de tweede blad. Zondag 5 October 1902. 46ste Jaargang No. 3772. Kantongerecht Schagen. Fragmenten 1IS W. van Markel. Uit den Ouden Tijd. Ruwheid van taal en zeden. FEUILLETON. Ülinkend spittaal. Eigenaardige actualiteit. Binnenlandsch Nieuws. COURANT. Uitspraken van 2 October 1902. 4. van L., Haringcarspel, overtreding wet op' den leerplicht, 1 gld. of 1 dag. j s., 't Zand, idem, vrijgesproken wegens armoede. D op 't V., Anna Panlowna, idem, 10 gld. 0f 4 dagen. Q. D., Dirkshorn, idem, 6 gld. of 8 dagen. E. H., Egmond aan Zee, rijden met honden zonder muilkorf (art. 32 reglement op de wegen), 1 gld. of 1 dag. P. K., Winkel, idem, idem. 5. B., Kalverdijk, Dronkenschap, 1 gld. of 1 dag J. F., Eenigenbnrg, idem, idem. W. S., Barsingerhorn, idem, 2 gld. of 2 d. W. K., Ondcarspel, idem. idem. M. K., Haringcarspel, en Joh. V St.Maarten, overtreding Jachtwet, beiden 1 gld. of 1 dag. A L., 't Zand, dronkenschap, 5 gld. of 8 dagen. S. v. d. L., Enkhnizen, rijden op een rijwiei, tnsschen zonsonder- en -opgang zonder helder brandende lantaarn, 1 gld of 1 dag. W. R., Noordscharwoude, idem, idem. P. K., Schagerbrug, idem, (met rijtuig) 50 cent of 1 dag. C. GSchagen, idem, (Hondenkar,), ont slagen van rechtsvervolging. Jb. B., Schagerbrug, rijden met rijwiel zon der helder brandende lantaarn, 60 cent of 1 dag. W. H. S., Schagen, idem, idem. H. S., Wieringerwaard, idem (met rijtuig) 50 cent of 1 dag. P. V., Schagen. idem, idem. J. T., Zijpe, (Belkmarweg) idem, 1 gld. of 1 dag. H. van B., Schagerbrug, idem, idem. J. B., Dirkshorn, idem, idem. P. J. S., Noord-Scharwoude, idem, idem. J. d. W., Zijpe (Buurtje), Dronkenschap, 2 gld of 2 dagen.' J. B., Barsingerhorn (Kreil,) Overtreding wet op den leerplicht, 2 boeten van 1 gld. of 1 d. UIT o O— O— Inleiding. Wij Hollanders staan bekend als een nuch ter verstandsvolk, dat maar zelden zijn ver beelding den vrijen teugel laat. Bodem en klimaat hebben ons van de oudste tijden af- aan gedwongen tot arbeid en inspanning, in tegenstelling met de bewoners van meer be voorrechte landen, waar de natuur zelf hun als het ware heur schatten in'den schoot komt werpen, waar de mensch kan droomen en mijme ren bij eindeloozen bloemengeur en eeuwigen zonneschijn. Maar toch, geen volk zóó arbeidzaam en nnchterverstandig, of het heeft soms af en toe behoefte, met den geest in vervlogen tijden rond te dolen. Trouwens, niets is be grijpelijker, want dat Verleden is de moeder van het Tegenwoordige. We kunnen ons er niet aan onttrekken. Telkens en telkens worden wij er aan herinnerd Een oude munt, gevonden op het veld van onzen arbeid, voert onze gedach ten naar vroeger dagen terug; een overgebleven slottoren doet ons onze verbeelding het gansclie slot weer opbouwen en bevolken met de gestalten van vergane geslachten een woord, een uitdrukking, een spreekwijze, met taaie levenskracht van eeuwen her bewaard geble ven tot op den huidigen dagde natuur om ons heen en de bodem die ons draagt, alle zijn ze even zoovele aanleidingen voor den menschelijken geest, om de vleugelen uit te slaan en over de kloof der tijden heen te vliegen, die het Heden van het Verleden soheidt. Allernatuurlijkst echter zal daarbij de mensch in de eerste plaats belangstelling in de geschiedenis van zijn eigen woonplaats aan den dag leggenSchagers begeerden bij voorkeur het verleden van Schagen te kennen en waar het ontbrak aan historische gege vens, daar is men zelfs gaan fantaseereD, om voor zijn retrospectieven weetlust toch maar eenige bevrediging te vinden. Zoo vinden we in de Kroniek van Dirk Burger van Schoorel, als poging tot woord verklaring, het volgende acrostichon Soo gy rau vnand hoord,die na