Jilinlirnd Uitlaai. Donderdag 10 Juli 1002. 46ste Jaargang No. 3747. Binnenlandsch Nieuws. AlgGlEEO NillfS-, COURANT. AiierieiliB- Laofltnovblail. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, wordeB ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Rureaal€HAGEI, Laan, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. IV I X K E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderliike nnmmers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.26 iedere regel meer 5 ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Verslag der algem. verg. van de marktvereeniging „Ons Belang" te HEER- HUGOWAARD, gehouden Maandag 7 Juli, bij den heer Van Rhijn. Aan ruim 30 personen kan door den Voorz., den heer K. Gelder, bij de opening 't welkom worden toegeroepen. De notulen der vorige verg. geven geen aanleiding tot op- of aan merkingen. De Voorz. stelt aan de orde punt 1 der agenda bespreking der aardappelveiling, en deelt meê, dat enkele leden der vereeniging op opening der markt hebben aangedrongen. De Secr., de heer Jc. Zuurbier, zegt, dat 't Bestuur met de uitschrijving dezer ver gadering heeft gewacht, totdat het aanvragen ontving tot opening der markt. Met 't oog op 't doen voortbestaan der veiling van „Ons Belang," acht hij 't wenschelijk, een aanvaDg te maken met de aardappelveiling. Daar de aanvoer op de veiling van 't vorig jaar in de verste verte niet kon voorzien in de behoefte der handelaars, acht hij uitbreiding der aardappelteelt, waartoe de akkers zich zeer goed leenen, zeer gewenscht. Algemeen wordt goedgevonden, voorloopig tweemaal per week veiling te houden. Na vrij wat discussie worden daarvoor aan gewezen Woensdag en Vrijdag. De aanvang der veiling wordt bepaald op Vrijdag 11 Juli, 's namiddags half twee. Vervolgens komt aan de orde: Bespreking der veiling in 't algemeen. Door den Voorz. wordt voorgesteld, den ter mijn van lossing der geveilde producten van 4 uur terug te brengen op 2 uur. Dit. voor stel wordt nog aangevuld met de bepaling, dat zooveel mogelijk direct na afloop der veiling een aanvang wordt gemaakt met de lossing. De verg. verklaart zich daar met algem. stemmen voor. Men hoopt hiermede tegemoet te komen aan 't bezwaar van het lange wachten der aanvoerder» op de markt. Door den Secr. wordt er op gewezen, dat dit punt der agenda zeker wel 't meest belangrijke is, en hij acht 't wenschelijk, rijpelijk te overwegen, wat de vereeniging in haar geheel en iederen landbouwer in het bijzonder, te doen staat. De toevoerlijn naar Broek op Langendijk heeft een geheel nieuwen toestand geschapen. Wat voorheen aan den Broekerhoek werd geladen, zal voor een aanzienlijk deel zeker aan 't Zuiderde! geladen worden, wat voor de markt van „Ons Belang" zeker van groot gewicht geacht moet worden. Spr. heeft den chef van 't station Hugowaard in kennis gesteld met 't leven en streven der vereeniging en deze is van oordeel, dat de veiling aan 't station moet en kan blijven bestaan, mits de landbouwers de handen ineenslaan en blijven doorzetten. De Voorz. geeft als zijne meening te kennen, dat 't voor de Hugowaardsche bouwers een besliste onmogelijkheid is, de producten naar de laadplaats der toevoerlijn te brengen. Vanuit de vergadering gaat een stem op, om boete te heffen van leden, die hunne kool te Broek gaan leveren. De heer Brugman sluit zich aan bij de bewering van den heer Zuurbier, dat de eerste stap niet moet worden gezet op den weg, die voor de bouwers uit Hugowaard zou leiden tot een toestand, die onhoudbaar zou blijken te zijn. Spr. vraagt, of het geen ernstige overweging zou verdienen, dat er onderling een contract werd gesloten, waarin werd bepaald,dat contractanten zich verbonden, hunne producten niet over de Ringvaart te FEUILLETON. zullen leveren. De heer Daalder is van oordeel, dat