Brieven uil Zondag 3 November 1901. 45ste Jaargang No. 3676. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Bioneniandsch Nieuws. Een Raadszitting en een Scheppingslegende. XIX. Ik had juist mijn Schager toegevouwen en een versche pijp gestopt. En nu wilde jk, als naar gewoonte, een beetje mijmeren over een en ander dat ik gelezen had. Maar jawel, daar zou ditmaal niets van inkomen. Want nauwelijks had Koosje gezien, dat ik het blad neêrlei, of ze vroeg „Nu, en wat zegt u wel van de laatste Raadszitting „Hm!" zei ik, en ik trok eens aan mijn pijp om tijd te winnen, „wat zal ik daarvan zeggen Kijk ziet ge, omdat ik mijn rust heel lief heb, praat ik niet graag met Koosje over zulke dingen. Daarom zocht ik me er met zoo'n Jantje van Leiden af te maken. Roosje evenwel liet zich zoo gemakkelijk niet tevreden stellen. „Watu er van zeggen zult", zei ze, „ja, daar was ik juist eens heel benieuwd naar 1" „Och, ik vond die Raadsvergadering nog alinteressantbepaald belang wekkend héél belangwekkenden „Maar kom, dat kunt u toch niet meenenwas het antwoord, terwijl ze mij heel ongeloovig aankeek. „Niet meenen En dat waaróm niet „Nu, i k vind ze dan alles behalve belangwekkendZe lijkt me nu net een koffiepraatje, of een winteravond-kouterij onder een lcienpartijtjeOnwillekeurig dacht ik aan het bekende versje We zaten laatst bij Kaartje, Onze oude. goede baker. „Tut, tut! Kindje, kindje, wat sla je weer door ,,'t Is mogelijk,"zei Koosje, „maar ik zie dat nog niet zoo in. De een b.v. vindt, dat de diender wel eens wat meer naar de jongens mocht kijken, die met aan den weg liggende suikerbieten smijten; een ander weer herkauwt alles nog eens behoorlijk wat een van zijn voorgangers reeds gezegd heeft,en wil verder den meester bedillen, die zijn kinderen laat schoolblijven omdat zij te laat komen. „En met dergelijke zwaarwichtige aange legenheden moet nu de zitting gerekt worden; dat moet nu een raadsvergadering heeten „Hooreens,beste meid!" zei ik (want ik was in een allergemoedelijkste stemming), „het optreden van die heeren is zoo dwaas niet als jij het nu wel gelieft voor te stellen. En ik zal je dat (mits je me niet in de rede valt) eens haarfijn uitleggen „Onze polder was, en daar mogen we blij om zijn, nooit een brouwketel van ultra-moderne ideeën, waaruit bedwelmende dampen opstegen om ods opgewonden te maken. „Wij zijn kalme, bezadigde menschen, die ja wel eens wat verandering willen, maar die verandering toch nooit begeeren ten koste van een heftige beroering onzer gemoederen. Nu is dit voor den Polder wel is waar een zeer benijdenswaardig iets, maar het heeft toch aan den anderen kant voor onze Vroede Vaderen niettemin een groot inconveniënt „Immers het ontbreekt hun daardoor aan schier elke gelegenheid om zich in den Raad te doen uitkomen". „Maar is dat dan bepaald nóódig „Zeker is dat noodig, kind. Want wat toch is het geval Men biedt zich maar niet zoo klakkeloos als raadslid aan, zooals b.v. een arme drommel zich presenteert om voor de turfbedeeling in aanmerking te ko men Integendeel. Wanneer het blijkt, dat de een of andere kiesvereeniging u can- didaat wenscht, dan gaat ge, met u-zelf alleen, in uw binnenkamer. Ge sluit de deur voor den drang uwer vrienden en voor de lokstem uwer politieke vereeniging. Ge ontdoet u van de laarzen der eerzucht (die zevenmijls 0-0-0 32. Wat zou Dartigues kunnen doen, om Glaude Brun tot andere gedachten te breDgen Op zijn verstand een beroep doen? Op zijn voordeel wijzen? Misschien op zijn hart werken, een beroep doen op zijn grootmoedigheid? Dè,t was bepaéld tevergeefs. Hij wist wei, hoe zijn bondgenoot dacht en gevoelde, hij had niet het minste medegevoel voor