Donderdag 17 October 1901.
45ste Jaargang No. 3671.
ESmreuu SCH AttKHf, Laan, St 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W 1 X Si E L.
1
Gemeente Schagen.
Bekendmakinseïi.
Groote Najaarsveemarkt.
Binnenlandsch Nieuws.
TkuTllktoST
A
AAIT.
AimtcitiE- k LaiitalM
vaJTBai
Dit blad verschijnt tweemaal por week: Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTËNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
A DVERTENTIEN van 1 tot 5 rogels f 0.25 iedere regel meer 5 cf.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen
ter kennis van belanghebbenden, dat de gewone
groote najaarsveemarkt aldaar zal gehouden worden
op Donderdag 31 October 1901.
Schagen, 15 October 1901.
Burgemeester en Wethouders
van Schagen,
H. J. POT.
De Secretaris,
DENIJS.
IJekentlmakiiag.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen j
Brengen naar aanleiding van art. 203, alinea 3,
der Wet van 29 Juni 1551, (Staatsblad No. 85) ter
openbare kennis, dat de Begrooiing der plaatselijke
inkomsten en uitgaven voor 1902, zoomede de sup-
pletoire begrooting voor 1901, zooals zij a»n den
Kaad der gemeente zijn aangeboden, op de Secretarie
der gemeente voor een ieder ter lezing zijn nederge-
legd tot en met den 29 October a.s., en dat een
ieder daarvan, tegen betaling der kosten, een afschrift
zal kunnen bekomen.
Schagen, den 16 October 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Secretaris,
DENIJS.
Een daad»
In ons vorig nummer hebben we er reeds even mel
ding van gemaakt, dat er een oproep zou worden gericht
tot de arbeiders, betrokken bp het transport van
goederen te water, om vanaf een bepaalden dag te
weigeren, elk Engelsch schip te lader, of te lossen.
Deze oproep is nu gedaan en is van den volgenden
inhoud
Reeds twee jaren duurt de oorlog tusscheo Enge
land en de Zuid-Afrikaansche Republieken en nog
is er geen uitzieht op een spoedigen vrede. De
Regieringen der verschillende landen doen geen
enkele poging Engeland tot rede te brengen en
alzoo een einde te maken aan de uitroeiing van een
volk, dat strijdt voor zijn vrijheid.
Welnu, waar de Regeeringen te kort schieten in
het nakomen van haar verplichtingen tegenover dezen
menschonteerenden oorlog, daar zullen de arbeiders
dit met andere middelen trachten Ie doen.
Een voorloopig comité van mannen, bekend uit
de vakbeweging der transportarbeiders, heeit zich
gevormd om alle georganiseeide en ongeorganiseerde
havenarbeiders en zij, die daarmede in verband
staan, te bewegen na het verstrijken van een vast-
gestelden datum (bijv. 81 Dec.) „geen schepen onder
Engelsche vlag varende, meer te lossen of te laden,
daar geen goed meer uit te ontvangen of te leveren,
voor en aleer de vrede zal zijn gesloten".
Daarvoor is noodigj dat in alle havenplaatsen van
ons land eveneens comité's worden gevormd, die zich
»met elkander in verbinding stellen en verstaan.
Van onze zijde hebben wy reeds naar de havens
van Frankrijk, Duitschland, Zweden, Noorwegen,
Denemarken, België en Italië oproepingen verzonden
om insgelijks zoo te handelen en de beweging zoo
grootsch mogelijk te doen zijn. Het kan niet anders,
of deze poging der arbeiders, om een einde te maken
aan Engeland's wreedheid, zal door de geheele
'wereld met belangstelling worden gadegeslagen en
iBugeland zelf zal getroffen worden op de plaats
l-vaar het alleen tref baar is, nl. io zijn scheepvaart.
Iedere koopman, iedere bevrachter kan zich dus
intijds wachten voor mogelijke schade, door van nu
geen Engelsche schepen meer voor het vervoer
hunner goederen aan te nemen, vóórdat de quaestie
Z*1 zijn opgelost. Het gevolg daarvan zal wezen, dat
rde reederyen in andere lauden haar schepen zullen
sien bevrachten ten koste van die der Engelschen en
27.
O-O-O-
„Nu, mijn kind, zijn het die papieren,
die je zoo ongelukkig maken Waarover
handelen ze?" vroeg Francine.
