SEIS-,
Aüerteitis- LhM
Iran ui! öbb Polier.
Brieven uit de Maasstad.
MM mnn\ ter rel
Zondag 5 October
46sle Jaargang No. 3772.
EERSTE BLAD.
Robinson Crusoë.
Teunis Ploeger.
Buitenlandsch Nieuws.
ANT.
f)it blad verfchijbt tweemaal per week Woensdag- eu
2 a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVEKTKNTIEN iu het eerstuitkomend nummer geplaatst.
IJkGüZÜNDKN &TUKKEN één dag vroeger.
81 urcau S€M4ÖKAT, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. \V 1 k E L.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
A DVERTEN TI EN van 1 tot 6 regels f 0.25 iedere regel meer 5 c'
Groot® letters worden naar plaatsruimte berekend.
nummer bestaat uit twee bladen,
(xemeente JS c li n g n
BEKENDMAKINGEN.
o-o
OPENBARE VERGADERING van
den Raad der g»m*ente Behagen, op
Dinsdag den 7en October 1902, des voor-
middags ten 10 ure.
PunteD van behandeling
1. Ingekomen stukken.
2* Water regenbak Gemeenteschool.
3, Kosten voorbereidend militair onder
richt.
4, Verordening begrafenisrechten.
5, Idem herhalingsonderwijs.
0. Adressen.
7. Aaubiedirg Gnmeentebegrooling 1903.
idem suppl. begrootÏDg 1902.
8. Reclames hondenbelasting.
9. Idem hooldelijken omslag.
Behagen, den 3 October 1902.
De Burgemeester,
II. J. POT.
XL.
o
Mijn schoonzuster en haar zoontje zijn
bij ons te logeeren geweest en pas zooeven
weer vertrokken. Ter wille van dat ventje,
een aardig kereltje van een jaar of zes,
had Koosje haar eerste kinderboeken nog
eens weer voor den dag gehaald. Zoo kon
het komen, dat ik op 't oogenblik met een
prentenboek over Robinson Crusoö voor
me zit.
Onwillekeurig begin ik er in te bladeren,
kijk' aanvankelijk sleichts achteloos naar de
gebrekkige plaatjes, maar allengs meer en
meer met belangstelling, en woldra staat
mij de heele geschiedenis weer klaar en
helder voor den geest. Weer ben ik kind,
weer volg ik stap voor stap de lotgevallen
van den held, weer beleef ik een oogen
blik van de hoogste spanning, als Robin
son, tot nog toe de eenige op zijn eiland,
het voetspoor van menschen ontdekt. Zullen
het vrienden of vijanden z:jnPijnlijke
onzekerheid voor den man, doch niet voor
m y, die de geschiedenis nog kon uit mijn
kinderjaren. En toch boeit ze mij nog
évenzeer als vroeger, toch beklim ik vol
belangstel.ing met Robinson den heuvel,
waar wy, om zoo te zeggen samen, het
vreeselyk bedrijf van die menschenetende
wilden zienPang 1Déar knalt
bet schot uit Robinson's jachtgeweer
Ontsteld rollen ea buitelen de wilden
door elkaar en slaan op de vluchtDe
»rme Vrijdag is gered 1Hoera voor
Robinson 1
'k Heb het laatste prentje bekeken, het
boek reeds dichtgeslagen en nog altijd
"lijmer ik voort over den held uit mijn
jeugd.
En mijmerend vind ik de eene over
eenkomst na de andere tusschen Robinson
en zoo menig teleurgesteld menscbenkind.
Daar is bijvoorbeeld de jonge predikant,
die pas zyn eerste standplaats ingenomen
heeft. O, zeker, het dorpje is klein en ver
van de drukke ine< schenwereld, midden
op de hei. Maar wat nood, fiij heeft een
■vriendelijke pastorie, een lief en aller-
aardiüst vrouwtje, lust tot studie, en bovenal,
bij draagt het ideaal in zich om, dat hij
W|i schoone roeping te vervullen heeft. Ja,
bij zal woekeren met de gaven, die hem
2lJD geschonken, en zijn arbeid, het kin
"uot anders, zal moeten gedijen ten zegen
Van dat kleine wereldje, dat hem zoo vol
vertrouwen in zich opgenomen heeft.
