Briefen uil tMaasstad De Stiefmoeder. hfcaiiüiiiiiMlnr- Zondag 18 Augustus 1901. 15ste Jaargang No. 3654. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. 10. j_-_i jy_irnnrr—nn uilni iimii mi Zij waren een paar gelukkige eclitgenooten, en al hunne gedachten, al de lielde en zoig, die zij niet elkander wijdden, golden hunne kinderen, Karl en Anna. En de kinderen hadden hunne trekkenhoe meer zij opgroeiden, hoe meer gingen zij op de ouders gelijken. Karl had moeders blauwe oogen en levendig tem perament Anna had vaders vriendelijken mond en zijn hartelijk, innemend karakter. Zoo ontmoetten zij elkaar voortdurend weder in de liefde voor hunne kinderen. Hunne teederheid bewoog zich in eenen aanhouden den cirkelgang. Zij konden nauwelijks meer zeggen waar hunne liefde voor elkander op hield, en hunne liefde voor de kinderen begon. Het was een zelfde schat van liefde in vier harten eene zelfde vreugde in vier paar gelukkige oogen. En nooit stoorden de kinderen hen, nooit kwamen zij ongelegen. Als vader en mpedef al eens stil bij elkander zaten, en de kosten van het huishouden raamden, of plannen maakten voor den tijd, wanneer Karl veel geld zou gaan kosten en Anna in de wereld zou moeten, toch, altoos werden de klei nen door liefderijke handen op den schoot getild en gingen zij van den eenen arm op den anderen. En moeder wist niet meer wat heerlijker wasals de sterke arm zich om haar middel legde of als de kleine handjes warm en zacht hare wang streelden. Dit duurde zoo een waar paradijsleventje de ouders altoos jong en de kinderen altoos klein tot op eenen zekeren dag, toen moeder heenging. Zij stierf en werd begraven. Vader wist niet hoe. Lange jaren daarna meende hij, als in de doffe herinnering van een droom, twee kleine, in het zwart gekleede wezentjes bij een wit bed met witte leliën op het dek te zien en daarnaast lag hij zelf op de knieën. En toen zijne tranen opgedroogd waren, zag hij een ingevallen gezicht met uitpuilende jukbeenderen en blauwe lippen EvelynNeen, neen, dat kon toch zij niet wezen, die nog kort tevoren zoo lief en zoo vroolijk was „Barmhartige God, laat mij toch spoedig uit dezen vreeselijken droom ontwakenzoo bad de arme man, met het angstzweet op het voorhoofd. Toen hij weder tot bewustzijn kwam, droeg hij eenen rouwband om den hoed en eene stijve witte das om den halsen met ingevallen, glanslooze oogen ging hij zijns weegs en als hij thuiskwam van zijn werk, stond er niemand met liefdevollen blik bij de open kamerdeur hem op te wachten. Hij kwam als een vreemde in zijn eigen huis en vond het ledig .Wel klampten zich de twee kleine, in 't zwart gekleeden aan zijne handen en knieënmaar soms dacht hij, dat het bijna beter zou zijn, als zij er niet waren, want V deze kinderen stelden hem eenen eisch, den wreedsten en hardsten van alleden eisch, dat hij nog leven, voor hen nog leven zou. Het is lastig, steeds met eene witte das te moeten loopenen de rouwband om den hoed dient tot niets. Papa vond het eigenlijk overbodig, tot zijn dood toe rouw te blijven dragen gelijk hij zich eerst zoo stellig voorgenomen had. Zijn verdriet was eigenlijk te diep en te heilig, om door dergelijke nietige uiterlijkheden ten toon gedragen te worden. En zoo geschiedde het, dat hij, ongeveer op denzelfden tijd alk andere weduwnaars, weder zijne speld stak in eene gekleurde slipdas en zijn doodelijk bedroefd hart verborg onder eene grijze jas. Met bit teren weemoed bemerkte hij daarbij, dat zijne gelaatskleur frisch was en zijne wangen rond waren, en dat zijne heldere oogen 0-0-0 „De meisjes van Arles zijn zeer aardig en heel vriendelijk, hé, Appel." „Daar bekommer ik mij niet om. Hoe kan jij het je in je hoofd halen, dat ik aan zoo iets zou denken. Ik heb wel wat anders