Zondag 25 Mei 1902. 46ste Jaargang No. 3734.
TWEEDE BLAD.
De Siirrogatenman.
FEUILLETON.
Het A B C
VAN HET LEVEN.
Een belangrijk geschrift.
Uit het Duitsch van Julius Stkde.
—H—
Hij was de zoon van heel zninige ouders,
die welgesteld waren geworden doordat zij
op de meest mogelijke dingen bespaard had
den. Wat zij kochten, mocht zoo goed als
niets kosten, en hadden ze dat tot den laag-
sten prijs eindelijk weten te bemachtigen,
dan werd er zóó zorgzaam mee omgegaan,
dat de glans der nieuwheid zoo lang moge-
lijk erop te zien bleef. Slechts het aller-
noodigste durfden zij zich -voor hun levens
onderhoud gunnen, ja zelfs vonden zij in de
ontbering een soort van fanatiek genot, even
als Indische fakirs een inwendige godenglans
meenen waar te nemen, als het lieve vee
door uiterlijke zindelijkheid hen beschaamt en
overtreft.
Het bewustzijn, niet tevergeefs te heb
ben ontbeerd, maakte hen gelukkig, en toen
ze tot aan hun einde gehongerd hadden,
gingen ze welgemoed naar dat onbekende
land, omdat het daar wel niets kosten zou,
en zij konden den dood zegenen, omdat,
na de begrafenis, voor hen geen onkosten
meer behoefden te worden gemaakt. En
bovendien hadden zij de zekerheid, dat hun
zoon in alles hun evenbeeld geworden was,
vleesch van hun vleesch, geest van hun
geest Hun ziekbed liep ook wonder meê
het was bijzonder kort. Zij hadden altijd zoo
erg gevreesd, dat er dan nog een heele dure
rekening van dokter en apotheker kon vol
gen. Goddankhet was niet noodig geweest.
De zoon, hij heette Max, (een eenlettergre
pige naam vorderde toch bij het schrijven
minder tijd en kostte minder inkt,) betreurde
zijne ouders oprechtelijk en liet hen met
veel plechtigheid begraven. De geheele buurt
was eén en al verbazing, want de omstanders
familie of kennissen waren afwezig, om
de doodeenvoudige reden, dat dezen in het met
zoo veel succes toegepaste sparings-systeem
niet pasten konden een prachtige eiken
kist bewonderen.
De eenige rouwdragende was Max, wiens
frootste leed was, dat vader vooral
e kist niet zien kon. Immers ieder dacht,
dat die kist van eikenhout gemaakt was, het
was maar gewoon pijnboomhout, maar zóó
prachtig nagemaakt, vader zou er zoo'n schik
in hebben gehad
Geen wonder, dat Max zich heel eenzaam
gevoelde, nu hij alléén door het leven moest
gaan er was niemand, die hem sympathiek
was, zooals de oude lui dat voor hem en hij
voor hen was geweest. Zin voor het goed
koopste, voor het zuinigste is niet van ieders
gading en zoo kwam het, dat, waar hij zich
wou aansluiten, hij heel gauw werd buiten
gesloten, daar hij onmogelijk nalaten kon,
bij ieder genoegen direct tot op penning en
duit te berekenen wat dat wel zou moeten
kosten, en onmiddellijk de vraag opwerpen
moest, of dat niet goedkooper kon worden
gedaan of verkregen. Het ging hem als het
ieder gaat, die de portemonnaie wil dicht
houden. Voor zijn genoegen deed niemand
iets, en daar hij het minderwaardige op even
hoogen prijs stelde als het beste, het meest
solide, als het maar op bedriegelijke wijze
daarop geleek, stelde of hechtte ook niemand
eenige waarde in of aan zijn oordeel.
Max was niet jong meer, zijn tijd van
leeren was voorbij, en zooals hij door zijne op
voeding was gevormd, dressuur is wellicht
juister, moest hij ook verder het leven door
gaan.
