Zondag 6 April 190*2.
46ste Jaargang No. 3720.
TWEEDE BLAD.
PLAATSELIJK NIEUWS.
FEUILLETON.
De Theeavondjes
bij M. A. G. Nus.
Het ABC
VAN HET LEVEN.
—0—0—0—
SCHAGEN, 4 April 1902.
Nus en Roosje terug. Een ontmoeting in
Brussel. Een geflatteerd portret. Van
een gebocheld voorhoofd. Bram heeft
oorlogszuchtige plannen. Hij is de
baas en kent geen Kruis. Booze voor
nemens. Alle liberalen naar Me-
demblik. Nus heeft een 'radicaal
middel tegen slapeloosheid ontdekt.
Droeve dagen. Reclametochten.
Een verstopt Christenhart. Wat
Pieter Jelles denkt. Tegen de
verdrukking in. Van gek
kenhuis tot gekkenhuis. Bcu-
zelingen. Wat Veegens
zegt. Een wannepoe
zelige, geestelijke hand.
—o—
En vertel me nu eens, Nus, vroeg
Troelstra, toen ie gezellig bij me zat. Hoe
hebben Roosje en jij het op je lange reis
gemaakt
We hebben veel gezien, veel gehoord,
antwoordde ik, peinzend aan mijn pijp zuigend.
En 't heeft me goed gedaan, ik ben nu
weer heelemaal de ouwe, mijn theeavondjes
kunnen weer geregeld plaats hebben.
't Is alleen een beetje te gauw gegaan,
zei Roosje. Van Italië naar Schagen_hebben
we in vier dagen doorgereisd met één dag
in Parijs en één dag in Brussel. Ik had zoo
graag nog een poosje 't genot van de boule
vards gehad.
In Brussel heb ik Bram gezien, vertelde
ik. We liepen op den Boulevard du Nord
en daar kwam waarachtig onze premier aan,
rustigjes in zijn demietje, een sigaar in den
mond, en naast hem liep een journalist, op
te teekenen alle woorden van wijsheid uit
des grooten mans mond. Bram had ons
dadelijk in het oog. Aha, riep hij, danr is
m'n Schagensche Nus en m'n allerliefste
Roosje! Hij liet z'n interviewer in densteek
en we gingen met z'n drietjes heel fideel
dineeren.
's Avonds lazen we 't verslag van het inter
view in de „Vlaamsche Gazette". Sapper
loot,' wat heb ik een schik gehad, en Bram
zat er beduusd bij te kijken. Dat portret al:
„Zijn gladgeschoren en kleurig gezicht, zijn
vleezige neus, zijn krullende lippen, zijn
hooggewelfd gebocheld verstandig voorhoofd,
evenals den met grijs gekroezeld haar be
groeiden half-kalen schedel, zijn sterken nek
op het forschig-kloek geblokt lijf van een
gezonden zestiger".
't Is goed dat je er bij zit Bram, zei ik,
anders zou ik er je niet uit herkennen.
Heb ik een gebocheld verstandig voor
hoofd? vroeg Bram me.
Waarachtig niet, zei ik. Verstandig
wel, maar niet gebocheld! Een sterken nek
heb je wel en ook grijs gekroezeld haar!
Ze hebben geen mooien jongen van je
gemaakt, meneer Bram, riep Roosje. En ze gelezen.
hebben je ook niet verstandig laten praten
„Binnenkort zend ik een oorlogs
schip naar Antwerpen!" Doetu dat
1 Om te bombardeeren
Wel nee, riep Bram. Niet om te bom-
bardeeren. Uit vriendschap
Hebt u daar wat over te zeggen Be-
i schikt uw Minister van Marine niet over de
oorlogsschepen? vroeg ik. Waarachtig niet.
zei Bram, 't is zonde dat ik het zeg. Mijn
Kruis heeft niks in te brengen. Ik ben de
premier.
En Bram lei zijn „warme poezelige geeste
lijke hand" (ook een ontdekking van den
reporter) op zijn „verstandig voorhoofd".
Laat mij je nu óók eens interviewen, voor
de Schager Courant, verzocht ik. Goedzei
ie. Vraag maar op.
U sprak over de „afgrijselijke" moeilijk
heden met een tolverbond tusschen Nederland
en België. Méént U dat
Och wel nee', zei Bram. We kunnen
zien als er invoerrechten zijn.
