Donderdag 17 April 1902.
J
46ste Jaargang No. 3723.
en
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTKNTIEN iu het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCH AOE1W, Laai), O 4.
Uitgever: P. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W I\KE L*
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers Cent.
ADVERTTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
EERSTE BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
Het A B C
VAN HET LEVEN.
AiitiEti Nieuws-
DUNT.
Almieitifi- Liiiliiiilal.
Dit nummer bestaal uit twee bladen
«emeente SchageD
BEKENDMAKINGEN.
o-o
Openbare lieiinisgevlasr-
Burgemeester en "Wethouders van
Scbagen brengen ter kennis van de
ingezetenen
I. dat het toelaten van Dieuwe leer
lingen op de openbare lagere school zal
geschieden op den eersten Mei as
en alsdan kunnen worden toegelaten de
kinderen geboren in bet jaar 1896;
II. dat de ouders der betalende scho
lieren, welke dezen wenschen toegelaten te
zien, daarvan aan het Hoofd der School,
den heer Deenik, kennis moeten geven
vóór den 22 dezer; ook voor leerlingen,
die onderwijs wenschen te ontvangen in
de Fransóhe, Duitsche en Engelsche talen
III. dat de verzoeken om kosteloos
onderwijs voor de nieuwe leerlingen,
alleen mo8ten worden gedaan ter
gemeente-secretarie vóór den 22 dezer.
De geboorte- en vaccinebewijzen der
nieuwe leerlingen moeten bij de toelating
tot de school worden medegebracht.
Scbagen, 11 April 1902.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. POT.
De Secretaris.
DENIJS.
Vergadering van den Raad
der gemeente ANNA PAULOWNA, gehouden
op Dinsdag 15 April 1902, des morgets ten
10 ure.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter: de heer J. Jelles, burgemeester.
Na opening der vergadering, lezing en goed
keuring der notulen.
Naar aanleiding van de notulen, deelt de
Voorz. mede, dat hij bij het gezin is geweest,
waarop door den heer De Graaf in de vorige
zitting is gewezen, en hij heeft daar een
onderzoek ingesteld. Hem is gebleken, dat
door de Armvoogden voldoende ondersteuning
werd verleend en ook door particulieren veel
werd gedaan. Voorz. beschouwde dat thuis
houden der kinderen uit de school, meer als
reclamemakerij.
Tot commissie voor het nazien der rekening
worden benoemd de heeren Bakker en Stam
mes. Tot stembureau le stemming de heeren
Stammes en Volder; 2e stemming de heeren
v. Wijk en De Graaf8e stemming de heeren
Waiboer en Bakker.
De heer De Graaf brengt onder de aandacht
van B. en W., of het niet mogelijk zou zijn,
een tweede stembureau in te stellen. Voor de
kiezers uit den Westpolder noemt spr. het
zeer bezwaarlijk, heel naar de Kleinesluis te
moeten gaan om te stemmen. De wetgever
heeft het kiesrecht zoo ruim mogelijk gemaakt,
laat nu ook de gelegenheid om te stemmen
gemakkelijk worden gemaakt, 't Zijn in het
Westdeel grootendeels arbeidsmenschen, die in
den drukken tijd slecht kunnen verzuimen.
Doos
IDA BOY-ED.
o-o-o
32.
„Het is nu ook anderszoo geheel
anders", dacht Willy, eenigszios verward
en onrustig. „Ja, natuurlijk voor M&karie
als mijne vrouw kon het storend en onaan
genaam zyn."
In het begin van Mei zou Conrad Brügge
komen. Geheel onbevangen dacht Sylvia
daaraan. Met waarachtig zusterlijk gevoel
ZE\\^6 ^em komen.
y mimde in zyn werkkamer alles
zoo op, dat er voor Conrad Brügge een
groote vierkante ruimte overbleef.
