"transvaal.
Zondag 9 Maart 1902.
46ste Jaargang No. 37J 2.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Het A 15 C
VAN HET LEVEN.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGE
UoerBnover win r» i n e
bij KlerUsdorp.
- (o) -
Het eerste nitvoerige bericht over dit
Boeren-sncces vinden we in het Handelsblad,
dat het aan de Standard ontleende, en is,
dankt ons, de moeite waard in zijn geheel
te worden overgenomen, want men krijgt
daaruit een duidelijk beeld van dit gevecht.
Maandagavond trok de colonne Yster-spruit
over, op twaalf mijlen afstand van Klerksdorp,
en kampeerde boven de spruit. Daar langs
den geheelen weg van Wolmaransstad geen
Boeren waren gezien, kregen kolonel Murray
en kapitein Percival verlof van kolonel An-
derson, die het bevel over het convooi voerde,
om dien avond naar Klerksdorp te rijden met
het detachement van Paget's ruiterij. Door
hun afwezigheid werd de effectieve sterkte
van het escorte tot 680 officiereu en man
schappen teruggebracht. (N.B. Wij brengen
in herinnering, dat de officieel door lord
Kitchener opgegeven verliezen reeds 648 man
bedragen.)
In den namiddag begaven een aantal com
mando's zich snel naar de verzamelplaats, door
De la Rey voor den aanval op het convooi
gekozen, terwijl 200 Boeren werden afgezon
den om tegelijkertijd langs Schoonspruit
het vee weg te voeren dat daar onder
bescherming van de blokhuizen graasde.
Deze laatste aanval mislukte totaal, daar
de blokhuizen den vijand gemakkelijk afsloe-
6en-
De aanval op het convooi slaagde echter
maar al te goed. Het blijkt, dat de Boeren
aanvoerder zgn 1300 man heeft geconcentreerd
uit het noordwesten naar een punt dicht bij
zijn plaats van aanval en ze toen, onder be
dekking van een stikdonkeren en regenach-
tigen nacht, voorzichtig en geruischloos leidde
tusschen het slapende Britsche kamp en de
stad Klerksdorp. Inderdaad had hij zijn plan
nen met groote zorgvuldigheid en juiste ken
nis van het terrein beraamd.
Het convooi was Maandagavond gekampeerd
binnen Ysterspruit, of tusschen dezeen Jagd-
spruit. Beide stroompjes loopen evenwijdig
uit het noordwesten in de Vaalrivier. De weg
van Wolmaransstad naar Klerksdorp loopt
dwars over de spruiten. Ysterspruit kan ge
makkelijk worden overgetrokken, maar Jagd-
spruit is slechts doorwaadbaar bij de drift,
daar de oevers zeer moeilijk zijn.
Op ongeveer 600 ellen of minder links
van den weg, als men naar Klerksdorp gaat,
is een kruipelbosch dat aan vijf honderd rui
ters gemakkelijk dekking kan verschaffen.
Van dit punt werd de eerste aanval onder
nomen.
Dinsdagmorgen ongeveer half vier spande
het convooi in en toen, terwijl het nog duister
was, trokken de kanonnen in de voorhoede
op, begeleid door de Yeomanry. Een deel
van de Northumberland Fuseliei s met detache
menten van andere bataljons, vormden de
flankbedekking, en de rest van de „Fighting
Fifth" (het vijfde bataljon Yeomanry) maakte
de achterhoede uit.
Om vijf uur, toen het hoofd van het convooi
voorbij het kreupelbosch trok, klonk een salvo
uit het hout en de kogels floten door de linies.
Op dat oogenblik begon de dag juist aan te
breken.
Nadat de eerste verrassing voorbij was,
werden de kanonnen dadelijk op het kreupel
hout gericht en doorwoelden dit met kartets
vuur. De pompom en de twee Maxim's namen
dra aan dit vuur deeh De fuseliers op deze
flank en eenjge Yeomen wierpen zich plat
neder en beantwoordden het vuur der Boeren
met geregelde en goed gerichte salvo's.
