Zondag 6 April 190*2. 46ste Jaargang No. 3720. TWEEDE BLAD. PLAATSELIJK NIEUWS. FEUILLETON. De Theeavondjes bij M. A. G. Nus. Het ABC VAN HET LEVEN. —0—0—0— SCHAGEN, 4 April 1902. Nus en Roosje terug. Een ontmoeting in Brussel. Een geflatteerd portret. Van een gebocheld voorhoofd. Bram heeft oorlogszuchtige plannen. Hij is de baas en kent geen Kruis. Booze voor nemens. Alle liberalen naar Me- demblik. Nus heeft een 'radicaal middel tegen slapeloosheid ontdekt. Droeve dagen. Reclametochten. Een verstopt Christenhart. Wat Pieter Jelles denkt. Tegen de verdrukking in. Van gek kenhuis tot gekkenhuis. Bcu- zelingen. Wat Veegens zegt. Een wannepoe zelige, geestelijke hand. —o— En vertel me nu eens, Nus, vroeg Troelstra, toen ie gezellig bij me zat. Hoe hebben Roosje en jij het op je lange reis gemaakt We hebben veel gezien, veel gehoord, antwoordde ik, peinzend aan mijn pijp zuigend. En 't heeft me goed gedaan, ik ben nu weer heelemaal de ouwe, mijn theeavondjes kunnen weer geregeld plaats hebben. 't Is alleen een beetje te gauw gegaan, zei Roosje. Van Italië naar Schagen_hebben we in vier dagen doorgereisd met één dag in Parijs en één dag in Brussel. Ik had zoo graag nog een poosje 't genot van de boule vards gehad. In Brussel heb ik Bram gezien, vertelde ik. We liepen op den Boulevard du Nord en daar kwam waarachtig onze premier aan, rustigjes in zijn demietje, een sigaar in den mond, en naast hem liep een journalist, op te teekenen alle woorden van wijsheid uit des grooten mans mond. Bram had ons dadelijk in het oog. Aha, riep hij, danr is m'n Schagensche Nus en m'n allerliefste Roosje! Hij liet z'n interviewer in densteek en we gingen met z'n drietjes heel fideel dineeren. 's Avonds lazen we 't verslag van het inter view in de „Vlaamsche Gazette". Sapper loot,' wat heb ik een schik gehad, en Bram zat er beduusd bij te kijken. Dat portret al: „Zijn gladgeschoren en kleurig gezicht, zijn vleezige neus, zijn krullende lippen, zijn hooggewelfd gebocheld verstandig voorhoofd, evenals den met grijs gekroezeld haar be groeiden half-kalen schedel, zijn sterken nek op het forschig-kloek geblokt lijf van een gezonden zestiger". 't Is goed dat je er bij zit Bram, zei ik, anders zou ik er je niet uit herkennen. Heb ik een gebocheld verstandig voor hoofd? vroeg Bram me. Waarachtig niet, zei ik. Verstandig wel, maar niet gebocheld! Een sterken nek heb je wel en ook grijs gekroezeld haar! Ze hebben geen mooien jongen van je gemaakt, meneer Bram, riep Roosje. En ze gelezen. hebben je ook niet verstandig laten praten „Binnenkort zend ik een oorlogs schip naar Antwerpen!" Doetu dat 1 Om te bombardeeren Wel nee, riep Bram. Niet om te bom- bardeeren. Uit vriendschap Hebt u daar wat over te zeggen Be- i schikt uw Minister van Marine niet over de oorlogsschepen? vroeg ik. Waarachtig niet. zei Bram, 't is zonde dat ik het zeg. Mijn Kruis heeft niks in te brengen. Ik ben de premier. En Bram lei zijn „warme poezelige geeste lijke hand" (ook een ontdekking van den reporter) op zijn „verstandig voorhoofd". Laat mij je nu óók eens interviewen, voor de Schager Courant, verzocht ik. Goedzei ie. Vraag maar op. U sprak over de „afgrijselijke" moeilijk heden met een tolverbond tusschen Nederland en België. Méént U dat Och wel nee', zei Bram. We kunnen zien als er invoerrechten zijn. Is het waar, dat U zoo belangstellend in Gheel en Medemblik bent geweest, om successievelijk alle liberalen daar op te sluiten Dat weet ik nog niet. peinsde Bram. Ze verdienen het wel, maar ik moet er nog eens