Donderdag 17 April 1902. J 46ste Jaargang No. 3723. en Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTKNTIEN iu het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCH AOE1W, Laai), O 4. Uitgever: P. TRAPMAN. MedewerkerJ. W I\KE L* Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers Cent. ADVERTTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Het A B C VAN HET LEVEN. AiitiEti Nieuws- DUNT. Almieitifi- Liiiliiiilal. Dit nummer bestaal uit twee bladen «emeente SchageD BEKENDMAKINGEN. o-o Openbare lieiinisgevlasr- Burgemeester en "Wethouders van Scbagen brengen ter kennis van de ingezetenen I. dat het toelaten van Dieuwe leer lingen op de openbare lagere school zal geschieden op den eersten Mei as en alsdan kunnen worden toegelaten de kinderen geboren in bet jaar 1896; II. dat de ouders der betalende scho lieren, welke dezen wenschen toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der School, den heer Deenik, kennis moeten geven vóór den 22 dezer; ook voor leerlingen, die onderwijs wenschen te ontvangen in de Fransóhe, Duitsche en Engelsche talen III. dat de verzoeken om kosteloos onderwijs voor de nieuwe leerlingen, alleen mo8ten worden gedaan ter gemeente-secretarie vóór den 22 dezer. De geboorte- en vaccinebewijzen der nieuwe leerlingen moeten bij de toelating tot de school worden medegebracht. Scbagen, 11 April 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. POT. De Secretaris. DENIJS. Vergadering van den Raad der gemeente ANNA PAULOWNA, gehouden op Dinsdag 15 April 1902, des morgets ten 10 ure. Aanwezig alle leden. Voorzitter: de heer J. Jelles, burgemeester. Na opening der vergadering, lezing en goed keuring der notulen. Naar aanleiding van de notulen, deelt de Voorz. mede, dat hij bij het gezin is geweest, waarop door den heer De Graaf in de vorige zitting is gewezen, en hij heeft daar een onderzoek ingesteld. Hem is gebleken, dat door de Armvoogden voldoende ondersteuning werd verleend en ook door particulieren veel werd gedaan. Voorz. beschouwde dat thuis houden der kinderen uit de school, meer als reclamemakerij. Tot commissie voor het nazien der rekening worden benoemd de heeren Bakker en Stam mes. Tot stembureau le stemming de heeren Stammes en Volder; 2e stemming de heeren v. Wijk en De Graaf8e stemming de heeren Waiboer en Bakker. De heer De Graaf brengt onder de aandacht van B. en W., of het niet mogelijk zou zijn, een tweede stembureau in te stellen. Voor de kiezers uit den Westpolder noemt spr. het zeer bezwaarlijk, heel naar de Kleinesluis te moeten gaan om te stemmen. De wetgever heeft het kiesrecht zoo ruim mogelijk gemaakt, laat nu ook de gelegenheid om te stemmen gemakkelijk worden gemaakt, 't Zijn in het Westdeel grootendeels arbeidsmenschen, die in den drukken tijd slecht kunnen verzuimen. Doos IDA BOY-ED. o-o-o 32. „Het is nu ook anderszoo geheel anders", dacht Willy, eenigszios verward en onrustig. „Ja, natuurlijk voor M&karie als mijne vrouw kon het storend en onaan genaam zyn." In het begin van Mei zou Conrad Brügge komen. Geheel onbevangen dacht Sylvia daaraan. Met waarachtig zusterlijk gevoel ZE\\^6 ^em komen. y mimde in zyn werkkamer alles zoo op, dat er voor Conrad Brügge een groote vierkante ruimte overbleef. D i j Portretten van Makarie werden Eeele familie stuurde, wat en bezat. Op een zekereu avond hadden y> zlJne moeder en Sylvia al dezepor- re ten voor zioh op tafel. De dagen wer en reeds langzij eindigden in koude SC|?e?leraVOn^en' donder glans en zonder schaduw lag nog langen tijd nadat de zon Was ondergegaan, een koel, helder licht over de omgeving. •k ^at licht stonden zij om het tafeltje a&n bet vensteren namen het eene portret fa het andere op en spraken goed en wee moedig van haar, die niet meer bjj hen Was. Het kwam uit, dat elk een ander portret