Is het waar, dat U zoo belangstellend
in Gheel en Medemblik bent geweest, om
successievelijk alle liberalen daar op te sluiten
Dat weet ik nog niet. peinsde Bram.
Ze verdienen het wel, maar ik moet er nog
eens over denken.
Bent u weer voor de Boerenzaak op
reis vroeg ik.
O, neen, zei Bram. Ik ben wéér uit om
schilderijen te bekijken.
O, dan weet, ik er alles van, merkte ik
op. Maar enfin, 'k zal er maar niet verdor
over praten.
En hoo bevalt U het regeeren vroeg
Roosje opeens.
Bram dacht lang na en zei toen„Heel
goed, 't bevalt me best. Ik ben nu echt in
mijn element en ik hoop wel, dat ik het vier jaar
uithoud. Maar laten we eens over jou praten,
Nus, zei hij. Hoe maak jij het Is je slape
loosheid niet meer zoo ernstig als vroeger?
O, neen, zei ik. Ik slaap weer als een
roos. Ik heb een slaapmiddeltje ontdekt, on
feilbaar.
Is 't tóch waar? juichte Bram. Och, ver
tel reis op. Wat is het? Ik heb óók zooveel
last van slapeloosheid, wat heeft jon zoo radi
caal geholpen
't Verslag van de Kamerzittingen over
de militaire vraagstukken, zei ik.
Roosje lachte toen ze dacht aan 't dwaze
gezicht dat Bram toen trok, en Troelstra
lachte ook. Was Kuyper niet kwaad
vroeg hij.
Och neen, daar kan ie tegen. Je roert
daar een teere snaar aan, Nus.'t Waren droe
vige dagen, zei hij. En dan die interpellaties.
Schaper met zijnreclametochten van Dr.
Kuyper, wel foeiEn dan die anti-Anti-re-
volutionnaire houding van Staalman
Nou sla je door, Bram, zei ik. Eerlijk
gezeid hielden Staalman's bèweringeu me
't langst wakker. Ik ben geeu vrind van ZEd.,
maar wat ie zei bij de militaire debatten,
vond ik goed en raak.
Nou. je bent "gauw tevreden, mopperde
Bram. Was je dan niet verontwaardigd over
het onhebbelijke optreden van Schaper bij die
interpellatie over het stervend meisje te Alk
maar, dat haar vader nog eens wou zien voor
haar dood
Beste premier, riep ik. Praat me daar
niet over. Want wat me daar je Christelijke
regeering heeft geleverd, is méér dan bar.
Weigeren een meisje dat haar vader op haar
sterfbed tot inkeer hoopt te brengen, zoo'n
verzoek
Maar er waren antecedenten.juris-
tieke bezwaren
Ik heb knap maling aan je antecedenten
en, evenals Schaper, aan je juristerij. Hier
had je Christen hart moeten spreken. Maar
als jullie dat volstopt met antecedenten en
juristerij, wat blijft er dan van je vroomheid
over? Thans viel Troelstra me in derede.
Ik ben stellig overtuigd, Nus, zei hij, dat
Kuyper 't geen vier jaar uithoudt, maar
zeker niet langer. Op het congres in Gronin
gen heb ik het er over gehad. Ik heb gezegd
dat zijn bestuur den arbeiders moet tegen
vallen en dat hij dus niet zal worden her
kozen.
En Troelstra las ons zijn speech voor. We
begonnen toen vanzelf over het congres, een
congres dat waarlijk heel frisch en eerlijk is
geweest. Ik heb de verslagen met genoegen
Dit betuigde ik uitdrukkelijk en
meenen, dat het verdrukken van de bijzonde
re school is: haar te knakken. Zij is de rekruten-
school geweest voor de anti-revolutionnairen,
maar alleen omdat de liberalen haar hebben
onderdrukt. Was dat niet geschied, Dr. Kuy
per was nu geen premier, zoo had Pieter
Jelles in Groningen gezegd en zóó is het.
Wat onderdrukt wordt, groeit, dat blijkt bij
de Boeren. Ik vind óók, dat er nu maar ver
hoogde subsidie moet komen, de voorstanders
van de openbare school kunnen niet beter
wenschen.
Ik heb Bram te Brussel gevraagd, ver
telde Roosje, of ie daar ook de scholen ging
bestudceren, maar daar wou ie niet van weten.