over denken. Bent u weer voor de Boerenzaak op reis vroeg ik. O, neen, zei Bram. Ik ben wéér uit om schilderijen te bekijken. O, dan weet, ik er alles van, merkte ik op. Maar enfin, 'k zal er maar niet verdor over praten. En hoo bevalt U het regeeren vroeg Roosje opeens. Bram dacht lang na en zei toen„Heel goed, 't bevalt me best. Ik ben nu echt in mijn element en ik hoop wel, dat ik het vier jaar uithoud. Maar laten we eens over jou praten, Nus, zei hij. Hoe maak jij het Is je slape loosheid niet meer zoo ernstig als vroeger? O, neen, zei ik. Ik slaap weer als een roos. Ik heb een slaapmiddeltje ontdekt, on feilbaar. Is 't tóch waar? juichte Bram. Och, ver tel reis op. Wat is het? Ik heb óók zooveel last van slapeloosheid, wat heeft jon zoo radi caal geholpen 't Verslag van de Kamerzittingen over de militaire vraagstukken, zei ik. Roosje lachte toen ze dacht aan 't dwaze gezicht dat Bram toen trok, en Troelstra lachte ook. Was Kuyper niet kwaad vroeg hij. Och neen, daar kan ie tegen. Je roert daar een teere snaar aan, Nus.'t Waren droe vige dagen, zei hij. En dan die interpellaties. Schaper met zijnreclametochten van Dr. Kuyper, wel foeiEn dan die anti-Anti-re- volutionnaire houding van Staalman Nou sla je door, Bram, zei ik. Eerlijk gezeid hielden Staalman's bèweringeu me 't langst wakker. Ik ben geeu vrind van ZEd., maar wat ie zei bij de militaire debatten, vond ik goed en raak. Nou. je bent "gauw tevreden, mopperde Bram. Was je dan niet verontwaardigd over het onhebbelijke optreden van Schaper bij die interpellatie over het stervend meisje te Alk maar, dat haar vader nog eens wou zien voor haar dood Beste premier, riep ik. Praat me daar niet over. Want wat me daar je Christelijke regeering heeft geleverd, is méér dan bar. Weigeren een meisje dat haar vader op haar sterfbed tot inkeer hoopt te brengen, zoo'n verzoek Maar er waren antecedenten.juris- tieke bezwaren Ik heb knap maling aan je antecedenten en, evenals Schaper, aan je juristerij. Hier had je Christen hart moeten spreken. Maar als jullie dat volstopt met antecedenten en juristerij, wat blijft er dan van je vroomheid over? Thans viel Troelstra me in derede. Ik ben stellig overtuigd, Nus, zei hij, dat Kuyper 't geen vier jaar uithoudt, maar zeker niet langer. Op het congres in Gronin gen heb ik het er over gehad. Ik heb gezegd dat zijn bestuur den arbeiders moet tegen vallen en dat hij dus niet zal worden her kozen. En Troelstra las ons zijn speech voor. We begonnen toen vanzelf over het congres, een congres dat waarlijk heel frisch en eerlijk is geweest. Ik heb de verslagen met genoegen Dit betuigde ik uitdrukkelijk en meenen, dat het verdrukken van de bijzonde re school is: haar te knakken. Zij is de rekruten- school geweest voor de anti-revolutionnairen, maar alleen omdat de liberalen haar hebben onderdrukt. Was dat niet geschied, Dr. Kuy per was nu geen premier, zoo had Pieter Jelles in Groningen gezegd en zóó is het. Wat onderdrukt wordt, groeit, dat blijkt bij de Boeren. Ik vind óók, dat er nu maar ver hoogde subsidie moet komen, de voorstanders van de openbare school kunnen niet beter wenschen. Ik heb Bram te Brussel gevraagd, ver telde Roosje, of ie daar ook de scholen ging bestudceren, maar daar wou ie niet van weten. Hij ging naar Gheel, naar de krankzinnigen inrichting. Zeg 'reis, eerlijk gezegd vind ik dat rei zen van gekkenhuis tot gekkenhuis van Bram verontrustend. Wat heeft ie er meê voor? peinsde ik. Dat weet ik óók niet. maar 't is een veeg teeken, zei Troelstra. Die Bram is zoo verbazend geheimzinnig en vandaag of morgen krijg je een voorstel van 'm, waar niemand op rekendekomt ie uit een hoek waar je 'm heelemaal niet verwacht had. 