Jilinlirnd Uitlaai.
Donderdag 10 Juli 1002.
46ste Jaargang No. 3747.
Binnenlandsch Nieuws.
AlgGlEEO NillfS-,
COURANT.
AiierieiliB- Laofltnovblail.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, wordeB
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Rureaal€HAGEI, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. IV I X K E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nnmmers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.26 iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Verslag der algem. verg. van
de marktvereeniging „Ons Belang" te HEER-
HUGOWAARD, gehouden Maandag 7 Juli,
bij den heer Van Rhijn.
Aan ruim 30 personen kan door den Voorz.,
den heer K. Gelder, bij de opening 't welkom
worden toegeroepen. De notulen der vorige
verg. geven geen aanleiding tot op- of aan
merkingen.
De Voorz. stelt aan de orde punt 1 der
agenda bespreking der aardappelveiling, en
deelt meê, dat enkele leden der vereeniging
op opening der markt hebben aangedrongen.
De Secr., de heer Jc. Zuurbier, zegt, dat
't Bestuur met de uitschrijving dezer ver
gadering heeft gewacht, totdat het aanvragen
ontving tot opening der markt. Met 't oog
op 't doen voortbestaan der veiling van „Ons
Belang," acht hij 't wenschelijk, een aanvaDg
te maken met de aardappelveiling. Daar de
aanvoer op de veiling van 't vorig jaar in de
verste verte niet kon voorzien in de behoefte
der handelaars, acht hij uitbreiding der
aardappelteelt, waartoe de akkers zich zeer
goed leenen, zeer gewenscht.
Algemeen wordt goedgevonden, voorloopig
tweemaal per week veiling te houden. Na
vrij wat discussie worden daarvoor aan
gewezen Woensdag en Vrijdag. De aanvang
der veiling wordt bepaald op Vrijdag 11 Juli,
's namiddags half twee.
Vervolgens komt aan de orde: Bespreking
der veiling in 't algemeen.
Door den Voorz. wordt voorgesteld, den ter
mijn van lossing der geveilde producten van
4 uur terug te brengen op 2 uur. Dit. voor
stel wordt nog aangevuld met de bepaling,
dat zooveel mogelijk direct na afloop der
veiling een aanvang wordt gemaakt met de
lossing. De verg. verklaart zich daar met
algem. stemmen voor. Men hoopt hiermede
tegemoet te komen aan 't bezwaar van het
lange wachten der aanvoerder» op de markt.
Door den Secr. wordt er op gewezen, dat
dit punt der agenda zeker wel 't meest
belangrijke is, en hij acht 't wenschelijk,
rijpelijk te overwegen, wat de vereeniging
in haar geheel en iederen landbouwer in
het bijzonder, te doen staat. De toevoerlijn naar
Broek op Langendijk heeft een geheel
nieuwen toestand geschapen. Wat voorheen
aan den Broekerhoek werd geladen, zal voor
een aanzienlijk deel zeker aan 't Zuiderde!
geladen worden, wat voor de markt van
„Ons Belang" zeker van groot gewicht geacht
moet worden. Spr. heeft den chef van
't station Hugowaard in kennis gesteld met
't leven en streven der vereeniging en deze
is van oordeel, dat de veiling aan 't station
moet en kan blijven bestaan, mits de
landbouwers de handen ineenslaan en
blijven doorzetten.
De Voorz. geeft als zijne meening te
kennen, dat 't voor de Hugowaardsche
bouwers een besliste onmogelijkheid is, de
producten naar de laadplaats der toevoerlijn
te brengen.
Vanuit de vergadering gaat een stem op,
om boete te heffen van leden, die hunne
kool te Broek gaan leveren.
De heer Brugman sluit zich aan bij de
bewering van den heer Zuurbier, dat de
eerste stap niet moet worden gezet op den
weg, die voor de bouwers uit Hugowaard
zou leiden tot een toestand, die onhoudbaar
zou blijken te zijn. Spr. vraagt, of het geen
ernstige overweging zou verdienen, dat er
onderling een contract werd gesloten, waarin
werd bepaald,dat contractanten zich verbonden,
hunne producten niet over de Ringvaart te
FEUILLETON.
zullen leveren.
