ri8Y8D uit
Zondag 8 September 1901.
45ste Jaargang No. 3660.
TWEEDE BLAD.
De Thee-avondjes
bij M. A. G. NÜS.
FKU1LLBTO
16.
Een Landbouwpraalja, dat velen
gerust kunnen overslaan
Biooenlaodsch Nieuws.
Schagen, 5 September 1901-
Welgedane Bram. Wat hij al gedaan
heeft. Ik informeer naar de troonrede.
Hoe Bram zich voelt. Een dag vol
excellenties. De deputaat der depu-
taten. Ondeugende ambtenaren.
Baan tjesjagers. A rbeidsp lannen
Premier inderdaad. Een mooi
vaatjemaar met zwakke dui
gen. Nus en lloosje worden
geïnviteerd. Een verdoold
schaap en een witte raaf.
Dure jutteperen. Hoe
wij voortvarendheid
leeren. Verlicht Scha-
genin 1906. Lui,
die zuinig zijn
op hun geld.
Bram gaat
regeer en.
't Had Bram goed gedaan, dat verblijf in
Gastein. Hij zag er dik en blozend uit en
Roosje had gelijk toen zij opmerkte„Men
zou 't U niet aanzien professor-premier,
dat U zoo'n zware taak op TJ hebt genomen
Waarop Kuyper antwoordde„Maar dat
moet ook niet, mijn kind. Juist vóór dat ik
aan 't regeeren ga, moet ik mij dik en sterk
voelen."
En heb je al iets gedaan vroeg ik iets
anders tenminste, dan je ambtenaren op Zondag
laten werken
Warempel heb ik datriep Bram leven
dig ik heb de troonrede in mekaar gezet.
Och, nu al
Ja zeker, daar is altijd een beetje haast
bij, want Hare Majesteit moet er nog kennis
van nemen en veranderen als Zij wil. Nu, dat
gebeurt nooit.
En wat staat er in je troonrede vroeg ik.
Dat zou jij wel willen weten, lachte
Abram. Dan kon jij 't nu vast in de Schager
Courant zetten en dan had Schagen de primeur.
Wel neen, verklaarde ik, beslist, ik zal
er geen woord van oververtellen.
Nu, toen las Kuyper me de troonrede voor
waarvan ik zelfs geen letter publiceeren
mag. En hoe vin-je 'm, vroeg hij.
Ik wees hem op een aantal leemten en
fouten en Bram was zoo eerlijk om te erkennen
dat ik in de meeste gevallen gelijk had en
dat hij verbeteren moest. Zoo hebben dus
eigenlijk Bram en Nus samen de troonrede
gemaakt en ik hoop TJ, als zij uitgesproken
is, mede te deelen, welk aandeel ik er in
gehad heb.
Toen de rede klaar was, ging Bram lui in
zijn stoel zitten, zeer vergenoegd.
En voel je je nu al ministeriëel? vroeg ik.
Nou, een beetje excellentie voel ik me
wel, omdat ze 't allemaal tegen me zeggen.
Vroeger heette ik eenvoudig prof., maar nu
komt de meid me roepenexcellentie, 't is
tijd excellentie, sta nu op excellentie, hier is
thee. Als ik beneden kom zeggen mijn vrouw
en kinderen: goeien morgen, excellentie, hoe
heeft uwe excellentie gerust waarop ik ant
woord excellent, en dan vragen ze wil uwe
i excellentie bruin of wit brood, eieren of kaas
of koek? en dan komt de meid weer bood
schappen excellentie, uw schoenenZoo
gaat het den dag door en het laatste
wat ik hoor, is 't verzoek van mijn vrouw
wil uwe excellentie de kaars uitblazen éér
uwe excellentie in bed stapt? Neen, lieusch,
ik weet dat ik minister-president ben, en och,
dat vind ik niet onaangenaam. Sedert de
geschiedenis van de Nieuwe Kerk heeft men
zich niet zoo met mij beziggehouden als
thans.
Maar je bent nu ook de deputaat der
deputaten, Bram, en als zoodanig moet je
worden erkend.
Zeker, zeker, het moet ook, maar daarom
gebeurt het toch niet altijd. Enfin, dat zal
wel wennen en, voor zoover ik er de macht
toe hebben zal, ga ik het den lui leeren. Om
te beginnen de ambtenaren, die er in de kran
ten over geklaagd hebben, dat ik ze op Zondag
werken liet. Het komt onder mijn bestudr
niet te pas, dat mijn ambtenaren in de kranten
klagen. Laten ze bij mij komen.