Het blgkt hem echter, dat de predicatie
uJe toch niet gemaakt, maar hem als uit
e ziel geweld was, en die werd voor
dragen met heel den vurigen gloed
j®J|er jeugdige overtuiging, maar al te
Uikwerf het begrip zijner eenvoudige
huurders te boven gaat en diepe
^'eurstelling volgt, teleurstelling, die als
'ver op het vuur van zijn geestdrift
e'kt. Ook het huisbezoek geeft hem tal
id ervar'ngeU| waardoor zijn heerlijk
eaal telkens en telkens wordt geschokt
kerkeraad blijkt hem kleinzielig en
**"8; het leesgezelschap, waarvan hij lid
deW°/^en ia, ruim vijttig jaar ten achter
i&nd ^6mee8ter Praat i'evcr over zQn
®njen en zijn yee, dan over kunst
en n.I uau uvci nuiiiii
den h en de gebeurtenissen van
eeBs een dokter hééft het dorpje niet
meest» 6 0BHerwyzers blijken duffe school-
en hebben, dank zy hun heerlijke
essuur, in zake fraaie leiteren
alleen maar geleerd de volzinnen van
Potgieter, Staring en Da Co3ta netjes nit
elkander te pluizen, waar hun hoofd
misschien wel eens warm, maar bun
gemoed stellig koud by gebleven is
kortom, de eene illusie na de andere
ontvalt hem. en in dit kleine dorpswereldje,
zonder vrienden, zonder kennissen, die mèt
hem leven, mèt hem gevoelen, vindt hij
zich weldra een armen R:binson op zyn
eenzaam eiland.
Willen wij hopen voor den jongen man,
dat het vuur van zijn jeugd door de
ondervonden teleurstellingen toch niet
gehéél gebluscht wordt, dat nimmer vol
kómen zijn heerlijk jongelings-ideaal er
door zal worden verdoofd en ontluisterd.
„Moed gehouden, Robinson roepen wij
hem toe. Wie weet, misschien vindt ook
gij nog wel den Vrijdag, voor wien gij een
redder znlt zijn en die u dankbaar zal
wezeQ voor wat gij voor hem deedt. Ja,
misschien moogt ook gy dan nog wel
eenmaal met voldoening neêrzien op een
kleine, maar bloeiende kolonie, als de vrucht
van uw arbeid, en een hope voor de
toekomst.
Maar zie, een andere Robinson doemt
op voor het oog van mijn geest. Hij was
iemand met een schoone gestalte, knap
van uiteriyk en gesproten uit een van de
rijkste familiën. Bovendien begiftigd met
de heerlijkste gaven van geest en gemoed.
Was het dan wonder, dat hij, méér nog
dan zijn broer en zyn zuster, de oogappel
zijner ouders, de lust en de liefde van zijn
leermeesters was Schier geen verwachting,
dan ook zóó stout, of van hètn scheen ze
te mogen worden gekoesterd.
En toch, die rykbegaatde, dat uitverko
ren Zondagskind, vodde, de wereld ingeko-
iuod, weldra een neiging tot drankmisbruik
in zich ontwaken, die, groeiend en groeiend,
tot een onweerstaanbaren hartstocht werd,
en waarop hij ten slotte jammerlijk schip
breuk heeft geleden. Arme Robinson, alweer!
Want uitgestooten door zijn familie, van
oprechte vrienden verstoken, roept slechts
zijn eigen geweten, als de papegaai van
den eenzamen eilandbewoner, hem dagelijks
hetBeste Robinson! Goeie Robin
son I" toe.