Zij boog zich voorover en las op het
omslag de met kleine letters geschreven
Woorden „Documenten omtrent Dartigues."
„Wat is dat?" vroeg ze, het voorhoofd
fronsend.
Hij vond weer kracht om te antwoorden
en stamelde
„Stukken over mijn vader."
„Hebt ge ze gelezen?"
«Neen, dat durfde ik niet."
„Heeft men je gezegd, water in staat?"
„Ik wilde het niet weten I"
„Hoe komen die papieren in je handen
„Ik heb ze gekocht."
„Om ze te ontrukken aan de handen
yan de vijanden van je vader? Dan heb
je goed gedaan."
Bij deze woorden, die hem zoo groot
moedig werden toegesproken en hem troos
tend naar het harte drongen, beefde
Bierre van vreugde. Zijn moed ontwaakte
Weer, hij sloot zijn moeder in zijn armen,
en van hoop bevend, sprak hg
„Leidt u mijn geweten, noem mij mijn
plicht. Moet ik deze papieren lezen, om te
ervaren wat mijn vader in werkelijkheid
ls, ot moet ik ze laten liggen en in on
zekerheid voortleven
deze. getroffen in één der voornaamste bronnen van
bestaan, zullen de Engelsche Regeering op hnn beurt
noodzaken vrede te sluiten.
Ernstig zijn de vóór- en nadeelen van deze zaak
voor de betrokken arbeiders door het voorlooptg
comité gewikt en gewogen, tal van bezwaren zullen
opgeworpen worden van personen, die met woorden,
doch ook daar slechts mede, sympathiseeren met de
Boeren
Wij arbeiders, die de financiëele schade van dien
oorlog ondervinden, zullen net daden toonen dat het
ons ernst is aan dien oorlog een einde te willen
maken, om daarmede tegelijkertijd het bewijs te
leveren, dat, zoo de arbeiders ernstig willen, geen
oorlog meer mogelijk is. Maar daarvoor is noodig
de hulp van alle georganiseerde arbeiders in Neder
land, betrokken bij het transport te water. Zij
kunnen hun sympathie betuigen met deze poging
door deze zaak ter sprake te brengen in hun respec
tievelijke huishoudelijke vergaderingen en ons het
besluit mede te deelen. Aan de ongeorganiseerden
vragen wijeerbiedigt in deze zaak de uitspiaak
der georganiseerden en helpt mede Engeland te
dwingen den oorlog te beëindigen.
Helpt ons allen, georgsnisesrden en ongeorgani
seerden, mannen en vrouwen, kinderen en grijsaards,
door te bewerken dat na 31 Dec. 1901 gepn Engelsch
schip meer in onze havens gelost wordt vóórdat de
vrede is g es 1 o t en. (Volgen onderteekeningen.
Op Dinsdag 8 dezer is te DEN HAAG
door de nachtkoetsiers Haneveld en Schildknegt naar
het station gereden, om naar DELFT terug te keeren, J.
van derKamp,een 26-jarige kellner,Wonende te DELFT,
die sedert vermist wordt. Hg droeg een gouden
remontoirhorloge, waarin zijn naam staat, met doublé
ketting met twee murqnetons en fijne schakels een
gouden ring met zwarten steen, een zilveren ring
met doodskop en een bruinlederen portemonnaie.
In 't bezit van genoemden H. is gevonden het
beleenbriefje, dat betrekking heeft op het bedoelde
horloge.
De koetsiers H. en S zijn aangehouden. Er wordt
vermoed, dat Van der Kamp beroofd is geworden
en dat er daarna wellicht een ernstig misdrijf (moord)
is gepleegd.
Omtrent de verdwijning van den ktsllner Van der
Kamp kan nog worden gemeld, dat deze Dinsdag 8
October zjjn betrekking te Delft heeft verlaten, met
een vriend naar Den Haag is gereisd en daar den
dag heeft doorgebracht, 's Avonds 11 uur heelt hij
zich met zijn vriend van het theitre Scala in de
Wagenstraat door 2 nachtkoetsiers van een koffiehuis
op het Bleyenburg laten brengen, waar hij beschonken
aankwam. De naohlkoetaiers, die bij hem bleven,
beweren, dat zij hem naar het Rijswijcksche plein
hebben gereden, vanwaar hij naar het station zon
zijn gegaan.
lutusschen is uit niets gebleken dat zulks alzoo is
geschied.