De heer Daalder is van oordeel, dat de
handelaars stellig aan 't station Hugowaard
zullen laden, indien maar op aanvoer ^kan
worden gerekend.
De heer J. Groot acht 't wenschelijk, aan
leden, die geveilde kool over de Ringvaart
leveren, tijdelijk de markt te ontzeggen.
Door den Secr. wordt erop gewezen, dat
door krachtig optreden reeds 't vorige jaar
enkele misbruiken, die dreigden in te sluipen,
als 't leveren aan de brug van Van der Molen
en 't onderhandsch verkoopen vóór de veiling,
met goed gevolg zijn bestredenhij acht 't
wenschelijk, dat ook nu ten aanzien van
punt 2 der agenda krasse maatregelen worden
genomen. Levering over de Ringvaart zou
hij gaarne gestraft zien met verlies van 't
lidmaatschap der Vereeniging.
Algemeen voorziet men, dat de markt van
„Ons Belang" moeilijke dagen tegemoet gaat,
doch algemeen blijkt ook 't oordeel, dat alle
pogingen moeten worden aangewend om de
markt staande te houden.
Door den heer Hemke wordt onder andere
nog voorgesteld, landbouwers, die op de eerste
veilingen tengevolge der omstandigheden
wellicht weinig voor de kool zouden krijgen,
uit de kas schadeloos te stellen.
De heer Met zou een premie willen stellen
bijv. van 25 ct. per 100 stuks voor de aange
voerde kool op de eerste veilingen. Tevens
geeft deze als zijne meening te kennen, dat
nu 't oogenblik is gekomen, om veiling der
kool verplichtend te stellen.
De heer Zuurbier meent, dat dit niet vol
doende zal blijken. Een klein getal zal zich
misschien verbinden en tegenover de kort-
zichtigen staat men machteloos.
Nadat 't debat nog wat is voortgezet,
wordt door den heer Brugman 't volgende
voorstel ingediend: De leden der vereeniging
„Ons Belang" mogen hunne kool, zoolang
er door de vereeniging wordt geveild, niet
leveren over de Ringvaart, op straffe van
't verlies van hun lidmaatschap. Desnoods
wordt schadevergoeding voor de eerste vei
lingen gegeven uit de kas, te bepalen door
't Bestuur.
Dit voorstel vindt algemeenen bijval.
Mochten door de uitvoering van dit besluit
te groote offers worden geëischt nit de kas.
dan zullen de leden der vereeniging, zooals
uit de gevoerde debatten ten duidelijkste
bleek, toonen, dat 't hun ernst is met hun
streven, om de markt staande te houden, en
gaarne iets bijdragen tot stijving der kas.
De totstandkoming der toevoerlijn naar
Broek geeft mede aanleiding tot de vraag,
door den Voorz. geopperdwaar zal door
„Ons Belang" worden geladen
Door den heer Daalder wordt in over
weging gegeven, bij de H. S. M. aan te
dringen op overneming der lijn van den
heer Swager.
De heer J. Groot acht 't meer wenschelijk,
de Maatschappij om een laadplaats te vragen.
Algemeen echter is men van gevoelen, dat
onder de gegeven omstandigheden lading op
Swager's lijn 't meest gewenscht is, waarom
de verg. dan ook besluit op overneming van
deze lijn aan te dringen. Wordt de vaarwa
terkwestie in onzen polder eenmaal naar
wensch opgelost, en zal te eeniger tijd 't
station per vaartuig te bereiken zijn, dan zal
zich de H. S. M., zoo meent men, niet onbe
tuigd laten en zeker te vinden zijn voor 't
maken eener laadplaats aan 't binnenwater.
Hiermede acht de Voorz. punt 2 der agen
da afgehandeld en stelt hij punt 3 aan de
ordeInschrijving van nieuwe leden. Zonder
eenige discussie wordt besloten de termijn
van toetreding te stellen tot 31 Juli.
