Zondag '23 Maart 1902.
46sts Jaargang No. 3716.
TWEEDE BLAD.
Een goede raad.
FEUILLETON.
Het A B C
VAN HET LEVEN.
Uit den Ouden Tijd.
Karei zonder baard.
Binnenlandsch Nieuws.
Uit het Engelsch, van I. Cassirer.
o—o—
Het is reeds lang geleden, dat de hier vol
gende geschiedenis, die het voorrecht heeft
van werkelijk gebeurd te zijn, voorviel.
Het is een aardig bewijs voor de slimheid
van een toen levend rechtsgeleerde, die voor
ongeveer vijftig, zestig jaar geleden te Man
chester eene nitgebreide practijk bezat, met
name Mr. James Hadfield, chef der firma
Hadfield en Massop.
Een welgesteld landman uit een der pro
vinciën, Nelson geheeten, was voor zaken
naar Manchester gegaan. Behalve het geld.
dat hij direct voor zijn zaken noodig had, had
hij, om op alle eventualiteiten bedacht te zijn.
een bedrag van honderd pond sterling in
contanten in een linnen zak bij zich gestoken.
Het bankwezen had toentertijd nog niet die
vlucht genomen, die uitgebreidheid verkregen,
waarop het zich nu beroemen kangeen
wonder derhalve, dat de lieden uit de pro
vincie slechts zelden op de gedachte kwamen,
hun geld bij de eene of andere bank te be
llet trof toevallig, dat te Manchester een
massa vreemdelingen, hetzij om de wedrennen,
of om de jaarmarkt, aanwezig was, toen Nelson
zich daarheen begaf. Het logement waar hij ge
woonlijk afstapte, was overvol en kon hem
niet meer plaatsen. Een ander logement dus
opgezocht, en uit vrees, dat de bewuste hon
derd pond hem in de drukte en 't gewoel kon
ontstolen worden, verzocht hij den kastelein
dat bedrag voor hem te willen bewaren. Een
voorzorgsmaatregel, toenmaals zeer gebrui
kelijk en gewoon.
De kastelein was daartoe gaarne bereid en
Nelson overhandigde hem het geld, zonder
dat daarbij getuigen waren, en vroeg daar
voor evenmin een ontvangstbewijs.
Het logement stond in een zeer goeden reuk.
Mr. Nelson had niet de minste reden om aan
de eerlijkheid of goede trouw van den kaste
lein te mogen twijfelen.
Een week was voorbijgegaan. Manchester
was door de vreemdelingen voor het grootste
deel verlaten geworden, waarom Nelson, wien
het in zijn logement niet al te best beviel,
besloot zijn gewoon logement, dat nu reeds over
voldoende ruimte te beschikken had, weer
op te zoeken, en dientengevolge den kaste
lein verzocht, het hem toevertrouwde geld
terug te willen geven.
„Geld! Geld!? Mijn beste mijnheer, ik be
grijp u niet, ik weet van geen geld
„Wel man, ik heb n toch honderd pond
in een linnen zak ter bewaring gegeven."
De kastelein schudde hot hoofd. „Gij moet
u al zeer vergissen, of uw geheugen speelt u
parten. Hebt ge het ook aan iemand anders
toevertrouwd bedenk u goed, voorenaleer
ge een eerlijken naam zoo leelijk verdacht
gaat maken."
Mr. Nelson wist niet, wat hij hiervan den
ken zou, een leelijk ding was, dat de zaak
tusschen twee personen zonder getuigen,
zonder bewijs had plaats gehad. Z ij n „ja"
was zoo goed als het „neen" van den ander.
Hoe zou hij ooit zijn recht kunnen bewijzen?
De wanhoop nabij, ging hij doelloos de
straatop, en ontmoette een ouden bekende,wien
hij zijn nood klaagde.
„Me dunkt, ge kunt niets beters doen, dan
naar den advocaat Hadfield gaan. Deel hem
uw wedervaren mede."