Och, laat n je ambtenaren er niet onder
lijden. Het behoeft toch niet juist een van
de lieeren zelf te zijn geweest die, het ver
klapt heeft? meende Roosje.
Jawel, maar de meesten van dieheeren,
zoo niet allemaal, zijn liberalen.
Gelukkig, amice, zei ik. Heel gelukkig
Als 't partijgenooten van je geweest waren,
hadden ze 't werk op Zondag gestaakt, of een
protest gestuurd aan je eigen blad, aan de
Standaard.De liberalen zijn nog zoo kwaad niet.
Dat zeg ik ook niet en dat hoop ik ook
niet. Ik zal de liberalen wel noodig hebben,
evenveel bijna als de Katholieken, de helft
van mijn meerderheid. Nu, met de Katholieken
speel ik het wel klaarof 't me met de libe
ralen lukken zal,dat moet de toekomst bewijzen.
Voor Borgesius ben ik bang, maar wellicht
is die ook nog wel te temmen.
En de anti-liberalen weten, dat zij kans
op baantjes krijgen, merkte ik op. Heb je
gelezen, dat een anti-revolutionnair burgemees
ter in de provincie Utrecht, die vroeger
nooit volontairs kon krijgen, nu in eens
zeven aanbiedingen heeft ontvangen zeven
doleerende jongelingen gaan bij hem voor
burgemeester studeeren, omdat er nu kans is
voor hen op een baantje.
Och, zei Kuyper, onverschillig. Licht dat
nu mijn vriendjes ook eens aan de beurt
komen. De jouwe hebben voor dezen altijd
aan het laadje gezeten.
Nu ja, dat is ook zoo, maar we hebben
dan toch ook meestal hoogst bekwame men-
schen geleverd.
De bekwame menschen, zoo sprak
Kuyper, gingen naar de liberalen, omdat zij
daar geborgen waren. Nu zullen zij wel tot
mij komen. Een ieder gaat, waar hij zijn
voordeel ziet.
Ik zweeg even, en vroeg toen, om 't gesprek
op iets anders te brengen
En je gaat zoo ai wat arbeid is aan jouw
departement trekken en 't afnemen van je
collega van waterstaat, hè
Jawel, ik voel heel veel voor den ar
beid, verklaarde de premier, en ik zal dus
daarover zelf het bestuur in handen nemen.
En heel veel maatregelen nemen ten bate
van den arbeid vroeg ik.
Nu, dat zullen we hopen. Eerst eens
zien, wat noodig is en niet wachten kan, en
daarna handelen.
Neemt U nu van al uw collega's af, wat
U het meest interesseert, meneer Kuyper?
vroeg Roosje. Laat U voor de heeren dan
veel over
Och, zei Kuyper bewust, ik wil niet al
leen premier in naam, maar ook inderdaad
zijn. Men zal spreken van het ministerie
Kuyper, Kuyper zonder bijnaam.
Daar heb je gelijk aan, Bram. Jij bent
werkelijk de kuiper van het ministeriëele
vaatje. Het ziet er goed uit, alleen is 't de
vraag, of de duigen van R. C., A. R. en V.A.R.
't ook zullen uithouden als je't regeeringsnat
er in gooien gaat. Maar natuurlijk, dat zul
len we hopen.
Dankje voor je goeien wensch, Nus. Jij
zult, ofschoon je mijn politieke tegenstander
bent, me in mijn regeering niet tegenstaan
Wel wis en warempel niet, Bram. 'k
Vind het veel te aardig, dat jij 'r eens bestu
ren gaat. Wij hebben 't zóó lang gedaan, dat
jij wel eens een beurt mocht hebben.
En ik inviteer Roosje en jou om bij
de Kameropening te komen kijken.
Dat doen we vast, Bram, juichte ik. Ik
moet er bij zijn, als jij de eerste maal als
minister aan den voet van den troon staat!
'k Moet zien, hoe je dat afgaat, en ik moet
je troonrede hooren.
We schonken toen een glaasje wijn en 't
gesprek werd recht fideel, 't Kwam op zaken,
Schagen en onze buurt betreffende.
Ze vragen op onze gemeente-secretarie
inlichtingen omtrent een schaap, meneer Kuy
per, zei Roosje, die de Schager Courant voor
zich had.
