ütlinlsfiul Bic taal.
Zondag 22 Juni 1902.
46ste Jaargang No. 3742.
TWEEDE BLAD.
De gebroken lantaarn.
Binnenlandse!) Nieuws.
FEUILLETON.
DRAAIT.
Uit het Dnitsch van A. Theiners.
o—
Mijne familie is van Engelsche afkomst;
in het midden der achttiende eenw verhuisde
de tak, waartoe ik behoor, naar Hannover.
Verscheidene mijner voorouders dienden in
het Engelsche leger, mijn overgrootvader
sneuvelde als chef van een regiment dragon
ders in 1809. Heel spoedig na de inlijviDg
van Hannover bij Pruisen, gingen mijne
ouders naar Londen terug, waardoor mijn
wensch, van mijn vroegste jeugd af gekoes
terd, om alsEngelsch officier te mogen dienen,
vervuld worden kon.
Op mijn 18de jaar werd ik aangesteld als
vaandrigvijftien maanden daarna werd ik
tot lniteuant bevorderd in het zooveelste
fuseliers-regiment. Wel was mijn vader niet
rijk, doch welvarend genoeg om mij een
behoorlijke toelage te geven, voldoende om
de binnen behoorlijke grenzen beperkte uit
gaven te bestrijden. Moeder beminde mij,
haar eerstgeboren en eenlgen zoon, afgodisch,
en had oog noch oor voor mijne gebreken
en tekortkomingen. Vader kon door zijne
vele bezigheden zich niet veel met mij be
moeien, en was ik daardoor zonder tucht
opgegroeid, kende geen zelfbeheersching en
had mij aangewend, aan iedere opwelling
van mijn eigenzinnig, driftig temperament
den vrijen tengel te vieren.
De jongere officieren van het regiment
waren geen brave Hendriks, leidden over
'talgemeen een vrij losbandig leven,maar wisten
echter voor het meerendeel tamelijk goed,
hoever zij gaan konden. Zoo dol als ik en
mijn boezemvriend Arthur Kingsley, was er
geen. Hij en ik hadden dezelfde neigingen,
wij dorstten naar romantische avonturen, de
eentonige garnizoensdienst in Gibraltar viel
niet in onzen smaak. Iedere vrije dag, elk
maar te bekomen verlof was ons eene wel
kome aanleiding, een nitstapje naar Spanje
te maken en daar in een niet net en weinig om
fatsoen gevend gezelschap heerlijk nit te razen.
Dat wij daardoor dikwijls in ernstige moeilijk
heden geraakten, is begrijpelijkevenzeer,
dat zoo'n leven geld bij geld kostte, en wij
steeds dieper in de schulden kwamen.
Een gelukkig avondje bij de speeltafel
hielp ons wel eens weer op de been, doch
eene duurzame verboterlng van onze finan
ciën was daardoor niet te verkrygen; wij
moesten ophouden, of vroeger of later ver
ongelukken in den afgrond, waarlangs wij
tot heden ons hadden bewogen.
In mijn 6teeds benauwder wordenden toe
stand wendde ik mij tot mijn vader, beloofde
een nieuw leven te zullen beginnen en vroeg
hem, mij daartoe de helpende hand te willen
reiken. Een openhartige bekentenis af te
leggen durfde ik niet, valsche schaamte
hield mij tegen, slechts zwak en vaag zin
speelde ik op mijn eer en carrière, in plaats
van onbewimpeld te bekennen, dat zij beide
reeds zoo goed als verloren waren.
Reeds vroeger had ik om hulp gevraagd
en verkregen, maar de wijze, waarop toen
die hulp verkregen was, deed duidelijk uit
komen, dat een tweede aanvrage niet de
minste kans van slagen hebben zon. Veel
hoop op inwilliging had ik dus niet te
koesteren.
Mijn bang voorgevoel werd bewaarheid.