Hij ging naar Gheel, naar de krankzinnigen
inrichting.
Zeg 'reis, eerlijk gezegd vind ik dat rei
zen van gekkenhuis tot gekkenhuis van Bram
verontrustend. Wat heeft ie er meê voor?
peinsde ik.
Dat weet ik óók niet. maar 't is een
veeg teeken, zei Troelstra. Die Bram is zoo
verbazend geheimzinnig en vandaag of morgen
krijg je een voorstel van 'm, waar niemand op
rekendekomt ie uit een hoek waar je 'm
heelemaal niet verwacht had.
't Zijn angstige tijden, zei Roosje. En
ze schonk ons een glas wijn.
Zou het waar wezen, dat Kuyper aan
't informeeren is naar de resultaten van de
afschaffing der verplichte inenting vroeg
Roosje. Want daar schijnt ie heen to willen
't Is mogelijk, daarover heeft ie mis
schien in Engeland gepraat. En als ie dan
de masRa pokdaligen heeft gezien, die ik in
Londen heb waargenomen, nu, als dan zijn
christelijk hart niet bekeerd is, kan ik me ook
begrijpen dat zoo'n hart een stervend meisje
weigeren dorst haar vader te zien
En met zulko beuzelingen als de koe-
pok-inentiug, gaat de kostelijke tijd heen,
klaagde Troelstra. Hoe kan het in een den
kend brein opkomen, daarvan een kwestie te
maken en er zijn tijd aan te gevenOnze
ouwe en ondervoorzitter Mr. Veegens, klaagt
er terecht over in zijn Volksblad. En Troel
stra las
„Van het voortbouwen op de christelijke
grondslagen van ons volksleven, waarop de
Troonrede het uitzicht opende, valt tot dusver
zeer weinig te bespeuren. Het is al wel, als
de Tweede Kamer den nationalen tijd zoowat
kan volpraten. Trouwens, de breedsprakigheid
van vele afgevaardigden, de socialistische
daaronder niet te vergeten (hier betrok Pieter
Jelles' gezicht even.) geeft bij dat dooden van
den tijd veel leiding en steun. Men moet
echter niet te zeer vragen, waarmede de nati
onale tijd wordt zoek gemaakt. Van zoo wei
nig belangwekkende debatten, als die van
de Tweede Kamer in Pebruari en Maart van
dit jaar, is moeilijk een tweede voorbeeld te
vinden."
Zoo is het, betuigde Troelstra. Alleen wat
mijn partijgenooten gezeid hebben, was goed,
maar anders, 't was dun
We lieten Pieter Jelles maar wat praten.
Hij meent het goed. En eigenlijk staat hij 1
niet alleen. Ook Veegens vindt het zoo. Want i
hij zegt i
„Het ministerie is reeds een goed eind op
weg om te regeeren in den geest, niet van
de actieve elementen onder zijne eigen vrien
den, maar van de oude heeren, die bij de
verkiezingen van het vorige jaar cfen doorslag
hebben gegeven. Van hen, die oordeelden,
dat reeds het vorig Kabinet op sociaal gebied
te hard van stal liep en dat dit hun in de
papieren zou gaan loopen.
Bram Kuyper, maar die reist en laat zijn
„warme poezelige geestelijke hand" door
Vlaamsche journalisten bewonderen.
Dit betoogde ik, en Roosje en Pieter waren
't met me eens.
Schagen, 5 April 1902.
Woensdagavond trad de heer
Vis uit de Beemster in de „Cérès" alhier op.
om 't een en ander meê te deelen over den
„Bond voor Staatspensionneering".
De bijeenkomst werd geopend door den
heer G. Metselaar.
De heer Vis begon met een kleine toe-
lichting te geven op de advertentie, waarin de
lezing was aangekondigd. Daarin stond debat
gewenscht. Dit had alleen betrekking op
de pensioen-zaak zelve, maar de politiek
moest daar geheel worden buiten gehouden.
In de tweede plaats wilde Spr. niet over
politiek debatteeren, omdat het naar zijn
oordeel niet was te vereenigen met zijn ambt
als predikant. Hij spande zich voor de zaak
der Staatspensionneering in uit een oogpunt
van liefde. Hg beschouwde de zaak van een
zedelijke en godsdienstige zijde.
Vervolgens behandelde Spr. het doel, het
ontstaan en de werkzaamheid van den bond.