Omtrent een schaap Welk schaap
vroeg Kuyper.
Natuurlijk een verdoold schaap, ant
woordde ik. Maar 't is wat vaag zoo.. Er zijn
zooveel verdoolde schapen. Ah, wacht eens,
ik weet al wie bedoeld is. Ze zullen Staal
man meenen.
Ja, die is Verdoold, zuchtte Abraham.
-Maar 't is wel een beetje onbeleefd om
't zóó in de krant te zetten.
En hier staat, vervolgde Roosje, hier
staat, dat aan de haven te Anna Paulowna
een vogel is gevangen, dien niemand kent. Een
witte vogel.
De wonderen zijn de wereld nog niet
uit sedert jij minister bent, Bram, riep ik.
't Spreekt vanzelf, dat die vogel in verband
staat met jouw bestuur, 't Zal de befaamde
witte raaf wezen. Nou, daar bof je mee.
O, maar mijn bestuur zal geen witte
raaf blijken, amice, meende Bram. 't Ziet er
eer naar uit, dat een regeerend liberaal een
witte raaf zal worden
Laten we nou de politiek rusten laten, ver
zocht Roosje. Er zijn gezelliger onderwerpen.
Hebt u gezien, meneer Kuyper, dat de jutte
peren van 't jaar zoo schaarsch zijn? Twee
hectoliter voor f 117.50. Da's toch te duur.
Het doet mij leed, mejuffrouw, dat ik
mij niet met jutteperen bemoeien kan. De
afdeeling landbouw is naar mijn collega van
Waterstaat gegaan.
Nu, spreek er dien dan eens over, in den
ministerraad, smeekte Roos. Ik houd zoo van
jutteperen en een Christelijk ministerie kan
er allicht iets aan doen.
Abraham lachte. Wat ze mij al niet ge
vraagd hebben, sedert ik minister ben, riep
hij uit. Maar om jutteperen hebben ze me
nog niet gevraagd, hahaha, die is goed
't Is toch ook een landsbelang, zeide
Roosje. Jutteperen is een nationaal product
Jawel, maar er zijn zooveel nationale
producten. Je moet niet zoo voortvarend zijn,
merkte Bram op. Alles op zijn tijd.
We leeren in Schagen voortvarendheid,
Bram, merkte ik op. Onze raad heeft nu al
een crediet van f 300 toegestaan om op 1
Mei 1906 uitgemaakt te hebben, hoe de ge
meente dan zal worden verlicht. Nietwaar,
dat is voortvarend. Wij zijn menschen, die
met de toekomst leven.
We hebben in Schagen een Raad, die
altijd raad weet, meneer Kuyper, zei Roosje.
U zult eens zien, hoe hij de onderwijzersadres
sen om tractementsverhooging zal beantwoor
den. Onze leiders der jeugd krijgen, wed ik,
allemaal hun zin. Er is een batig slot van
f 1889, 't kan er dus best af.
Praat niet over dingen, waar je geen
verstand van hebt, kind, vermaande ik.
Zóo, maar we leven toch in een welva
rende gemeente. Bij de Postspaarbank alleen
wordt in één maand een aardig sommetje
gestortnog daargelaten, wat er aan effectjes
is uitgegeven.
Malligheid, riep ik. Meneer Kuyper zou
wonderwat van Schagen denken. Maak ons
in het oog van de regeering niet rijker dan
we zijn. Al wat de nieuwe regeering bijvoor
beeld voor onze Rijkslandbouwwinterschool
kan doen, zal welgedaan zijn. Steun deze in
richting, die een zegen zal worden voor onze
provincie.
Bram stak mij de hand tol.Al wat goed
is, Nus, zal ik steunen. En nu keer ik naar
Den Haag terug. Neen, houd me niet op. Ik
moet gaan regeeren
0-0-0
„Vader I" riep Pierre verbaasd.
„Nu Wat is er Ik geloof toch niet
dat jij en je kornuiten het aanvaarden
van een erfenis hebt afgezworen
Je bent mijn zoon, mijn eenige erf
genaam. Alles, wat ik heb verworven en
nog verwerven zal, zal voor jou zijn. Met
tweemaal hondderdduizend francs jaarrente
gedraagt men zich niet zoo,dan wanneer men
niets heeft. De horizont verandert wel,
als men hem van bovenaf kan bekyken, en
het is noodzakelijk dat ge de toekomst
leert beschouwen zooals ze werkelijk is.
