Alseise» Nieiis-, AiTErtfiStiü- k LiiHnvNiL ISïleTaassS "Ingezonden. Zondag 10 November 1901. 45ste Jaargang No. 3678. EERSTE BLAD. Gemeente S c ha gen. Bekend mak incr en. I>. Buitenlandseh Nieuws. SGHA6ER COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTËNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. üure&H SOSï AC3SSJ®, ïLaaii, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. JfedewerkerJ. W 1\KE L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderliike nummers 6 Cent. ADVERTËNTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaai uit drie bladen, POLITIE. Ter Secretarie dezer Gemeente worden inlichtingen verzocht omtrent een verloren jas. KEUVELTJESAVONDEN. De Burgemeester van Schagen, Verzoekt bij deze den ingezetenen der gemeente om hnnne medewerking tot het voorkomen van het aan leggen van vuurtjes en het afsteken van vuurwerk op Sint Maarten, of op de zoogenaamde keuveltjesavonden op 11 en 12 November e. k., opdat deze avonden uitslui'.end feestavonden blijven voor de kinderen. Schagen, 1 November 1901. De Burgemeester, H. J. POT. Rotterdam, 7 November 1901. CCXLIX. Behalve den boycot, 't nieuwe tarief van barbiers, den wapenstilstand in de handels- bediendenvereeniging „Mercurius" en het plan, aan de trams vaste stopplaatsen te geven, is er hier geen nieuws. Groote din gen gebeuren hier tóch al zeor zelden, 'tis nu heelemaal komkommertijd. Géén der vier bovengenoemde feiten en feitjes emo- tionneeren ons heel bijzonder en dat lijkt, wat het boycotplan betreft, in elk geval eenigszins verwonderlijk. Een niet-Rotterdammer zou gelooven,dat er iu onze havenstad, die staat of valt met do uitvoering van het boycotplan, minstons een halve revolutie doende was, een zware strijd tusschen vóór- en tegenstanders Doch hot is niet alzóó. Men zou met iets van volkomen overtuiging beweren kunnen, dat er hier van eenige beweging om den boycot niets blijkt. Men hoort er heel weinig over en men ziet er niets van. Als niet het Volksdagblad een paar Rot- terdamscho handelscommiteiten had geïnter viewd, waarbij althans gebleken is, dat men in deze belanghebbende kringen zelfs een opinie over het geval had, zou men kunnen gelooven, dat er tot hier niets van het plannetje was overgewaaid. Ik zou echter durven beweren, dat men op de plaats, waarvan „het" komen moet, den heelen boycot niet serieus neemt. Ik veroorloof mij hier te zeggen, dat het boycotplan, hoe machtig gedacht het dan ook moge wezen, naar mijn allerbescheidenste meening onuitvoerbaar is. Ik relereer me in dit geval aan wat „De Scheepvaart" over den boycot heeft gezegd. Als het mogelijk was, Engeland's handel te boycotten, mij dunkt, hier zou het éénige middel zijn om het land van Joe en zijn kornuiten te verplichten den oorlog te sta ken, wanneer althans en daaraan ben ik zoo vrij geenszins te twijfelen de Boeren dat zelf niet doen. Zoo'n daad, reusachtig omdat zij zou worden uitgevoerd door de massa des volks, zou staAn in de geschiedenis der tijden, 't is herhaaldelijk beweerd en ik vind dat ook wel, maar evenveel daad zou 't bijvoorbeeld wezen, als het volk in massa op allerlei vaartuig naar Engeland overstak om de barbaren daar zelf op hun baatje te geven. Toch éven onuitvoerbaar. Van groote plannen en groote gedachten leeft nu eenmaal de historie niet. Waarom is het voorstel om over de geheele wereld alle producten uit Engeland te boycotten, nooit uitgevoerd? een voorstel, toch ook héél grootsch en dat Engeland's handel en Engeland's nijverheid tot den doode zou treffenOmdat het onmogelijk is 1 Even onmogelijk als de boycot van Engelsche schepen. Het is allermoeilijkst met een ongevraagde meening over een kwestie als deze te komen. Men wordt zoo gauw verdacht van een absoluut gemis aan poëzie, geestdrift, overtuiging of van egoïstische verknochtheid aan cargadoors en cargadoorsbelangen. Maar werkelijk, aan