Bij de rondvraag komt in behandeling de
vraag van den heer Jb. van der Oord, of het
niet wenschelijk zon zijn, met 't oog op de
vele kool, welke toch langs de Ringvaart
gaat, de veiling daar te hhuden?
Door Voorz. en anderen worden hiertegen
overwegende bezwaren ingebracht, zoodat
besloten wordt, 't veilingsgebouw op z'n oude
plaats te laten en daar den afslag te blijven
houden, doch bij aanvoer van producten per
vaartuig aan de Ringvaart, die steeds 't eerst
te doen afslaan. Hoewel hiertegen eerst be
zwaren ingebracht werden, kon de verg. zich
er toch meê vereenigen, aangezien toch de
handelaars bij den nieuwen toestand voortaan
van Broek hierlangs moeten komen, willen
ze 't veilingsterrein bereiken.
De rondvraag levert verder niets meer op,
zoodat de Voorz. de verg. sluit met den wensch,
dat de veiling van „Ons Belang" weder
evengoed zal mogen Slagen als in 1901.
- Raadsvergadering te BARS1N-
GERHORN, op Dinsdag 8 Juli 1902, te 2 uur.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter, de heer D. Spaans, opent de
vergaderingde notulen worden gelezen en
goedgekeurd.
De Voorzitter zegt daarna het volgende:
Naar aanleiding van het genotuleerde, in
verband met de bekende kwestie met het
Hoofd der School te Kolhorn over het ver
schaffen van drinkwater aan de leerlingen
zijner school, is ons gebleken, dat men nit
het verslag der vorige raadsvergadering, voor
komende in de Schager Courant, (hetgeen
geheel overeenkomstig de heden door den
Raad goedgekeurde notulen was, Red.) iets
heeft geput, dat volstrekt niet overeenkomstig
de meening van den Raad is. Afgescheiden
van de drinkwater-kwestie, is het ons een
genoegen te kunnen verklaren, dat de heer
Holle een uitstekend onderwijzer is, die zijne
betrekking als Hoofd der School met lust en
ijver vervult.
De heer K. Jonker, het nieuwgekozen
raadslid, legt in handen van den Voorzitter
de vereischte eeden af en neemt zitting. De
Voorzitter feliciteert hem hartelijk en hoopt
dat hij een goed raadslid en een waardig
vertegenwoordiger der gemeentenaren moge
zijn. Daarna algemeene felicitatie.
Van Ged. Staten zijn ingekomen goed
keuringen af- en overschrijving en suppl. be
grooting geldleening-Bol.
Procesverbaal kasverificatieOntvangsten
f 38046.835uitgaven f 35774.70, zoodat in
kas moest zijn en is bevonden f2272.135.
Door den Raad wordt goedgekeurd een
kleine overschrijving op de begrooting 1901
en het betalen van mej. Hartog, tijdelijk
onderwijzeres, uit den post onvoorziene uit
gaven 1902.
Ingekomen was een adres van meer dan
130 kiezers, om een stembureau te vestigen
te Kolhorn. De Vereeniging „Denk en Doe"
had een adres van adhaesie gezonden.
B. en W. stellen voor, dit adres in de
volgende vergadering te behandelen, opdat
men eens ernstig hierover zal kunnen na
denken haast is er bij de zaak niet.
De heer Beers kan zich daar wel by neer
leggen, maar acht dit toch wel een zaak
die in deze vergadering behandeld zou kun
nen worden. 130 Menschen willen daar een
stembureau hebbenwij kunnen nu toch wel
zeggen, of we daar vóór, of tegen zijn; de
kwestie is, dunkt me, zoo open.
Met algemeene stemmen is men voor
verdaging.
Tot commissie tot het nazien der gemeente-
rekening worden benoemd de heeren Raat
en Beersvan die der Armbesturen de
heeren Blaauboer en Smit.
Door
OTTO ELSNER.
o-o-o
11.