Toen Kingsley op een somberen, stormach-
tigen November-namiddag op mijn kamer
in de kazerne kwam, vond hij mij voor een
op de tafel liggenden brief zitten, die zoo
even met de overland-post gekomen was,
„Slechte tijding, Ered
Ik schoof hem den brief toe en hy las
overluid
„Lieve zoon! Het is nog geen ja ar geleden,
dat ik van u een zelfden brief kreeg als de
nu ontvangene. Het heeft mij toen groote
opofferingen gekost, je nit je ellendige
positie te redden, en heb je toen duidelijk
uiteengezet, dat voor dergelijke dingen ik
nooit meer te vinden zou zyn. Ge weet, dat
ik niet rijk ben, en dat uwe moeder en
zuster voor hare zeer bescheiden behoelten
niet mogen worden ingekort, om in jouw
verkwistend leven verder te voorzien. Ik
ben nooit met uwe beroepskeuze ingenomen
geweestde toelage, die ik heb toegestaan
en nog wel eenige jaren zal moeten geven,
is reeds voor mijn budget groot genoeg.
Officier wildet ge worden, welnn, ge zijt het,
en moet tot uwe bevordering spaarzaam en
zuinig o door het leven slaan. Zie met uwe
schuldeischers overeen te komen, dat tij genoe-
Een kanonschot dreunde. De postboot was
binnengeloopen.
Ik wilde naar den wand gaan, waar de
revolver hing Kingsley hield mij terug.
„Geen overijling Fredook dit zaakje
doen wij niet zonder eenige chic af. Kijk
eens hier door dit raam zie je wel,
daar komt juist de oude Roberts aan, om de
TV.l.1_ 3 A V;; 1
bciiuiueii>ciiur& uvereeu ic auujou, uai «.y - n„*. u j4. u;; 1
g,n nemen fJS£
alle
en zie, om dat te kunnen, af van
onnoodige uitspanningen, totdat het even
wicht in uwe financiën zich heeft hersteld.
De gedachte, dat gij zoo zorgeloos van den
eenen dag op den anderen leeft, smart mij
diep. Beheersch u, wees een man, denk
aan
„Bah, wat een femelarijen Kingsley
gooide verachtelijk den brief op tafel. „Naar
den duivel met dat vrome
je du« niet helpen, dat is het feit, waarover
wij moeten spreken. Wat nu
Ik kon niet antwoordenmijn hoofd
duizelde.
„Met de laat6te afrekening betaalde je je
bijdrage voor de tafel met een wissel op
Hilton Go. te Londen, is 't niet
Ik knikte bevestigend.
regiments-kwartiermeester
zaam en volgens zekere methode. Ik ken zijne
manier van doen, waarvan hij nooit afwijkt.
Eerst de lantaarns bij het portaal, dan die
aan den rechter-, vervolgens die aan den linker
vleugel, en eindelijk de groote dubbele. Ik ga
nu naar mijn kamer, schrijf een paar regel
tjes en wacht het aansteken van de twee
laatste lantaarns af; het opsteken der linkerzij
\jy taici.
roept mij. De rechter is nw teeken. Wij
geklets. Hij wil konden nog wel wedden, wie het eerst aan de
l. 1. Vü mat a-o.on nre» 1 (TPn h Tl -
beurt isu, lachte hij met waren galgenhu
mor, wij kunnen het wel laten ook
ben je 't eens met mijn voorstel
„Ik neem het aan", antwoordde ik en de
laatste handdruk werd gegeven. Mijn vriend
ging. Zijne schreden weerklonken in de gang.
De geladen revolver lag ik naast me op tafel,
ik haalde papier en schrijfgereedschap naar me
toe, en schreef„Vader Als ge deze regelen
meer I
„En van den XCglUlCUlO-Auai uv>uivuv«v* - WÊ^m
ontving je voor een op dezelfde firma leest, ben ik niet meer onder de lovenden.
getrokken wissel het bedrag in contanten?" Met de stellige zekerheid, dat gij mij wel helpen
Nog altijd bleef ik zwijgen. zoudt.had ik wissels afgegeven op Hilton en Co.