anderen. Dartigues had gezien, hoe onver schillig Claude had voortgeleefd terwijl rondom hem de arbeiders aan de typhus lijdende waren. Hij had niet gelet op het jammeren van weduwen en weezen, die weenend om brood aan hem hadden ge vraagd. Geen sprankje medelijden had in hem gegloord. Vrouwen en kinderen een lastig volkjeMen had de vaders, de echt- genooten immers zoo lang betaald als zij hadden gewerkt Men was dat bedelaars volk immers niets schuldig Voort met die bende Och wat, Claude Brun medelijden Men had evengoed kunnen probeeren een steen tot tranen te roeren. Wellicht ge lukte het, hem te ontwapenen als men hem dreigde. Het open- en dichtdoen van deuren, stap pen die steeds luider weerklonken, dan de stem van den kamerdienaar, die mijnheer Brun aandiende, en Claude stond reeds op laarzen die ons zoo vèr kunnen brengen) ge trekt uw jas van menschelijke ijdelheid uit en staat in uw zedelijke hemdsmouwen. En zóó, met het min of meer afgewerkte beeld van een góéd raadslid vóór u, ter vergelijking, vraagt ge u-zelf ernstig af En ben i k nu één van die weinige mannen, die de belangen mijner gemeente het best kan bevorderen „En moet het antwoord op die vraag onder ziilke omstandigheden gedaan, niet temin bevestigend luiden, volgens uw eigen innigste overtuiging, dan maar dan ook alleen, wendt ge u tot uw kiesvereeniging met de verklaring, dat ge bereid zijt de can- didatuur te aanvaarden. „Kijk, zoo gaat dat misschien met een enkele uitzondering overal in zijn werk. „Maar nu begrijp je natuurlijk ook dadelijk, dat ieder, die na zoo'n zelfonderzoek zitting gekregen heeft, ook de begeerte moet hebben, die zitting zoo lang mogelijk bestendigd te zien. (In het belang zijner gemeente natuurlijk Maar, die bestendiging hangt van de kiezers af! Wat ligt nu méér voor de hand, dan dat men bij afkeer van allen sensationeelen idééën-strijd, iedere kleinigheid te baat neemt, om de aandacht der kiezers op zich te vestigen? Waar men het waarachtig belang der burgerij op het oog heeft, daar moet men voor de moeite om een weinig reclame te maken, niet terug deinzen. Integendeel, al hebben de andere raadsleden dit tot nog toe steeds versmaad, m ij schijnt zulks niet anders dan een dure plicht zelfs toe. (In het belang der gemeente nog eens, die men vertegenwoordigt.) „Zóó ook moet je u voorstellen, dat het eveneens door den Voorzitter is opgevat. „Immers, de Voorzitter is de tweelingsdijk, die den idéeënstroom in zijn juiste bedding weet te houden hij is van de Vergadering het koele brein, het contröleerend en schif tend element, onderkennend en scheidend wat niet tot de werkzaamheden van het gemeentebestuur behoort. „En niettemin, toen no. 1 de wenschelijk- heid uitsprak, dat onze agent eens wat toezicht op de bietensmijtende jeugd zou houden,toen heeft Zijne Edelachtbare de opmerking onder drukt dat no. 1 (door heiligen ijver om zich in de oogen der burgerij verdienstelijk te maken) in eenvoud des harten een klacht, die aller eerst bij hèm, als Hoofd der Politie, diende ingebracht te worden, tot een Raadsaange- legenheid wilde maken, maar (zonder de minste opmerking) belofte van toezicht gedaan. „En toen no. 2 gewichtiglijk over het schoolblijven van te laat komende kinderen oreerde, ook toen weer heeft Zijne Edelacht bare geenszins de opmerking gemaakt, dat no. 2 (in zijn vurigen ijver alweer, om zich verdienstelijk te maken in de oogen des volks) een verzuchting in den Raad bracht, waarmee een minder verheven geest aller eerst bij het hoofd der school zou gekomen zijn, maar wederom welwillend toezegging van onderzoek gedaan „En dat alles waartóe Natuurlijk enkel en alleen (laat ik het nog eens herhalen), omdat Zijne