Zeker, het geld is slechts een middel om
te handelen, men moet het dienstbaar
maken aan zijne gedachten en aan zjjn
smaakeigenlijk is het verachtelijk, maar
de manier waarop het wordt gebruikt, ver
edelt het. Ik meen, dat in deze eeuw van
beweging en ontwikkeling een rijk man,
die zyn hulpbronnen wil aanwenden om
sociale problemen op te lossen, een wel
doener der menschheid zal kunnen worden.
Ik ben daar niet de aangewezen man voor,
mij ontbreekt de noodige opvoeding. Ik
leefde niet in eene omgeving welke mij toe
stond, mij de noodige kennis eigen te maken.
Ik ben slechts de machine die het geld ver
dient dat echter versta ik, verlaat je daar
Wie of wat zal jou echter verhinderen,
de helderziende verdediger der rijkdommen
te zijn, die ik door mijn arbeid heb ver
zameld In den grond van de zaak heb ik
aan een eenvoudige kamer genoeg, ik heb
nooit opgehouden arbeider te zijn, of
schoon ik de broodgever ben. Mij
interesseert alleen de ontwikkeling en
het succes van den arbeid. Ik houd
mij ook wel gaarne met sociale vraagstuk
ken bezig; gij moogt mij die verklaren, en
ik zal trachten ze practisch te verwezen
lijken. Wij kunnen tezamen mooie resultaten
bereiken, want om jouw ideeën te verwe
zenlijken, zal ik mijn geld en mijne ervarin
gen gaarne aanwenden. Je zult je toch niet
voorstellen, dat ik alleen afgevaardigde wor
den wil, om mij in den grooten hoop op te
lossen; om alleen daar maar te figureeren
Geloof me, mijn jongen, Frankrijk
wordt al door genoeg ezels geregeerd. Onder
onze politieke persoonlijkheden weten nauwe
lijks tien nauwkeurig, wat ze doen, waar
zo heen willen. Het zou zeer gemak
kelijk zijn, al die marionetten te bemach
tigen en ze naar je eigen wil te laten
dansen dat is het, wat mij wel eens bekruipt
om te doen; want er is nog zooveel in dit
arme land, dat verbetering behoeft."
„Je praat precies als Des Barresriep
Pierre lachend uit.
„Wel mogelijk, maar ik geloof niet, dat
ik evenzoo zou handelen als hij. Ik ken de
luidjes en bouw niet op hun verstandik
geloot, dat er eeuwen noodig zullen zijn om
hen op andere wogen te brengen. Alles, alles
wat men hun voor goeds toevoegt, geschiedt
tegen hun wil, ja, meer dan dat, zij zijn
boos op hen die hen met weldaden over
laden. Maar de ondank,dien men veelal oogst,
is geen reden, die ons zal beletten het goede
XVI.
Zooals ik aan het slot van mijn vorigen
brief al heb opgemerkt, is de oogst nu binnen
en daarmee de grootste drukte achter den
rug. Alleen de bieten staan nog op 't veld
en de boonen zijn nog niet ingehaald. Maar
dat is dan toch zoowat alles. We zijn dan
ook alweer begonnen opnieuw het land klaar
te maken en daar het al avonden met staarten
worden, hebben we alle gelegenheid om plan
nen te vormen en eens rijpelijk te overwegen,
wat ons voor 't vervolg het beste lijkt.
Inderdaad, dat is wel eens noodig, want er
is hier in den laatsten tijd zooveel beweging,
zooveel verwisseling op landbouwgebied, dat
men werkelijk soms niet weet, waaraan men
de voorkeur geven zal.
Immers, de dagen van sleur gaan voorden
landman, die ook de wetenschap een
woordje meê wil laten praten, meer en meer
voorbij. De moderne boer (Staalman gniffelt)
begint te begrijpen, dat hij niet alleen zijn
handen, maar ook zijn hóófd dient te gebrui
ken. Maar de nieuwere landbouw-idéeën gaan
hier nog maar al te vaak op klompen en
blijven nog o zoo dikwijls in de modder van
stijfhoofdigheid en vooroordeel steken. Want
een boer, in het algemeen gesproken, is van
I huis uit nu eenmaal in alle opzichten conser-
vatief. Het nieuwe ontvangt hij met gesloten
j hart en wantrouwende blikken en vooral op
zijn eigen gebied duldt hij geen inmenging
i van anderen, die geen boer zijn. Hij alleen
weet het, want hij heeft de praktijk! Wat
geeft hij om al die geleerde theorieën
Och kom, die boekenmenschen weten er
geen drommel van, en landbouwscholen, bro
chures en boeken over den landbouw, van
hèm kan men de heele poppenkraam cadeau
krijgen. De practijk alleen, dat is je ware
Zoo was, tot voor korten tijd, in het alge
meen het hoofdkarakter van den boer en zeer,
zeer langzaam is daar wat verandering in
gekomen. Maar nog altijd zijn er, die aan de
wetenschap een onverzoenlijken oorlog hebben
verklaard en ieder begekken, die, op grond
van een of andere wetenschappelijke uitkomst,
meenen te moeten breken met de oude sleur.