Zal ook hij nog eenmaal op zijn levens
weg het spoor ontdekken en volgen, niet
van de wilden, maar van den krachtigwil-
lenden evenboortige, die hem aan zichzelf
en aan de inenschheid hergeeft
Maar weer een andere Robinson doemt
op I De profeet van het raine en goede,
want die Robinson is het Recht. Fier
schrydt hij voort, de blikken stralend van
het visioen zijner ziel. Woorden, in het
vuur zijner overtuiging gegloeid, wil hij als
een regen van vonken in de harten der
menschen doen druppelen. Maar die harten
schijnen in den loop der jaren onaantast
baar geworden voor het vlammende rechts-
geloof.Dia menschen zelf bespotten hem,hoon
lachend wijzend op Diefstal en Woordbreuk
en Onrecht en Moord, als zoovele Wilden,
die straffeloos hun woeste bacchanaliën
vieren.
En het Recht blijft rondwaren als
eenzame Robinson, te midden der beschaafde
menscbheid 1
O, RobinsonRobinsonWaarom toeft
gy toch met het verpletterende schot, dat
al die ongerechtigheden, (een horde tierende
Wilden verschrikt zal doen uiteenspatten,
opdat gij opnieuw het verheffend Geloof
iu uw onvergaukelykheid, a's een anderen
Vrydag, aan de teleurgestelde mecschheid
hergeven kunt
Doch een andere Robinson daagt op
en (al jagen ze mij geen ontsteltenis
aan, zooals het heir vad spookachtige
koningen, die de gedienstige Ueks6n ver
toonden, het hart van Macb-th ontstellen
deed) toch
Another and slill ano'her co mes
Daar is de Robinson kunstenaar, onbe
grepen en miskend in het land zyner
inwoning, gestorven in de diepste armoö
en vereerd alleen door enkele dankbare
Vrijdags in het buitenland. En de Rob'n-
son-staatsman, die de wereld wijze wetten
schenken wil, maar beloond wordt met
een nederlaag. En de Robinson-Bonaparte,
gehuldigd door keizers en koningen en
gis tor ven c-p het onherbergzame St. Helena.
En de Robinson in de gevangeniscel, wieos
verwijdering uit de gemeenschap nood
zakelijk werd geacht. En de gekrenkte
van Geest, arme Robinson, die
„Maar man", vroeg Grietje, „scheelt
er wat aan? Je zit daar nu al langer dan
een uur, of je geen tien kunt tellen!'1
„Tien zei ik, nog hslt in den
droom, „o, ik tel er wel meerden twintig,
vrouwI"
,.M»ar wit dan toch vroeg Grietje
verbaasd.
Wel, Robinson Crusoë'sgaf ik ten
antwoord.
Mijn vrouw keek mij aan, of ze meende,
dat ik een klap van den molen gekregen
had. Mijn antwoord scheen als een onbe
grepen Robinson gestrand te zijn op het
eiland van Grietje's gedaohtenleven.
CCLXX.
Rotterdam, 1 October 1902.
En alweer is er een zomer voorbij. We
loopen in overjassen, inspecteeren onze
kolenkelders, denken aan kachelzettan. De
avonden zjjn wepr zoo triest-laogna 't
diner zitten we in een huis met lamplicht,
toeë gordijnen, weggesloten van de straat,
waar dan reeds de kille avond staat. Onze
zomeravond-wandelingetjes hebben uit. De
Diergaarde-avondconcerten, die zoolang
mogelijk den ongelijken strijd tegen de
avondkou plegen vol te houden, zijn ten leste
gestaakt en dit is het onbedriegelijk teeken,
dat de zomer voorbij is, een zomer die in
regen en stormen een erbarmelijk bestaantje
heeft geleeid.
Later dan anders de regens hielden
ze zoo lang groen beginnen de bladeren
te dorren, te waaien in den herfstwind,
maar zij vallen toch, en over de welige
graskleeden buiten staan al enkele boomen
ia klagelijk dunnen tooi den winter tege
moet te treuren.