Hij begon met een treurige schilderij op te
hangen van den toestand van vele ouden van
dagen tegenwoordig, dien hg als jammerlijk en
ellendig schetste. Niet alleen in Friesland, waar
Spr. eenige voorbeelden van aanhaalde, maar
ook in Zuid-Holland en in onze eigen pro
vincie Noord-Holland, liet de toestand onzer
oudjes veel te wenschen over.
Aan wie de schuld? Zijn die ouden daar
zelf de schuld van Hebben ze er alles
doorgebracht Hebben ze niet aan hun ouden
dag gedacht Jawel, ze hebben gedaan wat
ze konden. Ze zijn alleen kwijt geraakt hun
gereedschap om te arbeiden, hun hoofd
en hand. Spr. wil ze noemen met een alge-
meenen term: werkmenschen Werkraenschen
met het hoofd, of met de hand.
Aan wie is nu de zorg voor dezulken op
gedragen
Aan de diaconieën. Maar zijn die diaconieën
bij machte alles te doen wat er te doen is?
We weten dat beter. We weten, hoe gaarne
soms een diaconie zou willen helpen, maar
men kan niet, men heeft geen middelen.
Wie zijn er dan verder geroepen, om te
helpen Kinderen, familieleden en vrienden.
Dat zijn veelal personen, die niet helpen
kunnen, ja, eigenlijk zelf hulp noodig hebben.
Er zijn ook toevluchtsoorden voor ouden
van dagen. Maar velen, die nog eenigszins
op hun vrijheid zijn gesteld, weigeren daar
in te gaan. Liever honger lijden, dan in een
armenhuis, is veelal het antwoord. Wie moet
dus helpen? De Staat moet tu6schen beiden
treden.
De Staat! Wie is de Staat? Een groot
koning van Frankrijk heeft eens gezegd: de
Staat ben ik. Maar het goede antwoord is:
de staat, dat zijn wij allen. De staat moet
opkomen voor de stoffelijke belangen van ons
allen.
Door het in 't leven roepen van de leer
plichtwet, is er gezorgd voor de jongeren
waarom dan niet gezorgd voor de ouden van
dagen, voor hen, die ook niet, evenals de
kleinen, in staat zijn zichzelf te helpen
In verschillende landen is de pensioen
zaak geregeldalhoewel niet zóó, als Spr.
Hij noemt Duitschland en
»Zji hebben-zonder sympathie voor katho- j ffenTmarken'de regeling in het laatste land
SS?tl srbikl Daarbis TT
in de verwachting, dat bestreven
Troelstra was er dankbaar voor. We hadden
't over de bgzondere school en ik was het
eens met Troelstra, dat het verkeerd is te
Door
ID A B 0 Y-E D.
o-o-o
29.
Het was Sylvia zoo goed. Zij verzocht
alleen, haar broeder dan op Süderfood te
mogen ontvangen. Willy beloofde hem te
zullen uitnoodigenbij was welkom, zoo
lang en zoo dikwijls het hem lustte.
En dan had Willy nog iets Sylvia moest
voor hem den treurigen dood van de arme
Mak ar ie aan Robert schrjjven.
„Natuurlijk deel ik het hem mede,
maar maar hij zal alles willen weten
nauwkeurig en datdatniet
waar dat doet gij voor me ?u
Sylvia werd doodsbleek.
Dup Willy had werkelijk geen idee van
haar liefde voor Robert. Anders had hij
haar deze opdracht niet gegeven. Makarie
dos kunnen zwijgen. Misschien wel,
omdat indiscretie haar een berisping van
jl'y °P den hals had gehaald. Maar
t deed er niet toe, waarom ook. Voor het
jeen was Sylvia haar innig dankbaar.
Willy nam het zwijgen van Sylvia op
|en bevestiging op zijn vraag.
„Hij zal zich ook herinneren, Robert...
ee nauwkeurig, evenals ikhet was
hel rl6ta^sc^le'd in KielMakarie oru-
jj t8,e em onder tranen en meende, dat
we' a"Üd onzeker was, of men elkaar
Heer zou terugzien. Toen dachten
sociale hervorming daardoor wel wat zou
bedaren en onze staatkunde een periode van
rustige rust zou ingaan. Het schijnt wel, dat
zij juist gezien hebben. Of zij nu bondgenooten
zijn, waarmede men op den duur ver komt,
is eene vraag, die het ministerie-Kuyper zelf
moet beantwoorden. We zullen elkander daar
over nader spreken, wanneer wij eeD paar
jaren verder zullen zijn en betgeen wij nu
reeds zien, volksovertuiging zal zijn geworden."