„En een paar dito's zijn door winkeliers Gy hebt mij niet willen helpen, mij in den
in de stad geaccepteerd, om bij dezelfde steek gelaten, en mij vertwijfeld en wanhopig
firma te worden geïncasseerd. Zouden ze in den dood gedreven. Uw Zoon",
gehonoreerd worden Laaghartig en gemeen wierp ik, in mijne
Ik had den moed niet, iets te zeggen. krankzinnige gemoedsstemming, de verant-
„Ik geloof niet te dwalen, als ik veronderstel, woordelijkheid van mijn laatste daad op mijn
dat die wisseltjes vandaag of morgen met de vader. Aan mijne moeder en zuster dacht ik
verwacht wordende postboot hier terugkomen ternauwernood.
en als waardelooze snippertjes aan den zooIk deed den brief in een couvert, adres-
spoedig vertrouwenden afzender weer worden seerde en verzegelde hem en ging, met mijn
ter hand gesteld."
Een diep steunen ontsnapte mijn bonst.
„Garnizoensbevel-Gibraltar, 21 Nov. 1871"
sprak Kingsley binnensmonds, „onder het
presidinm van den overste Douglas kwam
heden de krijgsraad bijeen, om
Met een vloek sprong ik op.
„Wat beteekent datschreeuwde ik, „wil
je je over mij vroolijk maken Hel en duivel
revolver in de hand, aan het raam staan.
Roberts had juist op eene na de vleugel
lampen aangestokenspoedig brandde ook
die, en hij strompelde nu naar de middelste
toe. De linksche was het eerst aan de beurt,
de vlam flikkerde op en in dezelfde seconde
hoorde ik een geluid, alsof buiten in de gang
een deur heftig werd dichtgeslagen. Ik wist,
wat dat te beteekenen had. Ik luisterde. Alles
„Bedaard, mijn jongen, maak je nu niet boos bleef stil. Het scheen door niemand te zijn
driftig. Voor den krijgsraad verschijnen j opgemerkt.
twee aangeklaagden d. w. z. als er zitting
van den krijgsraad noodig mocht wezen".
Wat bedoel je daarmee, Arthur?" en ik
zag hem vast en scherp aan.
Kingsley lei de hand op mijn schouder.
„Fred", zei hij, „wij hebben veel met elkaar
doorgemaakt, elkaar nooit verlaten, en ook
nu zullen wij niet van elkander heengaan.
Ik zit niet minder erg in de klem dan jij.
Zoo niet slimmer. Zoo goed als tegen jou, zal
tegen mij eene aanklacht worden ingediend.
Het is de vraag maarhoe redden wij er ons
uit
„Tk begrijp je niet, spreek toch zonder
omwegen.
„Je weet, dat aan mij, tijdens de afwezig
heid van Kapitein Tucker, de kas van de
7de compagnie is toevertrouwd
„Ja, dat weet ik."
„Het verlof van Tucker is om met de boot,
die jou geprotesteerde papiertjes meebrengt,
komt ook terug mijn dappere kapitein. Ik
zal rekening moeten doen en dan zal blijken,
dat er 150 en nog wel meer pond te kort
in kas is."
Een lang zwijgen volgde op deze mede-
deeling.
„Wat mij betreft" sprak Kingsley, „mijn
besluit staat vast".
En toen ik hem onderzoekend aanzag, wees
hij naar mijn aan den wand hangende revolver.
Ik schrikte. Gedachten, die tot nu toe als zwe
vende voor mij waren voorbij gegaan, namen
een meer stabielen vorm aan. „Meer dan één
aangeklaagde znllen ze in geen geval te
veroordeelen hebben" ging Kingsley voort,
my krijgen ze
„Ook mij niet 1" viel ik hem in de rede.
Hij lachte, een harde, klanklooze lach. „Ga je
met mij mee, Fred? Waarachtig?"
„Wij maken den sprong in het duister
te zamen, ArthurAlles walgt me".