Vanmiddag, op een fietstochtje over de
zon-verwarmde wegen, heb ik nog even
genoten van dat zomersch plezier, 't welk
nu weer voor maanden ons wordt ontnomen.
Velen raet mij hadden het gezocht, óók
bang voor den dalenden barometer en de
voorspelde gure Octobarmaand. En over den
vlakken Overschieschen straatweg, één der
weinige behoorlijke wegen die we om Rot
terdam hebben, snorden we vroolijk elkaar
voorby, wie achter waren probeerden vóór
te komen, en wie vóór gingen, trachten het
te blijven, zco in een laatste inspanning
van zomersche kracht.
Ja, vanmiddag was het nog zomer buiter..
Op de akkers waren landbouwers bazig,
oogst-werk ot preparatiezen voor 't winter
koren, dievoor ons optimisme de charme
hadden van zomersch landbouwbedrijf. De
koeien stonden nog buiten, werden aan
den slootkant gemolken of 't zomer was.
Aan de Zwet heb ik iu den tuin aan
de Schie gezeten, 't Delftsche bootje voer
voorbijeen heel gezelschap pretmakende
jongelui zat op 't dek, op stoeltjes, luchtig
gekleed. O, de illusie was volkomen.
En dan ia 't allervreemdst, een courant op
te nemen en daarin te zien, hoe tooneel- en
opera-seizoenen in vollen gang zija. Ik keek
even naar den datum, ja, 't was toch in
orde.
Een rits afgedeunde opera's stonden
onder de annonces aangekondigdvier
voorstellingen ia deze ééne weekmuzikale
lieden kunnen profiteerenIn 't circus
„Olilanten, pony en honden", in 't Casino:
„12 Reuzenleeuwen", Hollandsche Opera:
„Tannhauser", Lyrisch Tooneel„Mikado"
Rotterdam is een kunststad. Verder
zag ik geannonceerd„Lonis Bouwmeester",
„Het groote licht", „Juffrouw Flirt", dat
wel een drama of een blijspel zal wezen,
schoon 't er niet bij staat. Wel is vermeld:
„Ameublementen geleverd door de firma
D. Prins en Co. alhier", wat de artistieke
beteekenis van het stuk trouwens voldoende
bewijst. Ik zag „de lotgevallen van jnt-
Irouw Triiby" beloold en „Cyrano de Ber
gerac". Wat al artistieke evenementen
Op een binnenpagina deelde een criticus
mede, wat hij dacht van een vertooning,
die alweer voorbij was niet veel goeds.
Wie nooit in zomersche stemming aan
Hollandsch water iD Hollandsch groen
tooneoirecensies en tooneelannonces heeft
zitten lezen, begrijpt niets van 't mal
contrast. Animo voor deze lectuur is er in
zulke omstandigheden niet.
Nog meer winterannonces„Dansen",
mededeelingen van dansmeesters, dat zy
nieuwe cursussen hoopten te openen met
nieuwe dansen in nieuw bedansvloerde
zalen. Gelegenheid tot aansluiting; club
avond Zondag half achtcursussen voor
eerstbeginneEden Zondagmiddag van 5 tot
7 uur En uitkijkend over de frisscbe
landen, stelde ik me zoo'n Zondagmiddag
voor in een benauwde stoffige danszaal
een komedie met een af waohtend auditorium,
dat de entre-acte muziek verfoeit en trap
pelt naar beginnen.
Ik nam de krant weer op, had weer de
annonces vóór me „knobbeljicht, rheuma-
tiek, ichias, zeauwstoornissen, aandoening
der ademhalingsorganen, vervetliagpijn-
looze behandeling" daaronder: Kunst
tanden. goedkoopste inrichting, gevestigd
sinds 1873, f2 per tand, f40 per gebit
Zoo'n krant is eigenlijk alleronplezie-
rigste lectuur als je in een zomermiddag
lekker-gezond aan een frisch Hollandsch
water zit. En zoo'n stad, waar zij gemaakt
is, wordt een cauchemar. De annonces
leggen het heele leventje van werken en
ploeteren daér voor je open. Als de frissche
buitenlucht er overheen slaat, je gulzigen
mond in, ligt dat daar onder je als een
benauwde droom. Al die menschen willen
wet, zeggen wat, vragen wat
Ze zijn geboren, getrouwd, overleden.