Majoor Enderley, die het bevel voerde over
de fuseliers, leidde zijn mannen steeds nader
aan het kreupelhout onder afdoende bedek
king der kanonnen. Sergeant-majoor Mac
Donald, die zich in den tegenaanval bijzonder
onderscheidde, werd ongelukkig doodge
schoten.
De Boeren, die in het kreupelhout waren
verborgen, konden niet langer weerstand
bieden aan het kartetsvuur en de dichte
salvo's der infanterie. Na een half uur vurens
verslapte de aanval, en trokken zij klaar
blijkelijk terug in het dichte hout.
Klaarblijkelijk was het gevecht hier geëin
digd. Kolonel Anderson, die de operaties had
geleid, staande naast de kanonnen, zond
majoor Enderley naar de achterhoede om daar
het bevel op zich te nemen. Het gevecht
was op dit oogenblik gestaakt, het vuren was
bijna onmiddellijk opgehouden.
Maar nauwelijks waren de wagens in bewe
ging, of de Boeren, die het kreupelhout had
den verlaten, galoppeerden terug naar de lin
kerflank (dezelfde zijde dus) en deden een
tweeden aanval met buitengewone stoutmoe
digheid en bewonderenswaardigen moed.
Enkele vijanden reden tot honderd ellen van
onze linies, vurende uit het zadel.
Daardoor werd verwarring gesticht in de
colonne. De muilen, verschrikt door het oor-
verdoovend geraas zoo dicht bij hen, en door
de kogels, die van tijd tot tijd een dier trof
fen, werden onrustig. Een paar bespanningen
sloegen op hol en trokken de wagens hol
derdebolder in de Jagdspruit, waar ze omver
geworpen en verbrijzeld werden. Slechts met
de grootste moeite konden de overige bespan
ningen in de hand worden gehouden, terwijl
het escorte door zijn aanhoudend vuur ook
dozen aanval met succes afsloeg.
Wederom kwam er een stilstand in het
gevecht en opnieuw werd bevel gegeven
voorwaarts te gaan. Toen de bespanningen
langs den weg stapten, scheen het werkelijk
of verder alles goed zou gaan. Maar de Boe
ren waren niet verslagen; zij benutten de
pauze slechts, om een derden, zelfs meer be
slisten aanval voor te bereiden.
Met volkomen geringschatting van de ge
volgen, reden zg naar en langs de flanken
en vertoonden zich ook voor het eerst in de
achterhoede onder bedekking van Ysterspruit.
Door voorbeeldelooze roekeloosheid en door
het gewicht van hun overmacht trachtten
zij de verdediging der onzen neer te rijden
en te overweldigen.
Zoodra bemerkt werd, dat deze besliste
aanval tot het eind zou worden doorgezet,
werd bevel gegeven, de wagens over den weg
te trekken en op rijen van vijf op te stellen.
Tegelijkertijd namen de kanonnen stelling
op een weinig hoogeren grond, links van het
front, en begonnen zij te vuren op de Boeren,
die de linkerflank en de achterhoede char
geerden.
Doch niets kon den vijand tegenhouden,
die met onweerstaanbare kracht en ongewoon
elan voortrukte. Het werd er niet beter op,
toen de muilen onder hevig vuur werden ge
nomen en, verlaten als vele bespanningen
waren, door de Kafferdrijvers, die onmiddellijk
nadat het vuur hervat werd, waren gedeser
teerd, in ernst op hol sloegen. Enkele renden
langs den weg en kwamen om in J agdspruit;
andere maakten rechtsomkeert en sleurden
de wagens langs onze flank, waardoor een
aantal verdedigers tijdelijk buiten gevecht
werden gesteld en overal heillooze verwarring
werd gesticht.
Meer dan twee uren lang hield het escorte
zich de tweevoudige overmacht van het lijf,
toen werd het verspreid en kon het niet
langer weerstand bieden.