D i j Portretten van Makarie werden
Eeele familie stuurde, wat
en bezat. Op een zekereu avond hadden
y> zlJne moeder en Sylvia al dezepor-
re ten voor zioh op tafel. De dagen wer
en reeds langzij eindigden in koude
SC|?e?leraVOn^en' donder glans en zonder
schaduw lag nog langen tijd nadat de zon
Was ondergegaan, een koel, helder licht
over de omgeving.
•k ^at licht stonden zij om het tafeltje
a&n bet vensteren namen het eene portret
fa het andere op en spraken goed en wee
moedig van haar, die niet meer bjj hen
Was. Het kwam uit, dat elk een ander
portret voor het best gelijkende aanwees.
•Daar werd, na een schuchter kloppen op
Voorz. beweert, dat de administratieve
werkzaamheden bezwaar zullen opleveren.
Spr. neemt aan de Kleine Slnis de werkzaam
heden waarop een tweede stembureau zon
een klerk noodig zijn.
De heer Stammes wijst op het Oostdeel
ook daar zijn de afstanden zeer groot.
De heer De Graaf wijst op het verschil
van de bevolking. In den Oostpolder zijn meer
gegoeden, die rijtuig houden en das gemak
kelijker kunnen komen.
Voorz. brengt in herinnering het feit, dat het
Westdeel beter stemt. Spr. belooft de zaak in
gedachten te zallen houden.
Van den heer M. D. v. d. Berg, hoofd der
school aan school no. l,^was een adres inge
komen om eervol ontslag uit zijn betrekking
tegen 1 Juni a.s.
B. en W. stellen voor, het ontslag op de
meest eervolle wijze te verleenen tegen 1 Juni
a.s. Voorz. sprak tevens de hoop uit, dat het
mijnheer v. d. B. goed zon gaan en dat hij
vele jaren nog van een welverdiende rust zou
mogen genieten.
Bij acclamatie wordt het ontslag eervol
verleend.
Van den heer Van Gorkom, hoofd der
school no. 3, was een verzoek ingekomen, om
overgeplaatst te worden naar school no. 1.
Voorzitter zegt, dat B. en W., in verband
met Art. 28 van de Onderwijswet, voorstellen,
afwijzend op bet adres te beschikken. De
meerderheid van B. en W. zijn voor afwij
zende beschikking, nl. de heeren Van Wijk
en Waiboer. Spr. is er voor, aan het verzoek
van den heer Van Gorkom te voldoen.
De districts-schoolopziener heeft geschreven,
dat bij zijn schoolbezoek bij den heer Van
Gorkom, zijn indruk zeer gunstig was geweest,
en hij meende,'dat mijnheer Van Gorkom op
school no. 1 zeer goed op zijne plaats zou zijn.
Ook de arrondissements-schoolopziener had
tegen overplaatsing geen bezwaar.
De heer v. Wijk zegt, alle respect te heb
ben voor het oordeel van den beer school
opziener. Deze is zelf hoofd der school geweest
en nu schoolopziener, dus zal hij van school-
zaken wel verstand hebben. Maar toch meent
spr., dat de heer Rijssens niet zoo goed op
de hoogte van den toestand is, als de wet
houders; als de heer Waiboer en Spr. Al jaren
zijn wij in deze gemeente en kennen den heer
Van Gorkom, en zoo zijn wij tot het beslnit
gekomen, dat de heer Van Gcukom niet moet
worden overgeplaatst. Onze redenen Wij
achten het beter, die niet op te biechten hier.
Wij hebben er goede redenen voor liever een
oproeping te hebben, opdat een ieder kan
solliciteeren. No. 1 is de grootste school in
onze gemeente en nu zou spr. gaarne zien,
dat aan 't hoofd van die school iemand kwam
te staan, die de school vooruit bracht, en wij
meenen in den heer Van Gorkom niet iemand
te zien, die dat zal kunnen doen.
Voorz. zegtDat is uwe meening en die
van den heer Waiboer niet de mijne. Ik meen,
dat we ons moeten neêrleggen bij het advies
van den schoolopziener.