Dat wilde Nelson graag doen, maar hij trof
den advocaat niet op zijn bureau. De klerken
deelden hem mee, dat mijnheer naar zijn
landgoed was gereisd, om op de eendenjacht
te gaan. Nelson besloot dadelijk hem na te
reizen, hij was zoo gelukkig hem te mogen
treffen en deelde hem onverwijld zijn omstan
digheden mede.
Mr. Hadfield, een zeer energiek heer, wiens
heldere oogen en hoog voorhoofd een hooge
mate van intelligentie verrieden, was voor
een lastige of ingewikkelde kwestie direct
te vinden, onverschillig, of hij op de jacht
was, of te midden van zijne acten op zijn
bureau zat. Na een korten tjjd zich bedacht
te hebben, vroeg hij
„Hebt ge dadelijk honderd pond beschikbaar?"
„Jawel, mijnheer, ik heb in Manchester
een partijtje tarwe verkocht, waarvan de
Door
IDA BOY-ED.
-o-o-o
26.
„Ja, stel je voor, lieveling", zeide Makarie
tot haar man, „ik word nog eens beroemd
en word in de levensschets van den grooten
dichter Aschroth straks betiteld als „zijn
eerste liefde". Het is om je dood te lachen.
Och, laat hem komen, Iaat hem komen Wij
zullen hem wel genezen van zijne dwaas
heden. Ik zal het hem een duim dik laten
zien, Willy, hoe lief ik j ou heb."
En zij omhelsde Willy dadelijk en kuste
hem en riep daartusschen „Ach jijach
JU zoo n man is er maar één."
Sylvia keek zeer ernstig en met groote
oplettendheid naar een kleine katrol en
nam die in haar hand.
Hoe wonderlijk was het haar te moede.
Zoo koud en stil. Zooals het je te
moede is, als je een lieven bloedverwant
verliest, iets verliest voor altjjd.
Zij had op dat oogenblik de speel-
ameraad van haar jeugd, de vriendin
\an haar gansche leven verloren. Zij had
Makarie niet meer hef....
„Dat is een katrol," zeide na een poosje
b„t 6 j ze'^° het zóó ernstig, als was
vc n .'re P'ickt, het dool van het kleine
hare^-i^ te ve^Iaren, dat Sylvia tusschen
notr het draaien en waarnaar ze
En &f? ek'
Sylvia was het, als had ze op dat
opbrengst meer dan honderd pond bedraagt".
„Mooi, vraag dan uw vriend, die u
geraden heeft mij te raadplegen, met n
naar dien schoft van een kastelein te gaan
en zeg dan in tegenwoordigheid van dien
vriend tot dien kerel, dat gij hem vergeving
vraagt, hem zoo erg te hebben verdacht en na
verzoekt, of hij als bewijs van nw vertrouwen
honderd pond voor u in bewaring zon willen
aannemen".
„Heel goed, mijnheer de advocaat, ik zal
doen wat u mij gezegd heeftbegrijpen doe
ik u evenwel niet, waarom ik dien schelm
voor de tweede maal zoo'n groote som
toevertrouwen zal".
„Voer maar precies uit, wat ik n heb
voorgesteld, en kom dan over drie dagen op
mijn bnrean terug". De advocaat nam afscheid
van hem, ging weer op do eendenjacht en
riep hem bij het weggaan nog toe: „Vergeet
vooral niet, uw vriend mee te nemen
Mr. Nelson deed precies wat de advocaat
hem opgedragen had. De kastelein wilde er
eerst volstrekt niet aan, hij wilde geen geld
in bewaring nemen; daarmee had hij nu meer
dan genoeg onaangenaamheden gehad.
Nelson verzocht hem echter zóó dringend,
hij wilde daarmee zóó gaarne goedmaken,
wat hij onwillens verkorven had, dat de
kastelein nolens volens zich wel gedwongen
zag, het geld in bewaring aan te nemen.
„Wat daarmede nu bereikt moet worden
zei Nelson tot zijn vriend, toen ze het loge
ment verlaten hadden, „zie ik met den besten
wil niet in".