De kellner wordt tot op heden nog steeds vermist.
Zijn vriend was alleen naar Delft vertrokken.
Gelijk bekend is, zijn de koetsiers aangehouden en
is op een hunner een brielje gevonden van een gonden
horloge, dat opgespoord is en herkend voor dat van
den kellner. Deze is blijkbaar beroofd geworden.
Daarna is mogelijk een nog zwaarder misdrijf gepleegd
Een buitengewoon Politieblad omtrent deze zaak is
uitgegeven.
De beide koetsiers zijn naar de gevangeuis te
Scheveningan overgebracht, f 100 is uitgeloofd voor
het vinden van den kellner, levend of dood
Raadsvergadering te ANNA
PAULOWNA, Dinsdag j.1, 'svm. 10 uur.
Aanwezig alle leden. Voorz. de heer J. Jel-
les, Burgem.
Na lezing en goedkeuring der notulen
wordt aangeboden de Begrooting voor 1902.
Voorz. deelt mede, dat de Begrooting, zooals
op voorstel van den heer Rezelman is beslo
ten, bij de leden zal circuleeren. Er zal wor
den bijgevoegd eene Memorie van Toelichting
en eene ontwerp-verordening ter regeling
der jaarwedden van het onderwijzend personeel.
Met betrekking tot de Begrooting is er
ingekomen een adres van de onderwijzers in
de gemeente. Voorz. leest dit adres, benevens
een bijbehoorend adres van toelichting, voor.
Francine duwde haar zoon van zich af,
zachtkens, maar beslist. Haar gestalte richtte
zieh hoog op en zij scheen grooter te wor
den. Haar oogen schitterden, en zonder te
aarzelen, sprak ze op vasten toon
„Wanneer deze papieren je vader aan
klagen, dan moet ge ze voor leugens hou
den. Een zoon, die bereid is zijn eigen
vader te verachten, vernedert zichzelf. Wat
hij ook is geweest, wat hij ook heeft ge
daan, hoe schuldig hij ook is geweest, toch
moet ge, wilt ge geen slecht mensch zijn,
u opwerpen als zijn verdediger."
„Moeder 1" riep Pierre, diep bewogen.
„U geeft mij mijzelf weer terug. Dat is de
waarheid en de plicht."
„Hebt ge daar dan aan getwijfeld
„Er zgn oogenblikken, waarin mijn ge
weten niet helder weet te oordeelen."
Arm kind, de beproeving welke ge moet
verdragen, is zeer hard. Nog heb je
niet geleerd je te voegen en te dulden."
Zij wees op de papieren en zeide
„N«em die papieren en ga met mij mede."
Pierre gehoorzaamde en zijn moeder
bracht hem naar het kleine salon, waar zij
den gansehen dag, het grijze hoofd over
haar naaiwerk gebogen, had gewerkt. Het
vuur brandde. Zij wees haar zoon op de
vlammen en zeide
„Verbrand die papieren."
Pierre legde de papieren midden in het
vuur. De vlammen verteerden spoedig de
bladen, welke zwart geblakerd werden dan
werden zij, evenals hun giftigen inhoud,
tot stof en asch verteerd. Moeder en zoon
zagen zwijgend toe, en toen de laatste rest
van den bundel verdwenen was, zeide
Francine
„Vergeet dat alles, mijn zoon, houd je
De onderwijzers stellen voor, de aanvangssa
larissen te bepalenvoor de onderwijzers
f 550.—, voor de Hoofden f 1000.—, met 2
6-jaarl. verhoogingen van f 50.en 2 van
f 75.dus tot een maximum van resp.
f 800.— en f 1250.— voor de hoofdacte f 100
voor verplichte hoofdacte f 100 daarboven
f75. vergoeding voor huishuur. Tevens
verzoekt het adres, om de lessen, welke ge
geven worden buiten de schooluren, zooals
thans het handwerkonde'rwijs, te vergoeden
met f 0.50 per lesuur.
Voorz. zegt, dat het Burgem. en Weth. bij
het opmaken der Begrooting is gebleken, dat
het een onmogelijkheid is eene regeling te ma
ken naar den wensch van het adres. In dit geval
zouden de uitgaven de ontvangsten met
f 2000.hebben overtroffen. B. en W. heb
ben op de uitgaven zooveel mogelijk bezui
nigd, en de ontvangsten opgevoerd, waarna
zij tot de conclusie kwamen, niet tot verhoo-
ging der salarissen over te kunnen gaan.