Het ziet er naar uit, of het zoo is ook.Nu
kan men wel zeggen, dat het ministerie nog
geen tijd heeft gehad om iets te doen, maar
dit is niet precies waar. Het vorig ministerie
had minder tjjd noodig. En men hooit zoo
van niets. De eenige van wien men hoort, is
overheid, en het rjjk en de gemeenten betalen
de gelden. De wet heeft in Denemarken
maar 11 artikelen, die Spr. voorleest.
Daarna passeert de revue wat zoo al in
ons land op het gebied van de pensioen
kwestie is gepresteerd.
Het behoorde bij den staat niet thuis, nota
benealsof de staat niet zorgt vooi1 het
onderwijs en andere geestelijke belangen der
burgers 1
Door de vorige regeering is vlak vóór haar
heengaan een wetsontwerp ingediend. Men
zeide: voor de reclame voor de aanstaande ver
kiezing, maar spr. meende, dat een dergelijk
wetsontwerp de slechtste reclame was, die
men kon aanwenden. Later deelde spr. mede,
dat minister Kuyper dit wetsontwerp niet
had ingetrokken, maar het advies had ge
vraagd van de Kamers van Arbeid. Maar
de Kamers, die geadviseerd hadden, waren
zeer afkeurend in hun oordeel geweest. Spr.
gaf ook eenige tarieven uit dat wetsontwerp,
waaruit z. i. de onvoldoendheid helder bleek.
Vervolgens sprak spr. over hetgeen door
particulieren was geschreven over de pensioen
zaak Hij noemde Min. Kuyper; het rapport
der Liberale Unie; het adres van verschillende
Kerkeraden en Predikanten met 700 hand-
teekeningen, tot de regeering gericht, met
de vraag spoed te maken met de pensioen
regeling, waarvan reeds in 1891 sprake was.
Dan noemde hij den sociaal-democraat Vliegen
en ten slotte de heeren Wieringa en Bosch-
wijk met hun werken over staatspension
neering voor iedereen, wat zij noemden een
onderlinge assurantie tegen ouderdom. Dan
nog de heeren Hesselink en Perio, die een
blaadje waren beginnen uit te geven, genaamd
De Nederlandsche Pensioenpartij, waar ze de
eerste maal boven geplaatst hadden het
opschrifteen sneeuwbal voor ouden van
dagen. Daarvan zijn in den tijd van een
jaar een achttal nummers verschenen.
Als een gevolg van dat optreden werd
9 September 1900 de Bond voor Staatspen
sionneering opgericht.
Wat de bond wil, deelt spr. mede uit de
zoogenaamde geloofsartikelen, door dien Bond
uitgegeven. Hij beoogt in hoofdzaak wat ook
in art. 1 van de statuten staat vermeld een
staatspensioen voor alle Nederlandsche man
nen en vrouwen op een aangegeven leeftijd,
zonder vooraf betaalde premie.
De bond staat buiten alle politiek, buiten
alle partijen spr. zou liever willen zeggen
boven alle partijen. In het hoofdbestuur zitten
een sociaal-democraat en een Roomsch-
Katholiek. Schaepman heeft beweerd, met
het beginsel te kunnen instemmenKuyper
heeft gesproken, dat het hem toelachte.
Er is plaats voor allen.
Na de pauze vertelde spr. het een en ander
over de werkzaamheid van den bond.
Do bedoeling van den bond is, bij de regee
ring aan te dringen, dat de pensioenregeling
worde ter hand geuomen. Als straks de
statuten zijn gewijzigd en de Kon. goedkeuring
is aangevraagd en verkregen, dan is het de
bedoeling, jaarlijks bij de Tweede Kamer aan
te kloppen.
Er is door den bond bij de verkiezingen
aan candidaten voor 2e Kamer eD Prov. St.
gevraagd, hoe men over de pensioenzaak
dachtdat wil men niet meer doendat
moet aan de afdeelingen worden overgelaten
de boud moet zich daarmede niet bi-moeieu.