Hij drukte mijn toegestoken hand vast en
krachtig. „Afgesproken, kameraad. Te ver
liezen hebben wij niets. Het leven hebben wij
genoten. En wat wacht ons Onteering
schande op zijn hoogst medelijden"
„Luister
De oude klom van zijn ladder af en zette
haar tegen den rechter arm van den paal. Ik
span den haan van mijn revolver en richt den
loop op mijn rechter slaap.
Waarom treuzelt die man nu zoo? Waarom
steekt hij niet verder op
Mijn pols sloeg niet sneller dan gewoonlijk,
een ijzige kalmte was over mij gekomen.
Volgens overeengekomen besluit, wilde ik
aftrekken zoodra de vlam zichtbaar zou zijn.
Ik wachtte, wachtte, de vingers aan den
trekker de vlam verscheen niet. Roberts nam,
na lang onderzoek, den oliehouder uit de
lantaarn, nam zijn ladder op den schouder
en ging bedaard heen.
De rechter lantaarn heeft op dien avond
niet gebrand. De oliehouder was gebarsten
en werd eerst den volgenden dag door een
nieuwen vervangen. Over deze voor anderen
geheel onverschillige, doch voor mij zoo be-
teekenisvolle bijzonderheid heb ik later mij
volledige zekerheid verschaft.
Toen Roberts in het portaal verdwenen
was, begonnen mijne ooren te suizen, alsof
mijn hoofd zou moeten bersten. De zoo sterk
gespannen zenuwen verslapten, de réactie
was gekomen. Ik legde de revolver op de
tafel en viel half bewusteloos op een stoel
neer.
Een kloppen op mijn afgesloten deur deed
mij opschrikken. „De post, luitenant!" werd
er geroepen. Twee brieven werden mij door
den facteur overhandigd. Ik stak een kaars
aan en scheurde den omslag open, waarop
het stempel van de firma Hilton Co. was
afgedrukt, en las
Londen, 16 Nov. 1871.
Geachte Heer
Wij haasten ons U te berichten, dat heden
aan onze kas ten uwen name is gedeponeerd
de som van 600 pd. Heden werden de door
q afgegeven en onderteekende wissels ons
aangeboden en door ons gehonoreerd.
Hoogachtend,
Hilton Co.
De andere brief was van mijne moeder
„Waai om schreef je alleen aan uw vader,
mijn beste Freddy, waarom niet uw moeder
tot uwe vertrouwde gemaakt Ge weet toch,
hoe lief ik je heb en geen offer voor jon
mij te groot is. In uwe positie moet men
een beetje lichtzinnigheid niet al te hoog
aanrekenen slechte dingen zult ge niet veel
gedaan hebben, daar ben ik wel verzekerd
van. Vader is wel streng, doch zijn hart
hangt zeer aan u, geloof dat, beste jongen
Uw brief heeft hem zeer boos gemaakt, hij
liet hem mij eerst lezen toen zijn antwoord
aan u reeds was afgezonden. Ik kan mij
wel voorstellen, hoe zijn antwoord u moest
teleurstellen, maar werkelijk, Fred, vader kon j
op dat oogenblik over dat bedrag niet be
schikken. Zoodra ik wist, waarover gjj
geschreven hadt, heb ik hem gesmeekt, ge
beden, mij naar tante Irene te laten gaan.
Van haar heb ik 600 pd. ter leen gekregen.
Dat is niet gemakkelijk gegaan, ze schold
en veroordeelde je zoo heftig, dat het wei
nig scheelde, of mijne bedaardheid was
verloren gegaan en had ik daardoor alles
bedorven. -Het geid is direct opgezonden
naar Hilton en Co. en zal er nn wel spoedig
een einde zijn gemaakt aan uwe financiëele
moeilijkheden. Mijn arme jongen, wat zult
ge door den brief van vader je ongelukkig
hebben gevoeldVerwijten wil ik je niets,
maar niet waar Fred, dat zie je nu toch
wel in de onrust, waarin ge hebt ver
keerd, was een niet geheel onverdiende straf.