te doen." „Op jouw jaren, dat verrast me." „Het verheugt me dat het je verrast; ik heb alleen een wandeling gemaakt," Zonder zich om zijn gast te bekommeren, wierp de jonge man de dekens van zich af en sprong vlug het bed uit. Hij trok een paar sloffen aan en liep zooals hij daar was, de kamer op en neer. Hjj was een mooie,blonde, jonge man, wiens helder, vrien delijk gelaat door een lichtblonden baard omringd was de blauwe oogen keken frank en vrij, met een schijn van kracht en op gewektheid, een ieder in het gelaat. Hij greep een sigaret, die op de tafel lag, en zette zijn wandeling in zijn nachtgewaad voort, zonder zich om iets te bekommeren. Zijn bezoeker was intusschen kalm op een stoel gaan zitten. „Op het slot is een half dozijn bij elkaar", berichtte hij. „Die fameuze Barondet en de beroemde Remanqon „Remanqon, die de kleine Amandine van Trennes protegeert „Ja, dezelfde. Een onzer grootste woe keraars, en deelgenoot in de Alpenspoor baan en bij de werken van de haven van Öabès zeer sterk geïnteresseerd. Wees Grvan overtuigd, mijn jongen, dat het louter luidjes zijn, die op hunne manier weten te leven. Zij bezitten twee handen, de eene om in de zakken van treemden te tasten, de andere, om hun vrienden cadeaux te geven, of ze te bestelen, net zooals de zaak moet loopen. Dat is zoo het ge_ inderdaad gcon hoogeren leeftijd verrieden, dan vanzoovvat drie-eh-dertig jaar. O, wreede dood, waarom draalt gij zoo lang met het verlossen van diegeneu, die naar u hun keren En de kinderen ja, zij vlijden zich teeder aan zijne borst, schreiden om moeder en gingen naar het kerkhof Anna met de bloemen, Karl met do hark en den gieter. Maar ondertnsschen stoeiden de in het zwart gekleede kleinen vroolijk rond in het plant soen, en hun lachen klonk bijna even dartel, als toen moeder daar nog op eene bank zat eu met lachenden blik hot oog op hen hield. Er schuilt een gezonde, barbaarsch gezonde geneeskracht in tijd en natuur. „Komaan, je moet 't hoofd wat opheffen zeiden de vrienden. „Je hebt immers nog voor je kinderen te leven." En lieve, belangstellende famieljes kwamen tot papa met troostende woorden, en met snoeperijtjes voor Karl en Anna, En onge huwde vriendinnen van Evelyn lagen bij liet graf in schilderachtige houdingen eu met bloemen in de handen op de knieën, als papa er heenkwam, om over de zerk zijne smart eens uit te schreien. En als zij er over spraken, hoe lief en hoe goed Evelyn was geweest, dan snikteu zij ja, dan snikten zij zoo hartbrekend Och, dat dëed dien armen papa dan toch zoo goed In den nood leert men zijne vrienden ken nen. Er waren famieljes, famieljes met jeugdige, lieftallige, dochters, die thans jegens den vervelenden, bedroefden weduwnaar vrien delijker en tegemoetkomender waren, dan zij vroeger ooit waren geweest, toen hij en Evelyn haar eenen aangenamen en opge- wekten huislijken omgang konden bieden. Wezenlijk de menschen zijn toch in den grond heel wat beter, dan zij dikwijls schijnen. Vriendelijke oude moeders troönden hem mee naar huis. Hij werd op kleine dinertjes en op landelijke middagjes uitgenoodigd, en voor dat alles kon hij toch niet zoo botweg bedanken, voor dat alles moest hij een klein weinigje erkentelijkheid toonen. Geen kind in de gansche stad had zooveel goede, hartelijke tantes en daarbij nog wel jonge en knappe tantesals Karl en Anna. Zij zaten op schoot, zij werden gekust, en zij hadden altoos de zakken vol caramels en chocolaatjes, waarvan zij zwarte tanden kregen. Arme papaMet de ongeheelde, nog zoo versch bloedende wonde in zijn borst, zag hij zich letterlijk gedwongen (hij zag ook zelf de noodzakelijkheid wel in), eenen nieuwen band aan te knoopen, „om aan zijne kinderen eene moeder te geven" en „om hun het huis wat gezelliger te