Voorz. stelt voor, de Begrooting bij de leden
te doen circuleeren en daarbij de stukken over
te leggen, en dan een en ander over 14 dagen
te behandelen.
Na een paar vragen van de heeren Metze-
laar en Rezelman over de manier, waarop
de hegrooting zal circuleeren, wordt het voor
stel van Voorz. goedgevonden.
Ingekomen is een schrijven van Mej. Franx,
onderwijzeres aan school no. 3, met verzoek
om eervol ontslag tegen 1 Nov., wegens hare
benoeming tegen dien datum te Wieringer-
waard. Voorz. stelt voor, het ontslag eer
vol te verleenen tegen 1 Nov. Hij kan nog
mededeelen, dat er voor de hierdoor ontstane
vacante betrekking 15 sollicitanten zich
hebben aangemeld.
De heer Stammes vraagt, of we dan tegen
1 Nov. weder eene nieuwe onderwijzeres kun
nen hebben.
Voorz. antwoordt, dat in de verg. van 29
Octb. er eene benoemd kan worden en daar
de meeste sollicitanten volontairs zijn, zal de
benoerhde wel dadelijk infunctie kunnen treden.
Dan is ingekomen een reclame tegen den
aanslag in den Hoofdelijken Omslag, welke
Voorz. voorstelt, straks in geheime zitting te
behandelen.
Volgt Rondvraag
De heer De Graaf heeft van ouders van
schoolgaande kinderen aan de school te Bree-
zand klachten ontvangen over eene afheining
van prikkeldraad, waardoor zoovele keeren de
kinderen met gescheurde kleeren thuiskomen.
Hem was verzocht hierover in den Raad te
spreken.
Voorz. doet toezegging, dat hij het Hoofd
der school, den heer Kuiper, zal vragen, die
prikkeldraad-afheining te doen vervangen
door ander draad.
De heer De Graaf heeft nog iets omtrent
het onderwijs. Hij vraagt, of de schooluren
niet anders geregeld kunnen worden. Thans
is het Woendags- en Zaterdagsnamiddags
geen school, en nn zou spr. in overweging
willen geven, om óf Woensdags den heelen
dag school te houden, on dan des Zaterdags
heelemaal vrij, of omgekeerd. Spr. zou deze
verandering willen met het oog op de verre
afstanden in de gemeente. Er zijn kinderen,
die 1 uur, sommige l'A uur, moeten loopen,
en voor den Woensdag en den Zaterdag acht
spr. het zeer bezwaarlijk, dat de kinderen
zoo'n langen marsch moeten maken voor 2'A
uur onderwijs. Vooral ook in dezen tijd, met
de ongunstige dagen, met wind en regen.
Voorz. meent, dat de Woensdagmiddag vrjj
is gegeven met het oog op het Handwerk-
onderwijs. Verder zijn de tijden geregeld bij
het Leerplan, opgemaakt door het Hoofd der
School, en goedgekeurd door B. en W. en
den Schoolopziener, maar dat sluit niet uit.
geest vrij van alle bezoedeling. Leer niet
haten en vervloekende liefde alleen is
weldadig voor het leven."
„Zal men mij daartoe in staat stellen
vroeg Pierre vol bitterheid.
„Het hangt slechts van jezelf af, goed en
geduldig te zijn. Ik heb veel geleden eri
veel geweend gedurende mijn leven, maar
niet één enkele maal heb ik het leven ge
vloektomdat jij aan mijn zijde waart en
mijn liefde voor jou mij verhinderde te
vertwijfelen. Ik heb alle boosheid vergeven
die men mij heeft toegevoegd en vond
daarin steeds een grooten troost. Men moet
vergevensgezind zijn, zschtheid is een
groote schat, van onmetelijke kracht. Wat
er ook gebeuren moge, sta jezelf nooit toe,
te haten. Je zult het loon daarvan in je
zelf en in anderen vinden."
Pierre zonk aan de voeten van zijn moe
der neder en verborg het hoofd in haar
schoot, en het dan weder oprichtend, keek
hij haar aan.
„Lieve moeder 1 Heilige moederU
heeft gelijk, en uw goedheid overtuigt mij
meer, dan uw toorn ooit had kunnen doen.