myn na tra kwam vragen, Cigen heet ik eerat, maar na ia heel ik Schagen. Al oad ii mya begin, wanneer ik ben gebmd, QaneeH zeeker en gewis, ik ben veel jaren oad. En zoo gy 't weien wilt, ik zal n regt verk'aren. Na men drie hoodert achreel, en vier-en dertig jf.ren. Uit geen enkel handvest, rekening of eenig ander document is echter tot heden ooit gebleken, dat de naam Schagen vroeger C a g e n zon geluid hebben, („wegens de menigvuldige Cagen", voegt Dirk Burger er bij), en het beele versje is dan ook niets anders dan een aardige bijdrage tot de kennis van 's mans vernuft, een etymologie, bijkans even vermakelijk, schoon minder geniaal, als verscheidene van Bilderdijk, waar een taal- vorscher als Professor Verdam nog dagelijks om zit te schateren van pleizier. Vermakelijker nog, om hnn verregaande naïveteit, zijn de volgende etymologische proefjes van Schageu's kroniekschrijverHij aeeft het over „de eerste Perzoonen'' en zegt dan„Daar was een Perzoon die Tjalle genaamd wierde, die heeft de hoogte van Tjallewal gemaakt. Aaf, de Zuster van deze voorschreven Tjalle, maakte een hoogte genaamd Avendorp Deze voorschreven Tjalle zyn zoon, Lotaris, die maakte de Loete, tegenwoordig aan Schagen. Nog wasser een Perzoon genaamd Kresing, die maakte Kresing-werff. Lotaris hadde een zoon die Tjaard was geheeten. die maakte Tj aars-dorp, met zyn Wyf en Kinderen. Nog een Perzoon die genaamd wierde Greëte ofte Groote, die maakte Grootewal. Tjalle en Kresing, doe zy oud waren, maakten zy met malaundoren, de Oudemans Kaagshoogtens by Schagen. Daar was ook een Weduwe, die Nessa genaamd wierde, die maakte de Nesch met eenig volk. Deze Nessa voorschreven, hadde een Broeder die was genaamd Wiebe, die heeft Wiebe- werff gemaakt. Luytke heeft Luttjewal gemaakt, daar de buurte by malkander kwamen. Nog wasser een die wierde Hemke ge naamd, die heeft Hemkewerff gemaakt. Nog wasser een Jan, die maakte met zyn volk een hoogte, en riep dagelijkx, als zy aan 't werken waren, haal, myn kinderkens haal, ik zal 't u wel betalen, wierd tegen woordig nog de Halen genaamd". Die laatste naamsverklaring doet stellig de deur toe Ook het wapen van Schagen heeft de verbeelding van sommigen in beweging gebracht en in verband met den naam Mag- nuslaan, heeft het de phantasie het aanzijn doen geven aan ridder Magnns van Schagen, waarvan men te vertellen wist, dat hij (onder graaf Willem I ter kruisvaart getogen) in 1219 aan de verovering van de stad Damiate zou deelgeuomen hebben. Evenwel, op geen enkelen redelijken grond. Naar alle waar schijnlijkheid is de Reus met de knots in het Schager wapen niets anders dan een metamorphose van Schagen's schutspatroon, den heiligen Christophorus, nadat de bevolking grootendeels Hervormd geworden was. Een metamorphose, waarbij de mijter voor den krijgshelm, de kromstaf voor de oorlogs knots hebben plaats gemaakt. Doch ook dit is nog niet met zekerheid vastgesteld en zoodoende zouden wij dus slechts een gis sing voor een phantasie in de plaats stellen. Of wij dan, met betrekking tot het Ver leden, aan de phantasie alle recht van spreken willen ontzeggen Volstrekt niet. Integendeel, wij verklaren haar zelfs in dezen voor geheel onmisbaar, om deD geest der vervlogen tijden te leeren kennen Waar men een wapenrusting ziet, daar moet de ver beelding bij machte zijn, zich daar het lichaam van den krijgsman in te denken. Waar men het steenen werktuig terugvindt, daar moet men zich dat kannen voorstellen in dienst van de spierkracht des werkers. Met andere woordende verbeelding wordt wel degelijk vereischt, doch moet uitgaan van onomstootelijke feiten en zóó ook willen wij pogen, n af eu toe in