't Zijn angstige tijden, zei Roosje. En ze schonk ons een glas wijn. Zou het waar wezen, dat Kuyper aan 't informeeren is naar de resultaten van de afschaffing der verplichte inenting vroeg Roosje. Want daar schijnt ie heen to willen 't Is mogelijk, daarover heeft ie mis schien in Engeland gepraat. En als ie dan de masRa pokdaligen heeft gezien, die ik in Londen heb waargenomen, nu, als dan zijn christelijk hart niet bekeerd is, kan ik me ook begrijpen dat zoo'n hart een stervend meisje weigeren dorst haar vader te zien En met zulko beuzelingen als de koe- pok-inentiug, gaat de kostelijke tijd heen, klaagde Troelstra. Hoe kan het in een den kend brein opkomen, daarvan een kwestie te maken en er zijn tijd aan te gevenOnze ouwe en ondervoorzitter Mr. Veegens, klaagt er terecht over in zijn Volksblad. En Troel stra las „Van het voortbouwen op de christelijke grondslagen van ons volksleven, waarop de Troonrede het uitzicht opende, valt tot dusver zeer weinig te bespeuren. Het is al wel, als de Tweede Kamer den nationalen tijd zoowat kan volpraten. Trouwens, de breedsprakigheid van vele afgevaardigden, de socialistische daaronder niet te vergeten (hier betrok Pieter Jelles' gezicht even.) geeft bij dat dooden van den tijd veel leiding en steun. Men moet echter niet te zeer vragen, waarmede de nati onale tijd wordt zoek gemaakt. Van zoo wei nig belangwekkende debatten, als die van de Tweede Kamer in Pebruari en Maart van dit jaar, is moeilijk een tweede voorbeeld te vinden." Zoo is het, betuigde Troelstra. Alleen wat mijn partijgenooten gezeid hebben, was goed, maar anders, 't was dun We lieten Pieter Jelles maar wat praten. Hij meent het goed. En eigenlijk staat hij 1 niet alleen. Ook Veegens vindt het zoo. Want i hij zegt i „Het ministerie is reeds een goed eind op weg om te regeeren in den geest, niet van de actieve elementen onder zijne eigen vrien den, maar van de oude heeren, die bij de verkiezingen van het vorige jaar cfen doorslag hebben gegeven. Van hen, die oordeelden, dat reeds het vorig Kabinet op sociaal gebied te hard van stal liep en dat dit hun in de papieren zou gaan loopen. Bram Kuyper, maar die reist en laat zijn „warme poezelige geestelijke hand" door Vlaamsche journalisten bewonderen. Dit betoogde ik, en Roosje en Pieter waren 't met me eens. Schagen, 5 April 1902. Woensdagavond trad de heer Vis uit de Beemster in de „Cérès" alhier op. om 't een en ander meê te deelen over den „Bond voor Staatspensionneering". De bijeenkomst werd geopend door den heer G. Metselaar. De heer Vis begon met een kleine toe- lichting te geven op de advertentie, waarin de lezing was aangekondigd. Daarin stond debat gewenscht. Dit had alleen betrekking op de pensioen-zaak zelve, maar de politiek moest daar geheel worden buiten gehouden. In de tweede plaats wilde Spr. niet over politiek debatteeren, omdat het naar zijn oordeel niet was te vereenigen met zijn ambt als predikant. Hij spande zich voor de zaak der Staatspensionneering in uit een oogpunt van liefde. Hg beschouwde de zaak van een zedelijke en godsdienstige zijde. Vervolgens behandelde Spr. het doel, het ontstaan en de werkzaamheid van den bond. Hij begon met een treurige schilderij op te hangen van den toestand van vele ouden van dagen tegenwoordig, dien hg als jammerlijk en ellendig schetste. Niet alleen in Friesland, waar Spr. eenige voorbeelden van