voor het best gelijkende aanwees. •Daar werd, na een schuchter kloppen op Voorz. beweert, dat de administratieve werkzaamheden bezwaar zullen opleveren. Spr. neemt aan de Kleine Slnis de werkzaam heden waarop een tweede stembureau zon een klerk noodig zijn. De heer Stammes wijst op het Oostdeel ook daar zijn de afstanden zeer groot. De heer De Graaf wijst op het verschil van de bevolking. In den Oostpolder zijn meer gegoeden, die rijtuig houden en das gemak kelijker kunnen komen. Voorz. brengt in herinnering het feit, dat het Westdeel beter stemt. Spr. belooft de zaak in gedachten te zallen houden. Van den heer M. D. v. d. Berg, hoofd der school aan school no. l,^was een adres inge komen om eervol ontslag uit zijn betrekking tegen 1 Juni a.s. B. en W. stellen voor, het ontslag op de meest eervolle wijze te verleenen tegen 1 Juni a.s. Voorz. sprak tevens de hoop uit, dat het mijnheer v. d. B. goed zon gaan en dat hij vele jaren nog van een welverdiende rust zou mogen genieten. Bij acclamatie wordt het ontslag eervol verleend. Van den heer Van Gorkom, hoofd der school no. 3, was een verzoek ingekomen, om overgeplaatst te worden naar school no. 1. Voorzitter zegt, dat B. en W., in verband met Art. 28 van de Onderwijswet, voorstellen, afwijzend op bet adres te beschikken. De meerderheid van B. en W. zijn voor afwij zende beschikking, nl. de heeren Van Wijk en Waiboer. Spr. is er voor, aan het verzoek van den heer Van Gorkom te voldoen. De districts-schoolopziener heeft geschreven, dat bij zijn schoolbezoek bij den heer Van Gorkom, zijn indruk zeer gunstig was geweest, en hij meende,'dat mijnheer Van Gorkom op school no. 1 zeer goed op zijne plaats zou zijn. Ook de arrondissements-schoolopziener had tegen overplaatsing geen bezwaar. De heer v. Wijk zegt, alle respect te heb ben voor het oordeel van den beer school opziener. Deze is zelf hoofd der school geweest en nu schoolopziener, dus zal hij van school- zaken wel verstand hebben. Maar toch meent spr., dat de heer Rijssens niet zoo goed op de hoogte van den toestand is, als de wet houders; als de heer Waiboer en Spr. Al jaren zijn wij in deze gemeente en kennen den heer Van Gorkom, en zoo zijn wij tot het beslnit gekomen, dat de heer Van Gcukom niet moet worden overgeplaatst. Onze redenen Wij achten het beter, die niet op te biechten hier. Wij hebben er goede redenen voor liever een oproeping te hebben, opdat een ieder kan solliciteeren. No. 1 is de grootste school in onze gemeente en nu zou spr. gaarne zien, dat aan 't hoofd van die school iemand kwam te staan, die de school vooruit bracht, en wij meenen in den heer Van Gorkom niet iemand te zien, die dat zal kunnen doen. Voorz. zegtDat is uwe meening en die van den heer Waiboer niet de mijne. Ik meen, dat we ons moeten neêrleggen bij het advies van den schoolopziener. De heer Van Mullem meende, dat de heer Van Gorkom hoog stond aangeschreven en nu valt hem het oordeel van den heer Van Wijk over den heer Van Gorkom niet mede. We hebben den heer Van Gorkom, bij het benoemen van personeel aan zijn school, het volle vertrouwen geschonken, hij heeft naar de beste onderwijzeres g'ezoclitdat hebben we aan hem overgelaten. De heer Van Gorkom staat bekend, overal, als een bekwaam hoofd en hij zal ook wel in staat zijn, aan het hoofd van de school aan de Kleine Sluis te staan. De heer Van Gorkom heeft ons vertrouwen gewonnen zullen we nu iemand uemen van elders of verre De heer De Graaf meent, dat we over deze zaak lang en breed kunnen spreken, 't Is bewezen, dat de heer Van Gorkom is een uitstekend hoofd der school, voor school nr. 3. Daar is hij de goede man op de goede plaats. Zal hij dat ook zijn aan school nr. 1 Daar is de toestand anders. Aan school no. 1 is een grooter personeelzal hij de bekwaamheden hebben, dat personeel te leiden? 