dit laatste ben ik zeker onschuldig, in vind angst voor de geldkist, wanneer 't een groot belang betreft, werkelijk mallotig. En wat de poëzie en den geestdrift betreftach, ik twijfel aan mezelven een beetje, als ik daar de rector en de leeraren aan ons stedelijk gymnasium bezig zie. Zij houden 't plan nog zoo'n beetje levendig, zorgen er voor, dat 't tenminste niet onopgemerkt sterft, helpen geld ver zamelen om de mogelijkheid van een boycot te onderzoeken, en ontwikkelen bij dit alles een poëzie, een geestdrift, die indertijd verwonderlijk zijn. Twee hunner, de heeren Dr. Niemeijer 6n Kempe, schrij ven er zelfs over, de eerste in het Groene Weekblad, de tweede in de Telegraafde eerste critisch-berispend-sarcastisch-aanhit- sendde tweede zacht-weemoedig-poëtisch- opofferend. Als ik Dr. Kempe zoo bezig zie, gevoel ik toch, dat typen als burge meester Van der Werf van Leiden niet dood zijn. Zoo'n Dr. Kempe zou zich in hongersnood laten opeten, weest daar zeker van Toen indertijd deze gymnasium-leeraar zijn boek uitgaf van Nasradin de Balling proefde men in elk hoofdstuk den wijsgeer, den bijzondereAlthans, zoo werd in enkele recensies beweerd, edoch, ik heb zoo iets niet geproefd. Dat mijn smaak onont wikkeld ot bedorven kan zijn, geef ik toe ook is het mogelijk, dat na het vierde hoofdstuk het epicuristisch-filosofisch genot beginnon zou ik heb het niet verder dan tot daar kunnen brengen. Maar na den brief in de Telegraaf eer ik Dr. Kempe bovenmatig en gelóóf ik alle gunstige beoordceling van zijn balling- boek. Wat een man Wanneer, zoo zegt hij ongeveer, door den boycot Rotterdam tot den bedelstaf werd gebracht, zóó erg tot den bedelstat, dat het zelfs zijn gymnasium en gymnasium leeraars niet meer zou kunnen betalen ou men zal toestemmen, dat erger geval niet denkbaar is dan zou ik gaarne een jaar salaris voor de groote zaak geven Niet onlogisch wordt naar aanleiding van deze verbijsterend-moedige aankondiging in het Rotterdamsch Nieuwsblad gevraagd „Maar waarom heeft de schrijver, die zelfs zjn eigen bestaan voor de Boeren wil opofferen, zoo lang gewacht met zich strijdvaardig te maken en persoonlijk op het slagveld zich op te offeren voor de zaak der Republieken, gelijk hij dat nu blijkbaar eerst de boot werkers en als gevolg daarvan geheel het Noderlandsche volk wil laten doen, tot de geleerden incluis." Ik antwoord als Dr. Kempe 't mij toestaat dat met een enkel menschenleven de Boerenzaak niet gediend wordt en dat het véél vruchtdragender is, artikelen in de Telegraaf te schrijven en zich aldaar op de bres te stellen. Mocht Rotterdam niet aan den boycot durven beginnen, omdat het bang was, dat het dan Dr. Kempe's tractement niet zou kunnen uitbetalen, het weet nu, dat het daarom 't niet behoeft te laten. Dr. Kempe gelooft evenwel, dat, zelfs nA zijn grootsch aanbod, van den boycot niet veel bomen zal. „Er zijn te veel menschen, die voor edele gevoelens eenvou dig niets voelen. Zij voelen voor hun verlies, maar de zegepraal laat hen koudEr is zelfs één boos man in Rotterdam, die drie milüoen wil hebben voor een lap grond denk eens aan, wat een schanddaaddenk eens aan, wat een manNeen, er komt van den boycot niets, ook al stalt Dr. Kempe den allerbescheidensten eisch „dat de beweging algemeen zij in Europa en dat zij volkomen vrijgehouden wordt van alle onzuivere bij- en nevenbedoelingen." Ik ben enthousiast, verklaart Dr. Kempe, en enthousiasten zijn allen verdedigers van het boycot-plan.Maar met enthousiasme is een zaak, die, zij moge slagen of niet, jammer en ellende over tallooze bootwerkers en andere gezinnen brengen zal en dan toch niet het gehoopte resultaat geven allerminst gediend. Practisch, voorzichtig overleg behoort hier te worden geoefend en dat kan wel haast tot niets anders leiden, dan tot afkeu ring van het plan. Het zijn juist de en thousiasten, die het