"transvaal. Zondag 9 Maart 1902. 46ste Jaargang No. 37J 2. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Het A 15 C VAN HET LEVEN. Binnenlandsch Nieuws. SCHAGE UoerBnover win r» i n e bij KlerUsdorp. - (o) - Het eerste nitvoerige bericht over dit Boeren-sncces vinden we in het Handelsblad, dat het aan de Standard ontleende, en is, dankt ons, de moeite waard in zijn geheel te worden overgenomen, want men krijgt daaruit een duidelijk beeld van dit gevecht. Maandagavond trok de colonne Yster-spruit over, op twaalf mijlen afstand van Klerksdorp, en kampeerde boven de spruit. Daar langs den geheelen weg van Wolmaransstad geen Boeren waren gezien, kregen kolonel Murray en kapitein Percival verlof van kolonel An- derson, die het bevel over het convooi voerde, om dien avond naar Klerksdorp te rijden met het detachement van Paget's ruiterij. Door hun afwezigheid werd de effectieve sterkte van het escorte tot 680 officiereu en man schappen teruggebracht. (N.B. Wij brengen in herinnering, dat de officieel door lord Kitchener opgegeven verliezen reeds 648 man bedragen.) In den namiddag begaven een aantal com mando's zich snel naar de verzamelplaats, door De la Rey voor den aanval op het convooi gekozen, terwijl 200 Boeren werden afgezon den om tegelijkertijd langs Schoonspruit het vee weg te voeren dat daar onder bescherming van de blokhuizen graasde. Deze laatste aanval mislukte totaal, daar de blokhuizen den vijand gemakkelijk afsloe- 6en- De aanval op het convooi slaagde echter maar al te goed. Het blijkt, dat de Boeren aanvoerder zgn 1300 man heeft geconcentreerd uit het noordwesten naar een punt dicht bij zijn plaats van aanval en ze toen, onder be dekking van een stikdonkeren en regenach- tigen nacht, voorzichtig en geruischloos leidde tusschen het slapende Britsche kamp en de stad Klerksdorp. Inderdaad had hij zijn plan nen met groote zorgvuldigheid en juiste ken nis van het terrein beraamd. Het convooi was Maandagavond gekampeerd binnen Ysterspruit, of tusschen dezeen Jagd- spruit. Beide stroompjes loopen evenwijdig uit het noordwesten in de Vaalrivier. De weg van Wolmaransstad naar Klerksdorp loopt dwars over de spruiten. Ysterspruit kan ge makkelijk worden overgetrokken, maar Jagd- spruit is slechts doorwaadbaar bij de drift, daar de oevers zeer moeilijk zijn. Op ongeveer 600 ellen of minder links van den weg, als men naar Klerksdorp gaat, is een kruipelbosch dat aan vijf honderd rui ters gemakkelijk dekking kan verschaffen. Van dit punt werd de eerste aanval onder nomen. Dinsdagmorgen ongeveer half vier spande het convooi in en toen, terwijl het nog duister was, trokken de kanonnen in de voorhoede op, begeleid door de Yeomanry. Een deel van de Northumberland Fuseliei s met detache menten van andere bataljons, vormden de flankbedekking, en de rest van de „Fighting Fifth" (het vijfde bataljon Yeomanry) maakte de achterhoede uit. Om vijf uur, toen het hoofd van het convooi voorbij het kreupelbosch trok, klonk een salvo uit het hout en de kogels floten door de linies. Op dat oogenblik begon de dag juist aan te breken. Nadat de eerste verrassing voorbij was, werden de kanonnen dadelijk op het kreupel hout gericht en doorwoelden dit met kartets vuur. De pompom en de twee Maxim's namen dra aan dit vuur deeh De fuseliers op deze flank en eenjge Yeomen wierpen zich plat neder en beantwoordden het vuur der Boeren met geregelde en goed gerichte salvo's. Majoor Enderley, die het bevel voerde over de fuseliers, leidde zijn mannen steeds nader aan het kreupelhout onder afdoende bedek king der kanonnen. Sergeant-majoor Mac Donald, die zich in den tegenaanval bijzonder onderscheidde, werd ongelukkig doodge schoten. De Boeren, die in het kreupelhout waren verborgen, konden niet langer weerstand bieden aan het kartetsvuur