'tls hier aan de Kleine Slnis niet alleen de capaciteit om de kinderen te onderwijzen, maar ook moet hij hebben leiding om met zijn personeel De heer Van Mullem wil zich beroepen op den heer Van den Berg. De Raad heeft hem zijn ontslag verleend op loffelijke wijzedie is hier gekomen en was nooit op een groote school geweesthij is begonnen van onderaf, heeft zichzelf gevormd en is hier toch altijd geweest een man met eere. Nn kan spr. zich niet begrijpen, dat men mijnheer Van Gorkom op die motieven een briefje ter hand kan stellen, waaropje bent niet bekwaam genoeg. De heer Van Wijk wijst den heer Van Mullem er op, dat de heer Van den Berg 30 om te gaan. En nn is het voor mij de vraag, jaar in den Polder is geweest. Toen hij kwam, of de heer Van Gorkom daartoe in staat zal zijn. Daar aan school nr. 3 acht ik hem op zijn plaats, hier zal hij dat niet zijn. Voorzitter kan verzekeren, dat de harmonie aan school nr. 3 steeds uitstekend is geweest. De heer Volder vraagt, of men er zeker van is, van elders iemand te krijgen die geschikt zal zijn De heer De Graaf: Die zekerheid hebben we niet, dat is waar. Maar we kunnen iemand nemen, die steeds heeft verkeerd op een groote school, die de eischen van een groote school zal kennen, die hier dus beter op zijn plaats zal zijn dan de heer Van Gorkom.'t Is toch een feit, dat iemand, die in een groot bedrijf is opgegroeid, beter in staat is in een groot bedrijf als bestuurder op te treden, dan iemand, die steeds in «en kleine omge ving is geweest. De heer Volder is dat niet met den heer De Graaf eens. lomand, die iu kleinen kring werkzaam is geweest, zou dan nooit hooger- op kunnen komen, en op dergelijke gronden iemand een betrekking te ontzeggen, vindt hij al zeer ongelukkig. De heer Van Gorkom heeft al negen jaar aan het hoofd van een school gestaan en alle blijken gegeven, dat hij voor zijn taak berekend isen om hem nu op die manier voor het hoofd te stooten, gaat niet op. De heer Bakker vraagt den heer Van Wijk, of hij zijn redenen tegen de overplaatsing van den heer Van Gorkom niet kan opnoemen. Spr. is vóór overplaatsing, maar misschien zijn de redenen zóó, dat hij van gedachten zou kunnen veranderen. De heer Volder verklaart zich beslist tegen persoonlijkhedenlaten we beslissen of we voor, of tegen overplaatsing zijn. Voorzitter uit zich in denzelfden geest. De heer Van Wijk wil gebruik maken van zijn recht tot spreken. Hij zegt den heer Van Mullem, dat hij tegen den heer Van Gorkom geen beschuldiging heeft geuit, zooals deze wel schijnt te meenen. De heer Van Gorkom is daar aan school no. 3 op zijn plaats, en of hij het zal zijn aan de Kleine Sluis, daar van hebben we lang geen zekerheid. Daar voor zal de heer Van Gorkom, naar Spr.'s oordeel en dat van den heer Waiboer, geen capaciteiten hebben. Een kleine boer is niet altijd geschikt voor groot bedrijf, een kleine timmerman kan niet staan aan het hoofd van een groote inrichting; dat is Spr. volkomen met den heer De Graaf eens. 't Bezwaar, dat Spr. tegen overplaatsing heeft, is, dat de heer Van Gorkom niet zal kunnen omgaan met een groot personeel. Op de school moeter onder het personeel zijn eene goede verhouding en ik vrees dat dat bij de benoeming van den heer Van Gorkom te wen schen zal overlaten en daaronder zou, dat kan niet anders, het onderwijs gedncht lijden. Laat mijnheer Van Gorkom ook solliciteeren; is hy dan de beste, welnu, dan zal hij op de voordracht komen en kan de Raad hem be noemen maar laat de gelegenheid ook voor anderen om te solliciteeren. De heer Volder meent, dat hier persoonlijke kwesties in de zaak worden gebracht. Waar voor anders dat adres voor den onderwijzer Raap was 't een kleine school, en met die school mijnheer Van den Berg groot geworden. De heer De Graaf brengt onder