dit blad het ver leden van Schagen te doen zien, zooals dat ons zelf, bij stadie en verbeelding, onder het oog gekomen is. Aan een doorloopende geschiedbeschrijving is daarbij echter niet te denken. Die zou slechts opgebouwd kannen worden uit rekeningen, charters, enz., en tal van documenten zijn nog altoos niet doorzocht, terwij! er, wie weet hoevele, niet eens meer zullen bestaan. In eenige volgende nummers geven wij den belangstellenden lezer dns, in overeen stemming met den titel, niets meer dan enkele fragmenten uit de geschiedenis van Schagen. Amst. S. J. van Heijstebvelt. Braaf afgehaald zijnde, wierd hem nog maals gevraagt, of hij 't feit bekennen wilde Maar de negative spelende, was het wederom met versse Gardens „Neem gij," eD „Geef 't hem. Kees-neef 1" en dat zoo lange, dat hij op 't laatst zoo gedwee wierd dat hij 't bekende. Naderhand wierd hij agter 't Stadhuis in 't publyk op het schavot, met den Rnikerd boven zen kop, zoodanig gegeeseld, dat hem het bloed in de boxze liepvervolgens wierd hem zen bek opgesneden en toen mede in 't Spinhuis gebannen." Ziehier, lezer, een bijdrage tot de ruwheid van het volksleven dier dagen en die we n i onveranderd weergaven, om u tevens een staaltje van den gewonen volkstoon te schenken. —o—o—o— In een vorig nummer vau dit blad deelden wij een beulsrekening meê van 1712. waaruit bleek, hoe wreed de straffen destijds waren. En toch, hoe wreed ze mochten wezen, ze maakten nochtans weinig indruk op het volk Zoo vertelt Van Spaan, in zijn Schermschool der Huislieden, van iemand het volgende „Het gebeurde eens, dat hij, te Rotterdam gekomen, aldaar van een Meid, die met Salade omliep, een Ruikerd koft. Deze Ruikerd bond bij om 't einde van een stok en stak in 't midden van den Rnikerd een Pennemes, 't geen het heft afgebroken was, met de punt nitwaardsdit wel te deeg verzekerd en vastgewoeld hebbende, marcheerde hij, zoo dronken als hij was, met honderden van jongens agter zich, de Stad door. „Hierop riep de eeue jongen „Houd je roer regtDe andere„Laat je zwaard val len Een derde vatte hem bij de schooten van zijn wambes, en ringelde hem dat hij bijna ter neder tuimelde. (Men ziet hieruit, dat de straatjeugd destijds al niet veel beter was dan tegenwoordig). Hierop liep hij de Jongens na, en sneed er na of hij dol was, dog dewijl de Jongens gaauwer in 't loopen waren als hij, kon hij er niet één beet krijgen. Eindelijk komt deze Drenkeling (dronkaard) omtrent den Doelaldaar komt hem een Blei kers Meid met een kruiwagen tegen hierop zeide hij tegen de Meid: „Hier Meisje,ruik eens!" en gaf er met eenen een brave veeg in den bek. De Schout en Dienders, toen juist in den Doel zijnde, en 't geschreeuw hoorende, kwamen ze welhaast voor den dag stuiven. Toen ze nu zagen hoe 't laken geschoren was, vatten ze hem bij de lappen, smeten de paternosters om zen handen, haalden het mes uit zen zak, en maakten zen boxband los, die ze hem met de andere hand deden vasthouden, en dus bragten ze hem onder het stadhuis, alwaar hij, ondervraagt, het feit wel stout en assnrant ontkende. Hierop de Schoorsteenveger ontboden zijnde (dit was een diender, die van het hoofd tot de voeten met een linnen kazak bedekt en daardoor onkenbaar was, om te voorkomen, dat de door hem gegeeselde zich later op hem zon kunnen wreken.) Hierop de Schoor steenveger ontboden zijnde, trok hem die zijn wambes en hemdrok uit, en stroopte hem het hemd over de schoudersen dus, met het bovenlijf naakt, wierd hij aan een katrol, die boven aan den zolder vast is, met de handen omhoog gehaald, werdende zijn voeten ook bij malkanderen gebonden, en aan een kram in den vloer verzekerd. In dit