aanhaalde, maar ook in Zuid-Holland en in onze eigen pro vincie Noord-Holland, liet de toestand onzer oudjes veel te wenschen over. Aan wie de schuld? Zijn die ouden daar zelf de schuld van Hebben ze er alles doorgebracht Hebben ze niet aan hun ouden dag gedacht Jawel, ze hebben gedaan wat ze konden. Ze zijn alleen kwijt geraakt hun gereedschap om te arbeiden, hun hoofd en hand. Spr. wil ze noemen met een alge- meenen term: werkmenschen Werkraenschen met het hoofd, of met de hand. Aan wie is nu de zorg voor dezulken op gedragen Aan de diaconieën. Maar zijn die diaconieën bij machte alles te doen wat er te doen is? We weten dat beter. We weten, hoe gaarne soms een diaconie zou willen helpen, maar men kan niet, men heeft geen middelen. Wie zijn er dan verder geroepen, om te helpen Kinderen, familieleden en vrienden. Dat zijn veelal personen, die niet helpen kunnen, ja, eigenlijk zelf hulp noodig hebben. Er zijn ook toevluchtsoorden voor ouden van dagen. Maar velen, die nog eenigszins op hun vrijheid zijn gesteld, weigeren daar in te gaan. Liever honger lijden, dan in een armenhuis, is veelal het antwoord. Wie moet dus helpen? De Staat moet tu6schen beiden treden. De Staat! Wie is de Staat? Een groot koning van Frankrijk heeft eens gezegd: de Staat ben ik. Maar het goede antwoord is: de staat, dat zijn wij allen. De staat moet opkomen voor de stoffelijke belangen van ons allen. Door het in 't leven roepen van de leer plichtwet, is er gezorgd voor de jongeren waarom dan niet gezorgd voor de ouden van dagen, voor hen, die ook niet, evenals de kleinen, in staat zijn zichzelf te helpen In verschillende landen is de pensioen zaak geregeldalhoewel niet zóó, als Spr. Hij noemt Duitschland en »Zji hebben-zonder sympathie voor katho- j ffenTmarken'de regeling in het laatste land SS?tl srbikl Daarbis TT in de verwachting, dat bestreven Troelstra was er dankbaar voor. We hadden 't over de bgzondere school en ik was het eens met Troelstra, dat het verkeerd is te Door ID A B 0 Y-E D. o-o-o 29. Het was Sylvia zoo goed. Zij verzocht alleen, haar broeder dan op Süderfood te mogen ontvangen. Willy beloofde hem te zullen uitnoodigenbij was welkom, zoo lang en zoo dikwijls het hem lustte. En dan had Willy nog iets Sylvia moest voor hem den treurigen dood van de arme Mak ar ie aan Robert schrjjven. „Natuurlijk deel ik het hem mede, maar maar hij zal alles willen weten nauwkeurig en datdatniet waar dat doet gij voor me ?u Sylvia werd doodsbleek. Dup Willy had werkelijk geen idee van haar liefde voor Robert. Anders had hij haar deze opdracht niet gegeven. Makarie dos kunnen zwijgen. Misschien wel, omdat indiscretie haar een berisping van jl'y °P den hals had gehaald. Maar t deed er niet toe, waarom ook. Voor het jeen was Sylvia haar innig dankbaar. Willy nam het zwijgen van Sylvia op |en bevestiging op zijn vraag. „Hij zal zich ook herinneren, Robert... ee nauwkeurig, evenals ikhet was hel rl6ta^sc^le'd in KielMakarie oru- jj t8,e em onder tranen en meende, dat we' a"Üd onzeker was, of men elkaar Heer zou terugzien. Toen dachten sociale hervorming daardoor wel wat zou bedaren en onze staatkunde een periode van rustige rust zou ingaan. Het schijnt wel, dat zij juist gezien hebben. Of zij nu bondgenooten zijn, waarmede men op den duur ver komt, is eene vraag, die het ministerie-Kuyper zelf moet beantwoorden. We zullen elkander daar over nader spreken, wanneer wij eeD paar jaren verder zullen zijn en betgeen wij nu reeds zien, volksovertuiging zal zijn geworden." Het ziet er naar