Een paar minuten lang werd er verward
gevochten en toen was 't uit. De Boeren ga
loppeerden langs de linies, uit het zadel
vurende op eiken man die een greintje neiging
vertoonde om tegenstand te bieden, totdat zij
de kanonnen bereikten, die thans onbeschermd
waren, behalve door de ongewapende artil
leristen en in hun handen vielen.
In de achterhoede hadden Northumberland
Fuseliers, die afgesneden werden, zich nog in
staat gezien, zich over eenigeu afstand door
don vijand heen te slaan. Hun munitie was
reeds lang verbruikt, maar, wat nood, zij
zetten de bajonets op en chargeerden. Hun
moed vermocht echter niets tegen hun goed
gewapende en flink bereden vijanden; zij
werden overweldigd.
Om zeven uur was de tegenstand gebroken
Het veld was met dooden en gewonden
bezaaid, de gebroken wagens, de verschrikte
paarden en muildieren voltooiden een tooneel
van onbeschrijflijke verwarring.
Eerst toen generaal De la Rey zelf aankwam,
werd de orde een weinig hersteld. Velen van
zijn mannen hielden zich onledig met het
uitkleeden der gewonden, maar hij maakte
daaraan een eind door een ruim gebruik te
maken van den sjambok. Hij kon echter niet
overal zijn en zoodra had hij zich niet omge
keerd, of achter zijn rug werd het berooven
van dooden, gewonden en gevangenen hervat.
Dooi
IDA BOY-ED.
Het was ongelukkig dat geen enkele van
de colonnes in de onmiddellijke nabijheid aan
het convooi hulp kon verleeuen, en dat ook
uit Klerksdorp niet voldoende hulp kon worden
gezonden. Zoodra het kanon- en geweervuur
werd gehoord in de stad, verzamelde kolonel
Murray 200 bereden manschappen, onder wie
80 National Scouts, onder generaal Andries
Cronje. Zij kwamen aan de Klerkdorpsche
zijde van Jagdspruit aan, juist toen het vuren
ophield, maar toen waren de Boeren meester
van het slagveld.
Kapitein Percival kwam met enkelen van
zijn mannen aan de drift, toen alles voorbij
was. Zoodra de Boeren het kleine troepje
ontwaarden, kwamen zij in zulk een overwel
digend aantal aanrennen, dat slechts de keus
overbleef om terug te trekken naar een kopje
buiten de stad.
Tot zoover de beschrijving van het gevecht.
De correspondent stelt de Britsche verliezen
met uitzondering van de gevangenen
op vijf officieren en 48 man gesneuveld, zes
officieren en 123 man gewond. Het gevecht
had plaats op negen mijlen van Klerksdorp
en was duidelijk zichtbaar voor de inwoners
der stad van een naburige hoogte.
Zwervelingen.
Op den Dam.
Drie uur in den afgeloopen nacht
Uit de hoofdwacht klinken commando's
voor de aflossing, die uit het wachtlokaal
langs verschillende wegen opmarcheert.
Het geluid is weggestorven, alles doodstil,
totdat uit de Kromme Elleboogsteeg kinder
stemmen klinken.
Drie meisjes sluipen langs Zeemanshoop,
al loerende, naar de Kalverstraat. Omkijkende,
roept een van haar met gedempte stem:
„Puntje, Puntje, kom maar, de piotten bin-
nen weg!"
Op deze waarschuwing strompelt uit de
steeg een mismaakt kereltje, dat zich bü de
drie andere kinderen voegt. Al hijgend en
bedenkelijk kuchend doet het ventje zijn best
om de drie kinderen, die vlug ter been zijn,
bij te houden.
Voor perceel 11 wordt de pas ingehouden,
de kinderen fluisteren en een van hen loopt
vooruit
Zij gluurt in het perceel daarnaast, hoek
Papenbroeksteeg, dat reeds grootendeels ge
sloopt is, en loopt weer terug.