„Ik evenmin, maar Mr. Hadfield weet wel
wat hij doet, verlaat u daar gerust op ik
ben niets bevreesd, of het zal wel goed af-
loopen".
Drie dagen later kwam Nelson op het
bureau der heeren Hadfield en Massop. Hij
trof den rechtsgeleerde thuis, en werd door
een bediende naar zijn privaat bnrean geleid.
„Ah, n komt voor dat geld in bewaring
geven en niet terug krijgen, mij raadplegen,
niet waar? Wel, hebt ge mijn raad opgevolgd
„Zoo nauwkeurig mogelijk heb ik gedaan,
wat my door u gezegd is."
„Heel goed; ga dan nu weder daarheen en
vraag nw geld terugmaar praat er met
niemand over, gij hebt hierin alleen met den
kastelein te doen."
Mr. Nelson gehoorzaamde zonder tegen
streven. Hij verzocht den kastelein de hem in
bewaring gegeven honderd pond terug. Zonder
eenig bezwaar voldeed de kastelein onmiddellijk
aan zijn verzoek. Nelson begaf zich daarop
direct weer naar zijn advocaat.,
„De tweede honderd pond heb ik nu wel
terug, mijnheer, maar hoe ik nu aan mijn
honderd pond komen moet, waarmede de
6choft mij zoo liederlijk heeft beetgenomen,
blijft mij nog een raadsel."
„Begrijpt ge dat niet? Nu, ik des te beter.
Nu gaat ge wéér naar den kastelein, maar
nu met uw vriend, en vraagt om de honderd
pond, die gij in tegenwoordigheid van uw
vriend, hem in bewaring hebt gegeven."
„Maar hij zal immers zeggen die heb ik
u terug gegeven
„Dat kan wel. Maar nu staan er twee
„ja's" tegenover één „neen". Gij hebt een
getuige bij uwe handeling gehad, hij niet.
En zoo hij geen lust mocht krijgen, U te
betalen, zeg dan maar, dat ik dat zaakje voor
u eens netjes zal beredderen."
Vergezeld van zijn vriend, kwam Nelson
bjj den kastelein en vroeg om zijn in bewa
ring gegeven honderd pond. Hoe de kerel
ook raasde en schold, hij moest wel inzien,
dat hij tegenover den getuige in een even
tueel proces niet opgewassen wezen zon, en
vooral niet, waar een zoo gewikst advocaat
als Mr. Hadfield aan de zijde van zijn tegen
partij zou staan. En zoo kwam ook de eerste
honderd pond weer in handen van den
wettigen eigenaar.
Het duurde niet lang, of deze geschiedenis
deed de ronde door geheel Manchester.
Mr. Hadfield's roep werd nog grooter en
de kastelein hield het voor geraden, te ver
huizenzijn nering toch verliep geheel!
—O—
De liefhebberij om aan zijn medemenschen
bijnamen te geven, begint heel wat te ver
minderen, maar is er by het volk toch nog
niet heelemaal uit. Het is echter nog niet
zoo héél lang geleden, dat haast ieder dorps
bewoner, behalve den naam bjj zijne geboorte
ontvangen, van zijn plaatsgenooten nog een
bijnaam kreeg, waaronder hij v*ak nog beter
dan onder zijn geboortenaam bekend stond.
De nietigste omstandigheid werd soms aan
leiding om iemand zoo'n bijnaam te bezorgen.
Mijn oom Cornelis b. v. was nog een school
jongen, toen hij (bij gelegenheid van de groote
schoonmaak, als wanneer alles en nog wat
voor den dag pleegt te komen) een onden
gedenkten hoogcn hoed ontdekte. Het ding
op te zetten en er meê de straat op te gaan
tot amusement van zijn kornuiten, was het
werk van een oogenblik. Maar nog dien
zelfden dag ontving hij den bijnaam van
„Kees Hoed" en tot aan zijn dood heeft hij
dien behouden.
In héél onden tijd echter was het geven
van bijnamen een ware hartstocht bij de men-
schen, waaraan zelfs Keizers en Koningen
niet ontkwamen.
