SEIS-, Aüerteitis- LhM Iran ui! öbb Polier. Brieven uit de Maasstad. MM mnn\ ter rel Zondag 5 October 46sle Jaargang No. 3772. EERSTE BLAD. Robinson Crusoë. Teunis Ploeger. Buitenlandsch Nieuws. ANT. f)it blad verfchijbt tweemaal per week Woensdag- eu 2 a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVEKTKNTIEN iu het eerstuitkomend nummer geplaatst. IJkGüZÜNDKN &TUKKEN één dag vroeger. 81 urcau S€M4ÖKAT, Laan, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. \V 1 k E L. Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. A DVERTEN TI EN van 1 tot 6 regels f 0.25 iedere regel meer 5 c' Groot® letters worden naar plaatsruimte berekend. nummer bestaat uit twee bladen, (xemeente JS c li n g n BEKENDMAKINGEN. o-o OPENBARE VERGADERING van den Raad der g»m*ente Behagen, op Dinsdag den 7en October 1902, des voor- middags ten 10 ure. PunteD van behandeling 1. Ingekomen stukken. 2* Water regenbak Gemeenteschool. 3, Kosten voorbereidend militair onder richt. 4, Verordening begrafenisrechten. 5, Idem herhalingsonderwijs. 0. Adressen. 7. Aaubiedirg Gnmeentebegrooling 1903. idem suppl. begrootÏDg 1902. 8. Reclames hondenbelasting. 9. Idem hooldelijken omslag. Behagen, den 3 October 1902. De Burgemeester, II. J. POT. XL. o Mijn schoonzuster en haar zoontje zijn bij ons te logeeren geweest en pas zooeven weer vertrokken. Ter wille van dat ventje, een aardig kereltje van een jaar of zes, had Koosje haar eerste kinderboeken nog eens weer voor den dag gehaald. Zoo kon het komen, dat ik op 't oogenblik met een prentenboek over Robinson Crusoö voor me zit. Onwillekeurig begin ik er in te bladeren, kijk' aanvankelijk sleichts achteloos naar de gebrekkige plaatjes, maar allengs meer en meer met belangstelling, en woldra staat mij de heele geschiedenis weer klaar en helder voor den geest. Weer ben ik kind, weer volg ik stap voor stap de lotgevallen van den held, weer beleef ik een oogen blik van de hoogste spanning, als Robin son, tot nog toe de eenige op zijn eiland, het voetspoor van menschen ontdekt. Zullen het vrienden of vijanden z:jnPijnlijke onzekerheid voor den man, doch niet voor m y, die de geschiedenis nog kon uit mijn kinderjaren. En toch boeit ze mij nog évenzeer als vroeger, toch beklim ik vol belangstel.ing met Robinson den heuvel, waar wy, om zoo te zeggen samen, het vreeselyk bedrijf van die menschenetende wilden zienPang 1Déar knalt bet schot uit Robinson's jachtgeweer Ontsteld rollen ea buitelen de wilden door elkaar en slaan op de vluchtDe »rme Vrijdag is gered 1Hoera voor Robinson 1 'k Heb het laatste prentje bekeken, het boek reeds dichtgeslagen en nog altijd "lijmer ik voort over den held uit mijn jeugd. En mijmerend vind ik de eene over eenkomst na de andere tusschen Robinson en zoo menig teleurgesteld menscbenkind. Daar is bijvoorbeeld de jonge predikant, die pas zyn eerste standplaats ingenomen heeft. O, zeker, het dorpje is klein en ver van de drukke ine< schenwereld, midden op de hei. Maar wat nood, fiij heeft een ■vriendelijke pastorie, een lief en aller- aardiüst vrouwtje, lust tot studie, en bovenal, bij draagt het ideaal in zich om, dat hij W|i schoone roeping te vervullen heeft. Ja, bij zal woekeren met de gaven, die hem 2lJD geschonken, en zijn arbeid, het kin "uot anders, zal moeten gedijen ten zegen Van dat kleine wereldje, dat hem zoo vol vertrouwen in zich opgenomen heeft. Het blgkt hem echter, dat de predicatie uJe toch niet gemaakt, maar hem als uit e ziel geweld was, en die werd voor dragen met heel den vurigen gloed j®J|er jeugdige overtuiging, maar al te Uikwerf het begrip zijner eenvoudige huurders te boven gaat en diepe ^'eurstelling volgt, teleurstelling, die als 'ver op het vuur van zijn geestdrift e'kt. Ook het huisbezoek geeft hem