en de dichte salvo's der infanterie. Na een half uur vurens verslapte de aanval, en trokken zij klaar blijkelijk terug in het dichte hout. Klaarblijkelijk was het gevecht hier geëin digd. Kolonel Anderson, die de operaties had geleid, staande naast de kanonnen, zond majoor Enderley naar de achterhoede om daar het bevel op zich te nemen. Het gevecht was op dit oogenblik gestaakt, het vuren was bijna onmiddellijk opgehouden. Maar nauwelijks waren de wagens in bewe ging, of de Boeren, die het kreupelhout had den verlaten, galoppeerden terug naar de lin kerflank (dezelfde zijde dus) en deden een tweeden aanval met buitengewone stoutmoe digheid en bewonderenswaardigen moed. Enkele vijanden reden tot honderd ellen van onze linies, vurende uit het zadel. Daardoor werd verwarring gesticht in de colonne. De muilen, verschrikt door het oor- verdoovend geraas zoo dicht bij hen, en door de kogels, die van tijd tot tijd een dier trof fen, werden onrustig. Een paar bespanningen sloegen op hol en trokken de wagens hol derdebolder in de Jagdspruit, waar ze omver geworpen en verbrijzeld werden. Slechts met de grootste moeite konden de overige bespan ningen in de hand worden gehouden, terwijl het escorte door zijn aanhoudend vuur ook dozen aanval met succes afsloeg. Wederom kwam er een stilstand in het gevecht en opnieuw werd bevel gegeven voorwaarts te gaan. Toen de bespanningen langs den weg stapten, scheen het werkelijk of verder alles goed zou gaan. Maar de Boe ren waren niet verslagen; zij benutten de pauze slechts, om een derden, zelfs meer be slisten aanval voor te bereiden. Met volkomen geringschatting van de ge volgen, reden zg naar en langs de flanken en vertoonden zich ook voor het eerst in de achterhoede onder bedekking van Ysterspruit. Door voorbeeldelooze roekeloosheid en door het gewicht van hun overmacht trachtten zij de verdediging der onzen neer te rijden en te overweldigen. Zoodra bemerkt werd, dat deze besliste aanval tot het eind zou worden doorgezet, werd bevel gegeven, de wagens over den weg te trekken en op rijen van vijf op te stellen. Tegelijkertijd namen de kanonnen stelling op een weinig hoogeren grond, links van het front, en begonnen zij te vuren op de Boeren, die de linkerflank en de achterhoede char geerden. Doch niets kon den vijand tegenhouden, die met onweerstaanbare kracht en ongewoon elan voortrukte. Het werd er niet beter op, toen de muilen onder hevig vuur werden ge nomen en, verlaten als vele bespanningen waren, door de Kafferdrijvers, die onmiddellijk nadat het vuur hervat werd, waren gedeser teerd, in ernst op hol sloegen. Enkele renden langs den weg en kwamen om in J agdspruit; andere maakten rechtsomkeert en sleurden de wagens langs onze flank, waardoor een aantal verdedigers tijdelijk buiten gevecht werden gesteld en overal heillooze verwarring werd gesticht. Meer dan twee uren lang hield het escorte zich de tweevoudige overmacht van het lijf, toen werd het verspreid en kon het niet langer weerstand bieden. Een paar minuten lang werd er verward gevochten en toen was 't uit. De Boeren ga loppeerden langs de linies, uit het zadel vurende op eiken man die een greintje neiging vertoonde om tegenstand te bieden, totdat zij de kanonnen bereikten, die thans onbeschermd waren, behalve door de ongewapende artil leristen en in hun handen vielen. In de achterhoede hadden Northumberland Fuseliers, die afgesneden werden, zich nog in staat gezien, zich over eenigeu afstand door don vijand heen te slaan. Hun munitie was reeds lang verbruikt, maar, wat nood, zij zetten de bajonets op en chargeerden. Hun moed vermocht echter niets tegen hun goed gewapende en flink bereden vijanden; zij werden overweldigd. Om zeven uur was de tegenstand gebroken Het veld was met dooden en gewonden bezaaid, de