verzonnen hebben en die het nu al maar blijven aanprijzen, als Snabilié zijn Pinkpillen. Het Don-Quichottisme, dat tijdens dezen onzaligon oorlog is uitgebroken en dat in den beginne zich heeft geopenbaard in af keer van Engelsche woorden, toen in af keer van Engelsche artikelen (a la do Alkmaareche meneor, van wien ik vroeger schreef), vervolgens in geheime bonden A la den oud-offieier-Burgemeester Van der Zee, heelt in het boycotplan zijn hoogtepunt bereikt. Wat ons nog te wachten staat, weet de hemel Intusschen, men behoeft slechts geregeld de boycotrubrieken in Telegraaf en Volk te volgen, om te weten, dat practische medewerking al heel matig is. Er wordt een twintigduizend gulden beloofd, Als de boycot uitbreekt men weet nog niet hoeveel millioenen per dag noodig zijn, als alle bootwerkers, behalve de Engelschen, staken, hoewel die menschen recht hebben op hun nagenoeg volle loon, omdat 't niet eerlijk wezen zou hèn de lasten te laten dragen en van alle kanten hoort men van afwijzingen, of van terugkrabbelen. In Duitschland bijvoorbeeld is de boycotliefde al schrikkelijk platonisch. Het Volk van vanavond brengt een verbaasde klacht van den heer Vliegen, dat de voorzitter van den Duitschen Zeemansbond, Paul Müller, die eerst vóór den boycot was, nu in eens met alle kracht terugkrabbelt. Zoo zullen er meer zijn. De heer Vliegen zegt ook nog, dat de boycot een zaak is, die men wagen moet. De vragen Zijn de Transportarbei ders overal bereid meê te doen en komt er geld genoeg om hen te steunen wenscht hij te voren niet beantwoord te zien. Wel, heeren enthousiasten, daarop juist komt het aan En nu reeds is er met eenigen schijn van zekerheid op beide vragen ont kennend te antwoorden. Dan zal dus, ge steld men probeert het eens, de boycot mislukken, een massa geld zal zijn wegge smeten dat beter besteed ware en, 't aller ergste, Engeland zal zich in verwatenheid nóg grooter, machtiger en onoverwinnelijker voelen. De beste strijders voor de Boerenzaak zijn altijd geweest en zullen blijven de Boeren zelf. MM srwkit ir weeL Mityliao is een eiland op de kust van Klein Azië en behoort tot de aan Turkije behooreude groep dor Sporaden. De hoofd stad van denzelfden naam telt ruim 2000 inwoners. De stad heeft een levendigen handel in zuidvruchten, olijf olie en wijnen. Voor dit eiland nu heeft de Pransche admiraal Caillard met zijn eskader post gevat. Als strategisch punt heeft het eiland eene bijzondere waarde. Het beheerscht èn den toegang tot de Dardanellen, èn de Golt van Smyrna. Door de Dardanellen of Hellespont kan men den toegang tot Konstantinopel versperren, terwijl de heer schappij over de Golf van Smyroa tezens het bezit van de meest welvarende stad van Turksch-Azië verzekert. Zoover is het nu eindelijk tusschen Frankrijk en Turkije gekomen. Onze lezers zullen zich de oorzaken herinneren, die tot de vloot-demonstratie aanleiding heeft gegeven. Door de „kaden-kwestie" wilde Turkije zich wederrechtelijk in 't bezit van Fransch gebied te Konstantinopel stellen door de ,,zaak-Lorand" wilde het zich aan fiaanciëele verplichtingen tegenover Fran- sche onderdanen onttrekken. Na veel praten en weer praten, loven en bieden, na vele gegeven boloften, die ter zelfder ure weer werden geschonden, verliet de Fransche gezant Constanz Konstantino pel en is de kwestie langzamerhand in het stadium gekomen, waarin zij thaus verkeert, 't Is met menige politieke kwestie, als met, een rollenden sneeuwbalze neemt gaande weg in omvang toe. Het lag voor de hand, dat ook Frankrijk aan de vrij onschuldige zaak grooter afmetingen zou trachten te geven. Er zijn er zelfs velen, die beweren, dat de kaden-kwestie en de zaak-Lorand hebben moeten dienen om het geknakte prestige der Republiek te herstellen, te versterken en te vergrooten. De eischen, die Frankrijk thans aan Tur kije heeft gesteld, wijzen geheel in deze