maken". Want deze treurige ledigheid zou immers voor hun gansche vol gend leven noodlottig kunnen worden. Het was waar, dat huis en huishouding op voortreffelijke wijze bestierd werden door tante Lowisa, papa's eigen tante, die door de kinderen vergood werd en hun de liefderijkste zorgen wijdde. Maar toch weet ge ach het rechte was dit toch niet. Ach neen hij werd „tot dit zware offer wel gedwongen." En hij droeg zijn lot als een man. Het edele meisje, op wie hij zjjne keuze vestigde hoofdzakelijk wel „omdat zij zoo innig met Evelyn bevriend was geweest" mocht niet door eene onverschillige houding zijnex-zijds gekrenkt worden. Daarom was hij ook zeer galant en teeder jegens haa# en diegenen, die hem niet vroeger zoo plechtig hadden hooren verzekeren, dat hij een voor altijd ge broken man was, en dat hij nooit meer zijn hoofd zou kunnen opheffen, zouden hem bijna voor een schromelijk verliefden, overgeluk- kigen bruidegom hebben kunnen verslijten. Voor de eerste maal bleef het graf der „eeuwig beweende" op den verjaardag harer bruiloft zonder bloemen. Lieve hemel ja! er was ook juist zoo'n drukte geweest met het uitzoeken van nieuwe gordijnen en bruik bij die rooverbenden." „En de heer Van Maillane „Hij heeft strenge zeden, hij verlaat zijn vrouw en zijn stiefdochter niet; zijn ijver geldt slechts de industrie." „Remati<;on is een cavalier." De kleine journalist lachte en vroeg „Zullen wij hem in het volgende nummer van ons blad zetten „Baheigenlijk een erbarmelijk doelwit. Ik dacht, dat we betere en gevaarlijker pijlen konden afschietenDes Barres moet zegevieren. De eer van de arbeiders eischt dat, en bovendien is hij de vriend van mijn vader." „Dokter Appel denkt lang niet zooals Des Barres, en toch wenscht hij nu, dat hij zal slagen." De jonge man greep naar zijn pantalon, trok die aan, wierp zijn sigaret weg en belde uit alle macht. „Zou er in dit vervloekte huis nog wat te eten zijn Het is reeds negen uur en om mij bekommert zich niemand." Dan ging hij voort „Dokter Appel ^bekommert zich niet om politiek, maar alleen om philanthropie, doch hij houdt zeer veel van Des Barres, al sedert zijn jeugd. Hij is zijn gansche leven zijn vriend geweest, en om Des Barres van nut te kunnen zijn, zou vader veel offers willen brengen." „Zóó zelfs, dat hij zijn zoon aan hem overlevert, opdat die „De Alarmklok van het Zuiden" voor hem zal schrijven." „Juist zooals ge zegt, mijn beste mijn heer Breloquier. Des Barros is bovendien mijn leermeester, de man die mij heeft onder richt, opgevoed, gemaakt tot wat ik eigen lijk ben." „Een dichter en een denker 1" sprak Breloquier met respect. „Maak geen dwaze praatjes 1" riep de joDge man boos. „Je weet heel goed, dat ik om vleierijen geen zier geef, en ik be- grjjp niet, hoe een oude revolutie-man als jij tot zulke kleingeestigheden vervallen kan." „Ik praat zooals ik denk," zeide de jour nalist. „Je hebt een prachtige toekomst meubelstoffen. Maar dén vo%enden dag kreeg Evelyn eenen dubbel zoo grooten en dureu krans, en do arme papa ging naar hot kerkhof met een lijstje van zijne bruid, waai-op alles stond wat zij wenschte te koopen, en daar weende hij lang en veel. De andere jonge tantes trokken, zich nu zoo langzarnërhand van Karl en Anna terug. Zij hadden nu telkens zoo'n haast, als zij do kinderen tegenkwamen. De toevoer van cara mels en chocolaatjes werd gestaakt eu do kindermaagjes werden sedert veel gezonder. Die allerliefste tante echter, de nieuwe mama, was des te vriendelijker en guller. Karl kreeg voor de bruiloft zijn eerste buisje, cn Anna eene witte jurk en satijnen schoen tjes. De bruiloftDie arme papa Wat een marteling, wat een herinneringen Maar hij begroef ze diep in het binnenste zijns harten en stralend van vreugde drukte