Ik ben zoo blij, dat die zorg van je is wegge
nomen en hoop, dat je voortaan wijzer,
minder verkwistend wezen zult
Wat mijne moeder verder schreef, kan ik
wel weglaten, het heeft geen betrekking
op de hier bovenvermelde gebeurtenissen.
Herinneringen aan dat dierbaar ouderhuis,
myne heerlijke, zorgelooze en onschuldige kin
derjaren bestormden mij met overweldigende
kracht. De uit een zwak, maar trouw moeder
hart tot mij gerichte woorden van liefde en
vergeving, dat geduld met mij en vertrouwen
in mij, o! zij deden mij bitter myne erbarme
lijkheid gevoelen snerpender, dan de strenge
vermaningen van vader dat hadden kunnen
doen. Ik verborg het gelaat in mijne handen
en snikte als een kind.
Plotseling denk ik weer aan die kamer
aan het andere eind van den corridor en
wat daar is gebeurd, en tegelijkertijd hoor ik
naderende voetstappen.
De deur ging open, en twee jouge kame
raden met bleeke, ontdane gezichten kwamen
binnen.
„Kingsley heeft zich doodgeschoten/" zei
men my.
Ik wist het immers reeds en schrikte toch
zoo, dat een duizeling mij overviel en ik
het bewustzijn verloor. Gelukkig had ik
dadelijk na de ontvangst van de berich
ten uit Londen den jammerlijken brief aan
mijn vader verbrand, en had ik de revolver
weer op hare gewone plaats opgehangen.
Acht dagen achtereen lag ik in ijlende
koortsen. Het eerste, dat ik weer helder her
kende, was het over mijn bed gebogen vrien
delijke gezicht van den regimentsdokter.
„Eindelijk weer wakker, helder wakker
lachte hij,,,de crisis is gélukkig voorbij,de overste
vindt goed, dat je naar Engeland teruggaat.
Zoodra de krachten terug zijn, gaat ge met
verlof."
„Dokter", vroeg ik aarzelend, „is hij?
heeft men Ik meen, hoe is Kingsley
begraven En het gelaat van den dokter
was somber geworden.
„Begraven Hm Er is geen begra
fenis geweest, ten minste niet zooals 't be
hoorde. Heel stil, in den nacht, is de kist van
den armen jongen naar het kerkhof gebracht.
Zelfmoord, Fred heeft de commissie, belast
met de lijkschouw, gezegd. Ik heb alle moeite
gedaan, om den dood aan verstandsverbijste
ring toe te schrijven, dat houd ik ook nu
nog staande hoe had hij anders in een kort
afscheidsbriefje aan zijne kameraden kunnen
spreken van „zijn lantaarn en van den ouden
Roberts"; dat is immers zuiver onzin Later
bleek er 154 pnd. tekort inde compagniekas.
Zelfmoord tengevolge van eerlooze hande
lingen, zoo luidt het protocol. Wat eene
treurige, vreeselijk treurige geschiedenis is
dat geweestIk had, en anderen met mij,
hem zoo graag geholpen
De afscheidsbrief! De zinspeling van
Kingsley op die lantaarnHet was, of mijn
hart bij die woorden van den dokter sprin
gen moest, zoo bonsde en klopte het.
Goddankniemand vermoedde, hoe nabij
ook ik aan den rand van den afgrond gestaan
had, waarin mijn ongelukkige vriend
gestort was.
Op den 20 December reisde ik met de boot
af en op den eersten Kerstmisavond kwam
ik in mijn ouders huis. Met open armen werd
ik ontvangen. Naar Gibraltar ging ik niet
meer terug. Ik nam mijn ontslag uit den
dienst. Een nieuw, zoo ik hoop een beter leven
ben ik begonnen.
Door
OTTO ELSNER.
0-0-0
6.