gebroken wagens, de verschrikte paarden en muildieren voltooiden een tooneel van onbeschrijflijke verwarring. Eerst toen generaal De la Rey zelf aankwam, werd de orde een weinig hersteld. Velen van zijn mannen hielden zich onledig met het uitkleeden der gewonden, maar hij maakte daaraan een eind door een ruim gebruik te maken van den sjambok. Hij kon echter niet overal zijn en zoodra had hij zich niet omge keerd, of achter zijn rug werd het berooven van dooden, gewonden en gevangenen hervat. Dooi IDA BOY-ED. Het was ongelukkig dat geen enkele van de colonnes in de onmiddellijke nabijheid aan het convooi hulp kon verleeuen, en dat ook uit Klerksdorp niet voldoende hulp kon worden gezonden. Zoodra het kanon- en geweervuur werd gehoord in de stad, verzamelde kolonel Murray 200 bereden manschappen, onder wie 80 National Scouts, onder generaal Andries Cronje. Zij kwamen aan de Klerkdorpsche zijde van Jagdspruit aan, juist toen het vuren ophield, maar toen waren de Boeren meester van het slagveld. Kapitein Percival kwam met enkelen van zijn mannen aan de drift, toen alles voorbij was. Zoodra de Boeren het kleine troepje ontwaarden, kwamen zij in zulk een overwel digend aantal aanrennen, dat slechts de keus overbleef om terug te trekken naar een kopje buiten de stad. Tot zoover de beschrijving van het gevecht. De correspondent stelt de Britsche verliezen met uitzondering van de gevangenen op vijf officieren en 48 man gesneuveld, zes officieren en 123 man gewond. Het gevecht had plaats op negen mijlen van Klerksdorp en was duidelijk zichtbaar voor de inwoners der stad van een naburige hoogte. Zwervelingen. Op den Dam. Drie uur in den afgeloopen nacht Uit de hoofdwacht klinken commando's voor de aflossing, die uit het wachtlokaal langs verschillende wegen opmarcheert. Het geluid is weggestorven, alles doodstil, totdat uit de Kromme Elleboogsteeg kinder stemmen klinken. Drie meisjes sluipen langs Zeemanshoop, al loerende, naar de Kalverstraat. Omkijkende, roept een van haar met gedempte stem: „Puntje, Puntje, kom maar, de piotten bin- nen weg!" Op deze waarschuwing strompelt uit de steeg een mismaakt kereltje, dat zich bü de drie andere kinderen voegt. Al hijgend en bedenkelijk kuchend doet het ventje zijn best om de drie kinderen, die vlug ter been zijn, bij te houden. Voor perceel 11 wordt de pas ingehouden, de kinderen fluisteren en een van hen loopt vooruit Zij gluurt in het perceel daarnaast, hoek Papenbroeksteeg, dat reeds grootendeels ge sloopt is, en loopt weer terug. „Puntje," zegt het kind, „pas op, Alleva zit erhij heeft gisteren Daan ook met hout gegooid." Alva is de bijnaam voor een nog al bar uitziend nachtwaker, die gewoonlijk bij bouw werken waakt en ook nu weer op zijn post zit. „Ik wou toch zoo graag wat hebben," klinkt het klagend, op zwakken toon, uit den mond van Puntje. „Ga stiekem naar de schuiten in de gracht," raadt een van de andere kinderen, „daar ligt hout genoeg." Het viertal strompelt de Papenbroeksteeg in naar het Rokin. Even gewacht, gaat Puntje vooruit en de drie anderen sluipen langs de huizen heen en weer. Eenige huizen verder wacht een coupé en klinkt uit een der rijk verlichte vensters lustig de Donau-wals. De deur gaat open en twee heeren, die daar een souper hebben bijge woond, komen naar buiten. Terwijl de een plaats neemt in den coupé, hoort de andere angstig geschreeuw en ziet hij de kinderen loopen. „Nu nog kinderen hier vraagt mijnheer aan den koetsier. „Och, meneer, die zijn hier totdat de zon aan de dakpan komt; nu eens zijn er veel, dan gaan ze weer dood, net als de ratten in het Rokin." Maar mijnheer was niet voldaan over die koetsicrslogica en ging naar de kinderen, die op het geroep van „Puntje leit in 't water 1" naar alle kanten verdwenen. De heer loopt naar