„Puntje," zegt het kind, „pas op, Alleva
zit erhij heeft gisteren Daan ook met hout
gegooid."
Alva is de bijnaam voor een nog al bar
uitziend nachtwaker, die gewoonlijk bij bouw
werken waakt en ook nu weer op zijn post
zit.
„Ik wou toch zoo graag wat hebben," klinkt
het klagend, op zwakken toon, uit den mond
van Puntje.
„Ga stiekem naar de schuiten in de gracht,"
raadt een van de andere kinderen, „daar ligt
hout genoeg."
Het viertal strompelt de Papenbroeksteeg
in naar het Rokin.
Even gewacht, gaat Puntje vooruit en de
drie anderen sluipen langs de huizen heen en
weer.
Eenige huizen verder wacht een coupé en
klinkt uit een der rijk verlichte vensters lustig
de Donau-wals. De deur gaat open en twee
heeren, die daar een souper hebben bijge
woond, komen naar buiten. Terwijl de een
plaats neemt in den coupé, hoort de andere
angstig geschreeuw en ziet hij de kinderen
loopen.
„Nu nog kinderen hier vraagt mijnheer
aan den koetsier.
„Och, meneer, die zijn hier totdat de zon
aan de dakpan komt; nu eens zijn er veel,
dan gaan ze weer dood, net als de ratten in
het Rokin."
Maar mijnheer was niet voldaan over die
koetsicrslogica en ging naar de kinderen, die
op het geroep van „Puntje leit in 't water 1"
naar alle kanten verdwenen.
De heer loopt naar den walkant en ziet den
gebrekkigen jongen even boven den waterspie
gel, vastgeklemd aan een vaarboom, die daar
is geplaatst om een schip, beladen met hout,
vast te leggen.
Een handreiking en Puntje staat behouden
aan wal.
Even stilte, behalve het akelig piepend
ademhalen van Puntje.
Snheer verbreekt de stilte en vraagt
aar, jongen, waarom niet naar huis
Geen antwoord.
„Waar woont je moeder, jongen?"
Even gewacht, toen klinkt het uit den mond
van het dwergje kortweg
„Heb geen moeder, is dood
„Maar je vader?"
„Vaart op 'n kolenboot, zie 'm nooit!"
„Maar waar woon je dan, waar slaap je
gewoonlijk
„Westerdoksdijk, in de karren, als ze der
staan."
De heer mompelt iets, en er volgt een greep
in zijn beurs.
De andere heer is intusschen uit den cou
pé gekomen en zijn vriend genaderd. Hij legt
zijn arm op zijns vriends schoader en zegt
„Soyez prudent, Alfred, avec ces
„Laissez moi," klinkt het terug.
Vervolgens tot Puntje„Kun je lezen
„Nee," antwoordt de knaap, „maar da's
niks, Toon zal het wel zeggen."
Puntje krijgt een naamkaartje en nog wat
van den heer.
„Kom morgen maar daar, wij zullen zien,
stumpert."
Waarschijnlijk gaat Puntje een beter leven
tegemoet dan hij tot heden had.
Voor ons, zegt een redacteur van het Hbld.,
die 's nachts steeds laat van het bureau
huiswaarts gaan, is het een der treurigste
ervaringen, vrouwen en kinderen in het ellen
digste weer te zien zwerven. Soms ook man
nen allen deerniswekkend.
Het lijden van die zwervers is groot.
Droevig is ook de aanblik onzer parken, in
de zomernachten. Geen bank, die niet door
een zwerver is ingenomen. Komt de zon op,
dan verlaten ze verkleumd hun „legerstede
om aan de markten of elders iets te verdie
nen.
Zoo is het in elke groote stad
o-o-o-
22.
Eindelijk stapte Sylvia uit. Nu moest ze
verder met een rijtuig.
Siiderfood was een oud landgoed met
weinig land. Willy had het voor een appel
en een ei gekocht. Het lag voor zijn doel
als geknipt.