De kosschen, de duinen en zelfs de zee tus-
schen de kust en het eiland Wallin was het
eigendom van den graaf. Zijne lordschap liet
zich naar Wallin overzetten en bracht
graaf Everest op het slot een bezoek. Hoe
moeilijk graai Tassilo ook voor vreemden
wae te bereiken, hij kon toch zoo'n hoogen
standgenoot niet de deur wijzen. Lord
Balmoral's plan was, het deel van de
kust, dat hem zoo beviel, van den graaf
te koopea, voor een som. die, al was het
een stukje van het paradijs zelf geweest,
enorm genoemd kon worden. Graaf Tassilo
kon daarop niet ingaan, omdat de grond
niet zyn persoonlyk eigendom was, maar
tot het groote majoraat behoorde, dat,
volgens de tradities van het geslacht,
steeds aan den oudsten zoon van Everest
moest komen. Men werd het in zooverre
ee«>8, dat lord Balmoral het recht kreeg,
°P den grond te bouwen. Ook daarvoor
moest hij een pacht betalen, die het reken
talent van den grondbezitter alle eer
aandeed.
Nu begon er op dit stille hoekje een
belan keer8cken en 6en beweging vsd
di<*r>f'0i48a^6 baggermachines woelden in de
onVan de zee rc®dwallen werden
eworpen om de toornige golven te kun
nen keeren. Op het mooiste plekje liet
lord Balmoral een villa bouwen, door een
mooi park omgeven, waarin fonteinen en
standbeeldendicht aan zee, met een
ongehinderd gezicht daarover.
Zijn voorbeeld vond spoedig navolging.
Zaken hadden hem met den handelsraad
Bertram samengebracht. Toen deze eens I
naar Fordingen kwam, om den man te bezoe-1
ken die zulk een fabelachtige erfpaebtssom
voor een stuk grond had gegeven, getaakte
ook hij onder de betoovering van de
omgeving.
Van over zee kwamen scheepsladingen
geel bazalt, zooals dat in Zweden wordt
gevonden. Heerlijke planten werden aan
gevoerd. En snel verhief zich op een
heuvel een tweede villa, die, wat smaak
I van inrichting en schoonheid van bouw
betrof, de villa van lord Balmoral zoo
mogelijk nog in de schaduw stelde.
Zoo ontstond Fordingen.
Nog een derde villa verrees voor den
consul Reventlow, den vader van Elli. Hij
werd geleid door den wensch, dicht bij
zijn vriend Bertram te wonenop het
zelfde stuk grond waar deze zich zoo ge
lukkig gevoelde. Maar de dood kwam,
vóór nog alles gereed was. Elli, de eenige
dochter van den consul, nu zonder vader
en moeder, vond in de familie van den
handelsraad een nieuw thuis. Zj werd
geheel als kind des huizes behandeld, door
i den eenigen zoon Axel als zuster, om maar
niet te spreken van de hoop, die de handels
raad en zyn vrouw koesterden over het lot
van deze beide jonge mensehen.
Elli was goed als een fee, zacht «ls een
elf. Trots den rijkdom, dien ze van haar
vader had geërfd, bleef ze eenvoudig en
bescheiden en onzelfzuchtig. Haar liefste
tooi waren de witte zeerozen, die in het
groote park bloeiden.
„Je bent zelf een zeeroos," zeide mevrouw
Bertram eens tot Elli, terwijl zy haar aan
het hart sloot en een kus op haar voorhoofd
drukte. En mevrouw Bertram wenschte
den dag vurig nabij, waarop het blonde
kind door den engsten band aan haar en
haar huis zou verbonden worden.
Fordingen bloeide en breidde zich steeds
uit. Reeds bedekten de villa's in wijden
kring het strand en rondom het bosch was
een heele stadswijk ontstaan. Naar alle
naburige plaatsen waren wegen aangelegd
en de tijd was zeer nabij, dat het spoor
kuchend en blazend tusschen de duinen
zou rijden, en zijn schril gefluit door het
tot nu toe vredig en rustig landschap zou
doen weerklinken.
Op een goeden dag sloot de handelsraad
Bertram de oogen.
Vanuit de gele villa aan het strand
droegen ze hem naar buiten naar het een
voudige kerkhof, naar de plaats die hij
zelf' had uitgekozen als zijn laatste
rustplaats.