de handelaars stellig aan 't station Hugowaard zullen laden, indien maar op aanvoer ^kan worden gerekend. De heer J. Groot acht 't wenschelijk, aan leden, die geveilde kool over de Ringvaart leveren, tijdelijk de markt te ontzeggen. Door den Secr. wordt erop gewezen, dat door krachtig optreden reeds 't vorige jaar enkele misbruiken, die dreigden in te sluipen, als 't leveren aan de brug van Van der Molen en 't onderhandsch verkoopen vóór de veiling, met goed gevolg zijn bestredenhij acht 't wenschelijk, dat ook nu ten aanzien van punt 2 der agenda krasse maatregelen worden genomen. Levering over de Ringvaart zou hij gaarne gestraft zien met verlies van 't lidmaatschap der Vereeniging. Algemeen voorziet men, dat de markt van „Ons Belang" moeilijke dagen tegemoet gaat, doch algemeen blijkt ook 't oordeel, dat alle pogingen moeten worden aangewend om de markt staande te houden. Door den heer Hemke wordt onder andere nog voorgesteld, landbouwers, die op de eerste veilingen tengevolge der omstandigheden wellicht weinig voor de kool zouden krijgen, uit de kas schadeloos te stellen. De heer Met zou een premie willen stellen bijv. van 25 ct. per 100 stuks voor de aange voerde kool op de eerste veilingen. Tevens geeft deze als zijne meening te kennen, dat nu 't oogenblik is gekomen, om veiling der kool verplichtend te stellen. De heer Zuurbier meent, dat dit niet vol doende zal blijken. Een klein getal zal zich misschien verbinden en tegenover de kort- zichtigen staat men machteloos. Nadat 't debat nog wat is voortgezet, wordt door den heer Brugman 't volgende voorstel ingediend: De leden der vereeniging „Ons Belang" mogen hunne kool, zoolang er door de vereeniging wordt geveild, niet leveren over de Ringvaart, op straffe van 't verlies van hun lidmaatschap. Desnoods wordt schadevergoeding voor de eerste vei lingen gegeven uit de kas, te bepalen door 't Bestuur. Dit voorstel vindt algemeenen bijval. Mochten door de uitvoering van dit besluit te groote offers worden geëischt nit de kas. dan zullen de leden der vereeniging, zooals uit de gevoerde debatten ten duidelijkste bleek, toonen, dat 't hun ernst is met hun streven, om de markt staande te houden, en gaarne iets bijdragen tot stijving der kas. De totstandkoming der toevoerlijn naar Broek geeft mede aanleiding tot de vraag, door den Voorz. geopperdwaar zal door „Ons Belang" worden geladen Door den heer Daalder wordt in over weging gegeven, bij de H. S. M. aan te dringen op overneming der lijn van den heer Swager. De heer J. Groot acht 't meer wenschelijk, de Maatschappij om een laadplaats te vragen. Algemeen echter is men van gevoelen, dat onder de gegeven omstandigheden lading op Swager's lijn 't meest gewenscht is, waarom de verg. dan ook besluit op overneming van deze lijn aan te dringen. Wordt de vaarwa terkwestie in onzen polder eenmaal naar wensch opgelost, en zal te eeniger tijd 't station per vaartuig te bereiken zijn, dan zal zich de H. S. M., zoo meent men, niet onbe tuigd laten en zeker te vinden zijn voor 't maken eener laadplaats aan 't binnenwater. Hiermede acht de Voorz. punt 2 der agen da afgehandeld en stelt hij punt 3 aan de ordeInschrijving van nieuwe leden. Zonder eenige discussie wordt besloten de termijn van toetreding te stellen tot 31 Juli. Bij de rondvraag komt in behandeling de vraag van den heer Jb. van der Oord, of het niet wenschelijk zon zijn, met 't oog op de vele kool, welke toch langs de Ringvaart gaat, de veiling daar te hhuden? Door Voorz. en anderen worden hiertegen overwegende bezwaren ingebracht, zoodat besloten wordt, 't veilingsgebouw op z'n oude plaats te laten en daar den afslag te blijven houden, doch bij aanvoer van producten per vaartuig aan de Ringvaart, die steeds 't eerst te doen afslaan. Hoewel hiertegen eerst be zwaren