De heer Van Mullem meende, dat de heer
Van Gorkom hoog stond aangeschreven en
nu valt hem het oordeel van den heer Van
Wijk over den heer Van Gorkom niet mede.
We hebben den heer Van Gorkom, bij het
benoemen van personeel aan zijn school, het
volle vertrouwen geschonken, hij heeft naar
de beste onderwijzeres g'ezoclitdat hebben
we aan hem overgelaten. De heer Van Gorkom
staat bekend, overal, als een bekwaam hoofd
en hij zal ook wel in staat zijn, aan het hoofd
van de school aan de Kleine Sluis te staan.
De heer Van Gorkom heeft ons vertrouwen
gewonnen zullen we nu iemand uemen van
elders of verre
De heer De Graaf meent, dat we over deze
zaak lang en breed kunnen spreken, 't Is
bewezen, dat de heer Van Gorkom is een
uitstekend hoofd der school, voor school
nr. 3. Daar is hij de goede man op
de goede plaats. Zal hij dat ook zijn
aan school nr. 1 Daar is de toestand
anders. Aan school no. 1 is een grooter
personeelzal hij de bekwaamheden hebben,
dat personeel te leiden? 'tls hier aan de
Kleine Slnis niet alleen de capaciteit om de
kinderen te onderwijzen, maar ook moet hij
hebben leiding om met zijn personeel
De heer Van Mullem wil zich beroepen op
den heer Van den Berg. De Raad heeft hem zijn
ontslag verleend op loffelijke wijzedie is hier
gekomen en was nooit op een groote school
geweesthij is begonnen van onderaf, heeft
zichzelf gevormd en is hier toch altijd geweest
een man met eere. Nn kan spr. zich niet
begrijpen, dat men mijnheer Van Gorkom op
die motieven een briefje ter hand kan stellen,
waaropje bent niet bekwaam genoeg.
De heer Van Wijk wijst den heer Van
Mullem er op, dat de heer Van den Berg 30
om te gaan. En nn is het voor mij de vraag, jaar in den Polder is geweest. Toen hij kwam,
of de heer Van Gorkom daartoe in staat
zal zijn. Daar aan school nr. 3 acht ik hem
op zijn plaats, hier zal hij dat niet zijn.
Voorzitter kan verzekeren, dat de harmonie
aan school nr. 3 steeds uitstekend is geweest.
De heer Volder vraagt, of men er zeker
van is, van elders iemand te krijgen die
geschikt zal zijn
De heer De Graaf: Die zekerheid hebben
we niet, dat is waar. Maar we kunnen iemand
nemen, die steeds heeft verkeerd op een
groote school, die de eischen van een groote
school zal kennen, die hier dus beter op zijn
plaats zal zijn dan de heer Van Gorkom.'t Is
toch een feit, dat iemand, die in een groot
bedrijf is opgegroeid, beter in staat is in
een groot bedrijf als bestuurder op te treden,
dan iemand, die steeds in «en kleine omge
ving is geweest.
De heer Volder is dat niet met den heer
De Graaf eens. lomand, die iu kleinen kring
werkzaam is geweest, zou dan nooit hooger-
op kunnen komen, en op dergelijke gronden
iemand een betrekking te ontzeggen, vindt hij
al zeer ongelukkig. De heer Van Gorkom heeft
al negen jaar aan het hoofd van een school
gestaan en alle blijken gegeven, dat hij voor
zijn taak berekend isen om hem nu op die
manier voor het hoofd te stooten, gaat niet op.
De heer Bakker vraagt den heer Van Wijk,
of hij zijn redenen tegen de overplaatsing van
den heer Van Gorkom niet kan opnoemen.
Spr. is vóór overplaatsing, maar misschien zijn
de redenen zóó, dat hij van gedachten zou
kunnen veranderen.
De heer Volder verklaart zich beslist tegen
persoonlijkhedenlaten we beslissen of we
voor, of tegen overplaatsing zijn.
Voorzitter uit zich in denzelfden geest.