„Bedenk je nog eens kalm", ging me
vrouw Bertram voort, „zonder je zoo op te
winden. Ik spreek niet graag over zulke
dingen, maar je dwingt mij er toe
Toen je vader stierf, liet hij geen testa
ment na, er stonden twee wegen open, die
zijn erfgenamen zouden kunnen gaan. De
keus was aan mij overgelaten. Of ik nam de
helft van het vermogen, dat mij toekwam,
en liet jou de andere helft. Daarby bleef mij
het beheer over het mijne en zooais ge
weet, ook een aanzienlijk vermogen, en
wanneer ik weder was getrouwd, zou een
groot deel daarvan aan mijn tweeden man
en onze kinderen zijn vervallen. Of ik zag
van een tweede huwelijk al en voegde mijn
geld bij dat van je vader en gaf het later
aan jou, onzen zoon. Dan zou ik het beheer
over alles hebben. Alle inkomsten kwamen
in mijne handen. Ik beschikte daarover
ik gaf uit wat mij goeddacht, en behield
voor eigen behoeften zooveel als ik noodig
had. Jij zelf bent van mij afhankelijkik kan
je zoo krap houden als ik wil, zoodat je
slechts het noodige kunt krijgen.
Eerst mijn dood maakt je tot mijn erfge
naam vóór dat oogenblik bent ge, wan
neer je je niet naar mijn wil voegt, wei
nig meer dan een bedelaar."
j»Een ellendig testament", bromde Axel.
„Toorn niet tegen den doode Toen je
vader het zoo maakte, had hij slechts de
bedoeling, den band tusschen ons beiden
hechter te maken en mij zoo innig als mo
gelijk was, aan je te verbinden."
„Opdat die band later met geweld zou
I moeten worden verscheurd
De moeder stond op.
„Dat ligt in jouw handWanneer
je inderdaad je plan ten uitvoer brengt en
dat meisje huwtdan verklaar ik je,
dat elke gemeenschap tusschen ons opge
houden heeft te bestaan. Reken op geen
ondersteuning van mijn kant, maar neem
aan, dat je dan voor my een vreemdeling
bent geworden.Ik hoop evenwel, dat
het daartoe niet zal komen. De edele en
kloeke zin, dien je vader steeds heeft ge
had, leeft, hoop ik, in den zoon voort. Je
kunt je stand en roeping niet geheel verloo
chenen, dat is niet mogelijk. Dat meisje heeft
je zinnen betooverd. Ik zal God smeeken,
dat Hij mij mijn zoon teruggeeft, dien ik
anders bepaald zou verliezen."
HOOFDSTUK X.
Berlijn wijk MoabitGerechts
hof
Een deur, waarop te lezen staatzit
tingzaal van de elfde strafkamer van
het landgerecht I, werd opengetrokken, en
den gerechtsdienaar van die zaal verschijnt
op den drempel.
Met luider stem roept hij de gang in
„De getuigen in de zaak-Bertius kunnen
binnenkomen."
Een man met een dom-onverschillig,
goedmoedig gezichteen vrouw, wier ge
laat, met een dikke laag poudre-de-riz,
de uitdrukking van list en valschheid
De heer Beers doet bij de rondvraag onder- -
zoek naar het «laan der meerpalen te Kolhorn.
Voorzitter verklaart, dat dit aan zijn aan
dacht is ontsnapt, maar het zal nu gebeuren.
De heer Beers brengt nogmaals onder de
aandacht van B. en W. de verontreiniging
van het water te Kolhorn aan de lage huurt
Verleden jaar was het daar al slecht, maar na
is het peil van het water weer zooveel lager, dat
de toestand wordt nu onhoudbaar en dat zal
den geheelen zomer moeten duren en steeds
erger worden.
Gaarne zag Spr. het geschieden, dat op een
punt niet ver van het werk van den heer
Visser een dam werd geslagen en dat er dan
door den Kaagmolen water werd ingelaten in
dat afgedamde gedeelte dan werd alles bedekt.