ingebracht werden, kon de verg. zich er toch meê vereenigen, aangezien toch de handelaars bij den nieuwen toestand voortaan van Broek hierlangs moeten komen, willen ze 't veilingsterrein bereiken. De rondvraag levert verder niets meer op, zoodat de Voorz. de verg. sluit met den wensch, dat de veiling van „Ons Belang" weder evengoed zal mogen Slagen als in 1901. - Raadsvergadering te BARS1N- GERHORN, op Dinsdag 8 Juli 1902, te 2 uur. Aanwezig alle leden. Voorzitter, de heer D. Spaans, opent de vergaderingde notulen worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter zegt daarna het volgende: Naar aanleiding van het genotuleerde, in verband met de bekende kwestie met het Hoofd der School te Kolhorn over het ver schaffen van drinkwater aan de leerlingen zijner school, is ons gebleken, dat men nit het verslag der vorige raadsvergadering, voor komende in de Schager Courant, (hetgeen geheel overeenkomstig de heden door den Raad goedgekeurde notulen was, Red.) iets heeft geput, dat volstrekt niet overeenkomstig de meening van den Raad is. Afgescheiden van de drinkwater-kwestie, is het ons een genoegen te kunnen verklaren, dat de heer Holle een uitstekend onderwijzer is, die zijne betrekking als Hoofd der School met lust en ijver vervult. De heer K. Jonker, het nieuwgekozen raadslid, legt in handen van den Voorzitter de vereischte eeden af en neemt zitting. De Voorzitter feliciteert hem hartelijk en hoopt dat hij een goed raadslid en een waardig vertegenwoordiger der gemeentenaren moge zijn. Daarna algemeene felicitatie. Van Ged. Staten zijn ingekomen goed keuringen af- en overschrijving en suppl. be grooting geldleening-Bol. Procesverbaal kasverificatieOntvangsten f 38046.835uitgaven f 35774.70, zoodat in kas moest zijn en is bevonden f2272.135. Door den Raad wordt goedgekeurd een kleine overschrijving op de begrooting 1901 en het betalen van mej. Hartog, tijdelijk onderwijzeres, uit den post onvoorziene uit gaven 1902. Ingekomen was een adres van meer dan 130 kiezers, om een stembureau te vestigen te Kolhorn. De Vereeniging „Denk en Doe" had een adres van adhaesie gezonden. B. en W. stellen voor, dit adres in de volgende vergadering te behandelen, opdat men eens ernstig hierover zal kunnen na denken haast is er bij de zaak niet. De heer Beers kan zich daar wel by neer leggen, maar acht dit toch wel een zaak die in deze vergadering behandeld zou kun nen worden. 130 Menschen willen daar een stembureau hebbenwij kunnen nu toch wel zeggen, of we daar vóór, of tegen zijn; de kwestie is, dunkt me, zoo open. Met algemeene stemmen is men voor verdaging. Tot commissie tot het nazien der gemeente- rekening worden benoemd de heeren Raat en Beersvan die der Armbesturen de heeren Blaauboer en Smit. Door OTTO ELSNER. o-o-o 11. „Bedenk je nog eens kalm", ging me vrouw Bertram voort, „zonder je zoo op te winden. Ik spreek niet graag over zulke dingen, maar je dwingt mij er toe Toen je vader stierf, liet hij geen testa ment na, er stonden twee wegen open, die zijn erfgenamen zouden kunnen gaan. De keus was aan mij overgelaten. Of ik nam de helft van het vermogen, dat mij toekwam, en liet jou de andere helft. Daarby bleef mij het beheer over het mijne en zooais ge weet, ook een aanzienlijk vermogen, en wanneer ik weder was getrouwd, zou een groot deel daarvan aan mijn tweeden man en onze kinderen zijn vervallen. Of ik zag van een tweede huwelijk al en voegde mijn geld bij dat van je vader en gaf het later aan jou, onzen zoon. Dan zou ik het beheer over alles hebben. Alle inkomsten kwamen in mijne handen. Ik beschikte daarover ik gaf uit wat mij goeddacht, en behield voor eigen behoeften zooveel als ik noodig had. Jij zelf bent van mij afhankelijkik kan je zoo krap houden als ik wil, zoodat je slechts het noodige kunt krijgen. Eerst