Ze bevelen hun artikelen aan. Ze roepen
sollicitanten op. Ze loven f 5 uit voor wie
een weggeloopen hondje terugbrengt. Ze
vragen een beschaafd meisje als noodhulp,
een winkeljuffrouw, een R. K. kindermeid.
Ze bieden zich aan boekhouder, bekwame
kleermaker, jong ingenieur, colporteur. Ze
prijzen een gemeubileerde voorkamer aan.
Een net burgerheer, P. G., oud 37 jaar,
vaste betrekking, wenscht in kennis te
komen met een nette burgerdochter, P. G.,
tusscben 25 en 35 jaar, om na wederzijdsch
goedvinden een wettig huwelijk aan te
gaan. Ter overname aangeboden een café,
dat een ruime broodwinning geeft.
't Gewarrel van al die geluidlooze
stemmen dringt als in een benauwden damp
naar je op. Verdoft kyk je er in neer, je
voelt je opgenomen, meêleven weer in het
allerdaagsche stadsbestaan, dat toch nu
ver van je is, maar dat in een vel annonces
zich zoo luide voor je komt manitesteeren.
En op-ziend weer, zie je de blauwe
lucht welven over de velden in zonnegJans-
praebt, en je benijdt den onbekenden man,
die daar in de verte arbeidt naast de een
zame hoeve, die wel de zijne zal zijn.
Een spoelingschuit vaart voorbij en de
boerenjongens, die haar voortboomen, stevige
knapen met zongebruinde koppen, lachen
je de pret om hun buiten-zijn tegen.
En weer in da krant kijk jeMevrouw
Flirt, ameublementen geleverd door de firma
D. Prins Co. alhier. Een jonge vrouw,
zindelijk, van buiten, vraagt beleefd wne-
schen, nat of droog, aan huis
Daar zie je dan dat Dr. Van Eeden voor
een vereeniging een speech gehouden heeft
in Caledonia, om 't gemeenschappelijk
grondbezit aan te prijzen, het leven buiten
in kolonies te verdedigen. Ea je herinnert
u, hoe hij indertijd in een Nutsrede gedaverd
heeft tegen het leven in groote steden.
Zóó heeft hij 't toen gezegd„maar is
men dwaas genoeg te beweren, dat ik in
die moderne, leelijke en afzichtelijke men-
schenhoopen, die kankergezwellen op de
schoone aarde, verpest door rook en stank
en ontaarde menschen, die men steden
noemt, moet wonen, zoolang nog één stukje
frissche groene natuur voor my open is
Als ik in een kamer zit met rookonde,
vloekende, drinkende, dobbelende menschen.
mag ik dan niet gaan in de open lucht
En waarom blijft men in de steden Omlat
men er meer geld verdienen kan, of als
mon geld heeft, er meer vindt wat men
zoo terecht „verstrooiing" noemt. Ieder
die nu liever niet „ve straoid" is, maar
gesteld op sober leven, gezond en nuttig
werken, zuivere en simpele genietingen,
woont beter buiten, dan in stad En ook
armoede is minder vreeselijk buiten, dan
in stad."
Jawel, jawel! 't Kan alles waar zijn,
maar het overwegend bezwaar tegen Dr.
Van Eeden's goeie raadgevingen is een
erbarmelijk „oiet-kunnen". Kan, wie in de
stad met handen- of geestesarbeid zijn
kostje verdienen moet, den heelen boel er
maar aan geven en ergens buiten gaan
wonen, landbouwen en vee-telen Het
harde moeten houdt ons vanzelf in de stad.