Stel je eens voor, zegt Spr.,dat er een ziekte, een
epidemie komt, dan krijgt dat stinkende water
de schuld, al is het niet zoo en daarvoor dient
de gemeente toch te waken dat kan en mag
zoo niet blijven.
Voorzitter zegt dat in de vorige vergade
ring is besproken dat het Koggebestuur voor
verbetering zon zorgen.
De heer Raat maakt als Voorzitter van dat
Koggebestuur daartegen bezwaar. De toestand
is de oorzaak van het werk, dat het Kogge
bestuur daar laat uitvoeren maar het zorgen
voor de gezondheid is toch iets, dat de
gemeente aangaat. Gaarne wil de heer Raat
meewerken om den toestand te verbeteren,
maar alles op zijn schouders nemen, daartoe
acht hij zich niet verantwoord.
Voorzitter meent, dat het wel wat over
dreven wordt, en wijst op Amsterdamdaar
is de toestand vrij wat minder. Hier is nog
frissche lucht, die men elders mist. Met
het leggen van een dam en het inlaten van
water vrijwaart men de menschen nog niet
voor het een en ander.
De heer Beers zegt, dat de toestanden in
Amsterdam, waar Voorzitter op wijst, niet te
veranderen zijn, tenminste niet zoo gemak
kelijk. Hier kan dat wèl; als er ziekte kwam,
krijgt deze verontreinigde boel de schuld
en daarvoor wil spr. het gemeentebestuur
vrijwaren.
Voorzitter is er niet voor, kosten te maken
noodig door het werk van een andere cor
poratie.
De heer Raat zegt, dat er nu een toestand
is, die niet gunstig is en die met f 10 onkosten
kan worden verholpen, Spr. wil meehelpen,
er is steekbout, timmerhout van de Kogge,
dat mag gaarne gebruikt worden, en als het
inmalen van het water dan gratis gaat.
Voorzitter meent, dat het inmalen niet
zoo weinig kost.
De heer Jonker meent, dat de kosten zoo
klein zijn, dat men de verbetering niet mag
nalaten. Er wonen daar heel wat menschen
en het is voor hen het eenige water.
Het resultaat van nog eenige bespreking
is, dat de heeren Spaans, Blaauboer en Raat
op inspectie zullen uitgaan.
Hierna sluiting.
WAARD EN GROET staan thans
in den schoonsten dos. Wie wil weten wat
dit beteekent, make een uitstapje per fiets of
rijtuig door de polders en een schat van gewas
sen zal zich aan 't oog voordoen, die tonnen
gouds vertegenwoordigen.
Zondag j. 1. vergastte het
Fanfarecorps „De Eendracht" het KOL-
HORNER publiek op eene uitvoering te
water. In een ruim vaartuig langs het dorp
heen en weêr varend, liet het korps ongeveer
twee uur lang zijne opgewekte liederen hooren.
Van 't Bestuur eene zeer goede gedachte,
waarvan ongetwijfeld het effect schooner
ware geweest, indien het volledig gezel
schap er aan deelgenomen had.
I
De „Evertse n".
De voorstelling, alsof een besluit, om de
„Evertsen" de dynastieke feesten in België
te laten medevieren, .zou zijn ingetrokken,
berust op een misverstand. Waar het zenden
van iie „Evertsen" uiteraard niet dan onder
goedkeuring van Hare Majesteit de Koningin
plaats had, en de duur van het verblijf te
Antwerpen eveneens bij koninklijke beschik
king op uiterlijk ééne week bepaald was,
spreekt het van zelf, dat alleen eene nieuwe
koninklijke beschikking hierin wijziging had
kunnen brengen. Zulk een tweede konink
lijke beschikking nu bestaat niet en heeft
niet bestaan. Alleen is bij vergissing. tijden3
de afwezigheid van den Minister van Marine,
een verkeerde order naar Den Helder gegaan,
die door den Minister terstond nadat hy er
kennis van nam, is te niet gedaan. Hoe,
welk orgaan der pers ook, zich kan voor
stellen, dat een beslissing tot bijwoning
nog wel van een dynastiek feest in een vreemd
land ooit buiten H. M. de Koningin zon
hebben kannen omgaan, is niet wel ver
klaarbaar. Wat, alleen uit kieschheid jegens
Je Belgische regeering, veranderd is, bestaat
hierin, dat de „Evertsen", die anders juist
op 21 Juli, den dynastieken feestdag, zou
vertrokken zijn, thans dit mijdt en vroeger
vertrekt. Ook de abusieve order bedoelde
niets anders dan dit min hoffelijke samen
treffen te mijden, maar zocht dit te bereiken
door het vertrek nit te steken. Doch natuur
lijk, dit kon niet, en daarom komt er niet
een dag bij, maar gaat er een dag af.