mijn dood maakt je tot mijn erfge naam vóór dat oogenblik bent ge, wan neer je je niet naar mijn wil voegt, wei nig meer dan een bedelaar." j»Een ellendig testament", bromde Axel. „Toorn niet tegen den doode Toen je vader het zoo maakte, had hij slechts de bedoeling, den band tusschen ons beiden hechter te maken en mij zoo innig als mo gelijk was, aan je te verbinden." „Opdat die band later met geweld zou I moeten worden verscheurd De moeder stond op. „Dat ligt in jouw handWanneer je inderdaad je plan ten uitvoer brengt en dat meisje huwtdan verklaar ik je, dat elke gemeenschap tusschen ons opge houden heeft te bestaan. Reken op geen ondersteuning van mijn kant, maar neem aan, dat je dan voor my een vreemdeling bent geworden.Ik hoop evenwel, dat het daartoe niet zal komen. De edele en kloeke zin, dien je vader steeds heeft ge had, leeft, hoop ik, in den zoon voort. Je kunt je stand en roeping niet geheel verloo chenen, dat is niet mogelijk. Dat meisje heeft je zinnen betooverd. Ik zal God smeeken, dat Hij mij mijn zoon teruggeeft, dien ik anders bepaald zou verliezen." HOOFDSTUK X. Berlijn wijk MoabitGerechts hof Een deur, waarop te lezen staatzit tingzaal van de elfde strafkamer van het landgerecht I, werd opengetrokken, en den gerechtsdienaar van die zaal verschijnt op den drempel. Met luider stem roept hij de gang in „De getuigen in de zaak-Bertius kunnen binnenkomen." Een man met een dom-onverschillig, goedmoedig gezichteen vrouw, wier ge laat, met een dikke laag poudre-de-riz, de uitdrukking van list en valschheid De heer Beers doet bij de rondvraag onder- - zoek naar het «laan der meerpalen te Kolhorn. Voorzitter verklaart, dat dit aan zijn aan dacht is ontsnapt, maar het zal nu gebeuren. De heer Beers brengt nogmaals onder de aandacht van B. en W. de verontreiniging van het water te Kolhorn aan de lage huurt Verleden jaar was het daar al slecht, maar na is het peil van het water weer zooveel lager, dat de toestand wordt nu onhoudbaar en dat zal den geheelen zomer moeten duren en steeds erger worden. Gaarne zag Spr. het geschieden, dat op een punt niet ver van het werk van den heer Visser een dam werd geslagen en dat er dan door den Kaagmolen water werd ingelaten in dat afgedamde gedeelte dan werd alles bedekt. Stel je eens voor, zegt Spr.,dat er een ziekte, een epidemie komt, dan krijgt dat stinkende water de schuld, al is het niet zoo en daarvoor dient de gemeente toch te waken dat kan en mag zoo niet blijven. Voorzitter zegt dat in de vorige vergade ring is besproken dat het Koggebestuur voor verbetering zon zorgen. De heer Raat maakt als Voorzitter van dat Koggebestuur daartegen bezwaar. De toestand is de oorzaak van het werk, dat het Kogge bestuur daar laat uitvoeren maar het zorgen voor de gezondheid is toch iets, dat de gemeente aangaat. Gaarne wil de heer Raat meewerken om den toestand te verbeteren, maar alles op zijn schouders nemen, daartoe acht hij zich niet verantwoord. Voorzitter meent, dat het wel wat over dreven wordt, en wijst op Amsterdamdaar is de toestand vrij wat minder. Hier is nog frissche lucht, die men elders mist. Met het leggen van een dam en het inlaten van water vrijwaart men de menschen nog niet voor het een en ander. De heer Beers zegt, dat de toestanden in Amsterdam, waar Voorzitter op wijst, niet te veranderen zijn, tenminste niet zoo gemak kelijk. Hier kan dat wèl; als er ziekte kwam, krijgt deze verontreinigde boel de schuld en daarvoor wil spr. het gemeentebestuur vrijwaren. Voorzitter is er niet voor, kosten te maken noodig door het werk van een andere cor poratie. De heer Raat zegt, dat er nu een toestand is, die niet gunstig is en die met f 10 onkosten kan worden verholpen, Spr. wil meehelpen, er is steekbout, timmerhout van de Kogge, dat mag gaarne gebruikt worden, en