de aan dacht zijn vrees, dat het groote changement i van personeel, dat het gevolg zal zijn van de i benoeming van den heer Van Gorkom aan- de school no. 1, schadelijk zal zijn voor het onderwijs. Is 't gewenscht voor het onder- wijs, vraagt spr., dat er gebeurt, waarvoor kans bestaat dat zal gebeuren De heer Rezelman beeft den heer Van Gor kom reeds gedurende 9jaar gekend en nu kan Spr. zich maar niet begrijpen, waaruit men de vrees haalt, dat de heer v. G. niet goed met zijn personeel zou kunuen omgaan. Alle onderwijzeressen die hij heeft gehad, hebben steeds met lust en pleizier met hem samen gewerkt. Hij heeft ze jong gekregen en ze als 't ware tot goede onderwijzeressen opgeleid. De vrees van de heeren v. Wijk en De Graaf is beslist ongegrond. Als onderwijzer acht ik den heer Van Gorkom hoog en wel in staat, dat hij de school aan de Kleine Sluis zal kunnen besturen zooals het behoort. Met 7 tegen 4 stemmen wordt tot over plaatsing besloten. Tegen waren de heeren Van Wijk, Metze- laar, De Graaf en Waiboer. Met 1 Juni wordt dus de heer Van Gor kom overgeplaatst en zallen B. en W. een oproeping doen voor hoofd der school in den Oostpolder. Was ingekomen een adres van een aantal ingezetenen, om een Kermis te stichten van 3 dagen. B. en W. onthoudeD zich van advies, om dat zij over dit punt niet tot overeenstem ming konden komen. Voorz. zeide niet er voor te zullen zijn, een bestaande kermis af te schaffen, maar zijn stem er aan geven, om een niet-bestaande op te richten, dat kon hij eveneens niet. De heer Van Mullem zegt, dat in het adres wel wordt beweerd, dat een kermis niet veel kwaad doet, maar uit een zedelijk oogpunt acht hij het toch niet in het belang der burgerij. Zooals men weet, zgn het heiden6che feesten en om die nu weer in te voeren, daar kan spr. onmogelijk toe medewerken. Laten we, zooals meer is gebeurd, hier een feestdag makeneen kermis beteekent hier niets. Met een kermis komt alles aan de Kleinesluis en hebben de anderen niets; nu is het beter verdeeld. Voorzitter acht het't best zich eerst maar te verklaren vóór of tegen de kermis; dat zal lange discussies voorkomen. De heer Stammes meent ook, dat de zaak door elk der leden voldoende overdacht zal zijn, en daarom acht hij stemmen over de stichting 't meest gewenscht. De heer De Graaf acht eerst er over pra ten betermen zou zijn oordeel nog eens kunnen wijzigen. Wanneer we, zoo vervolgt spr., het request eens nagaan, dan komen daar bijna uitslui tend handteekeningen op voor van personen van den 2en en 3an stand, om het zoo eeDS uit te drukken. De toonaangcvenden iu onze gemeente hebben er niet op geteekend. Dat zon, dunkt mij, eenigszins er op wijzen, dat de toonaangevenden in deze gemeente niet op een kermis hier zgn gesteld. Dat kan ik me best begrijpen. Want als we eens rondkijken naar hetgeen zoo al ge beurd, dan hebben we den geheelen winter door, op allerlei tijden, gelegenheid voor die menschen, om zich te ontspannen. Bijna iedere week eenmaal is er een uitvoering van rederijkerskamer, zangvereeniging of fanfare, soms nog eens iets van buitenaf en altjjd hebben we onder aan het programmabal na. Wie daarvan gebruik maken, de 2e en 3e stand niet; dat doen alleen de toonaan gevenden de anderen voelen zich daar niet -op lmn plaats; het past hen niet. De toon aangevenden hebben dus geen prikkel voor een kermis en daarin is dan ook wel de reden te zoeken, dat op het adres alleen heeft ge teekend de kleine man. Daarbij komt nog, dat de toonaangevenden de wereld ingaan, eens naar Scbagen, Wierin- gerwaard, of een reisje maken, dos gelegen heid genoeg hebben, om zich eens te amu seeren dat is den kleinen lniden ontzegd en daarom willen die een kermis, dus ook een gelegenheid om zich eens te ontspannen. En daarom, en daarom alleen, niet omdat ik per