uit, of het zoo is ook.Nu kan men wel zeggen, dat het ministerie nog geen tijd heeft gehad om iets te doen, maar dit is niet precies waar. Het vorig ministerie had minder tjjd noodig. En men hooit zoo van niets. De eenige van wien men hoort, is overheid, en het rjjk en de gemeenten betalen de gelden. De wet heeft in Denemarken maar 11 artikelen, die Spr. voorleest. Daarna passeert de revue wat zoo al in ons land op het gebied van de pensioen kwestie is gepresteerd. Het behoorde bij den staat niet thuis, nota benealsof de staat niet zorgt vooi1 het onderwijs en andere geestelijke belangen der burgers 1 Door de vorige regeering is vlak vóór haar heengaan een wetsontwerp ingediend. Men zeide: voor de reclame voor de aanstaande ver kiezing, maar spr. meende, dat een dergelijk wetsontwerp de slechtste reclame was, die men kon aanwenden. Later deelde spr. mede, dat minister Kuyper dit wetsontwerp niet had ingetrokken, maar het advies had ge vraagd van de Kamers van Arbeid. Maar de Kamers, die geadviseerd hadden, waren zeer afkeurend in hun oordeel geweest. Spr. gaf ook eenige tarieven uit dat wetsontwerp, waaruit z. i. de onvoldoendheid helder bleek. Vervolgens sprak spr. over hetgeen door particulieren was geschreven over de pensioen zaak Hij noemde Min. Kuyper; het rapport der Liberale Unie; het adres van verschillende Kerkeraden en Predikanten met 700 hand- teekeningen, tot de regeering gericht, met de vraag spoed te maken met de pensioen regeling, waarvan reeds in 1891 sprake was. Dan noemde hij den sociaal-democraat Vliegen en ten slotte de heeren Wieringa en Bosch- wijk met hun werken over staatspension neering voor iedereen, wat zij noemden een onderlinge assurantie tegen ouderdom. Dan nog de heeren Hesselink en Perio, die een blaadje waren beginnen uit te geven, genaamd De Nederlandsche Pensioenpartij, waar ze de eerste maal boven geplaatst hadden het opschrifteen sneeuwbal voor ouden van dagen. Daarvan zijn in den tijd van een jaar een achttal nummers verschenen. Als een gevolg van dat optreden werd 9 September 1900 de Bond voor Staatspen sionneering opgericht. Wat de bond wil, deelt spr. mede uit de zoogenaamde geloofsartikelen, door dien Bond uitgegeven. Hij beoogt in hoofdzaak wat ook in art. 1 van de statuten staat vermeld een staatspensioen voor alle Nederlandsche man nen en vrouwen op een aangegeven leeftijd, zonder vooraf betaalde premie. De bond staat buiten alle politiek, buiten alle partijen spr. zou liever willen zeggen boven alle partijen. In het hoofdbestuur zitten een sociaal-democraat en een Roomsch- Katholiek. Schaepman heeft beweerd, met het beginsel te kunnen instemmenKuyper heeft gesproken, dat het hem toelachte. Er is plaats voor allen. Na de pauze vertelde spr. het een en ander over de werkzaamheid van den bond. Do bedoeling van den bond is, bij de regee ring aan te dringen, dat de pensioenregeling worde ter hand geuomen. Als straks de statuten zijn gewijzigd en de Kon. goedkeuring is aangevraagd en verkregen, dan is het de bedoeling, jaarlijks bij de Tweede Kamer aan te kloppen. Er is door den bond bij de verkiezingen aan candidaten voor 2e Kamer eD Prov. St. gevraagd, hoe men over de pensioenzaak dachtdat wil men niet meer doendat moet aan de afdeelingen worden overgelaten de boud moet zich daarmede niet bi-moeieu. De hoofdzaak van de werkzaamheid van den bond is de openbare meening te bewerken, en dat doet hij vooral door afdeelingen te vestigen, die dan ook op haar beurt propaganda voor de zaak kunnen maken. Niet alleen door het woord