Hij zag er niet onknap uit; zijn zuinigheids
beginsel deed hem proper voor den dag
komen. Hij was beleefd. Zijn vader had hem
ingeprent, dat men met beleefdheid het verst
kwam, en het kostte niets.
Alléén blijven was zeker .goedkoop, maar
daar had hij geen zin in.
Hij wou graag eene vrouw hebben.
Natuurlijk eene huishoudelijke vrouw, die
geen dienstmeisje noodig had. Rijk behoefde
ze niet te wezen, ze kon wel arm wezen, de
oude lui hadden wel zooveel bij elkaar ge
schraapt, dat met een aan weinig gewende
vrouw het even goed mogelijk was, vaD de
jaarlijksche rente een gedeelte in kapitaal te
kunnen blijven omzetten.
Door
IDA BOY-ED.
0-0-0
43.
„Die mij wellicht weder geluk geelt.*
Uit deze uitdrukking maakte Robert de
gevolgtrekking, dat Willy nog niet tot een
verklaring gekomen was, of dat er nog een
hindernis in den weg stond.
Maar hoeveel moed had deze Willy
Mammling tochhij wilde voor de tweede
maal trouwen.
?"n bij, Robert, had niet den moed ge-
ad, ofschoon hij toen toch had liefgehad
at was toch iets anders. Bij zijn beroep.
•a?r fn dag weg en een jonge vrouw aan
zie zsive overlaten, en dat op een tijd, dat
misschien een vaste hand noodig had,
die haar leidde
wei&: Wanneer bij van zijn kant maar een
hni^'i? nieer vertrouwen in Sylvia Aschroth
E.W-1* 8t6lleD:.
Willv Ji bad hij daarover nu eens met
een hr,alQ1 Praten- Ook eens willen vra-
had'bo 6 a aich ontwikkeld had. Willy
vaad<ir Uniaera steeds kunnen gadeslaan
mond Tn "i" iWa8 bet hem, als werd hem de
gesloten.
van bfammlicg had zoo'n manier
zelf de Hij bakende voor zich-
dat ü(,kgrZ6Q Prcc'es en hij scheen
Over Af t a.6deren verlangen.
°pea tot had hij ernstig en
aen bloedverwant van Makarie
Een rijke was maar verwend en kon pre-
tensies hebben. Die zon echte in plaats van
onechte kant willen hebben, echte diamanten
in plaats van similizon misschien echt bier
willen drinken, wat zuiver onzin wezen zou
daar het bier, dat hij gewoon was te drin
ken, even goed den dorst verjoeg en veel goed
kooper was. Hè ja, waarom fabriceerde men
geen bier, dat er uitziet als bier en het toch
niet is, zoo goedkoop als water, hoe heerlijk
zon dat smaken
Geen ander gezelschap, geen anderen omgang
moest ze hebben, dan wat hij voor haar uitkoos.
Een wees dus, bescheiden, zonder eenige
pretensie, flink, vlijtig. Die zon hem lijken.
Maar knap moest ze wezen, er goed uitzien,
dat kon hij verlangen, daarvoor had hij geld
in overvloed.
Max kreeg, wat hij verlangde. Menig knap
man loopt de schoenzolen af, zonder zijn
ideaal te vinden, en neemt ten slotte een
vrouwtje, dat schijnbaar zijn ideaal nabij
komt en ten slotte er allesbehalve op gelijkt.
En hem voerde het lot de symbolieke
dramaturgen van den nienwsten tijd mogen
zich de hersens stomp denken over deze
onverklaarbare onverklaarbaarheid hem, den
zelfzuchtige in folio, een schat toe, dien ieder
hem benijden moest, die haar zoo graag had
gehad, maar niet aanpakte toeu voor hem
do tijd van grijpen had geslagen.