Doch het waren dan minder schèldnamen,
dan wel benamingen naar een of andere in
het oog springende eigenschap. Men denke
slechts aan een Karei den Stouten, Reinout
den Zwarten, Lodewijk den Vromen, enz. En
zoo ook had Gelderland in de 16e eenw zijn
Karei zonder baard.
Die naam is tegenwoordig zoo goed als
vergeten, want de gewone handboeken over
Geschiedenis noemen den man altijd Karei
van Gelder of Karei van Egmond. Maar bij
zijn leven was het zijn alledaagsche naam
en wist ieder, waarom hjj zoo heette.
Die krijgshaftige en gevreesde Hertog, dien
wij ons gewoonlijk voorstellen als zoo'n hal
ven wildeman, deed in zucht tot opschik voor
den meest eleganten saletjonker niet onder.
Was zijn vader, Adolf van Gelder, beroemd
geweest om zijn mooie, zwierige lokken, hij
daarentegen volgde de mode daarin, dat hij
van niets harigs wilde wetenzijn hooid liet
hij kaal scheren en zijn baard met een fijn
tangetje uitplukken.
Op dien kunstmatig kalen knikker droeg
hij een netje van gouddraad, waarop hij zijn
hoed drukte, die scliitterde van edelgesteenten
en veelkleurige pluimen. De plaats waar zijn
baard had moeten zitten, liet hij inwrijven
met welriekende zalven. Wel terecht noemden
hom dus zijn tijdgenooten Hertog Karei
zonder baard.
W. van Markel.
Het nut der vaccinatie.
Aan het slot van een artikel over „Gezond
heidszorg bij inenting tegen pokken" schrijft
dr. G. W. Bruinsma in de „Hygiënische
Bladen" van Maart
„De vaccinatie, al mochten er nog enkele
tegeustanders gevonden worden, is volgens
onze vaste overtuiging een voorbehoedmiddel
tegen de pokken. In den laatsten tijd is van
meer dan eene zijde er op gewezen, dat de
tegenwoordige artsen deze ziekte eigenlijk
niet kennen. Schrijver van het bovenstaande
behoort niet tot henin de jaren 1870 en
'71, toen hij in een streek van Nederland ge
vestigd was, waar slechts een gedeelte der
bevolking zich aau deze kunstbewerking wilde
onderwerpen, heeft hij de meest sprekende
voorbeelden van besmetting onder de niet-
gevaccineerden en onvatbaarheid bij ingeënten
kunnen waarnemen en in die jaren de ziekte
in haar meest gevaarlijke en afschrikwekkende
vormen gezien. Uit herhaalde gevallen, uit
België naar Noord-Brabant overgebracht en
waardoor het vorige jaar o.a. te Tilburg eene
vrij uitgebreide locaalepidemie zich heeft ont
wikkeld, is het duidelijk, dat de kiem der
vreeselijke ziekte nog niet van den Neder-
landschen bodem verdwenen is en zij nog
immer dreigende blijft. De zinspreuk van
een der oudste inrichtingen tot voortplanting
der beschermende vaccinestof te Rotterdam
„ne pestis intret vigila" waak, opdat de
besmettelijke ziekte niet binnentrede mag
daarom ook nu nog niet worden verwaar
loosd, doch tevens is het een dure plicht van
allen, die gaarne willen medewerken haar
overal ingang te doen vinden, om angstvallig
er voor te waken, dat lasten, ongerief, na-
deelen of gevaren, volgens sommigen nog
oogenblik een zesde zintuig gekregen.En met
dit zesde zintuig begreep ze het dadelijk en
plotselingde man schaamt zich om het
optreden van zijne vrouw, maar hij schaamde
zich ook om die schaamte, omdat zjjn hart
zijn vrouw voorsprak.
Sylvia waagde het niet, hem aan te zien.
Hoe zouden deze oogenblikken van stom
begrijpeo, van doodelijke verlegenheid een
geschikt einde krijgen Want Sylvia voelde
het: hij, met zijn ongehoorde fijnheid van
denken, hij wist nauwkeurig, wat er in haar
omging.