hij zijne tweede jonge vrouw aan zijne borst en fluisterde haar toe dat zij, zij, eerst hom geleerd had wat liefde was. Een kleine noodleugen lieve hemel, nu ja, om haar een genoegen te doen haar, die zich immers had opgeofferd en de moeder zijner kinderen was gewordenDat zult gij hem toch niet als een vergrijp aan rekenen, Evelyn Tante Lowisa vertrok. De kinderen hingen haar schreiend om den hals, en de arme papa wendde zich met tx-illende lippen af en veegde iets weg uit zijn oog. „ZooNu is het wel genoeg geweest, dunkt mij. Vindt u óók niet, tante Lowisa, dat 't nu tijd wordt om aan dit tooneel een einde te maken De kinderen keken verschrikt op. De stem, die deze woorden sprak, klonk koud, hard, vreemd en zij kwam uit den mond van de lieve tante Ebba, die nu hunne mama geworden was. En zoo waren er dus opnieuw in dat huis een paar gelukkige echtgenooten, die liefde en zorgen met elkander deelden één hart in twee boezems. Maar de warme, onzicht bare polsader tusschen hen en twee kleine, hunkerende kinderhartjes was afgesneden. Strekten een paar kleine ai-men zich .uit, wanneer papa en mama dicht tegen elkander een poosje op de sofa verdroomden, dan klonk er meestal een half verbaasd„Wat wil je toch, Anna?" En trippelden een paar scheef- geloopen laarsjes naar papa's studeex-kamer, dan werden zij vaak door eene fijne, enei-gieke hand en eene koele stem tegengehouden, die bestraffend sprak„Waar moet je heen, Karl Papa mag niet gestoord worden." Toen brak er een dag aan, waarop een kleine mandewagen naar beneden werd ge haald en al wat leefde in huis zich slechts op de kousen mocht bewegen. En sedert had papa al mindei' en minder tijd over voor Karl en Anna. Klein broei-tje moest worden aangegaapt en bewonderd klein bi-oertje was ,bij het gespeend worden en het tanden ki'ijgen wat lastigklein broertje moest vooi-tdurend op papa's arm zitten en op zekeren avond, toen Anna schreide omdat klein broertje hare liefste pop gebroken had, kreeg zij een klap en werd in den hoek gezet. De vriendinnen bezochten Evelyn's graf niet meeren zelfs papa vond daartoe nog maar zelden gelegenheid. Mama had eene besliste voorliefde voor het plantsoen aan de zuidzijde van de stad en het kerkhof lag aan de noordzijde. Op de herinneringsdagen dat waren de dagen waarop papa en mama Evelyn zich met elkaar verloofd hadden en getrouwd wa ren, haar verjaardag, en dan nog de dag, waarop zij den armen papa, Karl en Anna verliet had de nieuwe mama telkens toe vallig eenige gasten genoodigd, of zij had behoefte aan een rijtoex-tje, of zekreèg ineens eene verschrikkelijke hoofdpijn, zoodat papa bij haar moest thuisblijven en haar koude compressen op het hoofd leggen. Op deze voor je. Onder al je kornuiten zou ik er niet één weten, die waard is je schoen riem vast te maken." Het binnenkomen van een dienstmeisje maakte een eind aan het gesprek. Zij bracht op een presenteerblad koffie en een kan melk. „Ik heb u een weinig laten wachten, mijnheer Pierre, en ik weet wel, dat u het ontbijt steeds met ongeduld wacht, maar ik moest vader helpen, om wijn voor den landheer af te tappen." „Voor den landheer antwoordde Pierre verachtelijk. „Kleine, zulke menschen zijn er in Frankrijk niet meer." Hij greep da kleine, aardige brunette onder de kin. „Meent ge, dat hij het recht heeft, u te omhelzen, de bezitter van Maillane, in zijn waardigheid als landgoedbezitter Daarna legde hij zijn arm om de slanke leest van het jonge meisje en drukte een flinken kus op haar wangen. „U neemt dat reoht zoo maar." „In naam der gelijkheid, der vrijheid, der broederschap", antwoordde hij vroolijk. „Maak nu dat je weg komt, anders begin ik nog eens." Lachend liep de kleine weg. Pierre schonk zich koffie en melk in, ging zitten en keek Breloquier