postuur staande, wierd hem nogmaals gevraagt of hij 't feit bekennen wilde of niet, of dat ze hem zoo ongenadig zonden laten geeselen, dat hem de lappen om de ooren zouden stui ven. Dog even hardnekkig blijvende, zat er de Schoorsteenveger met ronde Baleinen of excellente Gardens, fits, fats, zoodanig op, en streek, dat het een lust om te zien was. „Hierop begon hij te dansen en te zingen van Fnnladeral», Tantarelara, Tontiery, tou'arv lourcyne. Bij mea en by knijf Zeer digt op dat lijf Met Roeden en ronde Baleinen, la, la Met Roeden en ronde Baleinen dog hoe hij dit zingen meiude, kond gij wel denken. Door OTTO ELSNER. 0-0-0— 86. Ofschoon deze mededeelingen den Dotaris reeds zeer interesseerden, een bericht, dat hij in den loop van den volgenden dag ontving, was bjjzonder in staat, hem opgewonden te maken. Men deelde hem namelijk mede, dat tegelyk met den zieke, of weinige dagen na zijn komst, een vrouw gekomen was. Waarschijnlijk hoorde die in Duitschland thuis. Aan haar zorgen was de krankzin nige voornamelijk toevertrouwd zij was de teiige persoon, die met den armen man in aanraking kwam. „Wie ter wereld kafi dat zijn?" vroeg de notaris zich af. Op zijn verdere vragen schilderde men hem de vreemdelinge af a's eenvoudig, stil ®n treurig. Zy maakte den indruk, alsof het noodlot haar reeds zwaar had bezocht »oor den zieke was ze goed en hefdevol. Als een moeder voor haar kind, "re goed was de vrouw voor den krank zinnige. Dat hadden de menschen gezien, als 21J er getu'ge van waren, dat beiden bij mooi weer eens rondwandelden. Daardoor scheen het lot van den zieke ook niet zoo ^-slshet geweest zou zijn wanneer dr. ^eiffa alleen het toezicht liad gehad. Wantdit he^deeD woea'aar(i en een elk, die hem e' zou er wei voor oppassen, hem een ^®ke toe te vertrouwen. Voor den notaris vormden al deze mededeelingen een bijna onoplosbaar raadsel. Maar bij zeide zichzelf ook, dat de eenige sleutel om het op te lossen, daarin bestond, dat hij de vreemde vrouw leerde kennen en haar vertrouwen trachtte te winnen. Het werd den notaris niet gemakkelijk gemaakt, om dat doel te bereiken. Eerst week zy hem schuw uit den weg. Maar de gladde menschenkencer wist, hoe hij den weg tot dit gesloten karakter moest vinden. Van zijn lippen vloeide de huichelarij, de fijnste vriendelijkheid. Zijn plannen werden ondersteund door het feit, dat dr. Delffs afwezig was. Hij was op re.s naar Zwitserland, om een nieuwen zieke af te halen. „Weder een offer vroeg de notaris met schijnbaar verontwaardigd gelaat. „Zoo zal het waarschijnlijk zijn", ant woordde de vreemdelinge. Zy ontstelde toen zy vernam, met wien ze sprak. Notaris Gelzioger - dat was de naam, die steeds op de lippen van haar zieke zweefde, wanneer de krankzinnigheid minder erg was. Om hem riep hij steeds in zijn batige uren, hem wenschte hij te zien soms beval hy, onder de grofste bedrei gingen, dat men hem zou roepen; hem noemde hij de bron van ai zijn ellende. Dat laatste begreep de notaris niet. De vreemdelinge deelde hem mede, dat zij Magdalena Bertius heette. Over haar eigen leven wilde zij abiioluut niets zeggen. Dat moest een geheim blyven en bad met deze kwestie ook nuits te maken. De plaats als verpleegster was haar onverwacht, zonder dat ze wist door o—o—o— Een deel onzer lezers weet waarschijnlijk, dat verleden jaar te Bazel geconstitueerd is een „Internationale Vereeniging voor wette lijke bescherming der arbeiders". Haar zetel is gevestigd in de genoemde Zwitsersche stad, waar tevens als haar blijvend orgaan is opge richt een internationaal bureau, hetwelk voor namelijk tot taak heeft, gegevens te verza melen en te verwerken, omtrent de arbeids