Geen blik. geen woord tusschen hen, en
tóch een volkomen verstaan en begrijpen
hoe kon dat tusschen twee menschen
bestaan
Makarie had evenwel van alles niets
gemerkt.
„Kinderen", zeide ze, welgemutst als
altijd, „dus de hoofdzaak is, dat we dade
lijk na tafel naar den Sood gaan. Karaten
zal een gat in het jjs slaan en aalsnoeren
uitgooien. Het wordt spoedig dooiweer, op
zijn laatst morgen, meent Drews. Dan zijn
de beestjes op zijn best te pakken te krijgen."
En daarbij bleef het. Sylvia vond na
tafel nauwelijks tijd aan Bertie een telegram
te schrijven, dat de postbode, die 's mid
dags kwam, zou kunnen meènemen. Zij
sloeg haar broeder een ontmoeting in Ham
burg voor en wees er vaag op, dat zich
wel een uitweg zou laten vinden. Bij het
1 eten had Willy haar kalm gezegd, dat zij
Bertie het huis moest afkoopen, zij kon
het dan afwachten tot zich een betere
kooper opdeed. Zoo maakte men Bertie
weer vlot, zonder zelve al te veel te wagen.
Het was een zeer gezonde raad Maar Ma
karie hemelde het op, als was het minstens
immer aan deze vaccinatie verbonden, tot de
geringst mogelijke afmetingen worden terug
gebracht. Uit de toestanden in Nederland,
vergeleken met die in andere landen, blijkt,
dat in dat opzicht nog wel het een en ander
te wenschen is overgebleven."
Te NIJMEGEN stonden m e j. K.
en haar 20-jarige nicht op het achterbalkon
der eerste verdieping harer woning aan den
Joden berg, om beddegoed uit te hangen,
toen plotseling het balkon onder haar voeten
wegzakte en zij beiden met het geheele
balkon naar beneden stortten. Meer dood dan
levend van den schrik werden zij door de hearen
Jansen en Weners van onder den chaos
i van balken, planken en beddegoed van
daan gehaald. Bij onderzoek bleek, dat zij
alleen eenige kneuzingen of ontvellingen aan
de beenen en armen hadden bekomen, zoodat
het ongeval nogal goed afliep.
Men meldt:
Uit het westelijk gedeelte van ZEEUWSCH-
VLAANDËREN vertrekken in de laatste
weken tal van boerenarbeiders naar Noord-
Amerika, om daar hun geluk te beproeven.
Zoo zijn op 't laatst der vorige week niet
minder dan 43 personen derwaarts vertrok
ken. In April zullen nog een zestigtal de
reis aanvaarden.
Verscheidene arbeiders hebben een eigen
hnisje. 't Gaat niet zeer gemakkelijk, dit te
verkoopen. Anders zonden wellicht nog meer
personen naar de Nieuwe Wereld vertrekken.
De slechte vooruitzichten met betrekking
tet de snikerbieten doen velen besluiten, om
naar Amerika te emigreeren. Immers, de
bieteutjjd is voor hen een tjjd van groote
verdiensten.
Een achterdeurtje.
Onlangs deelden wij mede, dat de heer
L. Sligcher, te MONNIKENDAM, bij de be
voegde autoriteiten concessie had gevraagd,
om de Gouwzee droog te leggen, waardoor
o. a. het eiland Marken met den vasten wal
verbonden zoude worden.
Uit een schrijven blijkt, dat deze aanvrage
echter niet als ernstig beschouwd kan worden.
„Het hoogheemraadschap Waterland is van
plan den zeedijk door Monnikendam op te
hoogen, wat meer veiligheid bieden zal aan
de achterliggende landen, en waardoor voor
komen wordt het plaatsen van kistingen, als
I de Zuiderzee (bij noord-westelijke winden)
boven peil gerezen is. Doch do inwoners van
Monnikendam, die hunne huizen aan den
buitenkant van dien zeedijk plaatsten, hebben
groot bezwaar tegen de ophooging, omdat
hunne perceelen dan meer in de diepte komen
te liggen.