aan, terwijl hij ernstig sprak „Ziet ge, nu begint de verkiezingsstrijd. De wijn wordt door den slotheer gekocht en door de boeren gedronken. Zijn ze een maal half in een roe3, dan stemmen ze hem allemaal, als één man. En dat noemt men dan algemeen stemrecht." Een pauze ontstond er. De oude revolutie man was nadenkend geworden. Hjj dacht er aan, welk een strijd hij reeds had door gemaakt, welke hoop hij al niet had ge koesterd, welke offers hij al reeds aan het volk had gebracht. En wat had hij be reikt De jonge man wilde hem aan zijn droo- merijen onttrekken en begon weer te spreken „Mjjnhoer Van Maillane schijnt hierheen gekomen te zijn, om zjjn candidatuur warm wijze bleef Evelyn zonder bloemen. Men mag eigenlijk nooit aan de woorden van een ernstig man twijfelen. Het is zeer goed aan to nemen, dat het verdriet dien armen papa nog den dood zal doen. Maar het ziet er naar uit alsof het nog vele j ai-en met hem kan duren, vóór hij zijnen laatsten zucht zal hebben geslaakt. Het gaat langzaam, ontzettend langzaam. De kinderkamer is Karl's en Anna's wereldje, waar zij zich het best thuis voelen. Daar buiten loopen zij te vaak iemand in den weg. Maar zoo een enkele maal eens, wanneer papa hen bij het uitgaan in de gang tegen komt en niemand het ziet, stx'ijkt zijne hand liefkoozend over Anna's blonde lokken Evelyn's haaren hij tuurt diep en lang in Karl's blauwe oog-en vol uitdrukking Eve lyn's blik. In de gansche stad geniet mevrouw Ebba Kastman de faam van eene voorbeeldige stiefmoeder te zijn, en over het geheel verdient zij die ook. Zij doet haar best om rechtvaardig te zijn, en zij houdt hare oogen open. Evelyn zou misschien in hare plaats hare taak niet beter vervuld hebben zeer zeker niet. Het is avoud. Mijnheer Kastman zit alleen. De klep van zijn schrijftafel staat open, en zijne hand tast voorzichtig in een bundeltje vergeelde papieren. En hij leest „O, wat verlang ik naar jeZal die afschuwelijke vergadering dan nooit afloopen Nu ben ik al vier dagen van je geschei denVerbeeld je eens klein-Anneken kan papa zeggenPa pa paheel duidelijk. Ik schrei en ik lach van blijdschap Een ganschen dag heb ik het haar voor gezegd Duizend kussen van ons alle drie Kom weerom Ik houd 't nu waarlijk niet langer uit Eeuwig, eeuwig j e Evelyn." „Eeuwig Papa gaat, voor de eerste maal sinds vele maanden, weer eens in de kamer van Karl en Anna. Zij kijken op verbaasd, bijna schxxw. En als hij de hand op hunne kopjes legt en een kus drixkt op de blonde lokken en de blauwe oogen, dan steken zij hem de linksche handjes en de roode lipjes toe, 'en zij fluisteren „Papa waar is mama „Zij is even uitgegaan." Schuw zoeken zijne blikken het portret van Evelyn aan den wand boven de twee bedjes,Evelyn's portret met den lachenden mond en de schitterende oogen, haar Kerstgeschenk in het jaar toen Karl geboren werd. Welk een blijdschap, toen het uit het kaï'- ton te voorschijn werd gehaaldUit papa's studeerkamer is het nu hierheen, naar de kinderkamer, verzeild geraakt. En aan denzelfden spijker, zoodat het por tret er geheel door bedekt wordt, haxigt het smerige schort van het kindermeisje. Papa stuift op en het kindermeisje grient. Daar gaat de kamerdeur open „Maar Adolf wat is er gebeurd Hoe kan je toch dat arme schepseltje zoo af snauwen „Mama" is thuisgekomen. CCXLHI. Dezer dagen in een spoorwegcoupé, waarin ik met vele mede-Rotterdammers (vijf volwas sen, twee aankomende en ik) de kermisherrie te ontkomen zocht, las ik in een bundeltje reislectuur een soort voorlezing over de ma nier om een bemind mensch te worden. Ik heb het bundeltje helaas in deu trein laten liggen, ik ken den titel niet meer, noch den naam van den schrijver, alleen heb ik voor belangstellenden onthouden, dat het een uit- te