De HAAGSCHE correspondent
van de Middelb. Ct. verhaalt, dat laatst een
der ambtenaren aan het departement van
buitenlandsche zaken gewezen werd op fouten,
die hij in een Franschen brief zou hebben
gemaakt De ambtenaar meende, dat hij
gelijk hadde minister bleef ook op zijn
stuk staan, een dictionnaire kwam er aan te
pas, en per slot van rekening bleek het
datde ambtenaar volmaakt gelijk had.
Geen domme boer.
Zaterdag vervoerde zich een boer bij een
advocaat te ROTTERDAM om advies. Hij
vertelde haarfijn het geschil dat hij aan de
hand had, en wilde nu weten, of er in rech
ten kans bestond om het te winnen. Na eenig
nadenken zeide de advocaat: „Als het is, zoo
je mij gezegd hebt, dan wint ge bepaald het
proces." „Dan zal ik maar niet beginnen,"
zeide het leuke boertje, „want ik heb n de zaak
van miju tegenpartij verteld." Hij legde f 1.80
voor den verbluften rechtsgeleerde neer en
vertrok.
Steun aan kerkgenootschappen.
Door den Minister van Binnenlandsche
Zaken is van de Gedeputeerde Staten der
onderscheidene provinciën antwoord verzocht
op de volgende vragen
lo. Zijn er in uwe provincie gemeenten, door
welke, onder wat vorm ook, bijdragen ten
behoeve van eenig kerkgenootschap, tijdelijk
of duurzaam, op de begrooting voor het jaar
1902 zijn gebracht
2o. Indien ja, waarin bestaan die bijdragen,
voor welk doel worden ze gegeven en aan
wie worden ze uitbetaald
3o. Steunt het verleenen dezer bijdragen op
eenige historische rechtsgronden, op eenige
langdurige usantie, of op incidenteel besluit
4o. Bestaan er overwegende redenen tegen
staking dezer bijdragen, desnoods door
afkoop
5o. Is tegen deze bijdragen al dan niet dit
jaar verzet bij u ingediend, of zoo ze een
duurzaam karakter dragen, vroeger verzet in
behandeling geweest
6o. Op welke gronden zijn deze bedragen
door u goedgekeurd
draagt, geven aan dezen oproep gehoor.
Zij hadden tezamen op de bank in de
gang gezeten en op hun gemak en met
groote appetijt hun ontbijt verorberd.
Beiden zijn van middelbaren leeftijd. De
man is oogenscb ij olijk jonger dan de vrouw,
wier grove bouw met breede schouders
en de zeer opzichtige japon een verloopen
vrouwspersoon aanduiden.
De man steekt haastig een fleschje in
den zak, waaruit hij vlug een teug naar
binnen heeft gespoeld. Zij stopt nog een
laatsten hap in haar mond en bergt dan de
rest van de karbonade met brood in een
oude krant.
Dan gaan ze naar binnen.
Dadelijk daarop wordt de beklaagde,
een oude vrouw, binnengebracht.
De zaak was nog in onderzoek en zoo
doende werd de beklaagde in verzekerde
bewaring gehouden.
De gerechtsdienaar bracht haar naar het
strafbankje, dat hy zorgvuldig sloot. De
beklaagde had haar gelaat in de handen
verborgen zij scheen aan een groote smart
ten prooi.