den walkant en ziet den gebrekkigen jongen even boven den waterspie gel, vastgeklemd aan een vaarboom, die daar is geplaatst om een schip, beladen met hout, vast te leggen. Een handreiking en Puntje staat behouden aan wal. Even stilte, behalve het akelig piepend ademhalen van Puntje. Snheer verbreekt de stilte en vraagt aar, jongen, waarom niet naar huis Geen antwoord. „Waar woont je moeder, jongen?" Even gewacht, toen klinkt het uit den mond van het dwergje kortweg „Heb geen moeder, is dood „Maar je vader?" „Vaart op 'n kolenboot, zie 'm nooit!" „Maar waar woon je dan, waar slaap je gewoonlijk „Westerdoksdijk, in de karren, als ze der staan." De heer mompelt iets, en er volgt een greep in zijn beurs. De andere heer is intusschen uit den cou pé gekomen en zijn vriend genaderd. Hij legt zijn arm op zijns vriends schoader en zegt „Soyez prudent, Alfred, avec ces „Laissez moi," klinkt het terug. Vervolgens tot Puntje„Kun je lezen „Nee," antwoordt de knaap, „maar da's niks, Toon zal het wel zeggen." Puntje krijgt een naamkaartje en nog wat van den heer. „Kom morgen maar daar, wij zullen zien, stumpert." Waarschijnlijk gaat Puntje een beter leven tegemoet dan hij tot heden had. Voor ons, zegt een redacteur van het Hbld., die 's nachts steeds laat van het bureau huiswaarts gaan, is het een der treurigste ervaringen, vrouwen en kinderen in het ellen digste weer te zien zwerven. Soms ook man nen allen deerniswekkend. Het lijden van die zwervers is groot. Droevig is ook de aanblik onzer parken, in de zomernachten. Geen bank, die niet door een zwerver is ingenomen. Komt de zon op, dan verlaten ze verkleumd hun „legerstede om aan de markten of elders iets te verdie nen. Zoo is het in elke groote stad o-o-o- 22. Eindelijk stapte Sylvia uit. Nu moest ze verder met een rijtuig. Siiderfood was een oud landgoed met weinig land. Willy had het voor een appel en een ei gekocht. Het lag voor zijn doel als geknipt. Binnen een half uur rijdens bereikte men de haven van Brunsbtittel, vanwaar Willy met zgn jacht door het kanaal van Hiel naar de Oostzee varen kon. En dan genoten de Mammlings op Siiderfood de afzondering, die ze wenschten. Om hun hartstocht voor zeilen te kunnen botvieren in den zomer, moesten zij in den winter zeer bescheiden leven en elk dub beltje tweemaal omdraaien vóór ze het uit gaven. Hunne renten waren hoog genoeg, om in Hamburg aangenaam met hun stand- genooten te kunnen leven. Maar zij gaven er de voorkeur aan, al hunne inkomsten aan hun liefhebberij uit te geven. Het rg'tuig, dat Sylvia aan het station wachtte, was een ouderwetsche karos. Een oude schimmel stond gemoedelijk en traag daarvoor. De oude Drews voerde het dier roggebrood uit de hand. loen Sylvia, haar pakkage zelf dragend, niet den avondmantel over den arm aan waai, trok Drews aan zjja hoed. Daar hij de daad hie'.d, kwamen zijn twee voorste vingers niet verder dan tot den rand van zijn hoofddeksel. „Zoo juffrouw", zeide hjj op vragenden toon. Daarmede wilde hij zoo ongeveer zeggen is u daar weer ofwil u hier nu echter gewoon was, dat men den wil voor Zij kon het nu niet langer zwijgen, en vroeg er Drews naar. „Dat is mijn tabak," zeide hij. „Ik rook altijd mos. Mijn dochter zoekt het in den zomer voor mij. Zij woont in hot Stein- burgsche, en is daar mat een houtvester getrouwd. Die tabak kost niets, ruikt werkelijk een poosje blijven? en Sylviabe- lekker, en is gezond. Ja, dat is ze. Onze greep hem volkomen en antwoordde zeer mevrouw vindt ook, dat ze zoo lekker ernstig, met het hoofd knikkendruikt." „Ja, Drews." j Men kon het heel goed merken aan den Het roodbruine gelaat van den ouden toon waarop hij dit zeideMakarie was een man was door rimpels als 't ware gekorven, autoriteit voor hem. Een baard had hij niet. Onder den rand Nu kwam eindelijk