houden. Claude Brun is niet de inan om een aangelegenheid van zooveel betee- kenis tot een gunstig eind te brengen. Maillane is gekomen om zelf zijn ganschen invloed te doen gelden. Wij hebben veel tegenstandei-s, want er zijn er velen, die zich laten kittelen door die havenwerken, waarvan zij meenen voordeel te hebben." „En dan nog de bemoeiingen van me vrouw Van Maillane en haar dochter; die zullen de vrouwtjes wel bewerken." „Ha! is er een dochter?" „Ja, uit haar eerste huwelijk; zij is do erfgename van dien bloeddorstigen gene raal Hernandez, die zijn tegenstanders zoo knap heeft bestreden, dat er in gansch Paraguay schrik en angst heerschte, enbj zijn presidentsverkiezing waren er zelfs geen tegen-candidaten, omdat niemand den moed had, een briefje in den beker te werpen dat niet z ij n naam droeg." „Droomt ze er dan soms van, dat haar stiefvader Maillane hier kan handelen zoo als haar eigen vader daar ginds in Amerika?" „Wanneer men op haar oogen afgaat, dan is het meisje allesbehalve zacht geaard en droomt ze bepaald wol van zulke gruweldaden." „Hebt ge de jonge dame gezien?" „Gister. Onder ons gezegd, maakte het op mij den indruk, dat Claude Brun wel lust zou hebben, om do kleine Amerikaansche te vragen." „Hoe die oude man „Lieve vriend, je moogt de menschen van vijf-en-veertig jaar niet tot de ouden rekenen en hen als rheumatieklijders be handelen. Of Claude Brun evenwel zoo oud is, daar weet ik niemendal van. In elk gevalt ziet hij er zoo oud ongeveer uithij is slank, heeft eenigszins grijzend haar, is vlug in zijne bewegingen, daarbij verstan dig, voorzichtig, en handelt met overleg bij alles wat hij doet. Hij bezit onbe grensde macht over mijnheer Van Maillane. Menige goede dienst zou door dit huwe lijk worden betaald. Hij is rijk, en ge weet, dat in de geldwereld ouderdom on schoon heid niets beteekenen, en een jong meisje gaarne een oud man trouwt, als hg veel gaafje was in de bekende bibliotheek van Philipp Reclam te Leipzig. Reislectuur gaat natuurlijk even snel langs ons als het landschap, dat we doorstoomen, we vergeten zelfs de stationnetjes, waar we toch even vertoefd hebben en gelegenheid hadden om rond te kijken. Maar deze lectuur is ine bijgebleven, in verband met de praeti- sche en zeer opmerkelijke toepassing die ik van de door den onbekenden auteur uitge deelde lessen bij mijn mede-Rotterdammers vond. De beschouwing of voorlezing van dexx vergeten Duitscher kwam op het volgende neerEen bemiixd mensch wordt niet ieder een. Dit is het hoogste, wat men bereiken kan. Wanneer een jongman x-egelmatig zijn kamerhuur betaalt en 's avonds zachtjes de trap oploopt, dan heet hij een fatsoenlijk menschkan hij een theekopje vasthouden, zwijgen en een polka-mazurka dansen, dan heet hij een net menschheeft hij aanleg voor pianospelen, het teekenen van borduur- patroxxen, of het reciteeren van bekende dich ters, dan heet hij een talentvol menschen draagt hij lakschoenen en manchestex-hemden, dan is hij een fijxx mensch. Maar het non plus ultra is een bemind mensch. Gelukkig de sterveling, wien dit predicaat ten deel valt. Hij is geborgen voor zijn geheele leven. Hij krijgt uitnoodigingen voor bals en diners méér dan hij kan aannemen, de vaders maken hem tot hun beschermeling, de zonen tot hun vertrouwde, de jonge vrouwen maken een soort broer van hem en de oude jonkvrouwen laten hem hare fortuin na. Is hij Rotterdammer zou ik er bij willen voegen, dan maakt men hem lid van „Ami- citia", Commissaris van de Spaarbank, bestixurs- lid van de IJsclub en later lid van de School commissie, met uitzicht op den Gemeenteraad. Wie zich bemind weet te maken, heeft in Rotterdam zeer stellig kans op carrière. Het is opmerkelijk dat Rotterdamsche jongelui de methode niet zoo