wordt propa ganda gemaakt, maar ook vooral door het maandblad, dat wordt uitgegeven. Voor elk lid wordt aan het Hoofdbestuur f 0.50 afge dragen en daarvoor ontvangt ieder, buiten andere geschriften, het maandblad. In dat maandblad worden allerlei zaken behandeld. Ook is daarin gesproken over de kosten, verhondeu aan Staatspensionneering. Hoeveel zal dat kosten Dat is, zegt Spr., moeilijk te bepalen. Maar eenigszins toch wel. Als we aan de hand van de statistiek van 1899 h t getal personen toven 66 jaar bepalen op 350000, met een pensioen van zeg eens f 3.—, en we rekenen dat 70 van die 350000 van het pensioen gebruik maken, dan In 1891 werd er melding van gemaakt in to -- um UianCHi un ii de troonrede; later is er nooit meer van ge- zouden de kosten zijn 37 a38 millioen per iaar. linnt'tl Til 1 WQl liooft TTnlilf ïn Jn iPtirnrt/lo 11T 1 i hoord. In 1895 heeft Heldt in de Tweede Kamer een motie ingediend ten gunste van de pensioenregelingdie motie is aangeno men een staatscommissie is 4 a 6 jaar aan het werk geweest en bracht in 1899 rapport uit, met de conclusie, dat pensioen nuttig en noodig was, maar voor den staat niet raad zaam om zich daarmede in te laten. Robert en ik, dat het vrees was voor hèm Zij etonden een poos zwijgend tegenover elkaar. Sylvia zuchtte en wilde gaan. „Sylvia zeide hij zacht. Zij keek hem vragend aan. Hj nam haar hand in de zijne en drukte die. Zij begreephet meest zijn dank zijn. Zij kreeg een hooge kleur; dien dank moest ze toch eerst verdienen. Even na twaalf brak de treurige stoet op. Te voren verzamelden allen zich, van den ouden Drews af tot het jongste dag- loonerskind toe, met de familie om Ma- karie's kist, die nu reeds met de uit Ham burg meêgebrachte hloemen was bedekt. Buiten hing een dikke nevel en liet slechts een grauw licht binnen. De kaarsen op de beide luchters links en rechts van het hoofdeneind brandden geel. Zij wierpen een warmen schijn op alle ge zichten, die binnen haar stralenkrans vie len. De andere hoofden schenen dubbel bleek daardoor. De oude Drews las uit zijn gezangboek een choraal voor: Wie weet, hoe na het einde is! De gele bladen sloeg hij met vochtig gemaakte vingers om, want het choraal had elf verzen, die met groote gothische letters in het antieke boek gedrukt stenden en vele zijdjes besloegen. De nadruk, dien Drews op vele woorden legde, was groot en de uitspraak en toon niet altijd juist. Maar niemand kwam daardoor uit de plechtige stemming en de neusklanken van den oude vermengden zich met het gesnik der vrouwen. Dan bad hij nog een „Onze Vader," terwijl de anderen hun tranen droogden. Weinige minuten later stond Sylvia in de gang voor de huisdeur en keek den donkeren stoet na. Vooraan de slede, van binnen en buiten met dennetakken ver sierd. Daarin de kist. Dan de door den ouden schimmel getrokken en door Drews bestuurden wagen. Willy en zijn moeder binnen in, Ludwig Mammling voorin naast den ouden Drews. Spoedig stond de nevel, als een zicht bare, ofschoon cok nog doorzichtige muur, tusschen den stoet en Syivia, die hem nakeek. Hoe verder hij ging, hoe ondoordring baarder werd de grauwe lucht, en liet deze de beide voertuigen slechts nog als kleurlooze vaste lichamen zien, waarvan j de omtrekken nog waren te bekennen. Eindelijk werden ook deze flauwer en flauwer. Het was, alsof de nevel alles hed opgezogen. Als had zich in hem het laatste spoor van Makarie opgelost. Met eene sidderii g van wee gevoel van verlatenheid, trad Sylvia het eenzame huis weer binnen. Vóór ze begon met het huis