richting. Behalve eene afdoende regeling van de beide oorspronkelijke geschillen, worden thans aan Abd-ul-Hamid de volgende eischen gesteld: Wettelijke erkenning van de Fransche scholen in het Ottomanische rijk; wettelijke erkenning van de instellingen van wel dadigheid en eerediecstwederopbou- wing voor Turksche rekening van de Fransche scholen en kloosters, die bij de troebelen van 1894 en 1896 vernield zijn erkenning van het Chaldeeuwsch patriarch- i schap. Dit laatste punt verzekert Frankrijk het toezicht over de Katholieken in Syrië, j Sedert eeuwen was Frankrijk de bescherm heer der Katholieken in Klein-Azië daar door was met de jaren zijn staatkundigen en economischen invloed zoodanig toegeno men, dat bijna stilzwijgend was aangeno men, dat bij de verdeeling van den buit Frankrijk schadeloosstelling in Syrië kon eischen. In weinige jaren is evenwel in dien toestand eene groote verandering gekomen. Nadat Duitschland beslist had verklaard, dat het voor zijne Katholieke onderdanen in Klein-Azië zelf zou zorgen, nadat Keizer Wilhelm zjjn schitterenden pelgrimstocht naar Jeruzalem had gemaakt, nadat de Duitsche handel in Syrië de suprematie had verkregen en zijne spoorweg-concessies Klein-Azië in Duitsche ijzeren banden hadden geklonken, was het blaadje omge keerd. Niet Frankrijk, maar Duitschland spoelde do eerste viool in het begeerde gebied. Natuurlijk was deze verandering der Republiek een doorn in het oog, en zou men geeno gelegenheid voorbij laten gaan, om de verloren heerschappü zooveel mo gelijk te herstellen. Die gelegenheid acht Delcassé thans ge komen. Turkije wordt door den strijd en den naijver der mogendheden thans geducht in verlegenheid gebracht. Duitsch land is slim genoog geweest, om zich Diet door tractaten of verdragen aan Turkije te verbinden, en den Sultan ontbreekt eigen kracht om Frankrijk te weerstaan. De Turksche vloot bestaat alleen op papier. Toen in den Grieksch-Turkschen oorlog, na lang talmen en wachten, de vloot eindelijk de haven van Saloniki verliet, was zij binnen twee uren terug, daar in dien korten tijd reeds gebleken was, dat de geheele divisie een bijzonderen aanleg bezat om met man en muis naar den kelder te gaan. Sinds dien tijd heeft de admiraliteit gepoogd, om een enkel schip zoodanig op te knappen dat het een dragelijk figuur op zee kan maken, doch dat is slechts met een tweetal gelukt. Aan eene verdediging ter zee tegen de Fransche slagschepen en kruisers valt niet te denken. Er rest Turkije dus niet anders, dan den ouden vriend van weleer, dat is Engeland, in den arm te nemen, of de Fransche eischen in te willigen. Eigenlijk is Engeland door het Cyprus- verdrag van 1878 verplicht, om voor den Sultan in de bres te springen. Bij die conventie nam Engeland de verplichting op zich, om het Turksche gebied in tijden van nood te verdedigen. Engeland zal evenwel weinig lust ge voelen, om den handschoen voor Turkije op te nemen. Zoolang Engeland met han den en voeten aan Zuid-Afrika is gebon den, kan het zich niet in een ernstig geschil met Frankrijk begeven, te meer niet, omdat Rusland op den achtergrond staat. Frank rijk behoeft nu voor geen tweede Fashoda te vreezen. Engeland zal eerder een bewjjs van vriendelijke neutraliteit afgeven, dan terwille van Turkijo de Republiek een ultimatum stellen. Ook van de andere mogendheden heeft de Turk geen heil te verwachten. Oostenrijk, hoewel sterk geïnte resseerd bij den Balkan, heeft met te groote binnenlandschen twist en tweedracht te kampen, om zich in buitenlandsche moei lijkheden te wikkelen. Het zou al een levenskwestie moeten zijn, die Oostenrijk naar het zwaard zou doen grijpen, doch zoo diep grijpen de Balkan-aangelegenheden thans nog niet in zijn staatkundig orga nisme in. Alleen wanneer de sneeuwbal grooter wordt en het geheele Oostersche vraagstuk aan de orde komt, zal Oostenrijk zijne stem laten