Zij heette Albertine, maar driemaal zooveel
inkt was er noodig om dien naam te schrij
ven, als voor den zijnen heel gauw overtuigde
hij haar, dat Tine veel mooier klonk, en goed
kooper was, bovendien een heerlijk surrogaat
van Albertine heeten kon. Het jonge vrouwtje
voegde zich gewillig. Waarom ook niet Zij
mocht den man lijden, die haar, in weerwil
harer armoede, genomen had. Menigeen was
naar haar toe gekomen, die haar jeugd en
schoonheid wel begeerde, maar niet in 't
minst van plan was, haar tot zijne wettige
vrouw te nemen. Zij was daardoor voorzich
tig en bedachtzaam geworden. Max, die eerst
met huwelijksvoorstellen kwam en daarna
het gevoel ontwikkelde, dat hij voor liefde
bield, onderscheidde zich daardoor in hare
oogen zoo zeer boven al die anderen, dat zij
hem niet slechts haar jawoord gaf, maar
ook meende, den rozengloed der liefde voor
hem te kunnen ontsteken.
Huishouden was haar liefste werk. Het
gaat met huishouden als met pianospelen
die er talent voor hebben, doen het met
ambitie. Wie het zonder dat moet doen,
kwelt zichzelf en zijne omgeving. Tine was
gelukkig in haar eigen huishouding. Op
't nauwkeurigst werd alles ingericht, en
zy zocht bij den gebieder van haar hartje
gaarne erkentelijkheid en waardeering.
Max onthield die aan Tine in geenen deele,
maar zette zijn lof in tastbaren vorm om.
Hij verschafte wat de huishouding voordeelig
wezen kou, hij maakte n. 1. letterlijk jacht
op surrogaten van de benoodigdheden
van het dagelijksch leven. De moderne
industrie kwam zijn streven in ieder
opzicht tegemoet. Zij maakt van alles surro
gaten, ja, van een surrogaat wéér een surro
gaat; of namaak, zoo ge wilt. Koffieboonen
waren reeds lang vervalscht en deze ver-
valsching was weer door een tweede en deze nog
weer eens door een derde gevolgd, totdat de
fabrikatie tot turfmolm gekomen was,
dat door zijne goedkoopte geen verder surro
gaat meer toeliet, hoe ook de fabrikanten
daarover peinsden en suften. Soms dronken
de jongelui ook wijn, die met de druif al
even weinig te maken had als een Hottentot
met een Eskimo. De vloeistof, waarmee zij
trachtten elkaar op te vroolijken, was een
surrogaat van kunsterijen, nieuwste fabrikaat,
goedgekeurd naar het heette, het was geen
Chateau- „hoe heet het", geen Rijn- of Moezel-,
zelfs geen aangezoete bessenwijn, neen, het
was het product van den triomf der weten
schap, een record in den wedstrijd der
vervalschingen behaald, het was het druif-
vrije gezondheidssap. En dan de vele surro
gaten voor eiwithoudend voedsel, die, volgens
de étiketten, de menschen zoo sterk maakten,
dat zij even gemakkelijk graniet als cokes
stuk konden bijten, en ankerkettingen even
gemakkelijk als spiuuewebdraden verbre
ken konden. En dan wéér de surrogaten van
de zooeven genoemde. Max vond de moderne
industrie iD één woord bewonderenswaard. Hij
vond alles „grootsch"deze veel geliefde
uitdrukking van gedachtelooze overdrijving
had hij zich aangewend. En waarom zou
gesproken't was, alsof hij daarmede een
vordering, die men het recht had te stellen,
had willen voldoen. Daarna had hij nog
eenige weinige woorden over zyn toestand
na het verlies gesproken en daarna gezwe
gen.
Mijn nieuw geluk, zoo dacht hy mis
schien, gaat Makarie's neef niet aan, of
zou dezen alleen maar weemoedig kunnen
stemmen.
Voor een man, die de discretie zelf was,
mag niemand indiscreet schijnen. Holiern
was zichzeli ervan bewust, geen zwetser
te zijn. Maar wanneer men na zoo langen
tijd weer in de oude levensomstandig
heden komtwanneer men zoo alle
lieve menschen, met wie men heeft meê-
geleefd, zoo weder om zich heen heeft
dan dreigen de hechtste boeien der stil
zwijgendheid wel eens te breken.
„Wellicht begint hij zelf wel over haar",
dacht Holiern.