Het zij mij vergund, u daarvan een enkel
staaltje te vertellen, betreffende de Vrucht-
wisseling.
Het is altijd, van jaren her, de gewoonte
geweest om in het voorjaar, tegelijk met
erwten of boonen, karwij te zaaien. De boonen
of erwten werden dan nog hetzelfde jaar ge
oogst en de karwij bleef doorgroeien, ook nog
gedurende het volgende jaar, tot men er zaad
van telen kon.
In het begin van het éérste jaar alzoo
werd gezaaid voor twee jaar tegelijk. Naden
karwijoogst werd er stalmest op dat veld
gereden en vervolgens tarwe op gezaaid.
Nu had de praktijk ons reeds lang geleerd,
dat een land, waar pas klaver, erwten of
boonen op hadden gestaan, oneindig veel
vruchtbaarder was dan een stuk grond, dat
pas een ander gewas had voortgebracht.
Hóé dat zoo kwam, kon echter niemand
van ons verklaren. We wisten het eenvoudig
als een feit.
Maar de Wetenschap was met dat feit alleen
niet tevreden. Zij wilde en zou niet rusten,
vóór zij er een verklaring voor gevonden had.
Welnu, zij is eindelijk zoo gelukkig geweest,
die te vinden. Haar onderzoekingen van de
laatste jaren hebben geleerd, dat aan de wor
tels van de leguminosen (vlinderbloemi
gen, als erwten, boonen, klaver, enz.) knol
letjes zitten, waarin door bacteriën de stikstof
uit de lucht wordt vastgelegd niet alleen,
maar bovendien nog wel in zóódanigen vorm,
dat de planten die gemakkelijk in zich kun
nen opnemen.
Opmerkelijk, dacht ik, zoodra ik dat las.
De stikstof, anders zoo'n dure meststof
(Chili-salpeter, ammoniak,) wordt
ons dus door de erwten zoo maar gratis be
zorgd, ja, zelfs in het land gebracht. Daar
door is dus een gewezen klaver-of boonenveld
altijd zoo vruchtbaar. Maar als er reeds door
mijn erwten zooveel stikstof in den grond is
vastgelegd, dan bedank ik er toch wel har
telijk voor om straks, als de karwij er af is,
op dat stuk ook nog mijn kostbaren stalmest
te brengen. Me dunkt, een toebemesting van
wat slakkenmeel (Thomasphosphaat)
moet dan rijkelijk voldoende wezen.
Maar jawel, nu kwam ik al heel gauw in
botsing met het conservatisme, geïncarneerd
in mijn naasten buurman.
„Teunis, Teunis Het gaat niet goed bij je
hoorwaarschuwde hij me op een goeden
dag. „Weet je wel, dat je volk zóóveel mest
op je andere landerijen brengt, dat je straks
te betrachten."
Dartigues nam een sigaret, stak
die aan, en ging dan op een heel anderen
toon voort:
„Wij hebben nu eens ernstig met elkaar
gesproken,ofschoon tegen mijn oorspronkelijk
plan in. Wij zijn met ons persoonlijk be
gonnen, en met algemeenheden geëindigd.
Laten we nu tot ons oorspronkelijk punt
terugkeeren. Van dit uur af verlang ik, dat
ge jezelf niets zult ontzeggen. Je leeft als
een landlooper daar in die kleine herberg,
en dat vind ik niet passend."
Hij deed een schuiflade open, nam daar
een paar papieren uit en zeide
„Daar heb je een check op jouw naam.