„Om nu uitstel te verkrijgen van dit werk,
is de concessie aangevraagd. Men hoopt, dat,
hangende het onderzoek, Waterland niet tot
uitvoering van het plan zal overgaan. Of het
pogen baten zal, betwijfelen wij zeer."
Men schrijft uit FRIESLAND:
En in onze steden, èn op het platte land
wouingnoodEr zijn dorpen, waar 5 tot 10
gezinnen met 12 Mei a.s. de verhuisdag
in onze provincie geene woning hebben.
Pas verspreidt zich het gerucht, dat een huis
kans heeft vrij te komen op dien datum, of
de eigenaar wordt bestormd door de liefheb
bers, die den huurprijs tegen elkander opbie
den. Een van zulke eigenaars kreeg dezer
dagen ook dusdanig bezoek, omdat de huidi
ge bewoner naar gezegd werd nominer
één was op eene aanbeveling voor de betrek
king van vader in een armhuis. De eigenaar
informeerde bij den huurder, die van niets
afwist. Hij solliciteerde niet eens
In de gemeente Schoterland, met name te
Heeren veen, zijn de huizen zóó krap, dat zelfs
een lid van den gemeenteraad met 12 Mei a.s.
nog geene woning heelt. Alle pogingen om
er eene te krijgen, mislukken steeds is het
bescheid„al bezet niettegenstaande er nog
verschillende nieuwe hnizen bij gebouwd
zullen worden vóór 12 Mei.
Al die huizen, welke n. b. in 7 weken
kant en klaar moeten zijn, zijn reeds verhuurd,
natuurlijk tegen flinke prijzen.
Te Arnm, St. Nicolaasga op de klei en
op het zand overal gebrek aan buizen,
vooral voor den kleinen burgerstand en
arbeiders.
De groote voorj aars veemarkt
te HOORN zal dit jaar gebonden worden
op Maandag 28 April.
De Zangvereeniging „Cres
cendo" te ANNA PAULOWNA geeft 2en
Paaschavond een concert, waarop o.m. zal
worden gegeven het Zangspel „Rika's Droom,"
van Mart. SchuyL
De hengst „Adolf van de
Hengstenvereeniging Hollands Noorderkwar
tier, welke op de Maandag jL te Schagen
fihouden premiekeuring, de' bijdrage van
400.uit de Rijkssubsidie verwierf, be
haalde Donderdag bovendien nog f 400.
als premie voor den be6ten hengst uit de
geheele provincie. Hiervoor is Donderdag te
BEVERWIJK eene extra-keuring gehouden,
waar, op aanwijzing van de Keurings-Com-
missie, met Adolf hebben medegedongen de
hengsten Frits II van de Vereeniging IJpol
ders, en Weltman van de Vereeniging Haar
lemmermeer.
Frits II behaalde Dinsdag jl. te Beverwijk
eene provinciale bijdrage van f 250.(daar
deze hengst reeds 2 maal de Rijks-snbsidie
van f 400.heeft ontvangen, kou deze hem
voor de 3e maal niet worden toegekend), en
Weltman eene rijkssubsidie van f 400.te
Hoofddorp Woensdag jl.
De Hengsten-Vereeniging „Hollands Noor
derkwartier" heeft voorwaar een ongekend
succes met de hengsten, door haar aange
kocht. Bij hare oprichting kocht zij aan: de
hengsten „Haidnk en „Adalbert". „Haiduk"
verwierf zich: in 1898 en 1900, onderhouds
bijdragen van f 400.—; in 1899 en 1902 sub-
sidiën van f 260.in 1901 subsidie van
f 125. „Adalbert" behaalde in 1898 en 1899
snbsidiën ad f250.Vervolgens werd „Bill-
stein" aangekocht, waaraan in 1899 f 400.
in 1900, 1901 en 1902 telkens f250.werd
toegekend; en ten laatste, in het vorige jaar,
heeft de Vereeniging den hengst „Adolf'
aangekocht en hiermede heeft zij een buiten
gewoon succes. De hengst heeft zich
ontwikkeld tot een zeldzaam schoon
dier, en is thans erkend als den bes
ten hengst uit de geheele provincie.