En dat deed Willy. Maar eerst aan het
slot van zijn vertellingen, toen hij uitvoerig
over zijn scheepswerf en ziju kans van
slagen had gesproken. Zij stonden reeds op
den corridor voor Hollern's kamerdeur.
„Wanneer het je goed is, Robert", zeide
Willy langzaam, „maken we morgen een
klein zeiltochtje. Peter is met de Libille
te Neumühlen."
Holiern zette groote oogen op. Iets was
Willy bij zijn plan zeker ontgaan, namelijk,
dat men een man, die juist van den oceaan
komt, als eerste genoegen niet een zeil
tochtje kan aanbieden
Willy had daarbij geheel instinctmatig
gehandeldhem was het het aangenaamst
en het rustigst in de natuur.
Alleen de gedachte, dat hy Sylvia en
hij ook niet iedere vervalsching „grootsch"
noemen, waar deze voor den oningewijde zoo
bedriegelijk het echte nabootste
Zag men het het groote cuivre-poli-medaljon,
dat in zijn mooie kamer hing, aan, dat het
niet van metaal, maar van papierpap was
gemaakt? En de leeren zittingen der stoelen?
Geen stukje leêr, papier en nog eens papier.
En het zijden galakleed van zijne vrouw och,
surrogaatHet ziet er uit als zijde, maar het is
't niet. De hoedveeren men zon erop zweren
van een bnitengewonen struisvogel geplakt...
ja, zoo lang ze nienw leken.
De jonge vrouw had heldere kijkers, die
heel ganw opmerkten, hoe al die surrogaten
hun winkelglans verloren, en heel spoedig,
in weerwil van de meeste behoedzaamheid, in al
hun leelijke naaktheid zich vertoonden. Aan
hoeken en kanten, aan vlekken en barsten
was 't te zien, hoe slechts een vernisje bedekt
had het jammerlijk knoeiwerk, door geen
wrijven en poetsen te verhelpen.
Tine verzocht Max, minder te willen koopen,
maar dan degelijker.
„Ge begrijpt het „grootsche" van dezen
tijd niet," was het antwoord. „Wat vroeger
slechts voor bevoorrechten te verkrijgen was,
stelt de imitatie thans onder't bereik van een
ieder. Als de wetenschap aanstonds ontdek
ken zal, hoe men kunstmatig oesters maakt,
dan ontbijt de proletariër even weelderig als
nü de millionnair."
„Kunstmatige oesters vroeg Tine, en
verschoot van klenr, „de gedachte alleen
maakt mij onpasselijk."
„Drink een glaasje druifvrije gezondheids-
sap."
„Brr 1"
„Wilt ge liever bier, vrij van hop en mont
„Dank je."
„Ge ziet zoo bleek, kindje! Ik heb een
annonce gelezen van een surrogaat van staal-
pillen, wil ik die voor je koopen
„Asjeblieft niet, ik won, dat ik wat
degelijks kroeg, ik gevoelde me dan vast veel
beter. Ik weet maar niet wat."
„Bedoel je afleiding Willen we eens naar
de opera gaan
„Hè ja, graag 1"
Ze was nog nooit in de opera geweest. Het
verwonderde haar echter zeer, dat haar man
op den avond, dat de „Faust" zon worden
gegeven, niet naar het operagebouw, maar
naar Urania met haar ging, en daar twee
toegangskaarten nam.
„Maar hier wordt de Faust toch niet ge
geven?" vroeg Tine büjkbaar teleurgesteld.
„Geduld kindje. Wij nemen hier telefoon
aansluiting. Muziek is de hoofdzaak bij een
opera, en door niets wordt men hier afge
leid. Geen beter surrogaat van de opera dan
het overbrengen door de telefoon in Urania".
Tine zweeg. Haar weerzin voor alles, wat
maar naar surrogaat leek, werd steeds groo-
tor; met moeite wist ze zich nog te beheer-
schon. Dat telefoongebler wekte dermate haar
verlangen op om de opera zelve te zien en
te hooren, dat zij in tranen uitbarstte bij
het genieten van een zoo ellendig namaaksel.