wetgeving, de uitvoering en de werking ervan in de verschillende landen. Ter wijl de vereeniging haar nationale afdee- lingen heeft tot nu toe zijn, behalve ons land, aangesloten Zwitserland, Duitschland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk en België is haar doel, door nanwkenrige bestudeering der feiten en door daarop gegronde actie, zooveel mogelijk overeenstemming te verkrij gen tnsschen de wettelijke regelingen in alle betrokken landen, en den tijd voor te bereiden, waarin die overeenstemming een volledige zal worden. Te dien einde tracht zij ook voe ling te hebben en te houden met de regee ringen, die zich in het internationaal bestuur der vereeniging kunnen doen vertegenwoor digen. Daarvan heeft onder andere de Neder- laudsche regeering gebruik gemaakthaar vertegenwoordiger is de heer Talma, het lid vau de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Onnoodig, te drukken op het hoogo belang van de bemoeiingen dezer vereeniging. Voor de vrienden eener ingrijpende arbeidswetge ving kan zij niet alleen een steun zijn inzóó- ver, als zij voor achterblijvende landen een prikkel zal worden tot beter voorwaarts- schrijden op den ingeslagen weghaar betee- kenis ligt ook hierin, dat de beoogde overeen stemming tusschun de bepalingen in de ver schillende wetgevingen verscherpte voorschrif ten voorzooveel de export-industrieën betreft, zullen vergemakkelijken. All rminst behooren wij tot dezulken, die verkondigen, dat de wetgever voor maatregelen ter bescherming van de arbeiders moet terugdeinzen, omdat onze vaderlandsche industriëelen dientenge volge niet zouden kunnen mededingen op de wereldmarktwant een behoorlijk bescherm de, en daardoor werkkrachtige arbeidersbevol king is naar onze schatting juist óók een industrieel belang. Doch dit neemt niet weg, dat de strijd voor het erlangen van doeltref fende wettelijke beschermings-voorschriften een minder zware zon zijn, indien aan de oppositie het wapen van de concurrentie op de wereldmarkt feitelijk uit de handen kon worden geslagen. De vorige week nu heeft de vorenge noemde internationale vereeniging te Keulen haar algemeene vergadering gehouden. Man nen van de wetenschap, vau de industrieele practijk eu van de sociale politiek wareu daar bijeen. Aan de orde waren het vraagstuk van den nachtarbeid van vrouwen, al»mede dat van die industrieën, die bijzonder gevaarlijk zijn voor de gezondheid der werklieden, met name van de phosphor- en de loodwit- indnstrieën. Al die onderwerpen werden ten slotte ver wezen naar internationale commissiën, die in een volgende bijeenkomst nauwkeurig uitge werkte voorstellen moeten doen op de grond slagen, welke reeds ditmaal zijn vastgelegd. Wij bepalen ons tot het vermelden van die grondslagen len aanzien van het eerstvermelde onderwerp, waaromtrent genomen werd het navolgende besluit De stand van de wetgevingen ter zake van den nachtarbeid van vrouwen, alsmede haar invloed op den toestand der nijver heid in 't algemeen, op dien der nijver heidsondernemingen en der arbeiders in 't bijzonder, rechtvaardigt principiëel een algemeen verbod van dezen arbeid. Een commissie onderzoeke de middelen om dat algemeene verbod allerwege tot werkelijk heid te maken, en hoe de thans nog daarop bestaande uitzonderingen snel kunnen wor den weggenomen." Met betrekking tot dit onderwerp maakt Nederland stellig geen slecht fignnr. Want zooals men weet, is reeds krachtens onze wetgeving het verbod van nachtarbeid voor vrouwen volstrekt algemeen, en geldt daarop totdnsver geen enkele uitzondering. Maar men weet eveneens, dat op het woord „tot dus ver" de klem moet vallen, aangezien door den minister Kuyper