tal id ervar'ngeU| waardoor zijn heerlijk eaal telkens en telkens wordt geschokt kerkeraad blijkt hem kleinzielig en **"8; het leesgezelschap, waarvan hij lid deW°/^en ia, ruim vijttig jaar ten achter i&nd ^6mee8ter Praat i'evcr over zQn ®njen en zijn yee, dan over kunst en n.I uau uvci nuiiiii den h en de gebeurtenissen van eeBs een dokter hééft het dorpje niet meest» 6 0BHerwyzers blijken duffe school- en hebben, dank zy hun heerlijke essuur, in zake fraaie leiteren alleen maar geleerd de volzinnen van Potgieter, Staring en Da Co3ta netjes nit elkander te pluizen, waar hun hoofd misschien wel eens warm, maar bun gemoed stellig koud by gebleven is kortom, de eene illusie na de andere ontvalt hem. en in dit kleine dorpswereldje, zonder vrienden, zonder kennissen, die mèt hem leven, mèt hem gevoelen, vindt hij zich weldra een armen R:binson op zyn eenzaam eiland. Willen wij hopen voor den jongen man, dat het vuur van zijn jeugd door de ondervonden teleurstellingen toch niet gehéél gebluscht wordt, dat nimmer vol kómen zijn heerlijk jongelings-ideaal er door zal worden verdoofd en ontluisterd. „Moed gehouden, Robinson roepen wij hem toe. Wie weet, misschien vindt ook gij nog wel den Vrijdag, voor wien gij een redder znlt zijn en die u dankbaar zal wezeQ voor wat gij voor hem deedt. Ja, misschien moogt ook gy dan nog wel eenmaal met voldoening neêrzien op een kleine, maar bloeiende kolonie, als de vrucht van uw arbeid, en een hope voor de toekomst. Maar zie, een andere Robinson doemt op voor het oog van mijn geest. Hij was iemand met een schoone gestalte, knap van uiteriyk en gesproten uit een van de rijkste familiën. Bovendien begiftigd met de heerlijkste gaven van geest en gemoed. Was het dan wonder, dat hij, méér nog dan zijn broer en zyn zuster, de oogappel zijner ouders, de lust en de liefde van zijn leermeesters was Schier geen verwachting, dan ook zóó stout, of van hètn scheen ze te mogen worden gekoesterd. En toch, die rykbegaatde, dat uitverko ren Zondagskind, vodde, de wereld ingeko- iuod, weldra een neiging tot drankmisbruik in zich ontwaken, die, groeiend en groeiend, tot een onweerstaanbaren hartstocht werd, en waarop hij ten slotte jammerlijk schip breuk heeft geleden. Arme Robinson, alweer! Want uitgestooten door zijn familie, van oprechte vrienden verstoken, roept slechts zijn eigen geweten, als de papegaai van den eenzamen eilandbewoner, hem dagelijks hetBeste Robinson! Goeie Robin son I" toe. Zal ook hij nog eenmaal op zijn levens weg het spoor ontdekken en volgen, niet van de wilden, maar van den krachtigwil- lenden evenboortige, die hem aan zichzelf en aan de inenschheid hergeeft Maar weer een andere Robinson doemt op I De profeet van het raine en goede, want die Robinson is het Recht. Fier schrydt hij voort, de blikken stralend van het visioen zijner ziel. Woorden, in het vuur zijner overtuiging gegloeid, wil hij als een regen van vonken in de harten der menschen doen druppelen. Maar die harten schijnen in den loop der jaren onaantast baar geworden voor het vlammende rechts- geloof.Dia menschen zelf bespotten hem,hoon lachend wijzend op Diefstal en Woordbreuk en Onrecht en Moord, als zoovele Wilden, die straffeloos hun woeste bacchanaliën vieren. En het Recht blijft rondwaren als eenzame Robinson, te midden der beschaafde menscbheid 1 O, RobinsonRobinsonWaarom toeft gy toch met het verpletterende schot, dat al die ongerechtigheden, (een horde tierende Wilden verschrikt zal doen uiteenspatten, opdat gij opnieuw het verheffend Geloof iu uw onvergaukelykheid, a's een anderen Vrydag, aan de teleurgestelde mecschheid hergeven kunt Doch een andere Robinson daagt op en (al jagen ze mij geen ontsteltenis aan, zooals het heir vad spookachtige koningen, die de