Lord Balmoral stond weer alleen.
De dood van den handelsraad ging hem
na aan het hart. Bertram was zijn helper
geweest bij zijn «chepping, de stad die hij in
t leven had geroepen. Voor al het mooie
en heerlijke had hij niet alleen zin getoond,
maar ook een open beurs. Naast hemzelf,
had geen ander zoo ijverig ertoe bijgedragen
als Bertram, dat uit een tweetal villa's in zulk
een betrekkelijk korten tijd een bloeiende
plaats was opgegroeid.
Lord Balmoral zette evenwel onvermoeid
1 zyn arbeid voort. Fordingen moest een
model-bad worden.
Zoodra het ruwe jaargetijde naderde,
keerde de lord naar zijn Engelsche bezit
tingen terug. Maar elk voorjaar zag men
hem terug op het groene strand van For
dingen, waar de burgers van het plaatsje 1
en uit den omtrek, en ook de adel van
den Oostzeekust elkaar reudez-vous gaven,
de vreemdelingen niet uitgezonderd.
Slechts één hield zich ver van For
dingen
Graaf Tassilo.
De kluizenaar op het slot Everest nam
geen notitie van het vroolijke leven, dat
zich aan het tegenover hem liggende strand
op zijn eigen grond had ontwikkeld. Wan
neer in Fordingen de vuurpijlen hoog tot
den nachtelijken hemel opschoten en het
Bengaalsche vuur den ganschen omtrek hel
verlichtte, zag men boven op den burcht
van Wallin hier en daar vanuit de kamers
van het oude gebouw een mat schijnsel
lichten.
Hier brachten de broeders Everest hun
dagen door.
Lord Balmoral placht te lachen, wanneer
men hem op deze tegenstelling opmerk
zaam maakte.
„Smaken verschillen", zeide hij, „en ter
wijl de een vreugde ondervindt van de
menscheD, geeft de ander er de voorkeur
aan, angstig ep zijn mammon te passen
Maar laat ik u zeggen, dat gij allen
graaf Tassilo niet zoo goed kent, als ik. Ik
heb in zijn binnenste gelezenik las de
gedachten, welke achter zijn voorhoofd
wonen. Hij is geen mummie, waarvoor ge
hem houdt, die vreemde man, die als een
herinnering aan verleden perioden te mid
den van dezen tijd leeft. Onder deze dikke
- LUTJEWINKEL.
Lij den heer A. Nobel alhier wordt in
den loop van dit jaar een zoogenaamde gier-
proet genomen.
olgens het plan voor den aanleg van
Landbouwproefvelden in Noord-Holland, gedu
rende 1902, worden deze proeven genomen
op tweeerlei wijze, volgens a, of volgens b.
a. Ongeveer half Maart wordt in eene
boerderij de urine van eenige runderen met
behulp van een emmer opgevangen. (Opge
vangen m de groep is niet geoorloofd.
lelkens nadat in den emmer eene hoeveel-
heid is opgevangen, worden hiervan 8 nauw
keurig gelijke hoeveelheden afgemeten en
gegoten in 3 halve petroleumvaten of steenen
potten, van deksels voorzien, die op eene
koele plaats, in temperatuur ongeveer over
eenkomende met een gierkelder, pl.m. 10 a
15° C., worden bewaard.
Voordat het opvangen begint, wordt in
een van de vaten of potten 4% gebluschte
kalk gebracht, zoodat de urine, welke in dat
vat ot in dien pot wordt bewaard, van den
aanvang af steeds vermengd is met kalk.
Uit de twee andere vaten of potten wordt,
zoodra de vereischte hoeveelheid (ongeveer
i ij F P6r *^re' is opgevangen, één gemid
deld monster genomen, ter grootte van onge-
veer liter, in een fieschje met bengel-
legelïjk met het opvangen van de urine,
wordt met een anderen emmer eene hoeveel
heid vaste uitwerpselen van eenige runderen
opgevangen en in een of meer vaten bewaard,
ongeveer 200 K.G. per Are. Van deze vaste
uitwerpselen wordt, zoo nauwkeurig als dit,
zonder a! te veel omslag te maken, mogelijk
is, een gemiddeld monster genomen in een
wijdmoudsflesch.