Binnen een half uur rijdens bereikte
men de haven van Brunsbtittel, vanwaar
Willy met zgn jacht door het kanaal van
Hiel naar de Oostzee varen kon. En dan
genoten de Mammlings op Siiderfood de
afzondering, die ze wenschten.
Om hun hartstocht voor zeilen te kunnen
botvieren in den zomer, moesten zij in den
winter zeer bescheiden leven en elk dub
beltje tweemaal omdraaien vóór ze het uit
gaven. Hunne renten waren hoog genoeg, om
in Hamburg aangenaam met hun stand-
genooten te kunnen leven. Maar zij gaven
er de voorkeur aan, al hunne inkomsten
aan hun liefhebberij uit te geven.
Het rg'tuig, dat Sylvia aan het station
wachtte, was een ouderwetsche karos. Een
oude schimmel stond gemoedelijk en traag
daarvoor. De oude Drews voerde het dier
roggebrood uit de hand.
loen Sylvia, haar pakkage zelf dragend,
niet den avondmantel over den arm aan
waai, trok Drews aan zjja hoed. Daar hij
de daad hie'.d, kwamen zijn twee voorste
vingers niet verder dan tot den rand van
zijn hoofddeksel.
„Zoo juffrouw", zeide hjj op vragenden
toon. Daarmede wilde hij zoo ongeveer
zeggen is u daar weer ofwil u hier nu
echter gewoon was, dat men den wil voor Zij kon het nu niet langer zwijgen, en
vroeg er Drews naar.
„Dat is mijn tabak," zeide hij. „Ik rook
altijd mos. Mijn dochter zoekt het in den
zomer voor mij. Zij woont in hot Stein-
burgsche, en is daar mat een houtvester
getrouwd. Die tabak kost niets, ruikt
werkelijk een poosje blijven? en Sylviabe- lekker, en is gezond. Ja, dat is ze. Onze
greep hem volkomen en antwoordde zeer mevrouw vindt ook, dat ze zoo lekker
ernstig, met het hoofd knikkendruikt."
„Ja, Drews." j Men kon het heel goed merken aan den
Het roodbruine gelaat van den ouden toon waarop hij dit zeideMakarie was een
man was door rimpels als 't ware gekorven, autoriteit voor hem.
Een baard had hij niet. Onder den rand Nu kwam eindelijk Siiderfood in't gezicht,
van zijn hoed blonken een paar heldere Het was een oud, grijs huis, met een hoog
De jonge slangetjes in Artis.
Velen zijn er over verwonderd, dat slangen
levende jongen voortbrengen. Op zijn eerste
bericht geeft het N. v. d. D. nu de volgende
toelichting
In het algemeen kan men zeggen, dat alleen
zoogdieren levende jongen ter wereld brengen,
maar toch zijn er ook weer zoogdieren, die
eieren leggen, b. v. de vogelbekdieren.
Eigenaardig is 't zeker, dat onder bijna alle
groepen vaD dieren er enkele gevonden wor
den, die de eieren in den eileider bewaren,
tot het jong in het ei volwassen is. Men
moet dit beschouwen als een bijzondere zorg,
welke de ouden aan de jongen wijden.
Zoo brengen onder de insecten b. v. de
bladluizen levende jongen voort, waarbij nog
dit merkwaardige, dat deze individuen uit
sluitend wijfjes zijn. Ook bij de haaien neemt
men eeuzelfde verschijnsel waar.
Sommige hagedissen en slangen broeden
eveneens hun eieren in het lichaam uit, hoe
wel de meerderheid eieren legt. De bij ons
nogal betrekkelijk veel voorkomende ringslang
legt nu eens eieren, dan weer broedt zij de
eieren in het lichaam uit en brengt levende
jongen ter wereld, al naar de omstandig
heden gunstig of ongunstig zijn. Kan de
slang een geschikt plaatsje vinden een
mesthoop, rottende bladeren of een andere
gelegenheid, waar zich warmte ontwikkelt
dan legt zij eieren, die door de warmte
van de omringende stof wel tot ontwikkeling
zullen komen. Doch is er niets van dien aard,
dan blijven de eieren in het lichaam van het
moederdier en worden daar uitgebroed.