soonlijk zoo erg op een kermis gesteld ben, acht ik in de Anna Paulowna een kermis op haar plaats. De heer Volder gelooft, dat het niet-teeke- nen der meergegoeden veelal daaraan moet worden toegeschreven mijn bnurman teekent niet, ik doe het ook niet. Och, het gaat inaar van den kleinen man uit. De heer Stammes is eveneens als de heer De Graaf, voor de kermis juist ook omdat de menschen uit den 2en en 3en stand geen ge- egenheid hebben zich op andere wijze te amu seeren. De hoer Rezelman meent, dat Anna Pau lowna zich zeer slecht leent voor kermis. Zooals 't nu is, is 't betermen heeft nu overal in de gemeente één dag zoogenaamd kermis. Wil men nu 3 dagen kermis, dan mag men wel vier maal 3 dagen geven en zoodoende blijft men aan den gang. Met kermis zal zich alles aan de Kleine Sluis conceutreerennu hebben de andere kaste leins ook nog een goeden nachtmoeten die menschen dan niets hebben Men zal het zien: hier aan de Kleine Sluis komt alles en ginder niets. De heer Stammes wijst op de Zijpe, waar toch ook elk dorp zijn kermis heeft, en zoo onbeschavend werkt een kermis bepaald ook nietanders zou men in N. Niedorp geen twee kermissen houden, dan zou men daar de najaarskermis wel afschaffen. Voorz. zegt, dat hij gevraagd heeft, inge val de Raad aannam kermis te houden, hoe men dan dacht, die te regelen. Hem was ge- zegd, dan te Kleine Sluis 3 dagen kermis, gelijk met de Spoorbuurt, en Van Ewyck- sluia met Breêzand 8 dagen later 2 dagen kermis. Met 6 tegen 5 stemmen wordt op het adres tot instelling van een kermis gunstig be schikt. Tegen de heeren Geerligs, Metzelaar, Van Mullem, Rezelman en Voorz. De heer Stammes wil nu de gewone bal- dagen ingetrokken hebben. De heer Volder is voor 3 dagen aan de Kleinesluis en Spoorbuurt en 2 dagen aan de Van Ewycksluis en Breêzand. De heer Van Mullem zegt, niet te willen meewerken dit besluit uit te voeren. De heer De Graaf acht het 't best 3 dagen kèrmis voor den geheelen polder ineens. Dan zal men kans hebben op een goede kermis, t Zal zich aan de Kleinesluis oonoentreeren en men heeft kans op een flink feest. De heer Volder acht dat ongewensohtdan de deur dat ze niet gehoord hadden, de deur geopend, en toen zij zich omdraaiden, bleven ze stom van verwondering staan. Peter trad binnen. Het was zijD tijd. Hg waa van zijne halfjaarlijksohe reis teruggekeerd. Nu kwam hij weer bij zijn ouden meester. Verlegen stond hij daar, met de muts in de hand. Hij wist het natuurlijk reeds, want Willy had het hem zelf geschreven. Hij voelde, dat hij iets moest zeggen. Hij moest toch zeggen, hoe veel pijn hem de dood van mevrouw had gedaan. Hij haalde zijn rooden zakdoek uit den zak. Hij had hem in Palermo gekocht en Crispi stond er op gedrukt.Hij rolde hem zenuwachtig in elkaar, wreef er mede langs de oogen en stotterde eindelgk„Of mevrouw wel op zijn pijp had gepast Allen zwegen. Willy draaide het hoofd af. Sylvia, met tranen in de oogen, liep op den zenuwachtigen Peter toe en zeide zacht „Ja, beste Peter, dat heeft ze gedaan." Toen drukte Peter zijn Crispi-zakdoek tegen zijn gelaat en begOD te weenen. Willy legde zijn hand op Peters schouder. Dat stelde deu man wat gerust. „Kan mijnheer mij dan nog gebruiken vroeg hij na een lange pauze. „Zeker, Peter. Wij hebben de „Libille" nog. Daaimede zullen we te Cawes en Kiel gaan zeilen. En verder kleine dagreizen op de Elbe. Gij hebt wel ge hoord Peter knikte. „En hier.... zie eens, Peter, dat is nu mijne moeder." Peter grijnsde eens even, nog onder zgn tranen door, en vond het vanzelfsprekend, dat hij de oude dame de hand moest drukken. „En juffrouw Sylvia, die kent ge nog wel van de Lubioa." Nu verdwenen de tranen geheel. „Of ik die ken! Dat is immers het meisje van onzen kapitein Von Hollern Sylvia voelde, hoe zij bloosde. Dat datWelk een beleediging