gedienstige Ueks6n ver toonden, het hart van Macb-th ontstellen deed) toch Another and slill ano'her co mes Daar is de Robinson kunstenaar, onbe grepen en miskend in het land zyner inwoning, gestorven in de diepste armoö en vereerd alleen door enkele dankbare Vrijdags in het buitenland. En de Rob'n- son-staatsman, die de wereld wijze wetten schenken wil, maar beloond wordt met een nederlaag. En de Robinson-Bonaparte, gehuldigd door keizers en koningen en gis tor ven c-p het onherbergzame St. Helena. En de Robinson in de gevangeniscel, wieos verwijdering uit de gemeenschap nood zakelijk werd geacht. En de gekrenkte van Geest, arme Robinson, die „Maar man", vroeg Grietje, „scheelt er wat aan? Je zit daar nu al langer dan een uur, of je geen tien kunt tellen!'1 „Tien zei ik, nog hslt in den droom, „o, ik tel er wel meerden twintig, vrouwI" ,.M»ar wit dan toch vroeg Grietje verbaasd. Wel, Robinson Crusoë'sgaf ik ten antwoord. Mijn vrouw keek mij aan, of ze meende, dat ik een klap van den molen gekregen had. Mijn antwoord scheen als een onbe grepen Robinson gestrand te zijn op het eiland van Grietje's gedaohtenleven. CCLXX. Rotterdam, 1 October 1902. En alweer is er een zomer voorbij. We loopen in overjassen, inspecteeren onze kolenkelders, denken aan kachelzettan. De avonden zjjn wepr zoo triest-laogna 't diner zitten we in een huis met lamplicht, toeë gordijnen, weggesloten van de straat, waar dan reeds de kille avond staat. Onze zomeravond-wandelingetjes hebben uit. De Diergaarde-avondconcerten, die zoolang mogelijk den ongelijken strijd tegen de avondkou plegen vol te houden, zijn ten leste gestaakt en dit is het onbedriegelijk teeken, dat de zomer voorbij is, een zomer die in regen en stormen een erbarmelijk bestaantje heeft geleeid. Later dan anders de regens hielden ze zoo lang groen beginnen de bladeren te dorren, te waaien in den herfstwind, maar zij vallen toch, en over de welige graskleeden buiten staan al enkele boomen ia klagelijk dunnen tooi den winter tege moet te treuren. Vanmiddag, op een fietstochtje over de zon-verwarmde wegen, heb ik nog even genoten van dat zomersch plezier, 't welk nu weer voor maanden ons wordt ontnomen. Velen raet mij hadden het gezocht, óók bang voor den dalenden barometer en de voorspelde gure Octobarmaand. En over den vlakken Overschieschen straatweg, één der weinige behoorlijke wegen die we om Rot terdam hebben, snorden we vroolijk elkaar voorby, wie achter waren probeerden vóór te komen, en wie vóór gingen, trachten het te blijven, zco in een laatste inspanning van zomersche kracht. Ja, vanmiddag was het nog zomer buiter.. Op de akkers waren landbouwers bazig, oogst-werk ot preparatiezen voor 't winter koren, dievoor ons optimisme de charme hadden van zomersch landbouwbedrijf. De koeien stonden nog buiten, werden aan den slootkant gemolken of 't zomer was. Aan de Zwet heb ik iu den tuin aan de Schie gezeten, 't Delftsche bootje voer voorbijeen heel gezelschap pretmakende jongelui zat op 't dek, op stoeltjes, luchtig gekleed. O, de illusie was volkomen. En dan ia 't allervreemdst, een courant op te nemen en daarin te zien, hoe tooneel- en opera-seizoenen in vollen gang zija. Ik keek even naar den datum, ja, 't was toch in orde. Een rits afgedeunde opera's stonden onder de annonces aangekondigdvier voorstellingen ia deze ééne weekmuzikale lieden kunnen profiteerenIn 't circus „Olilanten, pony en honden", in 't Casino: „12 Reuzenleeuwen", Hollandsche Opera: „Tannhauser", Lyrisch Tooneel„Mikado" Rotterdam is een kunststad. Verder zag ik geannonceerd„Lonis Bouwmeester", „Het groote licht", „Juffrouw Flirt", dat wel een drama of een blijspel zal wezen, schoon 't er niet bij staat. Wel is vermeld: „Ameublementen geleverd door de firma D. Prins