als het inmalen van het water dan gratis gaat. Voorzitter meent, dat het inmalen niet zoo weinig kost. De heer Jonker meent, dat de kosten zoo klein zijn, dat men de verbetering niet mag nalaten. Er wonen daar heel wat menschen en het is voor hen het eenige water. Het resultaat van nog eenige bespreking is, dat de heeren Spaans, Blaauboer en Raat op inspectie zullen uitgaan. Hierna sluiting. WAARD EN GROET staan thans in den schoonsten dos. Wie wil weten wat dit beteekent, make een uitstapje per fiets of rijtuig door de polders en een schat van gewas sen zal zich aan 't oog voordoen, die tonnen gouds vertegenwoordigen. Zondag j. 1. vergastte het Fanfarecorps „De Eendracht" het KOL- HORNER publiek op eene uitvoering te water. In een ruim vaartuig langs het dorp heen en weêr varend, liet het korps ongeveer twee uur lang zijne opgewekte liederen hooren. Van 't Bestuur eene zeer goede gedachte, waarvan ongetwijfeld het effect schooner ware geweest, indien het volledig gezel schap er aan deelgenomen had. I De „Evertse n". De voorstelling, alsof een besluit, om de „Evertsen" de dynastieke feesten in België te laten medevieren, .zou zijn ingetrokken, berust op een misverstand. Waar het zenden van iie „Evertsen" uiteraard niet dan onder goedkeuring van Hare Majesteit de Koningin plaats had, en de duur van het verblijf te Antwerpen eveneens bij koninklijke beschik king op uiterlijk ééne week bepaald was, spreekt het van zelf, dat alleen eene nieuwe koninklijke beschikking hierin wijziging had kunnen brengen. Zulk een tweede konink lijke beschikking nu bestaat niet en heeft niet bestaan. Alleen is bij vergissing. tijden3 de afwezigheid van den Minister van Marine, een verkeerde order naar Den Helder gegaan, die door den Minister terstond nadat hy er kennis van nam, is te niet gedaan. Hoe, welk orgaan der pers ook, zich kan voor stellen, dat een beslissing tot bijwoning nog wel van een dynastiek feest in een vreemd land ooit buiten H. M. de Koningin zon hebben kannen omgaan, is niet wel ver klaarbaar. Wat, alleen uit kieschheid jegens Je Belgische regeering, veranderd is, bestaat hierin, dat de „Evertsen", die anders juist op 21 Juli, den dynastieken feestdag, zou vertrokken zijn, thans dit mijdt en vroeger vertrekt. Ook de abusieve order bedoelde niets anders dan dit min hoffelijke samen treffen te mijden, maar zocht dit te bereiken door het vertrek nit te steken. Doch natuur lijk, dit kon niet, en daarom komt er niet een dag bij, maar gaat er een dag af. De HAAGSCHE correspondent van de Middelb. Ct. verhaalt, dat laatst een der ambtenaren aan het departement van buitenlandsche zaken gewezen werd op fouten, die hij in een Franschen brief zou hebben gemaakt De ambtenaar meende, dat hij gelijk hadde minister bleef ook op zijn stuk staan, een dictionnaire kwam er aan te pas, en per slot van rekening bleek het datde ambtenaar volmaakt gelijk had. Geen domme boer. Zaterdag vervoerde zich een boer bij een advocaat te ROTTERDAM om advies. Hij vertelde haarfijn het geschil dat hij aan de hand had, en wilde nu weten, of er in rech ten kans bestond om het te winnen. Na eenig nadenken zeide de advocaat: „Als het is, zoo je mij gezegd hebt, dan wint ge bepaald het proces." „Dan zal ik maar niet beginnen," zeide het leuke boertje, „want ik heb n de zaak van miju tegenpartij verteld." Hij legde f 1.80 voor den verbluften rechtsgeleerde neer en vertrok. Steun aan kerkgenootschappen. Door den Minister van Binnenlandsche Zaken is van de Gedeputeerde Staten der onderscheidene provinciën antwoord verzocht op de volgende vragen lo. Zijn er in uwe provincie gemeenten, door welke, onder wat vorm ook, bijdragen ten behoeve van eenig kerkgenootschap, tijdelijk of duurzaam, op de begrooting voor het jaar 1902 zijn gebracht 2o. Indien ja, waarin bestaan