„Zie je nu wel", zei Max, „nu ben je al
tot tranen toe bewogen door die heerlijke
muziek, en wij besparen nog heel wat mark-
jes. Is dat nu niet een groot succes"?
Tine antwoordde niet.
„Dweept Mevrouw ook met de „Faust van
Gouuod"? vroeg een elegant gekleed heer
van middelbaren leeftijd aan het lieve vrouw
tje, in wier onmiddellijke nabijheid hij ook
telefoonaansluiting genomen had, „het is ook
m ij n lievelingsopera".
„Ik zou zoo graag die zien", sprak zij
spijtig, „maar daar zal het wel nooit toe
komen dat is nu eenmaal geen surrogaat".
De Heer begreep natuurlijk niet, wat zij
meendedat de bitse opmerking haar echt
genoot gold, vatte hij dadelijk.
En met de hoffelijkheid van een man was de
wereld, wendde hij zich tot dezen, stelde zich
zelf voor, en vroeg of hij voor de volgende
Faust-opvoering zijn abonnementskaart ter
beschikking mocht stellen, daar hij op reis
moest, enz., enz.
En Max, ezel die hij was, verlokt door de
goedkoopte, die het aanbod zoo verleidelijk
maakte, nam dankbaar aan.
Op den avond der uitvoering bracht Max
zijne vrouw tot aan het operagebouw en
haalde haar, zooals 't behoorde, na afloop
weder terug.
„Wel, hoe is 't geweest?"
Zij keek hem met verwonderde oogen aan.
Holiern samen zou moeten gadeslaan in
de nabijheid van zijn moedor, in een enge
kamer dat had hem het zweet doen
uitbreken.
Juist was Holiern van plan, te zeggen,
dat hij er de voorkeur aan gaf, zich op
het land wat te amuseeren, toen Willy er
aan toevoegde
„Sylvia Aschroth zal mede van de party
zijn."
Beide mannen kregen een kleur. Maar
ieder voelde zich op dit oogenblik te
onvrij, om den ander aan te zien.
„Is zij hier vroeg Holiern.
„Ja, bij mijn moeder."
„Charmant, dat ik dat lieve meisje nog
eens zal ontmoeten," zeide Holiern.
„Kan men iets banalers zeggendacht
Willy, „meent hij dat zoo slechts dat?"
En Holiern dacht
„Zou hij iets vermoeden Heeft Karie
toch gebabbeld Wil hij ons soms nu een
gelegenheid geven
Enfin, of Willy het expres of niet expres
had gedaan, 't trof goed hij kreeg zoodoende
een uitstekende gelegenheid haar eens
gade te slaan.
„Dan tot morgen"
Warm was de lucht, maar er woei tevens
een flinke bries. Langs den blauwen
hemel joegen witte wolken en lieten
door de snelheid van haar vlucht
daar boven een sterkeren wind vermoeden
dan die, welke het water van don Binnen-
Alster in beroering bracht.
Het zag er buiten feestelijk en opgewekt
uit. Het zonlicht, dat zoo vroolijk in de
vensterruiten schitterde, gaf aan alles leven
en opgewektheid.
Op het water was het drugroode en
„Waarom onthieldt ge me dat alles?"
„Maar kindje, je vergeet, dat het zoo duur
is; op den keper beschouwd is het het geld
toch niet waard
Onwillekeurig ontweek ze hem. In een
heel andere wereld was zij geweest, heerlijke
knnst had haar in het wonderland van de
verbeelding gevoerd, wakend had zij gedroomd,
schooner dan ooit door haar was beleefd, en
hij met geld wilde hij haar zaligheid
taxeeren Zeker, telefoonaansluiting was goed
kooper. Het was haar te moede, alsof haar
leven tot nu toe zoo'n soort telefoonaansluiting
was geweest. Beminde hij haar werkelijk?