Als we vrij waren, onafhankelyk, zeer stel
lig zouden dan velen onzer, beu van het
zware stadsleven met zijn kernaisherrie van
belangetjes en bezwaartjes en lasteringetjes
en oabetrouwbaarheidjes, t lap van al dat
enerveerend gedoe, wel stellig in het buiten
wonen de rust gaan zoeken, die onze moede
geest behoeft.
Dr. Van Eeden heeft makkelyk betoogen,
hy betoogt trouwens altyd g-'-makkeiijk, op
wat woorden meer of min komt het bij
hem niet aan. Maar de consequentie!
Ik vouwde mijn krant en stapte weer
op mijn fiets. Nog een half uur was ik
in 't vrije buiten, toen reed ik de stad
weer binnen, die haar nieuwe grensstraten
vóór den Schieweg operspalkt als een ga-
pande muil. 't Rumoer van stad was weer
om me heen. En ik weet, dat ik met dezen
middagtocht den zomer achter mij gelaten
heb weer voor vele maanden. Den zomer
en het buiten.
Het Turksche rijk is voor en na tot de
helft van zijne oorspronkelijke grootte terug
gebracht. Thans bestaat het nog uit de pro
vinciën Thracië, Macedonië, Thessalië en
Albanië. Wel kan het nog op Bosnië en de
Herzegowina zekere aanspraken laten gelden,
doch in werkelijkheid zullen deze provinciën
wel nimmer meer een deel van het Turksche
rijk uit maken daar zal Oostenrijk wel voor
zorgen.
Van de vier bovengenoemde provinciëD
vormt Thracië de kern van de Turksche
macht. De bevolking bestaat voor de meer
derheid nit Mahomedanen, terwijl door Kon-
stantinopel met het centrale bestuur, het
toezicht en de orde vrij goed zijn. Rustig is
over 't geheel ook de provincie Thessalië.
Wel doen de bergvolken, en wel voorname
lijk de Klephten, zoo nu en dan eens van
zich spreken, doch dit zijn sporadische ver
schijnselen, die geen ernstig karakter dragen.
Immer roerig zijn Albanië en Macedonië.
Albanië wordt bewoond door het half be
schaafde, krijgszuchtige volk der Arnauten,
die gedeeltelijk onder elkander in aanhou
denden krijg leven.
De landman bewerkt er zijn velden met
zwaard en roer aan zijn zijde en verbergt er
den oogst onder den grond, alles nit vrees
voor onverwachte overvallen van zijn bloed
vijanden. Daar de provincie van drie zijden
door hooge bergen wordt omgeven en aan de
zeezijde door klippen en moerassige gronden
wordt beschermd, terwijl nog bovendien de
dalen en valleien slechts door smalle en
gevaarlijke passen zijn te bereiken, zoo heeft
het Turksche bewind er weinig of niets te
zeggen. Oostenrijk en Italië pogen er hun
invloed te doen gelden, doch alleen met
medewerking van de bevolking, zullen zij er
een blijvende positie kunnen innemen. Ue
meest bekende provincie is zeker Macedonië.
Zij vormt feitelijk het hart van Turkije en
doordat zij gelegen is tusscben de andere
deelen des rijks, hangt het voortbestaan van
Turkije grootendeels af van het bezit van
Macedonië. Griekenland, Servië en Bulgarije
beschouwen elk Macedonië als hun natuur
lijk eigendom. Vandaar, dat deze drie rijken
voortdurend intrigeeren om den voorrang.
Hoe het meerendeel der Macedoniërs over
eene samensmelting met een dezer landen
deukt, is onbekendzeker is het evenwel,
dit allen er uaar streven, om zich van den
Sultan los te maken. Sedert jaar en dag
verkeert Macedonië tusschen een rustig ver
zet eu eene gewapende rust. Er behoeft
maar één vonk iu bet kruitvat te komen,
om eene algeuieene uitbarsting te doen ont
staan. Het schijnt, dat deze gevaarlijke vonk
thans die plaats hoeft bereikt.