en Co. alhier", wat de artistieke beteekenis van het stuk trouwens voldoende bewijst. Ik zag „de lotgevallen van jnt- Irouw Triiby" beloold en „Cyrano de Ber gerac". Wat al artistieke evenementen Op een binnenpagina deelde een criticus mede, wat hij dacht van een vertooning, die alweer voorbij was niet veel goeds. Wie nooit in zomersche stemming aan Hollandsch water iD Hollandsch groen tooneoirecensies en tooneelannonces heeft zitten lezen, begrijpt niets van 't mal contrast. Animo voor deze lectuur is er in zulke omstandigheden niet. Nog meer winterannonces„Dansen", mededeelingen van dansmeesters, dat zy nieuwe cursussen hoopten te openen met nieuwe dansen in nieuw bedansvloerde zalen. Gelegenheid tot aansluiting; club avond Zondag half achtcursussen voor eerstbeginneEden Zondagmiddag van 5 tot 7 uur En uitkijkend over de frisscbe landen, stelde ik me zoo'n Zondagmiddag voor in een benauwde stoffige danszaal een komedie met een af waohtend auditorium, dat de entre-acte muziek verfoeit en trap pelt naar beginnen. Ik nam de krant weer op, had weer de annonces vóór me „knobbeljicht, rheuma- tiek, ichias, zeauwstoornissen, aandoening der ademhalingsorganen, vervetliagpijn- looze behandeling" daaronder: Kunst tanden. goedkoopste inrichting, gevestigd sinds 1873, f2 per tand, f40 per gebit Zoo'n krant is eigenlijk alleronplezie- rigste lectuur als je in een zomermiddag lekker-gezond aan een frisch Hollandsch water zit. En zoo'n stad, waar zij gemaakt is, wordt een cauchemar. De annonces leggen het heele leventje van werken en ploeteren daér voor je open. Als de frissche buitenlucht er overheen slaat, je gulzigen mond in, ligt dat daar onder je als een benauwde droom. Al die menschen willen wet, zeggen wat, vragen wat Ze zijn geboren, getrouwd, overleden. Ze bevelen hun artikelen aan. Ze roepen sollicitanten op. Ze loven f 5 uit voor wie een weggeloopen hondje terugbrengt. Ze vragen een beschaafd meisje als noodhulp, een winkeljuffrouw, een R. K. kindermeid. Ze bieden zich aan boekhouder, bekwame kleermaker, jong ingenieur, colporteur. Ze prijzen een gemeubileerde voorkamer aan. Een net burgerheer, P. G., oud 37 jaar, vaste betrekking, wenscht in kennis te komen met een nette burgerdochter, P. G., tusscben 25 en 35 jaar, om na wederzijdsch goedvinden een wettig huwelijk aan te gaan. Ter overname aangeboden een café, dat een ruime broodwinning geeft. 't Gewarrel van al die geluidlooze stemmen dringt als in een benauwden damp naar je op. Verdoft kyk je er in neer, je voelt je opgenomen, meêleven weer in het allerdaagsche stadsbestaan, dat toch nu ver van je is, maar dat in een vel annonces zich zoo luide voor je komt manitesteeren. En op-ziend weer, zie je de blauwe lucht welven over de velden in zonnegJans- praebt, en je benijdt den onbekenden man, die daar in de verte arbeidt naast de een zame hoeve, die wel de zijne zal zijn. Een spoelingschuit vaart voorbij en de boerenjongens, die haar voortboomen, stevige knapen met zongebruinde koppen, lachen je de pret om hun buiten-zijn tegen. En weer in da krant kijk jeMevrouw Flirt, ameublementen geleverd door de firma D. Prins Co. alhier. Een jonge vrouw, zindelijk, van buiten, vraagt beleefd wne- schen, nat of droog, aan huis Daar zie je dan dat Dr. Van Eeden voor een vereeniging een speech gehouden heeft in Caledonia, om 't gemeenschappelijk grondbezit aan te prijzen, het leven buiten in kolonies te verdedigen. Ea je herinnert u, hoe hij indertijd in een Nutsrede gedaverd heeft tegen het leven in groote steden. Zóó heeft hij 't toen gezegd„maar is men dwaas genoeg te beweren, dat ik in die moderne, leelijke en afzichtelijke men- schenhoopen, die kankergezwellen op de schoone aarde, verpest door rook en stank en ontaarde menschen, die