Beide monsters worden zoo spoedig moge
lijk naar het Rijkslandbouwproefstation te
lloorn gezonden. In den begeleidenden 'brief
wordt verzocht, de monsters zoo spoedig
mogelijk te onderzoeken op hun gehalte aan
totaal stikstof en de cijfers zoo spoedig
mogelijk aan den afzender mede te deelen.
Zoodra het gehalte bekend is, wordt de
urine met een houten lepel of een gieter
uitgesproeid op perceeltjes hooiland, die daar-
enea%enbahenTn uit»ekozen' ^gemeten
De urine wordt n i e t met water verdund.
Ieder percee tje is 5 M. lang en breed, dns
Proo V en wordt bemest met 60 K.G.
stikstof per H.A.
De vaste uitwerpselen worden verdund
met 3 a 4 maal zooveel water en daarna
eveneens uitgesproeid op veldjes van 25 M1
Zoovee1 mogelijk moet bij de uitsproeiïng en,
zoo noodig, door latere verdeeling worden
fchtefhT- korstJes °P het veldje
achterblijven. Ook hier wordt bemest met 60
iv.br. stikstof per H.A.
Het geheele proefveld bestaat uit 7 veldjes,
elk ter grootte van 25 Ml en van elkander
gescheiden door strooken onbemest van min-
stens 1 jYL. breed.
Perceel I wordt bemest met 450 K G
superphosphaat en 60 K.G. stikstof in den
vorm van urine.
Perceel II met alleen 60 K.G. stikstof in
den vorm van urine.
pnPme?^ln^efc i50 KG- superphosphaat
en bO K.G. stikstof in den vorm van urine
welke vooraf gemengd werd met 4% kalk!
en öcTkG «ww f5? 6uPerPhosphaat
5° wTrpSlïn.
Perceel V met 60 K.G. stikstof in den
vorm van vaste uitwerpselen.
Perp!8! vit met i50 KG" superphosphaat.
hpn i i, WOrdt Selijk bemest of niet
land overige gedeelte van het stuk
De tijd van opvangen van vaste uitwerp-
Iaag asch gloort een vuur, dat slechts
behoeft te worden aangeblazen, om in
sterk-laaiende vlammen omhoog te slaan.
f16^ 111 Engoland eens een curieus
geval beleefd. Wanneer het jelui goed is
myne heeren, vertel ik je dat eens."
„Ja, jariepen enkelen der heeren, die
rondom den lord in het sociëteitsgebouw
zaten.
Lord Balmoral stak een sigaar aan, en
terwijl een fijn lachje om zijn lippen speelde,
begon hy„Op een goed in Northumber-
land woonde een schijnbaar geheel ver
droogde zonderling, die plotseling
VI.
nade^ fe6c!t kwam steeds
I' randje raakte niet uitgepraat over
de voorbereidingen, die lord Balmoral
trof om zyn geliefd Fordingen in een zoo
gunstig mogelijk licht te doen verschijnen
i T® f* 6611 eind in het rond
electrisch verlicht zyn. Aan het strand had
een corso plaats waarbij men elkaar met
b.oemen bombardeerde. Uit Stettin werd
de militaire kapel ontboden, om op het
groote bal te spelen." y
„Mag een elk daar maar aan deelnemen
vroeg Hilde.
„Dit wel r.iet Dat wil zeggen, als
?"eeD ,naar d<™ zin van lord Ba!-
moral geschiedde, dan zouden de deuren
van de balzaal zeer wijd open gezet wor
den, en een elk zou kunnen dan,en, die
daar maai lust in had Hij is niet trotsch
-cè hZvt 4 eea echt vo'ksfee8t in
scène hebben gezet... maar daartoe waa
de weduwe van den handelsraad. mevrouw
I Bertram niet te bewegen 't Liefst bljjft