niet", zeide Edith, onzeker. „En toch neemt ge het als natuurlijk aan, dat ik het doen zou." „Ja, volgens de begrippen van eer in onze kringen verwacht men niet anders, en daarbij dacht ik, dat ge wel dub bel de beleediging zoudt gevoelen juist omdat ik de beleedigde was." „Zeker, maar het komt er o o k op aan, wie de belecdiger is." Hij was zich wol bewust, dat hij het jonge meisje onnoodig kwelde, maar hij wilde Editb's gevoelens onomwonden kennen, in de hoop, dat ze niet dezelfde zouden zijn 1 als die van zijne moeder. Hare toestemming in de vlucht was zonder twijfel een sterk j bewijs van trouwe toewijding, maar toch j wilde hij haar nog eens op de proef stellen. Daarbij bedacht hij niet, dat hij j Edith in het geloof gelaten had, dat hij met haar het volgende oogenblik zou vluchten. Zij gaf evenwel geen antwoord op zijne vraag, maar zeide „Ik heb het rijtuig niet opgemerkt, daar om kwam ik maar hier heenmisschien staat het nu wel klaar." „Mogelijk wel,maar we zullen niet vluchten tenminste, voor vandaag moeten wij die gedachte opgeven. Ik heb nog zooveel te ordenen en te regeleD, wat mij later pas i3 ingevallen. Wij moeten onze vlucht dus uitstellen." „O, dat verheugt mij." „Edithriep Edgar verwijtend, „kunt ge je dan niet aan de gedachte wennen, mij alleen in deze wereld toe te behooren j „Ach, men scheidt zich zoo moeilijk van j dat wat je lief en dierbaar is maar laat mij nu naar huis gaan tante Emma staat altijd zoo verbazend vroeg op, mis schien mist ze mij al reeds „Neen, we moeten nog het een en ander bepraten je 'weet, hoe moeilijk het is eene samenkomst te krijgen." „Het is hier zoo donker," fluisterde Edith. Edgar trok twee gordijnen omhoog, zoodat er helder daglicht binnenstroomde. „Nu zie ik eerst, hoe bleek je bent 1" zeide Edith. „Ik heb bijna ook niet geslapen." „Neen, dat heeft een andere reden. Ge wilt duelleeren Ach, zeg het me „Dat weet ik zelf nog niet. De beslissing ligt in mijne hand. Ik heb bedenktijd ge vraagd." „En hoe zult go beslissen vroeg Edith ademloos, met wijdgeopende oogen. „Wat zoudt gij mij raden?" mompelde hij. „Meent gij dat de eerste de beste deug niet het recht heeft, mijn leven te vernie tigen „Neen,dat zou verschrikkelijk zijn.Maar het zal wel zoo zijn zooals mijn vader steeds zegt ^at op dit punt elk adellijk mensch niet nuchter denken ken. In jullie kringen heersclit nu eenmaal dit begrip, en zóó sterk, dat nauwelijks menschen zich er aan kun nen onttrekken, die wat d'chter bij jelui staan dan do rest. Ik geloof zelfs dat ik

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5