heel best kennen, althans niet zoo heel goed volgen, en dat er toch beminde menschen van een deel hunner groeitixx Rotterdam schijnt het dus niet zoo moeilijk een bemiixd mensch te worden en tot aanzien te komen. Mijn vergeten schrijver waarschuwde allen, die bemind mensch wilden worden, dringend tegen elke poging tot oppositie. Men moet nooit ook maar inhet minst bezwaar maken tegen de bestaande' orde der dingen. Niets is oxxdankbaarder dan voor vrijheid en vooruit gang in het kamp te treden, het is dom en men bereikt er niets meê. Voor den vooruit gang moet men „ervaren mannen" en „dolle koppen" laten opdraaien. De man die bemind wil worden, plukt de vruchten meê, maar probeert niet bij de aanplanting te Ixelpen. Opponeer ook nooit tegen de meening van andere menschen, waarschuwt de auteur dien ik in mijn coupé liggen liet. Kies nooit partij, dan zijt ge bij beide partijen bemind. Hoort ge ergens een dispuut over de vraag of Eriedrich Barbax-ossa, grijs haar heeft gehad dan wel of hij baardeloos is geweest, zeg dan, ook al weet gij zeker, dat zijn baard rood was, dat Ei-iedrich denkelijk zonder baard ter wereld is gekomen en dat hij zeer waar schijnlijk met een grijzen baard grafwaarts ging. Beide partijen hebben dan vertrouwen in U. Een bemind mensch heeft natuurlijk een massa vrinden. Hij groet zelfs den man die hem eenmaal op straat een beetje vuur gevraagd heeft, en als iemand hem op de wandeling zéér vast aankijkt, neemt hij beleefd zijn hoed af, liever een vreexnde groeten, dan een bekende lomp voorbijgaan. Hij houdt verder boek van de verjaardagen van alle vrienden en bekenden, hij vraagt als hij op bezoek komt, dadelijk hoe de lieve ling van de familie het maaktde kanarie- vogel, de hond, de baby. Het is ongelooflijk hoe veel men met het zeggen van aange name dingen bereiktverstandige lui ver- geld en invloed heeft." Hij stond op, nam een sigaret, stak die aan, en zeide „Nu ik u op de hoogte heb gesteld van de aankomst van den landheer van Maillane,ver laat ik je weer. Kleed je nu spoedig aan. Tot weex-ziens! Je komt straks nog we! eens evexx bij mij aan „Na het ontbijt!" Breloquier greep naar zijn hoed en verliet do kamer. Op ditzelfde uur keek de slotheer, na een uitstekenden nacht, de post door, die Claude Brun hem had gebracht. De vroe gere bankbeambte was een zakenman eerste klas, hij had zich door zijn vroeger beroep netheid en nauwkeurigheid eigen gemaakt en dut was voor de enorme ondernemingen van Dartigues van het grootste gewicht. Do rekenmeester voerdo den droomer steeds tot de werkelijkheid terug. Op deze manier had Brun een invloed gekregen, waarvan hij zich b:j gewichtige dingen 'uitstekend wist te bedienen. Wanneer men hem zoo nederig en bedaard voor zich zag, dan zou men hem voor den secretaris van de eene of andere grijze excellentie hebben kunnen houden. Do spraakzaamheid en de hoogmoedige luidruchtighoid van Dartigues droegen er toe bij, om het verschil tusschen do beide mannen nog scherper op den voorgrond te doen troden. Brxxn bezat meer invloed op Dartigues, dan deze ophexn. In het pronkerige kabinet tegen over elkaar zittend, behandelden de beide vrienden de tah-ijke bijzonderheden hunner veelzijdige zaken met de uiterste opmerk zaamheid. „Ik zou u wel willen wijzen op een nieuwe aanvrage om geld van Bormans. Zeker, hij heeft ons veel diensten bewezen toen hij onder-prefect in Gabès was, maar hij weid ook goed beloond. Zijn aandeel in de onderneming was belangrijk, en sedert hy is afgezet, heeft hij alle aandeelen ver kocht daar kunnen wij niets aan doen." „Speelt hij „Ja, in Parijzer speelhuizen. Omdat hij zich in Gabès niet onberispelijk heeft ge dragen, werd hij daar van zijn ambt onfr-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5