Zoodra de jongen ter wereld zijn gekomen,
houdt de moederzorg op, en hierin zit juist
het verschil met de zoogdieren, die de jongen
nog langen tijd na de geboorte voeden, ver
zorgen en zoo noodig opvoeden.
Van den vuursalamander of gevlekten land-
salamander, die in Duitschland veel, bij ons
in het oosten zoo nu en dan voorkomt, is 't
bekend, dat het wijfje levende larven ter
wereld brengt en deze direct deponeert in de
slooten en binnenwateren, hoewel de andere
amphibieën (kikvorschen, padden en water
salamanders) eieren leggen in het water.
Zoo zijn er in de natuur overal overgangen,
en 'tzijn vaak die uil zou deringen, welke het
meest onze aandacht trekken.
In zijne vergadering van j. 1.
Woensdag besloot de Raad van ALKMAAR
een hertenkamp op te richten met parkaan-
leg en vijver, op de aangekochte gronden in
den Alkmaarder Hout, volgens plan geraamd
op f 9562.—.
Tuberculeus rundvee.
Men schrijft van de Belgische grenzen
Reeds meermalen is er van verschillende
zijden op gewezen, hoe gevaarlijk het is,
koeien te koopen, welke, als verdacht van
tuberculose, aan de Belgische grenzen zijn
teruggezonden. De commissie van veefokkerij
in Zeeland wees er in haar verslag van 1900
reeds op, dat de tuberculeuze koeien meestal
het eigendom worden van personen, die niet
weten of begrijpen, aan welk gevaar z:j hun
en ander vee blootstellen en op die wijze een
niet te berekenen schade aan den veestapel
toebrengen.
Elke maand worden er hier aan de grens-
kantoren een 76 koeien teruggezonden, die
tot teeken, dat zij verdacht van tuberculose
zijn, een paar gaatjes in het oor ontvangen,
en telkens vinden die dieren koopers.
Dezer dagen ontmoetten wij een veekoop
man, die handel in dergelijke koeien dreef
en die bij hoog en laag beweerde, dat deze
afgekeurde koeien onder de beste moeten
gerekend worden en vooral voor den kweek
bijzonder geschikt zijn. Door deze en derge
lijke praatjes en ook door den goedkooperen
prijs, laten vele landbouwers zich verleiden,
deze verdachte dieren in hunne stallen te
brengen.
Dat tuberculose onder het rundvee meer
voorkomt dan velen wel meenen, bewijzen de
statistieke opgaven, welke geregeld in de
Belgische landbouwbladen komen en die
vanwege het ministerie van landbouw worden
gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat gemiddeld
iedere maand in België een 500 koeien wegens
tuberculose worden afgemaakt. Daar hier van
regeeringswege nog niets gedaan wordt om
de tuberculose een ziekte gevaarlijk voor
mensch en dier te keeren. is een weinig
voorzichtigheid hij het aankoopen van runde
ren wel aan te bevelen.
Gevaarlijk blijft net altijd, koeien met gaat
jes in het oor met andere in aanraking te
brengen.
Agitatie tegen de leerplicht-
wet. In „de Nederlander" wordt bericht:
Op den Flakkeeschen Antirev. Partijdag
werd door pl. m. 600 personen een motie-Leer
plichtwet met algemeene stemmen aangeno
men, waarin zij als hun meening uitspraken,
dat intrekking van de Leerplichtwet het meest
gewenscht zou zijn, en dat zij wenschen in
ieder geval, dat zoo spoedig het ingesteld
onderzoek dit mogelijk maakt, de wet zóó zal
worden gewijzigd, „dat de kleine man niet
langer geplaatst worde voor de keuze tusschen
ongehoorzaamheid aan, of zware straf door
de wet."