Vrees niet, u zult altijd de uitverkoren
plaats in mijn hart innemen, ik zal u ge
hoorzamen, want gij bezit wijsheid en
liefde. Lieve, goede moederde woor
den bestierven hem op de lippen, en in heer
lijke zekerheid gewiegd, aan niets meer
denkend, weder klein, weder een kind
geworden, bleef hij voor zijn moeder op de
knieën liggen, terwijl zij glimlachend en ge
roerd, vol liefkoozende teederheid, zacht
met de vingers door zijn haar streelde.
Niets kon dezen gelukzaligen vrede onder
breken dan Appel's binnenkomen. Hij
kwam den salon binnen en zag den zoon
dat het gewijzigd kan worden. Voorz. doet
dan ook den heer De Graaf toezegging' dat
B. en W. zullen overwegen, in hoeverre zijn
verlangen uitvoerbaar is. Hiermede neemt de
heer De Graaf genoegen.
De heer De Graaf zegt verder, dat er in
de gemeente een gerucht loopt, als zouden
de brandbluschmiddelen niet in orde zijn zooals
dat behoort. Wat daarvan waar is, kan Spr.
niet heoordeelen, maar nochtans achtte hij
het goed, dit punt ter sprake te brengen.
Voorz. kan den heer De G. zeggen, dat bij
het opmaken der Begrooting B. en W. dit
in 't oog hebben gehouden. Bij den brand
op de plaats „Zeeland" is gebleken, dat de
spuit niet in orde was, daarna zijn er repa-
ratiën aan de spuit uitgevoerd.
Op de begrooting is er thans f75.uitgetrok
ken om de spuiten in beteren staat te brengen.
De heer Van Wijk zegt, dat na den brand
op „Zeeland" de spuit is geprobeerd met nieuwe
slangen en toen in orde werd bevonden.
De heer Bezelman vraagt of ook de tweede
spuit aan de Ewijcksluis is gerepareerd. Spr.
blijft nog bij zijn idee van het aanschaffen
van een nieuwe spuit. Deze zal zeker wel
veel geld kosten, hoeveel weet spr. niet,maar
toch acht hij dit heter, dan de oude met veel
kosten te herstellen. Dan kon de tegenwoordige
groote spuit aan de Ewijcksluis en de nieuwe
aan de Kleinesluis.
Voorz. zegt, dat een nieuwe spuit veel
geld kost. Voor 1902 is in elk geval het
idéé van den heer Rezelman onuitvoerbaar.
Dat zal de begrooting den heeren aantoonen.
De heeren Wethouders geven daarvan tevens
de verzekering.
De heer Van Wijk zegt, dat in deze uitge
strekte gemeente één spuit toch niet goed
werkzaam kan zijn door de groote afstanden.
Maar dat neemt niet weg, dat, wat we heb
ben, in orde moet zijn. Spr. herhaalt, dat
bij de laatste oefening de spuit goed was.
De heer Rezelman gelooft het toch beter,
de kosten van reparatie te besparen en dan
zoo mogelijk het volgend jaar eene nieuwe
spuit aan te schaffen.
Voorz. belooft ten slotte, dat Januari a.s.
de zaken in orde gebracht zullen worden,
waarmede dit punt afgehandeld is.
De heer De Graaf heeft ten laatste nog
iets over de posterijen. Hier en daar in de
gemeente zijn hnlpbnssen gesteld, en als 't
nu ongelukkig treft, dan gebeurt het, dat,
als spr. 's morgens om 8 uur b.v. een brief
in de bns bij spr.'s woning werpt, deze brief
daar nog in ligt den volgenden dag 's namid
dags om 2 uur. Dit komt doordat de brie
venbesteller niet eiken dag dezelfde route heeft
en zoodoende den eenen dag 's morgens vroeg
bij spr. is en een volgenden dag b.v. heel
laat. Dit euvel nn zon, meent spr., ver
holpen zijn, als er een vast uur werd bepaald
van bnslichting en dit op de bussen werd
aangegeven.
De heer De Graaf vraagt, of het Gemeente
bestuur hierop zijn invloed kan uitoefenen.
Voorz. zal onderzoeken, of hierin verbete
ring is aan te brengen en dan den heer Da
Graaf in de volgende bijeenkomst van ant
woord dienen.