hooren. Nu bestaat er wel eenige reden voor de ge dachte,datFrankrijk enRusland thans den tijd gunstig achten, om van Turkije de volledige uitvoering van de door het congres van Berlijn opgelegde verplichtingen te eischen. In het bijzonder zou het tweevoudig ver bond op spoedige en krachtige hervor mingen in Armenië en Macedonië wülen aandringen. Als dat zoo is (en de berichten uit Petersburg verzekeren het), kan de toe stand in korten tijd zeer ernstig worden. Zoo de Macedonische Comités een wenk uit Petersburg krijgen, staat de reeds woe lige provincie weldra in vuur en vlam, waaruit dan de beide mogendheden te meer kracht voor hunne eischen kunnen putten. Doch dan blijft het ook niet alleen bij Macedonië, maar komt de geheele Turksche rommelkast in de schoonmaak. Wat daar dan later van terecht zal komen, kan nie mand met zekerheid zeggen. Amerika en Italië schijnen het verloop van het proces van uit de nabijheid te willen volgen. Beide landen hebben een eskader naar de Levant gezonden. Ook Griekenland laat zijne vlag in de Turksche wateren waaien. Straks komen er nog wel een paar rijken bij, zoodat wij dan zonder overdrijving kunnen spreken van den draak met zeven koppen, die met vurige oogen naar het lichaam van den zieken Oosterling blikt. (Niet-geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) Nog eenmaal Staatspension- n e e r i n g. Geachte Heer Redacteur In het nommer van 3 Nov. j.1. deelde ik mede, dat ik den heer P. A. Vis in een volgend nom mer hoopte te beantwoorden. Aan dat voor nemen wensch ik thans gevolg te geven. Uit het schrijven van den heer V., voorko mende in no. 3675 van dit blad, blijkt al dadelijk, dat ook ZEd. de p a r t ij z a a k ge heel buiten beschouwing heeft gehouden. In dat opzicht schijnen we dus één gevoelen te zijn toegedaan en zal samenwerking tot het goede doel: een rustigen en onbezorgden ouden dag voor allen, die een welbesteed leven achter den rug hebben, volstrekt niet behoeven te worden uitgesloten. Ik legde daar den klemtoon op het woord „allen", omdat de Sociaal-DemocrutischeArbeiderspartij alleen strijdt voor arbeider spensioimcering en dus de niet-loontrekkende kleine luiden uitsluit, terwijl, zooals mij zeer tot mijn genoegen is gebleken, de Bond voor Staatspensionneering niet alleen de politiek er buiten houdt, maar ook deniet-loontrekkende kleine luiden, die men in allerlei beroepen, als dat van koopman, winkelier, landbouwer, visscher en ambachtsman aantreft, on der zijne bescherming neemt. Wanneer deze laatsten hun beroep in 't klein uit oefenen zijn ze wèl hun eigen baas, doch hun inkomen is dikwijls niet grooter dan dat van vele loontrekkende werklieden. Het is dan blijkbaar ook wel dadrom, dat de Bond zich mede het lot van den niet-loontrekkenden kleinen man wil aantrekken. Terwijl dus d e S o c.-D em. Arbeiderspart ij slechts streeft naar de pensionneering van arbeiders in den engeren zin van het woord en er een part ij-zaak van maakt, wil de Bond ook de n i e t-loontrekkenden te hulpe komen en de zaak niet bederven door de politiek. Na al hetgeen ik nu reeds over dit onder werp schreef, behoeft het zeker geen betoog meer, dat ik mij tot de zaak, die de Bond voorstaat, reeds zeer voel aangetrokken, al zal ik in sommige opzichten, wat de midde len aangaat om tot het doel te geraken, van meening verschillen met hen, die zich reeds bij den Bond hebben aangesloten. De heer V. vraagt mij, of eene wette lijke verplichting tot het geven van een minimum loon aan den arbeider niet lood zwaar zou drukken op de gansche inrichting van de maatschappij, en hoe zulk een wet mogelijk zon zijn. Naar mijne mee ning kan de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend worden be antwoord, doch de heer Y. mag niet van mij verwachten, dat ik hier een schema van een zoodanige wet geef. In hoe- vele détails zou dan niet moeten worden