men steden noemt, moet wonen, zoolang nog één stukje frissche groene natuur voor my open is Als ik in een kamer zit met rookonde, vloekende, drinkende, dobbelende menschen. mag ik dan niet gaan in de open lucht En waarom blijft men in de steden Omlat men er meer geld verdienen kan, of als mon geld heeft, er meer vindt wat men zoo terecht „verstrooiing" noemt. Ieder die nu liever niet „ve straoid" is, maar gesteld op sober leven, gezond en nuttig werken, zuivere en simpele genietingen, woont beter buiten, dan in stad En ook armoede is minder vreeselijk buiten, dan in stad." Jawel, jawel! 't Kan alles waar zijn, maar het overwegend bezwaar tegen Dr. Van Eeden's goeie raadgevingen is een erbarmelijk „oiet-kunnen". Kan, wie in de stad met handen- of geestesarbeid zijn kostje verdienen moet, den heelen boel er maar aan geven en ergens buiten gaan wonen, landbouwen en vee-telen Het harde moeten houdt ons vanzelf in de stad. Als we vrij waren, onafhankelyk, zeer stel lig zouden dan velen onzer, beu van het zware stadsleven met zijn kernaisherrie van belangetjes en bezwaartjes en lasteringetjes en oabetrouwbaarheidjes, t lap van al dat enerveerend gedoe, wel stellig in het buiten wonen de rust gaan zoeken, die onze moede geest behoeft. Dr. Van Eeden heeft makkelyk betoogen, hy betoogt trouwens altyd g-'-makkeiijk, op wat woorden meer of min komt het bij hem niet aan. Maar de consequentie! Ik vouwde mijn krant en stapte weer op mijn fiets. Nog een half uur was ik in 't vrije buiten, toen reed ik de stad weer binnen, die haar nieuwe grensstraten vóór den Schieweg operspalkt als een ga- pande muil. 't Rumoer van stad was weer om me heen. En ik weet, dat ik met dezen middagtocht den zomer achter mij gelaten heb weer voor vele maanden. Den zomer en het buiten. Het Turksche rijk is voor en na tot de helft van zijne oorspronkelijke grootte terug gebracht. Thans bestaat het nog uit de pro vinciën Thracië, Macedonië, Thessalië en Albanië. Wel kan het nog op Bosnië en de Herzegowina zekere aanspraken laten gelden, doch in werkelijkheid zullen deze provinciën wel nimmer meer een deel van het Turksche rijk uit maken daar zal Oostenrijk wel voor zorgen. Van de vier bovengenoemde provinciëD vormt Thracië de kern van de Turksche macht. De bevolking bestaat voor de meer derheid nit Mahomedanen, terwijl door Kon- stantinopel met het centrale bestuur, het toezicht en de orde vrij goed zijn. Rustig is over 't geheel ook de provincie Thessalië. Wel doen de bergvolken, en wel voorname lijk de Klephten, zoo nu en dan eens van zich spreken, doch dit zijn sporadische ver schijnselen, die geen ernstig karakter dragen. Immer roerig zijn Albanië en Macedonië. Albanië wordt bewoond door het half be schaafde, krijgszuchtige volk der Arnauten, die gedeeltelijk onder elkander in aanhou denden krijg leven. De landman bewerkt er zijn velden met zwaard en roer aan zijn zijde en verbergt er den oogst onder den grond, alles nit vrees voor onverwachte overvallen van zijn bloed vijanden. Daar de provincie van drie zijden door hooge bergen wordt omgeven en aan de zeezijde door klippen en moerassige gronden wordt beschermd, terwijl nog bovendien de dalen en valleien slechts door smalle en gevaarlijke passen zijn te bereiken, zoo heeft het Turksche bewind er weinig of niets te zeggen. Oostenrijk en Italië pogen er hun invloed te doen gelden, doch alleen met medewerking van de bevolking, zullen zij er een blijvende positie kunnen innemen. Ue meest bekende provincie is zeker Macedonië. Zij vormt feitelijk het hart van Turkije en doordat zij gelegen is tusscben de andere deelen des rijks, hangt het voortbestaan van Turkije grootendeels af van het bezit van Macedonië. Griekenland, Servië en Bulgarije beschouwen elk