De heer Van Wijk wil gebruik maken van
zijn recht tot spreken. Hij zegt den heer Van
Mullem, dat hij tegen den heer Van Gorkom
geen beschuldiging heeft geuit, zooals deze
wel schijnt te meenen. De heer Van Gorkom
is daar aan school no. 3 op zijn plaats, en
of hij het zal zijn aan de Kleine Sluis, daar
van hebben we lang geen zekerheid. Daar
voor zal de heer Van Gorkom, naar Spr.'s
oordeel en dat van den heer Waiboer, geen
capaciteiten hebben. Een kleine boer is
niet altijd geschikt voor groot bedrijf, een
kleine timmerman kan niet staan aan het
hoofd van een groote inrichting; dat is Spr.
volkomen met den heer De Graaf eens.
't Bezwaar, dat Spr. tegen overplaatsing
heeft, is, dat de heer Van Gorkom niet zal
kunnen omgaan met een groot personeel. Op
de school moeter onder het personeel zijn eene
goede verhouding en ik vrees dat dat bij de
benoeming van den heer Van Gorkom te wen
schen zal overlaten en daaronder zou, dat
kan niet anders, het onderwijs gedncht lijden.
Laat mijnheer Van Gorkom ook solliciteeren;
is hy dan de beste, welnu, dan zal hij op de
voordracht komen en kan de Raad hem be
noemen maar laat de gelegenheid ook voor
anderen om te solliciteeren.
De heer Volder meent, dat hier persoonlijke
kwesties in de zaak worden gebracht. Waar
voor anders dat adres voor den onderwijzer
Raap
was 't een kleine school, en met die school
mijnheer Van den Berg groot geworden.
De heer De Graaf brengt onder de aan
dacht zijn vrees, dat het groote changement
i van personeel, dat het gevolg zal zijn van de
i benoeming van den heer Van Gorkom aan-
de school no. 1, schadelijk zal zijn voor
het onderwijs. Is 't gewenscht voor het onder-
wijs, vraagt spr., dat er gebeurt, waarvoor
kans bestaat dat zal gebeuren
De heer Rezelman beeft den heer Van Gor
kom reeds gedurende 9jaar gekend en nu kan
Spr. zich maar niet begrijpen, waaruit men
de vrees haalt, dat de heer v. G. niet goed
met zijn personeel zou kunuen omgaan. Alle
onderwijzeressen die hij heeft gehad, hebben
steeds met lust en pleizier met hem samen
gewerkt. Hij heeft ze jong gekregen en ze als
't ware tot goede onderwijzeressen opgeleid.
De vrees van de heeren v. Wijk en De Graaf
is beslist ongegrond. Als onderwijzer acht ik
den heer Van Gorkom hoog en wel in staat,
dat hij de school aan de Kleine Sluis zal
kunnen besturen zooals het behoort.
Met 7 tegen 4 stemmen wordt tot over
plaatsing besloten.
Tegen waren de heeren Van Wijk, Metze-
laar, De Graaf en Waiboer.
Met 1 Juni wordt dus de heer Van Gor
kom overgeplaatst en zallen B. en W. een
oproeping doen voor hoofd der school in den
Oostpolder.
Was ingekomen een adres van een aantal
ingezetenen, om een Kermis te stichten van
3 dagen.
B. en W. onthoudeD zich van advies, om
dat zij over dit punt niet tot overeenstem
ming konden komen.
Voorz. zeide niet er voor te zullen zijn, een
bestaande kermis af te schaffen, maar zijn
stem er aan geven, om een niet-bestaande op te
richten, dat kon hij eveneens niet.
De heer Van Mullem zegt, dat in het adres
wel wordt beweerd, dat een kermis niet veel
kwaad doet, maar uit een zedelijk oogpunt
acht hij het toch niet in het belang der
burgerij. Zooals men weet, zgn het heiden6che
feesten en om die nu weer in te voeren,
daar kan spr. onmogelijk toe medewerken.