Thans is aan alle antirevolutionnaire kies-
vereenigingen een afdruk van deze motie
toegezonden, met het verzoek, de motie te
behandelen, en bij instemming hiervan kennis
te geven aan den minister van binnenlandsche
zaken.
Verslag van de Raadsverga
dering te WIERINGERWAARD, gehouden
den 5 Maart 1902.
Afwezig de heeren J. L. T. Groneman en
J. D. Schenk, beiden volgens kennisgeving
wegens ongesteldheid.
Na opening der vergadering, lezing en
goedkeuring der notulen, deelt de Voorzitter
mede, dat het besluit tot het verhuren van
de woning, bewoond door mej. A. Waiboer,
door H. H. Ged. Staten is goedgekeurd, en
dat van de verplichting tot het geven van
onderwijs in vak j., vrije- en orde-oefeningen,
aan de openbare lagere school alhier, voor
3 jaren ontheffing is verleend.
Ter tafel wordt gebracht: 1. een proces
verbaal van gehouden kasverificatie, waaruit
blijkt, dat overeenkomstig boeken en bescheiden
zich in kas bevond een bedrag van f 1464.105.
2. Een beredeneerd verslag van den toestand
van het onderwijs over het afgeloopen jaar.
Hieruit kan worden aangestipt, dat de
school voor gewoon lager onderwijs op 1
Jan. j.1. werd bezocht door 79 jongens en
102 meisjes, te zameu 181 kinderen, alzoo 19
meer dan hot voorgaande jaarvan Barsin-
gerhorn kwamen 2 jongens en 6 meisjes, uit
Anna Paulowna 1 jongen en 2 meisjes.
De bijzondere school voor meer uitgebreid
lager onderwijs, den 1 Januari j.1. opgeheven,
werd bezocht door 7 jongens en 1 meisje
oogen.
„Hoe gaat het anders, Drews
„Heel goed zoo ver", zeide hg.
De portier kwam nu om den hoek van
het stationshek met den koffer op zijn
schouder.
Drews keek met een ontevreden blik naar
die bagage. Zijn oude schimmel hield er
niet van, zoo veel te trekken.
dak met verglaasde pannen. De noodig
geweest zijnde reparaties waren evenwel met
roode, niet verglaasde pannen gedaan, omdat
de verglaasde in den omtrek niet werden
gebruikt en ook beslist duur zouden zijn ge
weest. Zoo zag het dak er wel wat lappen-
dekerig uit. Een groep populieren stond
rechts van het huis. Het huis had maar één
bovenverdieping en met zijn blanke vensters
Het bergen van den koffer scheen evenveel in wit geschilderde kozijnen, zou het er
moeite meê te brengen, als het laden van bepaald vriendelijk hebben uitgezien, als
een twaalftal op een hótel-omnibus. het, behalve die populieren, nog een weinig
Eindelijk stak men van wal, nadat Drews omgeving of achtergrond had gehad. De
nog een pijp had aangestoken.
Het ging tegen wind in en de rook
wolken woeien Sylvia steeds in het gelaat.
De reis voerdo door uitgestrekte sneeuw
vlakten. Het land scheen zich eindeloos
ver uit te strekken. Slechts enkele boschjes
verbraken het eentonige witte dek.
Eindelijk sloeg men een zijweg in. Zoo
middenia de bosschen, door een hollen weg,
werd de reis wat meer afwisselend.
Sylvia had al eenige malen den neus
opgehaald, het rook zoo naar woudmos.
tuin bestond uit wat laag houtgewas en
slecht onderhouden grasperken.
Een stukje achter het landhuis lag een
kleine kolonie van bescheiden huisjesdat
van Drewseen schuur dienende tot stal,
en een paar dagloonershutten deze laatsten
onder eea laDg stroodak.