Siiderfood in't gezicht, van zijn hoed blonken een paar heldere Het was een oud, grijs huis, met een hoog De jonge slangetjes in Artis. Velen zijn er over verwonderd, dat slangen levende jongen voortbrengen. Op zijn eerste bericht geeft het N. v. d. D. nu de volgende toelichting In het algemeen kan men zeggen, dat alleen zoogdieren levende jongen ter wereld brengen, maar toch zijn er ook weer zoogdieren, die eieren leggen, b. v. de vogelbekdieren. Eigenaardig is 't zeker, dat onder bijna alle groepen vaD dieren er enkele gevonden wor den, die de eieren in den eileider bewaren, tot het jong in het ei volwassen is. Men moet dit beschouwen als een bijzondere zorg, welke de ouden aan de jongen wijden. Zoo brengen onder de insecten b. v. de bladluizen levende jongen voort, waarbij nog dit merkwaardige, dat deze individuen uit sluitend wijfjes zijn. Ook bij de haaien neemt men eeuzelfde verschijnsel waar. Sommige hagedissen en slangen broeden eveneens hun eieren in het lichaam uit, hoe wel de meerderheid eieren legt. De bij ons nogal betrekkelijk veel voorkomende ringslang legt nu eens eieren, dan weer broedt zij de eieren in het lichaam uit en brengt levende jongen ter wereld, al naar de omstandig heden gunstig of ongunstig zijn. Kan de slang een geschikt plaatsje vinden een mesthoop, rottende bladeren of een andere gelegenheid, waar zich warmte ontwikkelt dan legt zij eieren, die door de warmte van de omringende stof wel tot ontwikkeling zullen komen. Doch is er niets van dien aard, dan blijven de eieren in het lichaam van het moederdier en worden daar uitgebroed. Zoodra de jongen ter wereld zijn gekomen, houdt de moederzorg op, en hierin zit juist het verschil met de zoogdieren, die de jongen nog langen tijd na de geboorte voeden, ver zorgen en zoo noodig opvoeden. Van den vuursalamander of gevlekten land- salamander, die in Duitschland veel, bij ons in het oosten zoo nu en dan voorkomt, is 't bekend, dat het wijfje levende larven ter wereld brengt en deze direct deponeert in de slooten en binnenwateren, hoewel de andere amphibieën (kikvorschen, padden en water salamanders) eieren leggen in het water. Zoo zijn er in de natuur overal overgangen, en 'tzijn vaak die uil zou deringen, welke het meest onze aandacht trekken. In zijne vergadering van j. 1. Woensdag besloot de Raad van ALKMAAR een hertenkamp op te richten met parkaan- leg en vijver, op de aangekochte gronden in den Alkmaarder Hout, volgens plan geraamd op f 9562.—. Tuberculeus rundvee. Men schrijft van de Belgische grenzen Reeds meermalen is er van verschillende zijden op gewezen, hoe gevaarlijk het is, koeien te koopen, welke, als verdacht van tuberculose, aan de Belgische grenzen zijn teruggezonden. De commissie van veefokkerij in Zeeland wees er in haar verslag van 1900 reeds op, dat de tuberculeuze koeien meestal het eigendom worden van personen, die niet weten of begrijpen, aan welk gevaar z:j hun en ander vee blootstellen en op die wijze een niet te berekenen schade aan den veestapel toebrengen. Elke maand worden er hier aan de grens- kantoren een 76 koeien teruggezonden, die tot teeken, dat zij verdacht van tuberculose zijn, een paar gaatjes in het oor ontvangen, en telkens vinden die dieren koopers. Dezer dagen ontmoetten wij een veekoop man, die handel in dergelijke koeien dreef en die bij hoog en laag beweerde, dat deze afgekeurde koeien onder de beste moeten gerekend worden en vooral voor den kweek bijzonder geschikt zijn. Door deze en derge lijke praatjes en ook door den goedkooperen prijs, laten vele landbouwers zich verleiden, deze verdachte dieren in hunne stallen te brengen. Dat tuberculose onder het rundvee meer voorkomt dan velen wel meenen, bewijzen de statistieke opgaven, welke geregeld in de Belgische landbouwbladen komen