In 1901 behaalde Adolf te Schagen eene
snbsidie van f 250.dit jaar 2 rijkspremiën
van f 400.—.
Ook de afstammelingen van de hengsten
der Vereeniging ontwikkelen zich tot edele
dieren. Wij noemen als bewijs slechts de
bekroningen van afstammelingen, in dit jaar
plaats gehad
De hengst „Frank" van den heer N. D.
Kaan te Anna Paulownn, vader Billstein,
verwierf snbsidie van f 250.„Joubert" van
den heer H. Waiboer Az. te Winkel, vader
Haidnk, werd te Schagen no. 6 geplaatst.
De 2-jarige hengst Nelson II van den heer
J. Breebaart Kz. had tot vader Haidnk
„Disponibel" van den heer N. D. Kaan te
Paulowna tot vader Billsteindeze beide
2-jarige hengsten werden te Schagen Maan
dag j.1. bekroond met eene onderhoudsbijdrage
van f 160
Wij zeggen dus niet te veel, als we bewe
ren, dat de Vereeniging veel doet voor de
verbetering van het paardenras in dit gewest
eu daarom komt eere en hnlde toe aan de kop-
stukkenvan de Hengstenvereeniging Hollands
Noorderkwartier.
Ter keuring te HOOFDDORP,
voor inschrijving van hengsten in't stamboek,
zijn aangeboden 8 stuks, waarvan 4 werden
ingeschreven.
Voor de premiekeuring van hengsten, die
in 1899 en vroeger zijn geboren, werden 13
stuks aangeboden, waarvan prijzen kregen
„Weltman Vereeniging Haarlemmermeer,
f400; „Victor", van Associatie Haarlemmer
meer. f250; „Coriander", van de Vereeniging
Haarlemmermeer, O-zijde, f250; „Jonker
van H. F. Bultman Hz.. Haarlemmermeer,f250.
Keuring van 2-jarige hengsten, aangeboden
9 stuks. Prijzen bekwamen D. Knibhe, Haar
lemmermeer. f 150Zuider Legmeer, flöO;
P. S. Zijl mans, f160.
Kieviten.
In de provincie FRIESLAND
getal kieviten van jaar tot jaar
het natuurlijk gevolg van het
zooveel duizenden eieren. Het
is thans weer duidelijk merkbaar.
Koninklijk bezoek aan AM-
STERDAM.
Naar wordt medegedeeld, zal H. M. de
Koningin dit jaar het gewoon bezoek aan
Amsterdam niet brengen.
wordt het
kleiner, als
rapen van
verschijnsel
een uitspraak van den grooten Salomo zeli.
Hoe eerlijk en standvastig moest deze man
van inborst zijn, dat deze aanbidding hem
niet bedierf.
Na tafel wandelden ze dwarsveld door
de witte veldeD.
Achter hen aan stapte Karsten met aller
lei gereedschap op den schouder. Hjj droeg
zware waterlaarzen en daar hjj bjj het
gaan verbazend met de knieën knikte,
was het bepaald een potsierlijk gezicht
den man te zien loopen. Karsten had een
rooden baard, die hem royaal tot de borst
reikte. De man droeg een wollen muts,
die ééns zwart was geweest wellicht, maar
nu grauw-groen was. Zijn kolossale,
stevige romp was in een ruige jas gestoken.
Zijn heer en meesteres zagen er niet
minder barbaarsch uit dan hun knecht.
Makarie droeg eeD soort jachtcostuum,
op haar hootd had ze eveneens een bonten
muts en een buks had ze over den linker
schouder. Willy was ook zoo gekleed,
met dit verschil natuurljjk, dat hjj iu plaats
van rokken, een pantalon droeg. Ook hij
droeg een geweer, want zonder geweer
gingen zji nooit uit. Het kon best ge
beuren dat ze het noodig hadden, je kon
dat vooruit nooit weten. Een wilde eend,
een haas of iets anders, kondigde niet
vooruit zijne komst aan. dus was het vol
gens Makarie steeds zaak, de buks bij de
har.d te hebben.