Men liet haar voorloopig haar gang gaan.
Het gerecht was er nog niet.
Zooeven was er een ernstige zaak be
handeld geworden. Nu moesten de heeren
wat uitrusten van den zwaren arbeid
zich herinneren, dat zij, ondanks hun hooge
waardigheid, toch steeds sterfelijk bleven
De gerechtsdienaar legde de akten voor
de leege stoelen op tafel en de schrijver
las nog eenmaal het protocol door van de
laatste zaak.
Verder zijn nog aanwezig de verdediger
en de ambtenaar van het openbaar
ministerie, beiden nog joDge mannen, en
hoewel ze aanstonds tegenstanders moeten
zijn, praten ze nu heel vriendelijk en
gezellig met elkaar.
De plaats van het publiek, een kleine
afgesloten ruimte, is maar matig bezet.
Het is ook maar zoo'n gewoon zaakje.
Alleen de stamgasten zijn er. Zij ontbreken
bij geen enkele handeling; zij zijn al zeer
vroeg present en gaan niet eerder heen,
vóór de laatste uitspraak is geschied.
De deur van de kamer ernaast wordt
geopend en de rechters verschijnen; voorop
de president.
Deze is betrekkelijk nog jong, in 't begin
van de veertig hij heeft goede, verstandige
oogen, met milde, open trekken.
Hij gaat zitten rechts en links van hem
twee rechters.
Beklaagde, ge heet Anna Elisabeth Ber-
tius en zijt beschuldigd, uw hospita en haar
man, de opgeroepen getuigen, het echtpaar
Halbscheffel een som gelds ontstolen te
hebben."
De vrouw op de bank der beklaagden
was langzaam en moeilijk opgestaan, als
had ze kwik inplaats van bloed in haar
aderen.
„Bekent ge schuld vroeg de president.
„Neen," fluisterde ze.
„Gij ontkent alzoo den u ten laste geleg
den diefstal gepleegd te hebben
„Ja."
„Wij zullen dan uitvoerig op de zaak
moeten ingaande beide getuigen kun
nen zoo lang gaan zitten."
Mijnheer en mevrouw HalbscheffM gin
gen zitten hij onverschillig, zij met het
hootd in den nek.
I De president begon
„De zaak is zoo eenvoudig als maar
mogelijk isuw hospita en haar man,
of liever de vrouw alleen, is geld ont
stolen zij zegt dat haar verlies be
draagt tien Mark deze som moet gjj
haar hebben ontnomen Verzwarend is
voor u de omstandigheid, dat, waar ge tot
dusverre steeds in groote armoede leefdet
ge nu in het bezit waart van een voor
u zeer hooge som."
„Ik ik fluisterde de beklaagde.
„Wij kennen, hetgeen ge tot uwe ver
ontschuldiging aanvoert, en zullen daar
later op terugkomen. Voorloopig moeten
we ous met uw persoon bezig houden. Ver
tel ons eens iets uit uw leven."
De beklaagde begon luide te snikken
en kon geen woord uitbrengen.
„Blijf toch bedaard zeide de president
op milden toon „Het moet nog bewe
zen worden, of ge iets misdreven hebt
Wij veroordeelen alleen diegenen, van
wier schuld wij overtuigd zijn Maar
ik wil u den tijd gevenWij zullen
intusschen hooren, wat de beide getuigen
te zeggen hebben."
Mijnheer en mevrouw Halbscheffel wer
den afgeroepen.
De president wisselde fluisterend eenige
woorden met zijn collega's. Dan zeide hij luid
„Getuige mevrouw Halbscheffe', komt u
hier."
Koket, met de oogen draaiende, als een
zeventienjarige schoone, naderde zij de tafel.
„Steek uw rechterhand op en spreek my
precies na, wat ik u nu zal voorzeggen."
Nadat ze den eed had gedaan, en eenige
mededeelingen, die haar persocn en omstan
digheden betroffen, stelde de rechter zijne
vragen.
WORDT VERVOLGD.