bij de Staten-Generaal aan hangig is gemaakt een wetsontwerp om, ten behoeve van het haringspeeten. in dit verbod een eerste bres weliswaar een kleine bres, maar toch een bres te schieten. Zoo heeft het te Kenlen genomen besluit voor ons land eigenaardige actnaliteit. Het verklaart in de hoogste mate gewenscht de wegneming van bestaande uitzonderingen. En Nederland staat juist op het pnnt, voor de eerste maal een uitzondering toe te laten. Geenszins miskende men te Keulen de mogelijkheid, dat het ten slotte ondoenlijk zal blijken, met alle nitzonderingen te breken. Maar wat men heeft willen betuigen, is dit zij mogen niet bestendigd en nog veel minder gemaakt worden, tenzij de ondoenlijkheid der toepassing van den regei op alle industrieën boven eiken twijfel is verheven. Is dat bewijs door de Nederlandsche regee ring voldingend geleverd ten opzichte van haar wetsvoordracht betreffende het haring speeten Naar onze meening op het oogen- blik, waarop wij deze regelen schrijven, nog niet. Tot rechtvaardiging van die meening zouden wij in bijzonderheden moeten treden, waarop onze lezers wel niet belust zullen zijn. Laat ons daarom slechts dit zeggen al behelsde de Memorie van Antwoord een vrij- wat deugdelijker pleidooi, dan de hoogst gebrekkige Memorie van Toelichting geleverd had, toch bleef er ook na de eerste nog ruimte voor twijfel, die geheel zou mooten zijn weggenomen, opdat wij vrede zouden kunnen hebben met de aanneming van het wetsontwerp. Zooals men kan weten, is de openbare beraadslaging erover reeds achter den rug, en de beslissing reeds gevallen. In allen ge valle is gebleken, dat onze geestverwanten in de Kamer zich daarbij geplaatst hebben op dit standpuntóf wegneming van eiken twijfel omtrent de noodzakelijkheid, óf ver werping. Dinsdag j. 1. had eene publieke verhuring plaats vanwege den POLDER WAARD en GROET, van 8 perceelen bouw land, tezamen groot pl. m. 25 H.A., gelegen langs den zeedijk van den polder, in de gemeenten Winkel en Barsingerhorn. Vijf perceelen zijn verhuurd en wel als volgt: 1. A. Pater, Kolhorn, voor f 205. 2. P. de Graaf, Kolhorn, voor f 280. 3. K. Por- tegijs, Kolhorn, voor f 120. 4 en 5 dezelfde, voor f 450.De verhuring is geschied voor den tijd van 6 jaren. Een lastig geval. Een weduwe, door den kantonrechter te ROTTERDAM tot geldboete veroordeeld, was niet bij machte dat te betalen, en werd dus ontboden tot het ondergaan der vervangende drie dagen hechtenis. De vrouw kwam, en bracht liare zes kinderen, waarvan het oudste 12 jaar, mede, want zij kon hen toch niet alleen in huis laten. Als de heeren de kinde ren zoolang hier wilden houden. Daarin had den de heeren niet veel zin, en zagen even min kans aan het geval een goede oplossing te geven. Moeder werd met haar kroost dus maar weer naar huis gezonden Dievenbende gesnapt. De „Limburger Koerier" meldt Sedert maanden reeds werd de driehoek, gevormd door Vaals—Maastricht—Luik on veilig gemaakt door ontelbare diefstallen. Geen plaatsje is onbezocht gebleven. In wie, aaDgebcden geworden. Hoe dr. Delffs op haar zyn keus had gevestigd, was haar tot dusverre nog een raadsel. By zijn geslo ten karakter viel het hem natuurlijk niet in, haar dat te vertellen. En zij vroeg er den arts ook niet naar, omdat ze den diepsten afschuw voor hem gevoelde. Hy had haar genomen als verpleegster voor een krankzinnige, maar langzamerhand was zij tot de con clusie gekomen, dat de zieke niet moest genezen, maar zoo vlug mogelijk uit den weg geruimd. „Help mij vroeg ze den notaris „Geef me middelen, wijs me een weg aan, om het deel van dien afschuwelijken man te verijdelen.Myn leven is zonder dit reeds zoo vervuld van