Hij deed wel zoo, maar de bewijzen of zijn
liefde wel echt, geen surrogaat was, waar
waren ze
Zou ze vertellen, dat de vriendelijke heer
onverwachts van zijn reis was teruggekeerd,
naast haar gezeten had meêdeelen, hoe heer
lijk zij zich met elkaar onderhonden hadden
Zon ze Neen, voor zijn schrielheid moest
hij gestrait worden, niets zou hij weten.
Heelemaal niets. Maar de surrogaten-huis
houding wilde zij niet langer, nooit meer.
Het samenleven werd van nu af heel
onaangenaam, en Max kwam langzamerhand
tot de overtuiging, dat een welgesteld man
wel een arme wees, zonder pretensie, huwen
kan, maar daarom nog niet verzekerd is, dat zij
willig in zijn gareel zal willen blijven loopen.
En Tine zag in, dat dankbaarheid en
hoogachting, hoe nauwkeurig opgeteld, tot
eindcijfer nog geen liefde gaven. Alzoo ook
hierin klopte de rekening niet.
Op zekeren dag was Tine voor goed heen
gegaan. Een briefje gaf Max de noodige
opheldering.
„Lieve vriendschreef ze, „ons huwelijk
is bankroet, scheiding voor de wet is niet
noodig, die kosten kunnen wij uitwinnen.
Terugkeeren doe ik nooit, wees gerust, lastig
vallen zal ik u evenmin, ik heb een heerlijken
plaatsvervanger, geen surrogaat, gevonden,
die mij een voortreffelijk leven aanbiedt, zonder
imitaties, echt weet ge, geen namaak. U zal
het niet moeilijk vallen, eene u passende
plaatsvervangster, alias surrogaat, te vinden,
uw wereld is er immers zoo vol van 1 De
simili-ringen en waspaarlen liggen, met de
barnsteenen kam van glas, in het ivoren
kastje, dat slechts celluloid is. Maak mijne
opvolgster er gelukkig meê.
Albebtine."
—o—o—
L. van Oeveben Ontstaan, beginselen en
program der vrijzinnig-democratische partij.
Een zeer gevoelde leemte is door de brochure,
waarvan wij den titel schreven aan het hoofd
van dit artikel, op gelukkige wijze aangevuld.
Programma's op staatkundig en economisch
gebied ontstaan bij den dag. Zelfs de heer De
Klerk heeft gemeend, dat voor zijne Rotter-
damsche vooruitstrevende kiesvereeniging nog
een spik-splinternieuw programma noodig
was, waard om opgenomen te worden in
Oosterbaan's bekende verzameling.
Het getuigt zeker van een opkomend poli
tiek leven, dat zoovelen de behoefte gevoelen
hun standpunt ten opzichte van veelbesproken
maatschappelijke of staatkundige hervormin
gen te bepalen. Evenwelwanneer niet wer
kelijk een reden tot afgrenzing van auderen
gelegen is in groote beginselen, die voor de
geheele staatkundige opvattingen van over-
heerschend belang zijn, is het programma-
maken maar ijdel werk en kwellinge des
geestes.
Weluu, zóóvelen hebben in het afgeloopen
jaar beweerd, en enkelen beweren het nog,
dat het vrijzinnig-democratisch program al
geen beter reden van bestaan had. Het program
is lang genoegmaar, waarin ligt na het
kenmerkend onderscheid van andere groepen,
in het bijzonder van fle Liberale Unie Ja,
zelfs werd er gevraagd waarin ligt nu het
verschil met de sociaal-democraten En ernstig
werd de nieuwe partij opgeroepen, tusschen
zichzelve en de laatstgenoemden een duidelijke
scheidingslijn te trekken.
Het werkje, dat het ontstaan en program der
vrijzinnig-democratische partij behandelt in
een kort bestek, geeft antwoord op die vragen.
De schrijver toont zich hiervan overtuigd, dat
de leden eener politieke partij in de eerste
groene stoombooten liepen heen en weer,
vrachtbooten, met kolen of bouwmateriaal
geladen, kwamen onder de Lombardbrug
door. Daartusschen roeide en zeilde allee wat
maar een scheepje bezat of had kunnen huren.