I En voor Willy „Wat?" zeide Willy Mammling ver wonderd, „hoe kom je daar nu aan Wie heeft dat nu bedacht „Is het niet zoo Ik meende het zij zeiden het aan boord wy daohten Peter stotterde zeer en vreesde, een groote domheid te hebben gezegd. Willy lachte er evenwel hartelijk om. „Zie eens, Sylvia, hoe praatjes kunnen ontstaan. De praatgrage luidjes aan boord van de Lubiaa hebben u met onzen vrouwenhater Hollern verloofd. Neen, zoo iets Hij keek zeer verwonderd op, toen Sylvia zijne moeder de armen om den hals sloeg en in tranen losbarstte. Wat was dat Een aanval van haar ongedurigheid van vroeger Het weêrzien met Peter, den gunsteling van de arme Makarie, had ook hem in het gemoed gegrepen Maar zóó zich daarover zóó aan te stellen daar was geen reden voor. Wat dwaas, zich aan zoo iets te storen als wat Peter zeide't was immers maar een praatje van het scheepsvolk. Dat kan iemand hoogstens zoo opwinden, wanneer Maar Robert en Sylvia Wanneer er zoo iets tusschen hen was, of geweest was die beiden kenden elkaar toch sinds jaar en dag Die twee hadden wel een paar dozijn maal gelegenheid gehad zich met elkaar te verloven wanneer zulke godaohten en wenschen tenminste bjj hen hadden bestaan Robert had God kun nen danken, als hij zulk een meisje had kannen krijgen Dót was toch duidelijk die twee hadden elkaar niet gewild anders hadden ze al lang een paar geweest. Maar deze uitbarsting van Sylvia had den man tooh in eeD onrustige en onbehaaglijke stemming gebracht. HOOFDSTUK X. Toen Conrad Brügge kwam, bracht hij een groote verrassing meê. Hij nam reeds een portret mede. Een reliefschets Makarie's hoofd en profiel, met een gladden achtergrond van een ovale, groote plaat, die als wandversiering gebruikt kon worden. Hy had die schets naar een portret gemaakt, dat Bertie van Makarie bezat. Het scheen bijna raadselachtig, hoe de gelykenis zoo sprekend kon zijn. Conrad Brügge zeide echter, dat daarbij het toeval moest hebben geholpen. Hij zelf vond, nadat hij de andere portretten had gezien, dat zijn schets onmogelijk kon ge- lyken. Maar zelfs Mieke Drews en de oude Drews vonden de gelijkenis uitste kend. Eindelyk haalde men Peter erbij. En hij alleen verklaarde, dat zijne mevrouw er om haar mond toch anders had uitgezien. „Veel ergenoegder en goedhartiger", zeide hy. Niemand kon het begrijpen. Maar Conrad Brügge begreep het en het kostte hem een weinig moeite, het de an deren te zeggen zij allen hadden Makarie op haar doodsbed gezien en het starre beeld was in hunne gedachten onuitwisch- baar ingegrift. Peter alleen had de levende, die hy hartstochtelijk had vereerd, voor wie hy zich in stukken zou hebben latea hakken, heel trouw ia zijne herinnering bewaard. Toen Conrad Brügge dat vertelde, wist hy, dat het zeer diep moest treffea. Hij wekte zeer smartelijke gedachten op. Was dan de dood machtiger dan het leven Wischte de indruk van twee dagen alle indrukken van vele jaren weg Toe kende zijn griffel zoo diep, dat alle andere lijnen onzichtbaar werden, die in hst liefhebbende hart toch zoo duidelyk stonden gestreept Roofde hy niet alleen een geliefd mensch Nam hij ook nog het ver leden met zich mede? Wat bleef er dan vaa het wezen, dat men zoo lief had De stem werd niet meer in het oor vernomenAan de gedachten ontnam hy het juiste van de trekkenDe dood trad daartusschen, hij richtte een starre, koude beeltenis op en zeidezoo zag degene er uit, die eenmaal de uwe was! Loog hij ook nog? Of loog hij niet en onthulde alleen hy het ware ge laat, dat de levende onder allerlei maskers verborg Nu op eenmaal zagen zy het allen. Het eenvoudige woord van den trouwen Peter had tien de oogen geopend. „V eel vergenoeg Ier en goedhartiger ja dat moest het worden, om goed te gelyken." WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 1