Edelachtbare, naar ik mij overtuigd houd, evengoed als ik het niet alleen het recht, maar ook den plicht van een goed Raads lid acht, dat deze de gelegenheid om een weinig reclame te maken met beide handen aangrijpt, (in het belang der gemeente natuurlijkzooals ik meen, dat ik je straks reeds duidelijk genoeg heb aangetoond. „Waar nu dit doel kan bereikt worden door allerlei nesterijen in den Raad te bren gen, die daar, nu ja, strikt genomen, wel niet in de eerste plaats thuis liooren, ik zeg, waar dit doel nu met dergelijke beuze lingen kan verkregen worden, daar zou het toch wel van verregaande kortzichtigheid getuigen, wanneer de Voorzitter aan het opperen van die bezwaartjes den pas afsneed. „Want wat toch zou er het gevolg van zijn? Dat men zich dan lichtelijk liet vervoeren, om de aandacht op zich gevestigd te krijgen bij de behandeling van meer gewichtige aangelegenheden, die wèl tot de werkzaamheden van den Raad behoorden. En nietwaar, dit zal je toch duidelijk inzien, daarmee zouden onze tot nog toe zoo vredige Raadsvergaderingen in een minimum van tijd tot een Poolschen landdag zijn gemaakt." ,,'t Is mogelijk", zei Koosje peinzend, „dat dit alles hoogere politiek is maar den drempel van het kabinet dat Dartigues als werkkamer gebruikte. Met een lachje om de lippen en geheel onbevangen trad hij binnen. Zijn hand drukte die van Dar tigues flink en hij zeide „Je hebt mij laten roepen, dat was over bodig, ik was juist van plan in mijn rijtuig te stappen om naar je toe te gaan. Hier ben ik, wat is er Dartigues wees met de hand naar de courant, waarin het met rood omhaalde artikel, welke op de schrijftafel lag,en zeide „Dat is er." Eén seconde schitterden de oogen van Claude Brun beteekenisvol, maar dadelijk daarna zakten de oogleden, als wilde hij de uitdrukking van zijn oogen verbergen. Met een verdrietig gelaat zeide hij „Ah, het artikel, de Parijzer praatjes Maar wat is je daar nu aan gelegen Ver duiveld weinig. Wij hebben reeds zoo dik wijls iets dergelijks gehad, zelfs een ware stormvloed is er wel eens over ons hoofd losgelaten. Wat zult ge u er nu zooveel van aantrekken „Niet het artikel maakt me zenuwachtig, maar de gedachte, door iemand te worden verraden die tot mijne omgeving behoort." „Die tot je omgeving behoort?" her haalde BruD, en als dacht hij na om den schuldige te ontdekken, „maar door wien dan Dartigues keek hem onafgebroken in de oogen, en riep dan plotseling uit „Door jou „Door mij Ik zou jou verraden Lieve hemel, dat zou wel hetzelfde zijn als mij zelf verraden." „Werkelijk „ZekerHoudt je mjj nu voor zoo dom, Doe ik mijn oogen toe, Dan wil ik 't wel gelooven, Doch als ik ze open iloe, Komt weer de twyfel boven „Ik kan het me voorstellen, kind. Maar laat het je dan nu een les zijn, om voor het vervolg wat minder lichtvaardig je afkeuring uit te spreken. Men oordeelt uit onwetend heid maar och zoo vaak naar den schijn. „Doch, om op No. 2 nog eens terug te komenik noemde straks het door hem te berde gebrachte maar een beuzeling, met de hoogere bedoeling er achter, om zich ge zien, te maken. Maar feitelijk is het slechts een beuzeling in s c h ij n Want let eens op, de man begint met de wenschelijkheid uit te spreken, dat aan school No. 2 een bel komt. Immers, dan zullen de kinderen niet langer te laat kunnen komen. Want och, hij vindt het zoo jammer, dat zulke te laat- komende kleinen daarvoor worden gestraft. En ongemerkt weet hij er behendigiijk in te vlechten, dat de kinderen daar aan school gestraft worden als zij te laat komen door slecht weer en dat hij voor verhooging van jaarwedde is, (waar blijft de b e 1 als het onderwijs daardoor beter wordt. Want het onderwijs is