Laten we, zooals meer is gebeurd, hier een
feestdag makeneen kermis beteekent hier
niets. Met een kermis komt alles aan de
Kleinesluis en hebben de anderen niets; nu
is het beter verdeeld.
Voorzitter acht het't best zich eerst maar te
verklaren vóór of tegen de kermis; dat zal
lange discussies voorkomen.
De heer Stammes meent ook, dat de zaak
door elk der leden voldoende overdacht zal
zijn, en daarom acht hij stemmen over de
stichting 't meest gewenscht.
De heer De Graaf acht eerst er over pra
ten betermen zou zijn oordeel nog eens
kunnen wijzigen.
Wanneer we, zoo vervolgt spr., het request
eens nagaan, dan komen daar bijna uitslui
tend handteekeningen op voor van personen
van den 2en en 3an stand, om het zoo eeDS uit
te drukken. De toonaangcvenden iu onze
gemeente hebben er niet op geteekend. Dat
zon, dunkt mij, eenigszins er op wijzen, dat
de toonaangevenden in deze gemeente niet
op een kermis hier zgn gesteld.
Dat kan ik me best begrijpen. Want als
we eens rondkijken naar hetgeen zoo al ge
beurd, dan hebben we den geheelen winter
door, op allerlei tijden, gelegenheid voor die
menschen, om zich te ontspannen. Bijna iedere
week eenmaal is er een uitvoering van
rederijkerskamer, zangvereeniging of fanfare,
soms nog eens iets van buitenaf en altjjd
hebben we onder aan het programmabal
na. Wie daarvan gebruik maken, de 2e en
3e stand niet; dat doen alleen de toonaan
gevenden de anderen voelen zich daar niet
-op lmn plaats; het past hen niet. De toon
aangevenden hebben dus geen prikkel voor
een kermis en daarin is dan ook wel de reden
te zoeken, dat op het adres alleen heeft ge
teekend de kleine man.
Daarbij komt nog, dat de toonaangevenden
de wereld ingaan, eens naar Scbagen, Wierin-
gerwaard, of een reisje maken, dos gelegen
heid genoeg hebben, om zich eens te amu
seeren dat is den kleinen lniden ontzegd en
daarom willen die een kermis, dus ook een
gelegenheid om zich eens te ontspannen. En
daarom, en daarom alleen, niet omdat ik per
soonlijk zoo erg op een kermis gesteld ben, acht
ik in de Anna Paulowna een kermis op haar
plaats.
De heer Volder gelooft, dat het niet-teeke-
nen der meergegoeden veelal daaraan moet
worden toegeschreven mijn bnurman teekent
niet, ik doe het ook niet. Och, het gaat
inaar van den kleinen man uit.
De heer Stammes is eveneens als de heer
De Graaf, voor de kermis juist ook omdat de
menschen uit den 2en en 3en stand geen ge-
egenheid hebben zich op andere wijze te amu
seeren.
De hoer Rezelman meent, dat Anna Pau
lowna zich zeer slecht leent voor kermis.
Zooals 't nu is, is 't betermen heeft nu
overal in de gemeente één dag zoogenaamd
kermis. Wil men nu 3 dagen kermis, dan
mag men wel vier maal 3 dagen geven en
zoodoende blijft men aan den gang. Met
kermis zal zich alles aan de Kleine Sluis
conceutreerennu hebben de andere kaste
leins ook nog een goeden nachtmoeten die
menschen dan niets hebben Men zal het
zien: hier aan de Kleine Sluis komt alles en
ginder niets.
De heer Stammes wijst op de Zijpe, waar
toch ook elk dorp zijn kermis heeft, en zoo
onbeschavend werkt een kermis bepaald ook
nietanders zou men in N. Niedorp geen
twee kermissen houden, dan zou men daar
de najaarskermis wel afschaffen.