De heer Bakker vraagt aan Voorz., of er
in deze bieten-campagne politietoezicht is op
de bieten, welke onbeheerd aan den kant van
den weg liggen om geladen te worden.
Voorz. vermoedt, dat de heer Bakker hier
het oog heeft op de jongens, die bieten mee
nemen of te water werpen hij belooft, dat
hij den heer Rijksveldwachter zal zeggen hier
toezicht op te houden.
De heer Van Mullem wil de klachten onder
schrijven, door den heer De Graaf geuit, over
de prikkeldraadafheining, en de regeling der
schooluren. Verder wil Spr. de vraag doen
aan de voeten van zijne moeder, en gevoelde
na de groote bezorgdheid daardoor eene
weldoende verlichting.
„Mijn lieve kinderen, zoo zie ik jelui
gaarne," zeide hij bewogen. „Sta niet op,
Pierre, je bant op je plaats!" -
Hij zette zieh bij hen neer en vertelde hen
van de kleine gebeurtenissen van den dag,
van de bezoeken, die hij had afgelegd, en
deze terugkeer tot de vroegere gewoonte,
toen ze alles met hun drieën deelden, was
weldoend. Wat hen een kort oogenblik
had kunnen scheiden, was nu vergeten. De
onzekerheid en de kwellingen van de
laatste zes weken verdwenen in een gevoel
van rust, dat uit vertrouwen en zekerheid
opleefde. Vroolijk gingen ze aan tafel, ge
heel vervuld van het geluk van hun weder-
gevonden vertrouwen.
Van dien dag af maakte Pierre geen
toespeliog meer op datgene, wat tusschen
hem en zijn vader was voorgevallenhij
scheen zeer rustig, werkte aan het werk,
waaraan hij voor zijn vertrek naar Mail
lane was begonnen. Bij Des Barres echter,
die hem in den beginne menigen nuttigen
wenk had gegeven, haalde hij geen inlich
tingen meer en men kon het duidelijk
merken,dat hij zich onaangenaam gestemd ge
voelde tegenover zgn meester. Deze begreep
heel goed, wat er aan haperde en gevoelde
zich volstrekt niet beleedigd. Hg kende de j
menschelijke zwakheden te goed, om niet
vergevensgezind te zijn. Met Appel, dien hij
dagelijks zag, had hij er een breed dis
cours over gehad.
„Ik vina het volstrekt niet verrassend,
dat Pierre ver van mij weg blijft, het kikt
niet anders. Hij moet zich er toch jegens
iemand schadeloos voor stellen, want heiligt
als de onderwijzers verhooging van sa
laris vragengeeft men dan goed onder
wijs Spr. ontvangt daarover klachten van
zijn eigen kinderen, en nu gaat hij niet
te veel op praatjes van kinderen af, doch als
kinderen niet vergevorderd zijn, dan kan men
zeggen dat zal aan de kinderen liggen, maar
als je dan hoort, dat bv. een kind in 2 jaar
niet heeft mogen lezen, dan is dat toch
niet in den haak.
Spr. zal de laatste zijn om een goed salaris
te weigeren, doch ook de eerste, om er op
te staan, dat er goed onderwijs wordt ge
geven. De heer Van Mullem brengt tevens
nog klachten over van veel schoolblijven
van kinderen als straf, b.v. als de kinderen
te laat komen, doordat zij het roepen van
binnen door den onderwijzer niet hebben
vernomen, of door slecht weder. Is dat be
hoorlijk? vraagt Spr. Met het oog op de
kinderen vindt Spr. dit zeer onaangenaam.
Hij vraagt dan ook, of 't niet beter is om
een bel bij de school aan te brengen en te
bellen als de school aangaat.
De heer Van Mullem vervolgt, dat de heer
De Graaf gesproken heeft over de posterijen.
Spr. is over dit punt bij den Minister op audiën
tie geweest en deze had Spr. o.m. de verzekering
gegeven, dat er voor gezorgd moest worden
dat de uren van buslichting boven de bussen
werden aangegeven. Spr. verneemt nn echter
van den heer De Graaf, dat dit niet in orde is.
De Voorz. zegt, dat de heer v. M. gehoord
heeft, dat B. en W. die bussenkwestie zullen
onderzoeken. Ook over een bel aan de school
te Breezand zal gesproken worden.