daar, volgens hem, bepaald slecht (De belImmers zijn eigen kinderen ver klaren datHij wil wel niet op praatjes van kinderen afgaan (intusschen is hij daar al druk meê aan den gang, de slimmerd maar hij heeft toch ook gehoord van een ander kind, dat in 2 jaar niet heeft mogen lezen. „Let nu eens op, welk een schitterend bewijs van welsprekendheid! Welk een fijne diplo matiek Hij zou het hebben over een bel! en (schijnbaar al keuvelende) heeft hij den Voorzitter verschalkt en in plaats van over die bel te blijven spreken, is het hem gelukt om (zonder eenig protestzonder één motief dan kinderpraat (waarop hij nota bene niet wil afgaanhet hoofd der school en het geheele onderwijs in het allerongunstigste daglicht te stellen Natuur lijk niet uit vijandschap, maar enkel als machtige reclame, in het belang der ge meente, wier vertegenwoordiger hij is l „En zóó iets te doen onder den schijn van slechts een beuzeling aan te roeren,nog eens, getuigt dat niet voor een schitterende redenaarsgave? Van geslepen diplomatie? Van een politiek, die mogelijk haar weerga niet vindt „Nu, wat m ij betreft", zei Koosje, „ik kan die zoogenaamde „liooge politiek" niet anders qualificeeren dan met het minder vleiende woord „Hoor eens, beste meid, over politiek moest jij ook eigenlijk niet praten. Veel minder er aan meedoenIk heb hier natuurlijk het oog op je politieke versjes en al die snorrepijperijWaarom b. v. is er zoo vaak oneenigheid in het huis van onzen buurman Alléén omdat de vrouw aan politiek wil meedoen! Ja, ja, de politiek, voila 1'ennemi! zegt Extra Tijding op z'n Latijn." „Maar waarom mogen wij vrouwen daar nu niet aan meedoen, en de man wèl Zie, dat begrijp ik maar nietzei Koosje min of meer bitter. „Och, dat is anders eenvoudig genoeg wij, mannen, zijn meer uit één stuk weet je, en de vrouw is meer een complicatie van de meest tegenstrijdige hoedanigheden. En dat is niet alleen m ij n opinie, of de opinie alleen van het mannelijk Europa, neen, ook de Oostersche volkeren zijn dezelfde meening toegedaan. „Als bewijs geef ik je de volgende Oostersche legende, die ik ergens gelezen heb „In den aanvang schiep Twashtri de wereld en tegelijk den Man, die over de wereld heerschen zou. Maar toen hij daarna de Vrouw wilde scheppen, kwam hij tot het besef, dat hij bij het samenstellen van den Man alle beschikbare materie verbruikt had, zoodat geen enkele solide grondstof meer over bleek. „Toen verzonk Twashtri in diep gepeins. Maar als hij wederom uit zijn nadenken ont waakte, alsdan had hij het gevonden! „Hij nam de ronding van de maan en de golvende beweging van de slang en de om strengeling der klimplanten en de trilling van den grashalm. „En aan het riet ontleende hij zijn rankheid en aan het gebladerte zijn lichtheid en aan dat je kunt gelooven dat ik jou zou verraden „Ik houd je voor een zeer haatdragend persoon." „Waarom zou ik je haten?" „Omdat ik opgehouden heb je te be voorrechten." Brun grijnsde, als was hij van plan te bijten. Hij haalde de schouders op en ant woordde verachtelijk „Ik heb anderen niet meer noodig en gij hebt geen behoefte meer aan mij. Ik weet wat ik waard ben en laat mij niet met minachting behandelen." „Je weet wat je waard bent, welnu, noem de prijs,misschien worden wij het eens." Brun maakte een haastige beweging, trad op Dartigues toe en zeide levendig„Zijt ge eindelijk verstandig geworden „Wat blijft mij anders over? Je hebt middelen tot je beschikking, waar ik niet tegen op kan." Claude liet zich door Dartigues beet nemen hij begon te gelooven, dat een overeenkomst mogelijk zou zijn. „Mijn hemel, wanneer ge mjj helpen wilt zooals ik dat in Maillane heb gevraagd, en wat ge mij daar met