en die vanwege het ministerie van landbouw worden gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat gemiddeld iedere maand in België een 500 koeien wegens tuberculose worden afgemaakt. Daar hier van regeeringswege nog niets gedaan wordt om de tuberculose een ziekte gevaarlijk voor mensch en dier te keeren. is een weinig voorzichtigheid hij het aankoopen van runde ren wel aan te bevelen. Gevaarlijk blijft net altijd, koeien met gaat jes in het oor met andere in aanraking te brengen. Agitatie tegen de leerplicht- wet. In „de Nederlander" wordt bericht: Op den Flakkeeschen Antirev. Partijdag werd door pl. m. 600 personen een motie-Leer plichtwet met algemeene stemmen aangeno men, waarin zij als hun meening uitspraken, dat intrekking van de Leerplichtwet het meest gewenscht zou zijn, en dat zij wenschen in ieder geval, dat zoo spoedig het ingesteld onderzoek dit mogelijk maakt, de wet zóó zal worden gewijzigd, „dat de kleine man niet langer geplaatst worde voor de keuze tusschen ongehoorzaamheid aan, of zware straf door de wet." Thans is aan alle antirevolutionnaire kies- vereenigingen een afdruk van deze motie toegezonden, met het verzoek, de motie te behandelen, en bij instemming hiervan kennis te geven aan den minister van binnenlandsche zaken. Verslag van de Raadsverga dering te WIERINGERWAARD, gehouden den 5 Maart 1902. Afwezig de heeren J. L. T. Groneman en J. D. Schenk, beiden volgens kennisgeving wegens ongesteldheid. Na opening der vergadering, lezing en goedkeuring der notulen, deelt de Voorzitter mede, dat het besluit tot het verhuren van de woning, bewoond door mej. A. Waiboer, door H. H. Ged. Staten is goedgekeurd, en dat van de verplichting tot het geven van onderwijs in vak j., vrije- en orde-oefeningen, aan de openbare lagere school alhier, voor 3 jaren ontheffing is verleend. Ter tafel wordt gebracht: 1. een proces verbaal van gehouden kasverificatie, waaruit blijkt, dat overeenkomstig boeken en bescheiden zich in kas bevond een bedrag van f 1464.105. 2. Een beredeneerd verslag van den toestand van het onderwijs over het afgeloopen jaar. Hieruit kan worden aangestipt, dat de school voor gewoon lager onderwijs op 1 Jan. j.1. werd bezocht door 79 jongens en 102 meisjes, te zameu 181 kinderen, alzoo 19 meer dan hot voorgaande jaarvan Barsin- gerhorn kwamen 2 jongens en 6 meisjes, uit Anna Paulowna 1 jongen en 2 meisjes. De bijzondere school voor meer uitgebreid lager onderwijs, den 1 Januari j.1. opgeheven, werd bezocht door 7 jongens en 1 meisje oogen. „Hoe gaat het anders, Drews „Heel goed zoo ver", zeide hg. De portier kwam nu om den hoek van het stationshek met den koffer op zijn schouder. Drews keek met een ontevreden blik naar die bagage. Zijn oude schimmel hield er niet van, zoo veel te trekken. dak met verglaasde pannen. De noodig geweest zijnde reparaties waren evenwel met roode, niet verglaasde pannen gedaan, omdat de verglaasde in den omtrek niet werden gebruikt en ook beslist duur zouden zijn ge weest. Zoo zag het dak er wel wat lappen- dekerig uit. Een groep populieren stond rechts van het huis. Het huis had maar één bovenverdieping en met zijn blanke vensters Het bergen van den koffer scheen evenveel in wit geschilderde kozijnen, zou het er moeite meê te brengen, als het laden van bepaald vriendelijk hebben uitgezien, als een twaalftal op een hótel-omnibus. het, behalve die populieren, nog een weinig Eindelijk stak men van wal, nadat Drews omgeving of achtergrond had gehad. De nog een pijp had aangestoken. Het ging tegen wind in en de rook wolken woeien Sylvia steeds in het gelaat. De reis voerdo door uitgestrekte sneeuw vlakten. Het land scheen zich eindeloos ver uit te strekken. Slechts enkele boschjes verbraken het eentonige witte dek. Eindelijk sloeg men een zijweg in. Zoo