getreden en hoevele zaken zouden daarvoor niet eerst moeten worden onderzocht. In En geland zegt men„when there is a will, there is a way" (als de wil er maar is, is de weg er ook), en daarmede stem ik gaarne in. Kan men de zaak in haar geheelen omvang niet direct op wettelijke wijze regelen, dat men dan beginne met een gedeelte. Zoo deed men immers ook bij de Ongevallenwet Voor de quaestie, die ons bezighoudt, is echter de regeling niet zoo moeilijk. In mijn eerste stuk wees ik er reeds op, dat pensioen feitelijk niets anders is Jan uitgesteld loon en dat de werkman het loon moet ontvangen van hem, voor wien hij gewerkt heeft, van den werkgever. Zeer kernachtig doet Mr. J. A. Levy dit uitkomen in eene lezing, op 17 Mei 1901, ge houden in het Gebouw voor den Werkenden Stand te Amsterdam, waar hij, sprekende over de verhouding tusschen den Staat en zijne ambtenaren, het volgende in het midden brengt„De bezoldiging van den ambtenaar, welken ook, is onderhoudsplicht van „den rechtspersoon, die hem aanstelt. Niet „enkel eene tegemoetkoming, maar o n- „derhoudsplicht, de contra-praestatie „van den rechtspersoon, tegenover de praes- „tatie van den ambtenaar. Dit beginsel wordt „geschonden, omdat de ambtenaar zijn recht „op pensioen moet k o o p e n, dat wil zeggen „hij moet daar, waar hem pensioen wordt „toegekend, zich een korting laten welgeval len. Dat is, naar mijne meening, niets meer of „minder dan onrechtvaardige verrijking, van „de zijde van den rechtspersoon. Er is recht „óp pensioen na verstrijking van den dienst tijd. Waarom Omdat de arbeidskracht van „deo ambtenaar, die geheel zijne persoonlijk heid heeft gesteld in dienst van den rechts persoon, verbruikt is in en door den dienst. En „nu gaat bet niet aan, om, wanneer de ar beidskracht niet meer bruikbaar is, baar dan „aan haar lot over te laten, in dien zin, dat „men het recht op pensionneering laat betalen, „want dan is aan den onderhoudsplicht, „die op Staat, Provincie, Gemeente als „rechtspersoon rust, te kort gedaan." Wordt hier de verplichting van den w e r le ge v e r en het nauwe verband tusschen werk gever en werkman niet zeer duidelijk in bet licht gesteld Tot de zaak doet het feitelijk ook niet veel af, wie de bijdrage voor pensioen naar den daarvoor aan te wijzen ambtenaar zal brengen, de werkman of de werkgever. Een arbeider die f7.— in de week heeft met vrije woning, staat vrijwel gelijk met een arbeider, die f8.— in de week heeft en eene woning moet huren voor f 1.Zoo ook zal een werkman, die f8.per week verdient plus het bedrag, dat voor pensioen zal zijn bij te dragen, gelijk staan met hem, die alleen f 8.-verdient, doch voor wien de bijdrage wordt betaald door den werk gever. Maar ook in het geval, dat de werk gever de bijdrage betaalt, blijft bet pen sioen het uitgestelde loon van den werkma n,dat hij verdiend beeft en waar op hij zijne rechten kan doen gelden. Naar mijn bescheiden meening moet zoo'n eigen verdiend pensioen den werkman veel welgevalliger zijn, dan een pensioen waar niet h ij, maar hot alge m een voor heeft gezorgd. Tenzij daarin vooraf verande ring werde gebracht, zou men in het laatste ge val een toestand kunnen krijgen, dat, bij voor beeld,een postbode,met een loon van f 8.X in de week, in dienst van het Rijk, voor zijn eigen pensioen moest bijdragen en tevens door belastingen, zoo directe, als indirecte voor het pensioen van zijn buren, die, als machinist, bankwerker of wat dan ook misschien f16. in de week verdienen. Zoo'n toestand noemde ik in mijn eerste stuk dwaas, en ik kan heusch ook thans nog niet tot een ander gevoelen komen. De zeer moeilijke regeling van een mini mum-loon is niet beslist noodzakelijk voor de regeling der bijdragen voor pensioen, schreef ik hierboven, in eenigszins andere bewoor- digingen. Immerswanneer de Staat de ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 1