In den oorlog van 1878 tusschen RnslaDd
en Turkije is een der bloedigste gevechten
geleverd om het bezit van den Sjipka-pas.
Vanuit het noorden is deze pas de aleutel
tot Konstantinopel. Alleen met de grootste
krachtsinspanning is het toen het Russische
leger mogen gelukken, dien toegang tot de
Turksche hoofdstad te forceeren.
Ter herinnering aan dat gevecht en tor
gedachtenis aan de duizenden Russen, die daar
zijn gevallen, is thans in den pas een gedenk-
teekeu onthuld. De plechtigheid heeft plaats
gehad in tegenwoordigheid van een Russi-
schen prins van d> n bloede, vorst Ferdinand
en 40.000 man gemobiliseerde Bulgaarsche
troepen.
Deze Sjipka-feesten hebben de Macedoniërs
zoodanig opgewonden, dat overal de vaan
des opstands is ontplooid. Het getal opstande
lingen wordt reeds op 6000 man begroot, die
onder bevel van i-enBulgoarschen kolonelstaan.
Do Sultan heeft zoo spoedig mogelijk zijne
onvolledige regimenten met de reserve aan
gevuld en ruim 40.000 man is reeds in de
oproerige districten aangekomen. In het dis
trict Monaster, waar het verzet het grootst
is, werden reeds bloedige gevechten geleverd.
Rusland wil toonen, dat het voor den op
stand niet aansprakelijk is; het wascht zijne
handen in onschuld, en vandaar dat prins Nico-
laas Nikolajewitsj, Bulgarije vaarwel heeft
gezegd en per pautserschip naar Konstanti
nopel is vertrokken. Dit blijk van vriend
schappelijke gezindheid moet op het ontstem
de gemoed van den Sultan een zeer kalmee
renden indruk hebben gemaakt. Een klein
bewijs van belangstelling is deCzaar aanAbd-ul-
Haruid wel schuldig Bij het verdrag van
Berlijn zijn de vredesvoorwaarden van Parjjs,
waarbij aan den Krimoorlog een einde werd'
gemaakt, blijven bestaan. De Zwarte Zee
bleef voor Rusland's marine een binnenzee
geen Rnssische oorlogsbodem mag deDarda-
nellen passeeren.
Reeds meermalen heeft de Rnssische regee
ring beproefd, dien onnatnnrlijken band te
verbreken, maar steeds tevergeefs. Als bij-
koudere gunst, werd het de Russische vi ij-
willige vloot toegestaan, manschappen voor
Azië door de Dardaneilen te vervoeren. Thans
heeft Rusland eene bres in het belemmerende
vredestractaat geschoten. Door den Sultan is
aan Rusland de vergunning verleend, om met
4 ongewapende torpedobooten, door de
zeeëngte te stoomen. In Engeland is deze
toestemming zeer kwalijk opgenomen. Daar
beweert men, en waarschijnlijk wel terecht
dat, als heden vier ongewapende torpedobooten
door de Dardanelien mogen stevenen, morgen
met evenveel recht vier ongewapende kruisers
dit kunnen doen. Wanneer deze schepen de
Zwarte Zee hebben bereikt, kannen ze te
Sebastopol of Nicolajef in weinig tijds in
volledige oorlogsbodems worden herschapen.
In Engeland ziet men in dit geval een schen
ding van de overeenkomsten te Parijs en
Berlijn, waartegen de cöntracteerende mo
gendheden protest moeten aauteekenen. Men
weet evenwel in Londen zeer goed, dat nie
mand lust heeft, om voor Engeland de
kastanjes nit het vuur te halen.
De groote mogendheden wedijveren in
beleefdheid voor Rusland; ieder voor zich
zoekt de vriendschap van het machtige
Slavenrijk.
Duitschland's keizer wandelt, tot aan den