Honderdduizend francs heb ik voor je
gedeponeerd bij Lyonnais. Je moet er ge
bruik van maken ook. 't Is mij hetzelfde,
of je er wat van je lievelings-idéeën mede
wilt verwezenlijken, ot dat ge het opmaakt
voor je pleizier. Ik heb mijn leven lang
niet voor niets gewerktge kunt nu eens
doen wat ge wilt."
„Vader, u maakt mij verlegen", ant
woordde Pierre.
„Wanneer ge het niet aanneemt, dan
moet ik gelooven dat ge mij niet liefliebt.
Wat zijn die paar francs in vergelijking
tot dat, wat ik u zou willen geven?"
Hij omhelsde Pierre en schoof hem
daarbij handig de papieren in den zak.
„Ik heb tegenover jou veel goed te
maken. Geloot me, mijn jongen, ik ben nog
rijker aan liefde dan aan geld.Ge kent uw va
der nog niet,maar ge zult hem leeren kennen.
Ik droom voor jou van een toekomst, nog
schitterender dan jij je zelf voorstellen
kunt. Ik wensch dat je je heele geluk
aan mij verschuldigd zult zijn, en om daar
geen emmer vol meer voor je tarweland
overhoudt
„Jawel, maar dat hóéft ook niet
„Hóéft dat niet vroeg hij verbaasd, als
of hij een klap van den molen beet had.
„Nee', buurmanIk wil het van 't jaar
eens zónder stalmest zien te redden."
Maar dan komt er immers geen spaan van
terecht
„Dat zullen we zien," zei ik droogjes.
„Maar hoe hèb ik het nu met wond
hij zich op. „Dat is immers nog nóóit ver
toond?! Ik ben nu al over de vijftig jaar,
maar ik kan je met een woord van waarheid
verzekeren, dat ik het nog nérgens anders
gehoord of gezien heb, dan zooals ik het
zelf al mijn leven heb gedaan: vóór de
tarwe eerst stalmest op 't karwijveldEn
ik zou wel 'eris willen zien, hoe iemand 'm
dat anders lapte. Er móét immers eerst
stalmest op
„Zóó Maar waaróm moet dat toch
„Waarom? Waaróm?" vroeg mijn buurman
ten hoogste verbaasd. „Maar dat doet immers
iedereen!"
„En i k wil het dan nu eens niet doen
dit jaar."
„Je moet het zelf weten, manMaar dan
loopt het met je tarwe ook glad verkeerd
Dus er komt heelemaal niets op
„Jawel, een beetje slakkenmeel"
„Nu, die barrelen kan je óók wel weglaten
Al die nieuwerwetsche manieren zijn me geen
duit waard! Die zoüen je glad in den achter
middag helpen."
„Kom, voor één keertje is het toch best
eens te probeeren"
„Dank je hartelijkIk moet er niemendal
van hebben, hoor Bonjour En zeer ont
sticht over mijn moderne dwaasheid ging
buurman heen.
Mijn proefneming werd echter met den
besten uitslag bekroond. Er is een mooi stuk
tarwe van gekomen. Niet te geil van gewas,
maar toch behoorlijk lang stroo en flinke aren.
„Nu, wat zèg je van mijn methode vroeg
ik triomfantelijk aan mijn buurman, wiens
eigen tarwe veel te weelderig opgeschoten was.
„Hm't Is een mooi veld. Maar dat
komt niet van die barrelen hoor
,,'k Zou het, als ik jou was, nu toch ook
'eris probeeren."
,,'k Had nog lieverNee', i k moet er
niemendal van koopenIk hou me aan den
stalmest
Men ziet het 't is weer de oude geschie
denis van het koppige boertje uit den Achter
hoek er is eindelijk een brug geslagen,
om te voorkomen, dat de dorpelingen niet
langer tot aan de knieën door het slik moeten
waden, om naar de kerk te komen. Ieder
is blij, ieder maakt dankbaar gebruik van de
nieuwe brug. Alleen boer Stubbe niet. Die
baggert er eiken Zondag nog steeds met
groote modderlaarzen naast. Zoo had men
het immers a 11 ij d gedaan
Dat men echter ook wel eens wat al te
haastig met nieuwe landbouwidéeën van stal
kan draven, daarover iets in een volgenden
brief.
Teunis IPloeg-erv
De heer A. Blokker ie
öeer Hngowaard, seinhuis-
wachter aaD de H IJ Spoorweg Maat
schappij, is benoemd tot assistent aan het
station Asselt bij Apeldoorn.
De beer W. Molenaar, on
der wijzer aan school no. 1 te Heer
Hugowaard, is benoemd tot Hoofd
der School te Eierland op Texel.