De hoofdzaak van de werkzaamheid van den
bond is de openbare meening te bewerken, en
dat doet hij vooral door afdeelingen te vestigen,
die dan ook op haar beurt propaganda voor de
zaak kunnen maken.
Niet alleen door het woord wordt propa
ganda gemaakt, maar ook vooral door het
maandblad, dat wordt uitgegeven. Voor elk
lid wordt aan het Hoofdbestuur f 0.50 afge
dragen en daarvoor ontvangt ieder, buiten
andere geschriften, het maandblad.
In dat maandblad worden allerlei zaken
behandeld.
Ook is daarin gesproken over de kosten,
verhondeu aan Staatspensionneering.
Hoeveel zal dat kosten Dat is, zegt Spr.,
moeilijk te bepalen. Maar eenigszins toch wel.
Als we aan de hand van de statistiek van 1899
h t getal personen toven 66 jaar bepalen op
350000, met een pensioen van zeg eens
f 3.—, en we rekenen dat 70 van die
350000 van het pensioen gebruik maken, dan
In 1891 werd er melding van gemaakt in
to -- um UianCHi un ii
de troonrede; later is er nooit meer van ge- zouden de kosten zijn 37 a38 millioen per iaar.
linnt'tl Til 1 WQl liooft TTnlilf ïn Jn iPtirnrt/lo 11T 1 i
hoord. In 1895 heeft Heldt in de Tweede
Kamer een motie ingediend ten gunste van
de pensioenregelingdie motie is aangeno
men een staatscommissie is 4 a 6 jaar aan
het werk geweest en bracht in 1899 rapport
uit, met de conclusie, dat pensioen nuttig
en noodig was, maar voor den staat niet raad
zaam om zich daarmede in te laten.
Robert en ik, dat het vrees was voor
hèm
Zij etonden een poos zwijgend tegenover
elkaar.
Sylvia zuchtte en wilde gaan.
„Sylvia zeide hij zacht.
Zij keek hem vragend aan.
Hj nam haar hand in de zijne en drukte
die.
Zij begreephet meest zijn dank zijn.
Zij kreeg een hooge kleur; dien dank
moest ze toch eerst verdienen.
Even na twaalf brak de treurige
stoet op.
Te voren verzamelden allen zich, van
den ouden Drews af tot het jongste dag-
loonerskind toe, met de familie om Ma-
karie's kist, die nu reeds met de uit Ham
burg meêgebrachte hloemen was bedekt.
Buiten hing een dikke nevel en liet
slechts een grauw licht binnen.
De kaarsen op de beide luchters links en
rechts van het hoofdeneind brandden geel.
Zij wierpen een warmen schijn op alle ge
zichten, die binnen haar stralenkrans vie
len. De andere hoofden schenen dubbel
bleek daardoor.
De oude Drews las uit zijn gezangboek
een choraal voor: Wie weet, hoe na het
einde is! De gele bladen sloeg hij met
vochtig gemaakte vingers om, want het
choraal had elf verzen, die met groote
gothische letters in het antieke boek gedrukt
stenden en vele zijdjes besloegen. De
nadruk, dien Drews op vele woorden legde,
was groot en de uitspraak en toon niet
altijd juist.
Maar niemand kwam daardoor uit de
plechtige stemming en de neusklanken van
den oude vermengden zich met het gesnik
der vrouwen.
Dan bad hij nog een „Onze Vader,"
terwijl de anderen hun tranen droogden.
Weinige minuten later stond Sylvia in
de gang voor de huisdeur en keek den
donkeren stoet na. Vooraan de slede, van
binnen en buiten met dennetakken ver
sierd. Daarin de kist. Dan de door den
ouden schimmel getrokken en door Drews
bestuurden wagen. Willy en zijn moeder
binnen in, Ludwig Mammling voorin naast
den ouden Drews.
Spoedig stond de nevel, als een zicht
bare, ofschoon cok nog doorzichtige
muur, tusschen den stoet en Syivia, die hem
nakeek.
Hoe verder hij ging, hoe ondoordring
baarder werd de grauwe lucht, en liet
deze de beide voertuigen slechts nog als
kleurlooze vaste lichamen zien, waarvan
j de omtrekken nog waren te bekennen.
Eindelijk werden ook deze flauwer
en flauwer. Het was, alsof de nevel
alles hed opgezogen. Als had zich in hem
het laatste spoor van Makarie opgelost.