Sylvia had het geleerd,voor dergelijke toch
ten ook iets praktisch aan te trekken. Ze
had een eind van haar rok afgeknipt om
onbelemmerd te kunnen stappen en een
paar schoenen laten maken in het dorp,
die volkomen waterdicht waren.
Zij liepen zonder veel te praten, maar
in opgewekte stemming voort.
Steeds weer had Sylvia zich voorgehou
den na het gesprek van heden morgen,
hoe vele goede eigenschappen Makarie wel
niet had. Zij was openhartig, eerlijk, zonder
eischen, altijd even vrooljjk. Mocht men,
kón men haar er een verwjjt van maken,
dat zjj in haar groote liefde voor haar man
alle zelfcritiek verloren had
Maar wel gevoelende, dat al deze goede
dingen het verstoorde vriendschapsgevoel
niet meer kon teruggeven, zocht Sylvia
daarvoor eene vergoeding. Zj vond het
daarin, dat ze Makarie nu dubbel zoo
vriendelijk behandelde.
Willy bespeurde dat dadeljik en het deed
hem innig goed.
Hoe was het mogelijk, dat Sylvia nu
eerst bemerkte, dat hjj meer fijnheid van
gevoel had dan Bertie, en Conrad Briigge
ea en nog iemand.
De Sood, een bijna eikelronde watervlakte,
was met jjB bedekt. De oever was afgescho
ren, zoodat er rondom een breede strook riet
stoppels was. Zoover het oog reikte, scheen
de gansche omtrek een eindeloos wit veld.
Een verheven stilte lag over het witte
kleed.
Bijna roodgeel stond de zon nu aan den
hemel.
Een meeuw vloog over den Sood. Haar
grauwe vederen schenen door het zonnelicht
met goud overdekt.
De drie menschen stonden stil en keken
de treurige, stomme grootheid in van het
starre landschap.
„Nu," zeide Willy eindeljjk, halfluid, „is
er bjj ons iets te zien, of niet
„Ja, het is grootsch," antwoordde Sy'via.
„In zulke oogenblikken heb ik een gevoel j
ik meen, zooals de eerste mensch dat
heeft ondervonden, voor hjj zich van zijn
plicht bewust was. Zoo heel stil. Zoo
zonder eenigen wenach. Klein, en toch
tegelijk verheven door haar grootheid."
Willy, die op zijn stok geleund stond,
maakte met de rechterhand een wjjde be
weging.
Dat was nu net als toen op de Lubina,
toen hij gezegd had: „Wat kan men daar
tegen doen
„Maar'' begon Sylvia aarzelend„dat kan
onmogelijk het laatste doel van het leven
zijn zjjn krachten braak te laten liggen
om slechts voor de natuur te leven
Hij keek haar verrast aan. Eer hij iets
had kunnen antwoorden, knalde er een
schot.
Makarie had haar buks aangelegd en de
meeuw neergeschoten.
Zwaar viel het dier honderd schreden van
haar af in de sneeuw neer.,
Makarie draaide er dadelijk heen, greep
het dier bjj de vleugels en zwaaide er
triomfantelijk mede boven haar hoofd.
Onderwijl had Karsten, langs den oever
van den Sood loopend, een plaats uitge
zocht, waar hij een gat wilde slaaDWilly
en Sylvia liepen achter hem aan.
Achter zich hoorden zjj een kraken en
knappen. Zjj keken achter zich.
Makarie, met de opgewektheid vaD een
kind, trapte het ijs met haar schoenen
stuk. Het was bom-jjsluchtig lag dit
over het vaste ijs heen.
„Weet je nog wel, hoe we als kinderen
steeds dat bom-ijs stuk trapten riep ze
vergenoegd haar vriendin toe.
„Laat dat", waarschuwde Willy, „je
kont zoo gemakkelijk in diep water of in