zulk een grove hardheid hebt geweigerd, dan zullen we het altijd eens zijn." „Nu, we zullen zien laten we het trach ten eens te worden. Je bekent dus, dat je aan Bertier Massol allerlei hebt verteld en hem bewijzen en data hebt beloofd?" „Krijgslisten, anders niet." „Mogelijk; maar je hebt hem toch be paald stof voor zjjn artikel geleverd." „Tot nu toe nog niet, bij mijn eer." „Ah, bjj je eer?" riep Dartigues vol bitterheid. „Ik zou welliever een anderen de bloem haar fluweèlige zachtheid. „En hij nam den blik van de gazel en de speelsche dartelheid van den zonnestraal en de tranen van de wolken en de veranderlijk heid van den wind. „En hij verzamelde zich mede de schuch terheid van het ree, en de pronkzucht, van den pauw en de fijnheid van het dons dat de keeltjes der musehjes siert. „En hij nam de hardheid van den diamant en het streelende zoet van den honing en de wreedheid van den tijger en de koesterende warmte van het vuur en de ijzige koude van de sneeuw en het gesnater van den meerkol en het liefelijk gekir van de tortelduif. „En alle deze hoedanigheden mengde hij dooreen en maakte er de Vrouw van. „Vervolgens gaf hij ze den Man ten ge schenke." Teunis Ploeger. Vergadering van den Raad der gemeente Nieuwe Niedorp, op Woensdag 30 October 1901, voormiddags 10 uur. Tegenwoordig alle leden. Voorz. de Burg., de heer Jb. v. d. Stok. Met welkom wordt de vergadering geopend, waarna de notulen der vorige vergadering wor den gelezen en goedgekeurd. De heer Visser zou graag even naar aan leiding van de notulen willen spreken over de in de vorige vergadering door het Ge meentebestuur van Hoogwoud aangeboden regeling van het onderwijs aan de school te Langereis. Daarin toch verzekert ons Hoog woud, dat de heer De Jong verklaard heeft, geen bezwaar te hebben tegen de voorgestel de regeling, terwijl later in de Schager Cou rant te lezen valt, dat de heer De Jong over die zaak heel niet gehoord is. Spr. zou graag eens aan Voorz. willen vragen, of de heer De Jong in zijn uitlatingen tegenover het gem.-bestuur indertijd misschien te ver gegaan is en deze uitlatingen nu wil herroepen, of wel, dat het gem.-bestuur van Hoogwoud ons wat op de mouw gespeld heeft. Mocht inderdaad waar zijn, dat Hoogwoud in een officieel schrijven aan onzen Raad ons zulke dingen'wijs maakt, tegen de waar heid in, dan zou Spr. daar ten sterkste tegen willen protesteeren. De Voorz. antwoordt, dat hij tot zijn leed wezen tot denzelfden gedachtengang is ge bracht. Spr. kan den heer Visser natuurlijk niet inlichtendaarvoor zou verhoor van den heer De Jong en van het Gemeentebestuur van Hoogwoud, nog wel met getuigen, noo dig zijn, hetgeen natuurlijk niet mogelijk is. De heer De Jong heeft bericht gezonden, dat hij niet is gehoord. De heer Kuilman meent reeds bij de behan deling van het door Hoogwoud aangeboden concept-antwqord aan den districts-schoolop- ziener, te hebbc.u opgemerkt, dat niet be paald gezegd wo^Jt, dat de heer De Jong is gehoord over de opheffing der betrekking van onderwijzeres, maaf. dat hij is gehoord over de benoeming van Mej .Timmerman aan de school in de Kerkelaan. Een ëP ander werd echter zoodanig in verband gesteld,j.at de Raad en ook de schoolopziener den indrak kreeg, dat het advies van den heer De Jong ge-Axonmiddellijk vraagd was over de opheffing der betrekking. van H Een dergelijke mystificatie zou de heer Visser nog erger vinden en ook daartegen zou dienen te worden geprotesteerd. De andere leden (onder wie ook de heer Visser) zijn echter van oordeel, dat bepaald gezegd is, dat de heer De Jong over de op heffing is gehoord. In ieder 'geval kan een afschrift van het aan den schoolopziener ge zonden schrijven, zekerheid geven. Algemeen vindt men goed,zoodanig afschrift van den d.