Met eene sidderii g van wee gevoel
van verlatenheid, trad Sylvia het eenzame
huis weer binnen.
Vóór ze begon met het huis wat anders
te meubelen, zou ze een ander werk doen.
Aan Robert von Hollern schrijven. Voor
de eerste maal in haar leven. Want vroeger
in Berlijn hadden haar moeder of Bertie
de uitnoodigingen tot dit of dat avondje
aan hem gezonden.
Het scheen haar bijna onmogelijk, den
rechten toon te treffen.
Zij ging naar het salon en hield een
tweespraak met het portret.
Maar het scheen haar vandaag zoo zon
We rekenen 70%, omdat gevangenen en
anderen, die reeds op kosten van den staat
leven, buiten pensioen zullen kunnenook
zullen er personen zijn, die zoo rijk zijn, dat
het pensioen hun de moeite niet is.
Waar zullen die 38 millioen vandaan komen
De ouden van dagen leven nu ook. De
diaconieën worden van een groote zorg ont-
derling, zoo vreemd.
Zij zeide onwillekeurig tot zichzelfwat
heb ik al doorleefd, geleden, sedert wij
van elkaar gingen dingen, waarvan gij
niets weet. En gij zijt wellicht dezelfde
gebleven
Die groote angst kwam weer over haar
zjj vreesde dat hun beider leven zoo geheel
uit elkander zou zijn gegroeid. En
die levens, die waren wellicht bestemd ge
weest zich eng aan hun wederkeerig geluk
aan te passen.
Maar dat was immers zjjn wil geweest
anders had hij niet zoo wreed gezwegen,
toen, in die zonnige dagen op de Lubina.
Iets van haar ouden trots kwam weer
boven en gaf haar plotseling haar onbewogen
stemmirg terug.
Zij plaatste zich aan Willy's schrijftafel
en begon, zonder dat haar polsen zelfs
sneller sloegen
„Hooggeëerde heer Kapitein!"
Zij vertelde eerst, dat dit schrijven hem
werd gezonden op verlangen van Willy. En
bij de schildering van het gruwelijk onge
luk, bij het verpoozen bij Makarie's eigen
schappen, werd haar toon warm en natuurlijk.
Het werd een uitstekende brief. Zij droDg
biermede haar persoon volstrekt niet op
den voorgrond, maar hield ook niet ge
dwongen haar persoon op den achtergrond.
Zij vertelde eenvoudig, hoe het haar ging,
dat ze met Wliy's moeder bii Willy op
Süderfood bleef, totdat het Wil'y zou ge
lukken, ergens anders iets geschikts te
vinden.
Toen Sylvia dezen brief had geschreven,
gevoelde zij zich zeer verlicht. Haar wes
het, of er weer een deel van haar leven
achter den rug lag.
Poorten waren gesloten De jjzeren hand
des doods had ze dichtgesmeten.
't Leed en de menschen om wie het ge
leden was, ze schenen te verbleeken.
Alles lag zoo ver achter haar.
En zij stond met blijden moed op den
drempel.
Daar ginds wachtten plichteD.
Was het d&t, dat haar de nieuwe, heldere
stemming gaf?
„Wie weet?"
Vanwaar mocht het gevoel van vrijheid
komen, dat haar het schrijven aan Robert
zoo grmakkelijk had gemaakt?
Hij kon haar, omdat hij zoo ver van
haar af was, toch ook niet uit de ziel, uit
het hart gerukt zijn
Wanneer ze hem nu eens éénmaal kon
weerzien, slechts éénmaal in de oogen kjj-
ken, om het daarover met zichzelf eens te
worden, of nog immer haar leven door
hem werd beheerscht, van hem athankelijk
was!
Waarschijnlgk Neen, gewisWant het
was haar meisjesaart een behoefte, aan de
onwankelbaarheid der liefde, dus ook aan
de hare, te kunnen gelooven.
Gevoelens, die veranderen kunnen, zijn
dat ooit de echte gevoelens geweest
„Wie weet
Dat ondraaglijke, eeuwige „wie weet
Dat die vraag haar toch steeds en steeds
weer door de gedachten moest gaan.
Zoolang de«e zich zoo willekeurig op
wierp was et met haar beslistheid nog
treurig gesteld.
En altijd was het nog onzeker, of zg
uit het ABC des levens da reebte woor
den had ieerea spellen, die den w'aren
vrede, het ware geluk bekekeaden.