De nieuwe koers.
Als een bewijs van de veranderde
omstandigheden, ten gevolge van het
optreden van het ministerie-Kuvper, wordt
aan het „Utr. Dagbl." medegedeeld, dat
thans vele jongelieden uit christelijke
gezinnen wenschen opgeleid te worden
tot burgemeester.
Een burgemeester in de provincie Utrecht
kon vroeger nimmer dergelijke jongelui
krijgen thans boden zich reeds een zeven
tal bij hem aan.
mede te beginnen, laat ik je in alles vrij
spel, hoe zwaar het mij ook valt. Ga nu
heen, daar ge dat toch wiltvergeet echter
niet, dat iedere dag waarop gij bij mij komt,
een dag van groote vreugde zal zijn."
Hij omhelsde zijn zoon teader en bracht
hem naar de voorkamer, waar de luierende
bedienden Pierre spoedig aan hoed en jas
hielpen.
Pierre stapte vlug naar buiten, den
nacht in. De uiteenzettingen van zijn
vader hadden hem verward. Wanneer hij
tenminste maar met zijne motieven had kun
nen antwoorden op alles wat hem werd
gezegd, maar de macht van den rijkdom
had ook op hem haar invloed doen gelden
en aan zijn grondstellingen geschud. Dar
tigues had hem met zijn goud verblind.
Welk eene verandering bracht dat met zich
mede Dien morgen nog was hij zichzelf als
een kwajongen voorgekomen, die een zak
geld van vijfhonderd francs maandelijks be
zat nu droeg hij een check bij zich, waarin hij
maar eenige woorden behoefde in te vullen,
om honderdduizend francs rijk te zijn en wa
ren deze uitgegeven, dan had hij maar om
moer geld aan te kloppen. Zijn vader had hem
er op gewezen, dat het zijn plicht was het
uit te gevenin tegenstelling met Appel,
die niet moede werd te herhalen, dat spa
ren zijn plicht was. Een feit was het, dat do
geleerde dezen plicht beoefende, om
met volle handen aan armen en ongeluk-
kigen te kunnen geven. Dartigues gaf ook,
en evenals Appel sprak hij zijne meening
openlijk uit. Deze beide, zoozeer verschil
lende menschen, die in temperament en
idééën zoo ver mogelijk van eikaarstonden,
kwamen toch eigenlijk tot eenzelfde slot.
Pierre vroeg zichzelf af, of dat óók niet
gemeenschap was, al was het dan ook in
een anderen vorm dan zooals Des Bar
res aanprees. Wie van die drie nuttige,
verstandige, beteekenende mannen had nu
gelijk Met een trotsche beweging met hot
hoofd zeide Pierre bijna overluid„Mijn
vader is de meest verleidelijke van hen/'
Hoe kon die Dartigues toch de harten
en geesten zoo leiden naar zijn zin. Reeds had
hij in de ziel van zijn zoon een zaad ge
strooid, dat weldra zou opschieten en alle
vroegere opvoeding verstikken zou. Hij be
zat de kunst der overtuigingsmacht, deze
bedrieger, die reeds sedert dertig jaren
de menschen bij den neus nam en die in
het jongste uur in vollen ernst alleen daar
op had gelet om zijn zoon te overwinnen.
De herinnering aan een ander persoon
werd plotseling in Pierre's ziel wakker
aan Bella, de dochter van de vrouw, die
zijn vader in een tweede huwelijk had ge
trouwd. Hij zag haar schitterende oogen,
haar zacht lachje. Hoe aanvallig en lieftallig
was ze dien avond in het maanlicht ge
weest, terwijl zij zij aaa zij bij het ge
zang der nachtegalen op het terras hadden
gewandeld. Welk eene aanlokkelijke betoo-
vering ging er van dien kinderlijken,
natuurlijken geest uit.Hoe gelukkig gevoelde
hij zich, haar lachend alles te kunnen leeren,
wat haar in de oude wereld zoo vreemd,
zoo eigenaardig was. Pierre's hart sloeg
hooger, en droomerig vroeg hij zichzelf af,
of de terugkeer van zijn vader niet geschikt
was om al zijn hoop en verwachtingen te
veranderen.
Was dit rijke, jonge meisje, de erfgename
van een president, die een potentatenrol
had gespeeld en met macht en geweld zijn
volk had geknecht, de vrouw, die deze