Voorz. zegt, dat hij gevraagd heeft, inge
val de Raad aannam kermis te houden, hoe
men dan dacht, die te regelen. Hem was ge-
zegd, dan te Kleine Sluis 3 dagen kermis,
gelijk met de Spoorbuurt, en Van Ewyck-
sluia met Breêzand 8 dagen later 2 dagen
kermis.
Met 6 tegen 5 stemmen wordt op het adres
tot instelling van een kermis gunstig be
schikt.
Tegen de heeren Geerligs, Metzelaar, Van
Mullem, Rezelman en Voorz.
De heer Stammes wil nu de gewone bal-
dagen ingetrokken hebben.
De heer Volder is voor 3 dagen aan de
Kleinesluis en Spoorbuurt en 2 dagen aan de
Van Ewycksluis en Breêzand.
De heer Van Mullem zegt, niet te willen
meewerken dit besluit uit te voeren.
De heer De Graaf acht het 't best 3 dagen
kèrmis voor den geheelen polder ineens. Dan
zal men kans hebben op een goede kermis,
t Zal zich aan de Kleinesluis oonoentreeren
en men heeft kans op een flink feest.
De heer Volder acht dat ongewensohtdan
de deur dat ze niet gehoord hadden, de
deur geopend, en toen zij zich omdraaiden,
bleven ze stom van verwondering staan.
Peter trad binnen. Het was zijD tijd.
Hg waa van zijne halfjaarlijksohe reis
teruggekeerd. Nu kwam hij weer bij zijn
ouden meester.
Verlegen stond hij daar, met de muts in
de hand. Hij wist het natuurlijk reeds,
want Willy had het hem zelf geschreven.
Hij voelde, dat hij iets moest zeggen. Hij
moest toch zeggen, hoe veel pijn hem de dood
van mevrouw had gedaan. Hij haalde zijn
rooden zakdoek uit den zak. Hij had hem
in Palermo gekocht en Crispi stond er op
gedrukt.Hij rolde hem zenuwachtig in elkaar,
wreef er mede langs de oogen en stotterde
eindelgk„Of mevrouw wel op zijn pijp
had gepast
Allen zwegen.
Willy draaide het hoofd af.
Sylvia, met tranen in de oogen, liep op
den zenuwachtigen Peter toe en zeide zacht
„Ja, beste Peter, dat heeft ze gedaan."
Toen drukte Peter zijn Crispi-zakdoek
tegen zijn gelaat en begOD te weenen.
Willy legde zijn hand op Peters schouder.
Dat stelde deu man wat gerust.
„Kan mijnheer mij dan nog gebruiken
vroeg hij na een lange pauze.
„Zeker, Peter. Wij hebben de „Libille"
nog. Daaimede zullen we te Cawes en
Kiel gaan zeilen. En verder kleine
dagreizen op de Elbe. Gij hebt wel ge
hoord
Peter knikte.
„En hier.... zie eens, Peter, dat is nu
mijne moeder."
Peter grijnsde eens even, nog onder zgn
tranen door, en vond het vanzelfsprekend,
dat hij de oude dame de hand moest
drukken.
„En juffrouw Sylvia, die kent ge nog
wel van de Lubioa."
Nu verdwenen de tranen geheel.
„Of ik die ken! Dat is immers het meisje
van onzen kapitein Von Hollern
Sylvia voelde, hoe zij bloosde. Dat
datWelk een beleediging I En voor
Willy
„Wat?" zeide Willy Mammling ver
wonderd, „hoe kom je daar nu aan Wie
heeft dat nu bedacht
„Is het niet zoo Ik meende het
zij zeiden het aan boord wy daohten
Peter stotterde zeer en vreesde, een groote
domheid te hebben gezegd.
Willy lachte er evenwel hartelijk om.
„Zie eens, Sylvia, hoe praatjes kunnen
ontstaan. De praatgrage luidjes aan
boord van de Lubiaa hebben u met onzen
vrouwenhater Hollern verloofd. Neen, zoo
iets
Hij keek zeer verwonderd op, toen Sylvia
zijne moeder de armen om den hals sloeg
en in tranen losbarstte.