Macedonië als hun natuur lijk eigendom. Vandaar, dat deze drie rijken voortdurend intrigeeren om den voorrang. Hoe het meerendeel der Macedoniërs over eene samensmelting met een dezer landen deukt, is onbekendzeker is het evenwel, dit allen er uaar streven, om zich van den Sultan los te maken. Sedert jaar en dag verkeert Macedonië tusschen een rustig ver zet eu eene gewapende rust. Er behoeft maar één vonk iu bet kruitvat te komen, om eene algeuieene uitbarsting te doen ont staan. Het schijnt, dat deze gevaarlijke vonk thans die plaats hoeft bereikt. In den oorlog van 1878 tusschen RnslaDd en Turkije is een der bloedigste gevechten geleverd om het bezit van den Sjipka-pas. Vanuit het noorden is deze pas de aleutel tot Konstantinopel. Alleen met de grootste krachtsinspanning is het toen het Russische leger mogen gelukken, dien toegang tot de Turksche hoofdstad te forceeren. Ter herinnering aan dat gevecht en tor gedachtenis aan de duizenden Russen, die daar zijn gevallen, is thans in den pas een gedenk- teekeu onthuld. De plechtigheid heeft plaats gehad in tegenwoordigheid van een Russi- schen prins van d> n bloede, vorst Ferdinand en 40.000 man gemobiliseerde Bulgaarsche troepen. Deze Sjipka-feesten hebben de Macedoniërs zoodanig opgewonden, dat overal de vaan des opstands is ontplooid. Het getal opstande lingen wordt reeds op 6000 man begroot, die onder bevel van i-enBulgoarschen kolonelstaan. Do Sultan heeft zoo spoedig mogelijk zijne onvolledige regimenten met de reserve aan gevuld en ruim 40.000 man is reeds in de oproerige districten aangekomen. In het dis trict Monaster, waar het verzet het grootst is, werden reeds bloedige gevechten geleverd. Rusland wil toonen, dat het voor den op stand niet aansprakelijk is; het wascht zijne handen in onschuld, en vandaar dat prins Nico- laas Nikolajewitsj, Bulgarije vaarwel heeft gezegd en per pautserschip naar Konstanti nopel is vertrokken. Dit blijk van vriend schappelijke gezindheid moet op het ontstem de gemoed van den Sultan een zeer kalmee renden indruk hebben gemaakt. Een klein bewijs van belangstelling is deCzaar aanAbd-ul- Haruid wel schuldig Bij het verdrag van Berlijn zijn de vredesvoorwaarden van Parjjs, waarbij aan den Krimoorlog een einde werd' gemaakt, blijven bestaan. De Zwarte Zee bleef voor Rusland's marine een binnenzee geen Rnssische oorlogsbodem mag deDarda- nellen passeeren. Reeds meermalen heeft de Rnssische regee ring beproefd, dien onnatnnrlijken band te verbreken, maar steeds tevergeefs. Als bij- koudere gunst, werd het de Russische vi ij- willige vloot toegestaan, manschappen voor Azië door de Dardaneilen te vervoeren. Thans heeft Rusland eene bres in het belemmerende vredestractaat geschoten. Door den Sultan is aan Rusland de vergunning verleend, om met 4 ongewapende torpedobooten, door de zeeëngte te stoomen. In Engeland is deze toestemming zeer kwalijk opgenomen. Daar beweert men, en waarschijnlijk wel terecht dat, als heden vier ongewapende torpedobooten door de Dardanelien mogen stevenen, morgen met evenveel recht vier ongewapende kruisers dit kunnen doen. Wanneer deze schepen de Zwarte Zee hebben bereikt, kannen ze te Sebastopol of Nicolajef in weinig tijds in volledige oorlogsbodems worden herschapen. In Engeland ziet men in dit geval een schen ding van de overeenkomsten te Parijs en Berlijn, waartegen de cöntracteerende mo gendheden protest moeten aauteekenen. Men weet evenwel in Londen zeer goed, dat nie mand lust heeft, om voor Engeland de kastanjes nit het vuur te halen. De groote mogendheden wedijveren in beleefdheid voor Rusland; ieder voor zich zoekt de vriendschap van het machtige Slavenrijk. Duitschland's keizer wandelt, tot aan den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 1