-sch.o.z. te vragen, want de heer Visser wijst er nog eens op een van drieën is waaróf de heer De Jong maakt molentjesóf het Gemeentebestuur van Hoogwoud vertelt onwaarheden, óf het maakt ons het slachtoffer van een mystifica tie. Geen van drieën mag de Raad zich laten welgevallen. Ingekomen is een adres vanfde Algemeene Armenadministratie, waarbij wordt aange toond, dat de uitgaven over 1902 de ontvang sten vermoedelijk met f 800.— zullen over- borg hebben. Doch laten we kalm blijven, mijnentwege dus op je eer. Welke docu menten zou je hem leveren Een zoo ver standig man als Bertier Massol laat zich in een dergelijke ernstige zaak niet met een kluitje in het riet sturen." „Ik wilde hem alle schrifturen geven, die op de haven van Gabès betrekking hebben." „Je hebt die papieren dus bewaard?" „Ja." „Het was tusschen ons uitgemaakt, dat die papieren moesten worden vernietigd." „Geeft men zoo niet alle wapens uit handen „Tegen een bondgenoot „De daadzaken bewijzen nu, dat ik zeer verstandig heb gehandeld." „Maar waar zijn die bewijsstukken „Bij mij thuis, Lavardan bewaart ze." „Je secretaris En weet hij, wat hij in handen heeft „Ik ben toch niet gekHet pakket is verzegeld, en hij heeft alleen maar den sleutel van de kast, waarin ze geborgen zijn." „Zoodat, wanneer gij hem schrijven zoudt het u te zenden, of het op uw aanwijzing aan dezen of genen persoon ter hand te stellen, hij „Hij mijn bevel zonder aarzelen zou uitvoeren." „Goed, ga hier dan zitten en schrijf hem, het pakket te brengen." „En dan Dartigues trok Claude mede naar het venster en wees naar Bella, die in den tuin liep te wandelen. „Daar ziet ge haar." „Wilt ge mij haar geven?" vroeg Claude met bevende stem. „Lever mij eerst de papieren, dan zullen treffen, waarom over dat jaar eene subsidie uit de gemeentekas wordt gevraagd ten bedrage van f 800. Mocht naderhand hooger subsidie noodig blijken te zijn, dan wordt aanvulling daarvan verzocht. Niemand heeft er bezwaar tegen, aan dit verzoek te voldoen, mits de subsidie niet overtreft het bij de begrooting uitgetrokken bedrag van f 1000. Voorts is van H. H. Armvoogden nog ingekomen een adres, waarbij wordt meege deeld, dat naar hunne meening de belooning aan de leden van het Armbestuur te gering is in verhouding tot hunne steeds toenemen de werkzaamheden, zoodat den Raad beleefd verzocht wordt, daarvoor een hooger bedrag te willen toestaan. Het blijkt, dat het geheele Armbestuur eene jaarlijksche vergoeding geniet van f 100.— waarvan de boekhouder de heer S. Prins, f 50 heeft, terwijl de beide Armvoogden, die in 't bijzonder met de werkzaamheden betreffende de huishouding belast zijn de heeren J. B. Wilken en H. Dekker ieder f 15. en de heeren E. Brouwer en J. Stammes, meer in 't bijzonder belast met hetgeen de boerderij en stierenhouderij aangaat, ieder f 10.ontvangen. Op voorstel van den Voorz. wordt alge meen goedgevonden, deze f 100.met f 50 te vei'hoogen. Niet eenstemmig is men ech ter over de kwestie, of Armvoogden zelf het salaris zullen verdeelen, of wel dat de Raad op hun voorstel ieders bedrag zal vaststellen. De heeren Koopman en Kuilman zijn er vóór, eenvoudig f 50 meer voor Armvoogden be schikbaar te stellen, aan hen overlatende, hoe zij elks aandeel willen bepalen. Armvoogden weten zelf beter dan de Raad, wie meer of minder werk heeft te doen. De heer Visser acht het beter, van Arm voogden een voorstel in deze te vragen, waar bij elks tegemoetkoming is geregeld, en dit door den Raad te doen vaststellen. Spr. meent en Voorz. is dit met hem eens dat aldus de regeling meer stabiel zal zijn. Eindelijk wordt