middenia de bosschen, door een hollen weg, werd de reis wat meer afwisselend. Sylvia had al eenige malen den neus opgehaald, het rook zoo naar woudmos. tuin bestond uit wat laag houtgewas en slecht onderhouden grasperken. Een stukje achter het landhuis lag een kleine kolonie van bescheiden huisjesdat van Drewseen schuur dienende tot stal, en een paar dagloonershutten deze laatsten onder eea laDg stroodak. Slechts menschen met een eigenaardigen srniak, of wel een groot onafhankelijk- heidsgevoel, konden uit vrije keus het in hun hoofd krijgen, deze woning te koopen. Het scheen Sylvia toe, in die groote eentonigheid, te midden van die witte om geving, alsof men hier levend begraven was. Süderfood had een treurige geschiedenis. Voor honderd jaar bij een groote dijkbreuk was al het land rondom overstroomd en verzand. Het was van de eena hand in de andere gegaan. Wat er nog vruchtbaars was over gebleven, hadden de verschillende eigenaren uit nood moeten verkoopen. Feitelyk be hoorde er bij het huis nog ongeveer een drie honderd morgen land. In het midden lag een groote waterplas; dat water was van de groote overstrooming overgebleven. Aan de kanten was het zeer on liep, in de midden echter grondeloos diep. Een betere ver blijfplaats voor wilde eenden was er niet. De oude Drews was de rentmeester van het landgoed en liet op den weinig vrucht baren grond zaaien en poten, maar men kwam toch nooit zoo ver, dat drie koeien en het paard met het zelfgeteelde voeder te onder houden waren. Daar Willy den ganschen rommel voor vijf-en-twiatig-duizend Mark had gekocht, maakte het 'jam niet uit, er jaarlijks nog wat bij ;e leggen. Hij had van de naaste dorpsgemeente de jacht gepacht en kon dus zooveel eenden en hazen schieten als hij maar wilde. Het huis liet hij terdege nazien en zoo inrichten, dat men er met fatsoen in kon wonen. Toen Sylvia dan in de karos voor het huis gereden werd, dacht ze weer: „Men moet zeer, zeer rijk zijn innerlijk, óf zeer arm, om hier te kunnen leven". Zij had Bertie geen leugens verteld: zij was er werkelijk nog niet achtergekomen, hoe het m»t de Mammlings was gesteld. Twee voorname menschen waren zg, vooral Willy. Die was voornaam van zijn hoofd tot zijn teenen. Maar zoo iets had toch eigenlijk met hun innerlijk leven weinig te maken. De Contils schoten haar in de gedachten. Daar ontbrak geen kennis. Maar voornaam waren ze toch niet, konden het onmogelijk zijn. tenminste niet volgens het oordeel dat Sylvia gewoon was over hen te vellen. Toen h-;t rijtuig, na om een groot gras perk te zijn heengereden, voor het huis stil hield, werd de deur geopend. Mike Drews, de dochter van den oude eu zijn trots, verscheen op den drempel. Zg was een persoontje, mager en van middelbare grootte, met licht blond haar, en met diepe schaduwen onder de diep liggende blauwe oogen. Ook haar gelaats kleur was zeer bleek. Zij leed in den zomer aan koortsen en kon alleen in den winter kalm werken. Daarom paste haar de be trekking bg de Mammlings zeer goed, die toch den geheelen zomer op zee zwalkten. Mike had eenmaal een betrakking in Engeland gehad. Daarom beschouwde zij cichaelve als een persoontje, die de wereld kende, en als een autoriteit. Haar vader, de oude Drews, leefde in het vaste geloof, dat mijnheer en mevrouw geheel van hem en zijn dochter afhingen. Inderdaad waren de bekwaamheden van Mike zeer gering, vooral wat het koken betrof. Zonder il y's kmsgeduld op dit punt, had het bepaald ve l a.::; leiding tot ongenoegen gegeven. Wiily geioofde evenwel, dat met de b'krocapen middelt u, waarover hij had te bes h kken, geen hetere tafel mogelijk was. Al k rie be veerde steeds, dat het haar tnvrsehiilig was wat ze at. „Goeden dag, juffrouw," zeide Sylvia

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 1