Slechts menschen met een eigenaardigen
srniak, of wel een groot onafhankelijk-
heidsgevoel, konden uit vrije keus het in
hun hoofd krijgen, deze woning te koopen.
Het scheen Sylvia toe, in die groote
eentonigheid, te midden van die witte om
geving, alsof men hier levend begraven was.
Süderfood had een treurige geschiedenis.
Voor honderd jaar bij een groote dijkbreuk
was al het land rondom overstroomd en
verzand.
Het was van de eena hand in de andere
gegaan. Wat er nog vruchtbaars was over
gebleven, hadden de verschillende eigenaren
uit nood moeten verkoopen. Feitelyk be
hoorde er bij het huis nog ongeveer een drie
honderd morgen land. In het midden lag
een groote waterplas; dat water was van de
groote overstrooming overgebleven. Aan de
kanten was het zeer on liep, in de midden
echter grondeloos diep. Een betere ver
blijfplaats voor wilde eenden was er niet.
De oude Drews was de rentmeester van
het landgoed en liet op den weinig vrucht
baren grond zaaien en poten, maar men kwam
toch nooit zoo ver, dat drie koeien en het
paard met het zelfgeteelde voeder te onder
houden waren. Daar Willy den ganschen
rommel voor vijf-en-twiatig-duizend Mark
had gekocht, maakte het 'jam niet uit, er
jaarlijks nog wat bij ;e leggen.
Hij had van de naaste dorpsgemeente de
jacht gepacht en kon dus zooveel eenden en
hazen schieten als hij maar wilde.
Het huis liet hij terdege nazien en zoo
inrichten, dat men er met fatsoen in kon
wonen.
Toen Sylvia dan in de karos voor het
huis gereden werd, dacht ze weer:
„Men moet zeer, zeer rijk zijn innerlijk,
óf zeer arm, om hier te kunnen leven".
Zij had Bertie geen leugens verteld: zij
was er werkelijk nog niet achtergekomen,
hoe het m»t de Mammlings was gesteld.
Twee voorname menschen waren zg,
vooral Willy. Die was voornaam van
zijn hoofd tot zijn teenen. Maar zoo iets had
toch eigenlijk met hun innerlijk leven
weinig te maken.
De Contils schoten haar in de gedachten.
Daar ontbrak geen kennis. Maar voornaam
waren ze toch niet, konden het onmogelijk
zijn. tenminste niet volgens het oordeel
dat Sylvia gewoon was over hen te vellen.
Toen h-;t rijtuig, na om een groot gras
perk te zijn heengereden, voor het huis
stil hield, werd de deur geopend.
Mike Drews, de dochter van den oude
eu zijn trots, verscheen op den drempel.
Zg was een persoontje, mager en van
middelbare grootte, met licht blond haar,
en met diepe schaduwen onder de diep
liggende blauwe oogen. Ook haar gelaats
kleur was zeer bleek. Zij leed in den zomer
aan koortsen en kon alleen in den winter
kalm werken. Daarom paste haar de be
trekking bg de Mammlings zeer goed, die
toch den geheelen zomer op zee zwalkten.
Mike had eenmaal een betrakking in
Engeland gehad. Daarom beschouwde zij
cichaelve als een persoontje, die de wereld
kende, en als een autoriteit. Haar vader,
de oude Drews, leefde in het vaste geloof,
dat mijnheer en mevrouw geheel van hem
en zijn dochter afhingen. Inderdaad waren
de bekwaamheden van Mike zeer gering,
vooral wat het koken betrof. Zonder
il y's kmsgeduld op dit punt, had het
bepaald ve l a.::; leiding tot ongenoegen
gegeven. Wiily geioofde evenwel, dat met
de b'krocapen middelt u, waarover hij had
te bes h kken, geen hetere tafel mogelijk
was. Al k rie be veerde steeds, dat het
haar tnvrsehiilig was wat ze at.
„Goeden dag, juffrouw," zeide Sylvia