goedgevonden, aan heeren Armvoogden te berichten, dat zij voortaan f 50.meer, dus f150.'s jaars, voor zich beschikbaar kunnen houden (den boekhou der er onder begrepen) en hun te verzoeken een voorstel aan den Raad te willen doen ter onderlinge verdeeling van dit bedrag. De Raad is het volkomen met den heer Visser en den Voorz. eens, dat hiermee nog lang niet de moeite en werkzaamheden, aan de betrekking verbonden, beloond zijndie zijn eigenlijk niet naar waarde te beloonen maar op deze wijze wordt tenminste de schade door afwezigheid uit eigen bedrijf eenigszins vergoed. Nog is ingekomen een schrijven van het Gemeentebestuur van Hoogwoud d.d. 25 Oct., waarbij wordt verzocht op de in de vorige verg. op voorstel van Hoogwoud vastge stelde regeling van de tractementen van het onderwijzend personeel aan de (gemeenschap pelijke) school aan de Langereis, te willen terugkomen, aangezien in de raadszitting van Hoogwoud van 23 October aan alle onder wijzers in die gemeente, (dus ook aan die van de Langereizer school) een hooger jaarwedde is toegekend, dan in de bereids door het gemeentebestuur van N. Niedorp ondertee- kende verordening is bepaald, (n.1. f50 boven het minimum). De Voorz. deelt mede, dat de ontvangst van dit schrij- vrm van H. H. Gedeputeerde Staten is terug ontvangen de goedgekeurde verordenihg waar bij de t^nderwijzers-tractementen van N. Nie dorp zelNxzijn geregeld. Waar nu in die ver ordening Almt beginsel van de wettelijke minima is net&ggelegd, alleen terzijde gesteld, als de tegenwoordige jaarwedden hooger waren dan het miminum, daar zou Voofzj het eene onbillijkheid'^Stegenover de andeiv onderwijzers vinden, als Rjoor het persone aan de Langereis de jaarwedden t^H—hoo '1 gesteld werden. Bovendien is debeft-jroot reeds door den Raad vastgesteld, tfwijl vcro*<UW zooals de Secretaris mededeelt, al wat de jA school a./d. Langereis betreft, 'olgens het contract door de gezamenlijken radm afzonder lijk wordt geregeld. Behalve het >ez waar dus, dat met het wijzigen der verotlening over eenkomstig den wensch van Hiogwoud, bil lijkheidshalve ook de voor de cyerige onder wijzers geldende regeling herroipen zou moe ten worden, wat toch jniet wil aangaat nu de inkt waarmee Gedeputeerdei hunne goed- wij verder zien." „Ah, ge probeert mij nog cods te be driegen, maar zonder zekerheid zult ge niets uit mijn handen krijgen." „Welke zekerheid verlangt 'ge voor uw papieren Ge weet, dat de tijd dringt en dat Bertier Massol wacht." „Zeker weet ik dat 1 O, ik heb je lot geheel in mijn handen." „Wilt ge hebben, dat ik Bella vraag, die bewuste papieren van je te eischen „Bah, vrouwenwoorden! Haar mond zou beloven, wat haar hart weigert." „Nu, wat begeer je dan Met dreigend gelaat stapte Claude op Dartigues toe, en bevelend zijn hand uit strekkend, zeide hij „Ik eisch van je, dat ge voor mevrouw Dartigues en voor Bella verklaart, dat ik je toekomst in handen heb. Ik eisch van je, dat ge moeder en dochter dwingt, zich tegenover mij met een belofte te binden. Wanneer zij mij haar woord hebben gegeven, zal ik gerust zijn, en d&n eerst kunt ge weer over mij beschikken,als overeen bediende." „En wanneer ik mij daartoe niet wil vernederen „Dan zal Bertier Massol vanavond nog de papieren hebben en ge kunt op de gevolgen rekenen." Dartigues balde de vuisten. Dan trad hij met zulk een verwoed gelaat op Claude toe, dat deze aan al zijn leden begon te beven. „Dartigues!" riep hij. „Schrijf!" riep de ander, hem naar de schrijftafel dringend. „Ik geef je drie minuten tijd om Lavardan de boodschap te doen, dat hij de papieren moet zenden. Weiger het niet, wees voorzichtig, jé

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5