wat anders te meubelen, zou ze een ander werk doen. Aan Robert von Hollern schrijven. Voor de eerste maal in haar leven. Want vroeger in Berlijn hadden haar moeder of Bertie de uitnoodigingen tot dit of dat avondje aan hem gezonden. Het scheen haar bijna onmogelijk, den rechten toon te treffen. Zij ging naar het salon en hield een tweespraak met het portret. Maar het scheen haar vandaag zoo zon We rekenen 70%, omdat gevangenen en anderen, die reeds op kosten van den staat leven, buiten pensioen zullen kunnenook zullen er personen zijn, die zoo rijk zijn, dat het pensioen hun de moeite niet is. Waar zullen die 38 millioen vandaan komen De ouden van dagen leven nu ook. De diaconieën worden van een groote zorg ont- derling, zoo vreemd. Zij zeide onwillekeurig tot zichzelfwat heb ik al doorleefd, geleden, sedert wij van elkaar gingen dingen, waarvan gij niets weet. En gij zijt wellicht dezelfde gebleven Die groote angst kwam weer over haar zjj vreesde dat hun beider leven zoo geheel uit elkander zou zijn gegroeid. En die levens, die waren wellicht bestemd ge weest zich eng aan hun wederkeerig geluk aan te passen. Maar dat was immers zjjn wil geweest anders had hij niet zoo wreed gezwegen, toen, in die zonnige dagen op de Lubina. Iets van haar ouden trots kwam weer boven en gaf haar plotseling haar onbewogen stemmirg terug. Zij plaatste zich aan Willy's schrijftafel en begon, zonder dat haar polsen zelfs sneller sloegen „Hooggeëerde heer Kapitein!" Zij vertelde eerst, dat dit schrijven hem werd gezonden op verlangen van Willy. En bij de schildering van het gruwelijk onge luk, bij het verpoozen bij Makarie's eigen schappen, werd haar toon warm en natuurlijk. Het werd een uitstekende brief. Zij droDg biermede haar persoon volstrekt niet op den voorgrond, maar hield ook niet ge dwongen haar persoon op den achtergrond. Zij vertelde eenvoudig, hoe het haar ging, dat ze met Wliy's moeder bii Willy op Süderfood bleef, totdat het Wil'y zou ge lukken, ergens anders iets geschikts te vinden. Toen Sylvia dezen brief had geschreven, gevoelde zij zich zeer verlicht. Haar wes het, of er weer een deel van haar leven achter den rug lag. Poorten waren gesloten De jjzeren hand des doods had ze dichtgesmeten. 't Leed en de menschen om wie het ge leden was, ze schenen te verbleeken. Alles lag zoo ver achter haar. En zij stond met blijden moed op den drempel. Daar ginds wachtten plichteD. Was het d&t, dat haar de nieuwe, heldere stemming gaf? „Wie weet?" Vanwaar mocht het gevoel van vrijheid komen, dat haar het schrijven aan Robert zoo grmakkelijk had gemaakt? Hij kon haar, omdat hij zoo ver van haar af was, toch ook niet uit de ziel, uit het hart gerukt zijn Wanneer ze hem nu eens éénmaal kon weerzien, slechts éénmaal in de oogen kjj- ken, om het daarover met zichzelf eens te worden, of nog immer haar leven door hem werd beheerscht, van hem athankelijk was! Waarschijnlgk Neen, gewisWant het was haar meisjesaart een behoefte, aan de onwankelbaarheid der liefde, dus ook aan de hare, te kunnen gelooven. Gevoelens, die veranderen kunnen, zijn dat ooit de echte gevoelens geweest „Wie weet Dat ondraaglijke, eeuwige „wie weet Dat die vraag haar toch steeds en steeds weer door de gedachten moest gaan. Zoolang de«e zich zoo willekeurig op wierp was et met haar beslistheid nog treurig gesteld. En altijd was het nog onzeker, of zg uit het ABC des levens da reebte woor den had ieerea spellen, die den w'aren vrede, het ware geluk bekekeaden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5