Holiern en Willy stonden op de steenen
trap, die naar het hótel voerde. Zij wachtten
op Sylvia.
Juist kwam er een sproeiwagen voorbij,
die alle stol neêrsloeg. Willy keek er
naar, hoe aan den rand van elke storting het
water zich tot druppels verdeelde, die over
het stof rolden. Daar was het stof mach
tiger dan het water-element.
„De juffrouw laat lang op zich wachten,"
merkte Holiern op, die door de spanning,
waarin hij verkeerde, wat ongeduldig werd.
„O neen," zeide Willy, bijna gekrenkt,
want hij achtte Sylvia mede zeer hoog
omdat ze steeds zoo precies was, „het is
nog vyf minuten voor tien."
Hy maakte expres zijn jas los om zijn
horloge te krijgen en het Holiern te too-
nen dat hij gelijk had.
Maar daar kwam reeds een rijtuig aan.
Aan een stukje van een groen zonnescherm,
dat van achter den koetsier zichtbaar
werd, zag Willy, dat het Sylvia moest zijn.
„Daar komt ze," zeide hij.
Beide mannen keken naar het rijtuig,
beiden als gebonden door dezelfde ge
dachte
„Onbevangen doen slechts onbevangen
schijnen."
En juist met deze gedachte bezield,
gedroegen zij zich beiden zoo gedwongen
en onnatuurlijk mogelijk.
Toen Sylvia in het rytuig aankwam, zag
tij de beide mannen en zag zij ze ook
weer niet Haar hart klopte zoo zwaar, hoe
plaats op economisch gebied door hoofdzake
lijk gelijke beginselen moeten worden geleid.
De economische vraagstukken zijn het, die
thans en vermoedelijk nog in verre toe
komst geheel en al de politiek beheerschen.
Dat partijgenooten bij elkaar blijven, wan
neer gansch verschillende opvattingen onder
hen bestaan omtrent de meest gewenschte
verhoudingen tnsschen de verschillende
factoren der productie, in het bijzonder van
kapitaal en arbeid, is in den tegenwoordigen
tijd onmogelijk. Indien de vrijzinnig-democra
ten in dit opzicht dan ook niet één lijn trek
ken, indien méér dan nuanceering van mee
ningen, indien ingrijpende strijd van opinies
hier zon bestaan, is van hunne partij geen
krachtig optreden te verwachten.
De heer Van Oeveren toont aan, dat het
standpunt der vrijzinnig-democraten, zooals
dat niet alleen uit hunne beginselverklaring,
maar ook nit hun werkprogram, is te erken
nen, zijn rechtvaardiging vindt in de historie.
Nadrukkelijk doet hij uitkomen, hoe in vroe
gere eeuwen niet staatsonthouding ten
opzichte van de voortbrenging der goederen
door de nijvere burgerij heeft gegolden, maar
als regel eene ingrijpende staatsbemoeiing,
die nu eens voortreffelijke gevolgen had, dan
weer, wanneer zij zich niet wijzigde met
veranderde omstandigheden, tot een grooten
last en belemmering werd.
Ook door de historie is het opkomen der
liberale richting op economisch gebied vol
komen te verklaren. Niet door de zucht van
eene maatschappelijke klasse van ondernemers,
om zelf tot macht en rijkdom te geraken
door vrijheid, die zou worden tot overheer-
sclilng over eene andere, de arbeidende klasse.
Neen, veeleer door den inderdaad ten volle
gemotiveerden afkeer van een stelsel van
bevoorrechting, bescherming en belemmering
van vrije ontwikkeling, dat niet meer paste
voor den tijd.
De liberalen, die van hunne ervaring
makend eene voor altijd geldige economische
leer een zeer gewone fout hebben begaan,"
meenden, dat staatsonthouding het beginsel van
ware staatkundige en economische wijsheid
was. Niet omdat zij daardoor hoopten het
volk te knevelenintegendeel, omdat zij er
van overtuigd waren, dat op deze wijze de
groote massa alleen zon kunnen komen tot
meerdere welvaart en vooral tot meerdere
zelfstandigheid, tot grooter gevoel van ver
antwoordelijkheid.