Dan vraagt de heer Van Mullem, of er ook
handwerkonderwijs gegeven wordt (Voorz.
antwoordt toestemmend). Dan moet hij zijne
teleurstelling uitspreken over het weinige suc
ces daarvan, n.1. op Breezand. Daarover komen
vele klachten in. De juffrouw geeft voor,
ziek te zijn, en zij rijdt fiets, doch de kinderen
leeren dan niet.
Voorz. zegt, dat, als de juffrouw ziek is,
zij toch geen onderwijs kan geven.
De heer Van Mullem wijst op de tegen
strijdigheid ziek zijn en tegelijk fiets rijden.
Voorz. uit de mogelijkheid, dat de juffrouw
veel in de open lucht moet zgn. Hij weet,
dat zij onder behandeling is van Dr. Oostra.
Daar wil de heer v. M. niets tegen in bren
gen, maar het is zoo onaangenaam dat de
kinderen niets leeren. Hij is niet tegen een
goed salaris, maar vooral vóór goed ondervtijs.
Er moet loon betaald worden, maar spr.
wil ook goed werk. Hij wil de eischen
strenger toegepast zien.
De heer Van Wijk zegt, alvorens deze
discussie wordt gesloten, dat hij over dit
punt in geheime zitting nog wenscht te
spreken.
De heer Rezelman zegt, dat de Leerplicht
wet de verplichting oplegt, herhalingsonder-
wijs te geven. Aan de Kleinesluis zal dit
dezen winter zeker wel weer gegeven worden,
doch spr. zou gaarne zien, dat het ook ge
schiedde aan de andere scholen dezen winter.
Voorz. zegt, dat er met Novb. weer eene
oproeping zal worden gedaan voor alle scho
len, door middel van eene publicatie aan de
gemeenteborden, evenals elk jaar geschiedt.
Doch de heer Rezelman, zegt Voorz., kent
de resultaten, in Oostpolder en Breezand geen
liefhebbers en in de Kleinesluis bijna geen.
De heer Rezelman is dit laatste niet met
Voorz. eens, maar, al is dat zoo, we zijn toch
verplicht herhalingsonderwijs te doen 'geven.
Voorz. antwoordtIn 1902. In Nov. 1902 be
gint de vergoeding er voor van het Rijk. Dit
seizoen echter zal, als altijd, eene oproeping
worden gedaan.
De heer Rezelman vreest, dat we dan dezen
winter weer geen herhalingsonderwijs zullen
niet in de natuur van den mensch, smart
geduldig te dragen. Zijn vader wil hij niet
beschuldigen; hij moet dus zijn boosheid
wel op mij overdragen. Dat is slechts
natuurlijk, en het verwondert mij niet. Laat
de jongen eerst maar weer in den goeden
grond wortel schietenhij mag leven zoo
als hij wil, wanneer hij zichzelf maar sterkt.
Nog is hij niet aan het einde van zijn
lijden en het leven zal hem nog menige
verrassing brengen. Gij moet inzien, Ap
pel, dat Dartigues, die nog immer al zijn
plannen heeft doorgedreven, ook den jongen
niet met rust zal latenhij zal zijn zoon
eenige onaangename ontdekkingen niet spa
ren. Hij wil en zal tot eiken prijs zijn
doel bereiken. Zijn weg heeft hij nauwkeurig
afgebakend, als de loop van een kogel
die door een kanon wordt afgeschoten. Alles
wat in zijn loop het projectiel stuit, wordt
vernietigd, tot het oogenblik, dat het ding
zelf uit elkaar barst, 't Zal mij benieuwen
wat dè,t beslissende oogenblik ons zal
brengen."
Onbekommerd er om, dat Pierre er niet
meer aan deelnam, werd de verkiezings
strijd met verbittering verder gestreden.
Des Barres was naar Maillane gegaan en
zijn komst had in den kring der arbeiders
een ongehoorde opgewondenheid ten gevolge
gehad. Alle fabrieksarbeiders, alle dagloo-
ners waren in de schouwburgzaal aanwezig
geweest en hadden naar de meêsleepende
woorden van den grooten redenaar geluis-
tcrd, en do candidaat Dos JBarres word
toegejuicht. Nu was het punt, waarom alles
draaide, niet meer het kanaal der Arbosque
of de spoorweg van Maillane naar Artes
maar het welzijn van het gansche proletariaat'
WORDT VERVOLGD.