kommer en ellende, dat ik niet opnieuw medeplich tigheid aan een misdaad op mijn geweten laden wil." „Kan ik den zieke niet eens zien?" vroeg hij loerei-d. „U zult hem zien Ge kunt geheel over mij beschikken.Ik heb slechts die eeDe gedachteden armen man, wiens dagen geteld schijnen, aan de klauwen van dien gier te ontrukken, aan wien hy als prooi is overgegeven." Hilde keek strak voor zich teen. Voor haar lagen brieven uit Zweden. Zy las ze weer, en nog eens weer. De inhoud ervan gat haar blijkbaar zeer veel hoofdbrekens. „Die Dr. Delffs is een schurkzeide zij „Ik vrees, dat ik me in hem heb vergistZijn bedoeling is alleen om zoo mogelijk mij nog meer geld af te persenVan de week zal hij, meent hy, sterven Zij sidderde, alsof zij bang was zyn naam uit te spreken. De bediende kwam binnen en bracht een nieuwen brief. „Weer uit Zweden I" zeide Hilde, ter wijl ze haastig het couvert losscheurde en den inhoud met gretige oogen doorlas. Plotseling stiet ze een kreet uit. „Barmhartige God Ook dat nog Moet ik dan den lijdenskelk tot den bodem ledigen Als door furiën gejaagd, sprong ze op haar paard en reed naar de plaats waar zy een rendezvous zou hebben met Axel. Hij wachtte haar reeds. Wanneer ze scherp had opgelet, had ze moeten zien, dat hij een brief wegstopte juist toen ze naderde. Die brief droeg het zelfde poststempel en was door dezelfde hand geschreven als die, we'ke Hilde zulk een ontzetting had ingeboezemd. Hilde wierp zich snikkend aan zijn borst. „Je zult je zin hebben fluisterde ze „Ik wil de jouwe wordende jouwe voor de eeuwigheid Maar in de allereerste plaats weg van hier weg uit deze lucht, die my verstikt, weg van deze menschen, die ryij en jou hatenin een ander land, ver weg van hier, willen we oes thuis opslaan Jy en ik, ik en jij zonder eenigen omgang... zonder her inneringen. Daar, ik zweer het je, zal ik je vrouw worden. Maar, niet waar, eerst brengt ge mij weg van hier „WaDneer .wil je, dat we vertrekken?" „Morgen vandaag dadelijk ant woordde ze met trillende stem. Hij dacht een oogenblik ta. „Laten we ons vertrek op overmorgen vaststellen IIk moet nog vele zaken in orde brengen. Want, geloof me, Hilde, het is een zeer zware stap, dien ik ga doen, en daarenboven is het plicht, de ge volgen te overwegen, welke die stap na zich kan sleepen." Z:j zag niet den treurigen, byna dreigen den blik in zijne oogen. Zij hoorde niet den grooten ernst, die er in zyn woorden lag. Zijn kus zocht ze, om hem met graagte van ziju lippen te drinken, als ware het bet eenige middel, om de gedachten te dood9n, welke door haar hoofd raasden. „Ik heb je lief, Axelsnikte ze. Het antwoord vernam ze niet „Hij komt niet!" mompelde Hilde. De dag liep reeds ten einde, waarop Axel haar halen zou, om met hem voor altijd het kasteel Everest te verlaten. Hilde had niet de minste voorbereidin gen getroffen. Deze moesten, cm geen ach terdocht te wekken, achterwege blijven. Niemand mocht ook maar eeuigszins vermoe den, wat plan zij hadden. Zij zouden zoo veel baar geld meenemen, als maar eenigszins mogeiyk was. Axel beschikte, sinds hy met zijn moeder weer op goeden voet leefde, over een aanzienlijk inkomen en Hilde had eveceens een geduchte som los gemaakt. Zoodoende was het een aanzien lijk vermogen, waarover zij konden be schikken. Daarmede konden zij overal op de meest onbezorgde wjjze leven. Axel wilde zoo publiek als moge lijk was op het slot Everest komen, om haar voor een ritje at te haler. De menschen zouden de hoofden wel bij elkaar steken, maar dat was zonder belang in vergelijking met wat zy later toch te weten zouden komen. Zy zouden zich

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5