De ervaring heeft geleerd, dat de liberale
leer niet opgaat. De staat blijft altijd door
zijn rechtsinstellingen, zoowel door zijn doen,
als door zijn nalaten, invloed uitoefenen op
en voor een deel bepalen de onderlinge ver
houding van de verschillende bevolkings
klassen, zooals die bij de voortbrenging zijn
betrokken.
Slechts is het noodig, dat zijne rechtsbepa
lingen steeds passen op den toestand en met
den toestand zich kunnen wijzigen.
Twee voorschriften liggen dus hier geschreven
voor dengeen, die in de historie de gelukkige
gevolgen heeft ontwaard van menige over
heidsbemoeiing, maar die ook, wat éénmaal
vooruitgang was, heeft zien worden tot een
belemmering en een plaag. In de eerste plaats
om overheidsbemoeiing niet te aanvaarden
als iets, dat slechts door den nood gedrongen
wordt aangenomen, maar als den natuurlijken
toestand. Doch in de tweede plaats, dat eene
maatschappelijke en staatkundige organisatie
dringend noodig is, die het gansche arbeidende
volk in de gelegenheid stelt, de wetten,
waaronder het leeft eu die in zijn onderlinge
productieverhoudiDgen ingrijpen, te kunnen
wijzigen naarmate dat noodig is.
Daarom staatsbemoeiing, maar tegelijkertijd
ook algemeen kiesrecht. Daarom een ingrij
pende sociale politiek, maar tegelijkertijd ook
de eerste eisch aan de democratie gesteld.
Duidelijk is deze gedachtengaug in het
aangehaalde werkje te voorschijn gekomen,
niet minder heldor het kenmerkende verschil
uiteengezet tusschen de democraten, die, op
socialistisch standpunt staande, de komst eener
socialistische maatschappij trachten te bevor
deren, en de democraten, die vast blijven
houden aan den vorm van het privaat bezit
der productie-middelen, al willen zij door de
gemeenschap de schadelijke uitwassen van
dit overigens zoo heilzaam beginsel afsnijden.
Voor degenen, die in den strijd dezer dagen
met oordeel willen partij kiezen, is de brochure
van den heer Van Oeveren een werkelijke
aanwinst.
hamerde haar het bloed in de slapen. Alles
in haar en om haar scheen in een zeld-
zamen toestand van verdooving. Het ontnam
haar alle waarnemingsvermogen en het was
haar zoo stil, zoo vreemd te moede. Zy was
nog nooit van Laar leven in onmacht gevallen
en wist dus niet of dat, wat haar nu be-
heerschte, een dergelijk iets was.
Zij dwong zich tot een glimlachje, maar
het was zwakjes en flauw. Haar voorhoofd
werd vochtig. Toch had ze nog zooveel
kracht, dat ze het hoofd groetend kon
buigen, toen het rijtuig stilhield.
Holiern kwam het eerst op haar toe,
kuste haar dadelijk de hand, zag haar in
't gelaat en zeide bewogen
„Wat een groote vreugde
Toon en woorden zeiden meer dan hij
gewild had.
Want op het oogenblik, dat bij Sylvia
zag, verhief zich uit het diepst van zijn
hart deze groote vreugde en verraste hem
door haar kracht.
Wat was dat meisje schoon Zij was
veel mooier gewordenóf haar beeld was
in zijn herinnering verbleekt, óf het kwam,
omdat zij de eerste vrouw was, die hij
weerzag.
Sylvia zweeg, met bleek gelaat en half
gesloten oogen
Zij had bij zichzelf vast aangenomen, wat
het eerste woord zou zijn, dat zij tot dezen
man zou richten.
Voornaam handelen, edel handeien
aan deze woorden klemde zy zich vast, in
de verwarring harer gevoelens.
Fn dan was er maar één ding te deen
Willy's plan in de war staree, tegen >.yn
wensch in handelen eu den ai der als eerste
woord in 't gelaat werpen