Wat was dat Een aanval van haar
ongedurigheid van vroeger
Het weêrzien met Peter, den gunsteling
van de arme Makarie, had ook hem in het
gemoed gegrepen Maar zóó zich
daarover zóó aan te stellen daar was
geen reden voor.
Wat dwaas, zich aan zoo iets te storen
als wat Peter zeide't was immers maar een
praatje van het scheepsvolk.
Dat kan iemand hoogstens zoo opwinden,
wanneer Maar Robert en Sylvia
Wanneer er zoo iets tusschen hen was, of
geweest was die beiden kenden elkaar
toch sinds jaar en dag Die twee hadden wel
een paar dozijn maal gelegenheid gehad
zich met elkaar te verloven wanneer zulke
godaohten en wenschen tenminste bjj hen
hadden bestaan Robert had God kun
nen danken, als hij zulk een meisje had
kannen krijgen Dót was toch duidelijk
die twee hadden elkaar niet gewild anders
hadden ze al lang een paar geweest.
Maar deze uitbarsting van Sylvia had den
man tooh in eeD onrustige en onbehaaglijke
stemming gebracht.
HOOFDSTUK X.
Toen Conrad Brügge kwam, bracht hij
een groote verrassing meê.
Hij nam reeds een portret mede. Een
reliefschets Makarie's hoofd en profiel, met
een gladden achtergrond van een ovale,
groote plaat, die als wandversiering gebruikt
kon worden. Hy had die schets naar een
portret gemaakt, dat Bertie van Makarie
bezat.
Het scheen bijna raadselachtig, hoe de
gelykenis zoo sprekend kon zijn.
Conrad Brügge zeide echter, dat daarbij
het toeval moest hebben geholpen. Hij zelf
vond, nadat hij de andere portretten had
gezien, dat zijn schets onmogelijk kon ge-
lyken. Maar zelfs Mieke Drews en de
oude Drews vonden de gelijkenis uitste
kend.
Eindelyk haalde men Peter erbij. En hij
alleen verklaarde, dat zijne mevrouw er om
haar mond toch anders had uitgezien. „Veel
ergenoegder en goedhartiger", zeide hy.
Niemand kon het begrijpen.
Maar Conrad Brügge begreep het en het
kostte hem een weinig moeite, het de an
deren te zeggen zij allen hadden Makarie
op haar doodsbed gezien en het starre
beeld was in hunne gedachten onuitwisch-
baar ingegrift. Peter alleen had de levende,
die hy hartstochtelijk had vereerd, voor
wie hy zich in stukken zou hebben latea
hakken, heel trouw ia zijne herinnering
bewaard. Toen Conrad Brügge dat vertelde,
wist hy, dat het zeer diep moest treffea.
Hij wekte zeer smartelijke gedachten op.
Was dan de dood machtiger dan het
leven Wischte de indruk van twee dagen
alle indrukken van vele jaren weg Toe
kende zijn griffel zoo diep, dat alle
andere lijnen onzichtbaar werden, die
in hst liefhebbende hart toch zoo duidelyk
stonden gestreept Roofde hy niet alleen een
geliefd mensch Nam hij ook nog het ver
leden met zich mede? Wat bleef er dan vaa
het wezen, dat men zoo lief had De stem
werd niet meer in het oor vernomenAan
de gedachten ontnam hy het juiste van de
trekkenDe dood trad daartusschen, hij
richtte een starre, koude beeltenis op en
zeidezoo zag degene er uit, die eenmaal
de uwe was! Loog hij ook nog? Of loog
hij niet en onthulde alleen hy het ware ge
laat, dat de levende onder allerlei maskers
verborg
Nu op eenmaal zagen zy het allen. Het
eenvoudige woord van den trouwen Peter
had tien de oogen geopend.
„V eel vergenoeg Ier en goedhartiger
ja dat moest het worden, om goed te
gelyken."
WORDT VERVOLGD.