die bijdragen, voor welk doel worden ze gegeven en aan wie worden ze uitbetaald 3o. Steunt het verleenen dezer bijdragen op eenige historische rechtsgronden, op eenige langdurige usantie, of op incidenteel besluit 4o. Bestaan er overwegende redenen tegen staking dezer bijdragen, desnoods door afkoop 5o. Is tegen deze bijdragen al dan niet dit jaar verzet bij u ingediend, of zoo ze een duurzaam karakter dragen, vroeger verzet in behandeling geweest 6o. Op welke gronden zijn deze bedragen door u goedgekeurd draagt, geven aan dezen oproep gehoor. Zij hadden tezamen op de bank in de gang gezeten en op hun gemak en met groote appetijt hun ontbijt verorberd. Beiden zijn van middelbaren leeftijd. De man is oogenscb ij olijk jonger dan de vrouw, wier grove bouw met breede schouders en de zeer opzichtige japon een verloopen vrouwspersoon aanduiden. De man steekt haastig een fleschje in den zak, waaruit hij vlug een teug naar binnen heeft gespoeld. Zij stopt nog een laatsten hap in haar mond en bergt dan de rest van de karbonade met brood in een oude krant. Dan gaan ze naar binnen. Dadelijk daarop wordt de beklaagde, een oude vrouw, binnengebracht. De zaak was nog in onderzoek en zoo doende werd de beklaagde in verzekerde bewaring gehouden. De gerechtsdienaar bracht haar naar het strafbankje, dat hy zorgvuldig sloot. De beklaagde had haar gelaat in de handen verborgen zij scheen aan een groote smart ten prooi. Men liet haar voorloopig haar gang gaan. Het gerecht was er nog niet. Zooeven was er een ernstige zaak be handeld geworden. Nu moesten de heeren wat uitrusten van den zwaren arbeid zich herinneren, dat zij, ondanks hun hooge waardigheid, toch steeds sterfelijk bleven De gerechtsdienaar legde de akten voor de leege stoelen op tafel en de schrijver las nog eenmaal het protocol door van de laatste zaak. Verder zijn nog aanwezig de verdediger en de ambtenaar van het openbaar ministerie, beiden nog joDge mannen, en hoewel ze aanstonds tegenstanders moeten zijn, praten ze nu heel vriendelijk en gezellig met elkaar. De plaats van het publiek, een kleine afgesloten ruimte, is maar matig bezet. Het is ook maar zoo'n gewoon zaakje. Alleen de stamgasten zijn er. Zij ontbreken bij geen enkele handeling; zij zijn al zeer vroeg present en gaan niet eerder heen, vóór de laatste uitspraak is geschied. De deur van de kamer ernaast wordt geopend en de rechters verschijnen; voorop de president. Deze is betrekkelijk nog jong, in 't begin van de veertig hij heeft goede, verstandige oogen, met milde, open trekken. Hij gaat zitten rechts en links van hem twee rechters. Beklaagde, ge heet Anna Elisabeth Ber- tius en zijt beschuldigd, uw hospita en haar man, de opgeroepen getuigen, het echtpaar Halbscheffel een som gelds ontstolen te hebben." De vrouw op de bank der beklaagden was langzaam en moeilijk opgestaan, als had ze kwik inplaats van bloed in haar aderen. „Bekent ge schuld vroeg de president. „Neen," fluisterde ze. „Gij ontkent alzoo den u ten laste geleg den diefstal gepleegd te hebben „Ja." „Wij zullen dan uitvoerig op de zaak moeten ingaande beide getuigen kun nen zoo lang gaan zitten." Mijnheer en mevrouw HalbscheffM gin gen zitten hij onverschillig, zij met het hootd in den nek. I De president begon „De zaak is zoo eenvoudig als maar mogelijk isuw hospita en haar man, of liever de vrouw alleen, is geld ont stolen zij zegt dat haar verlies be draagt tien Mark deze som moet gjj haar hebben ontnomen Verzwarend is voor u de omstandigheid, dat, waar ge tot dusverre steeds in groote armoede leefdet ge nu in het bezit waart van een voor u zeer hooge som." „Ik ik fluisterde de beklaagde. „Wij kennen, hetgeen ge tot uwe ver ontschuldiging aanvoert, en zullen daar later op terugkomen. Voorloopig moeten we ous met uw persoon bezig houden. Ver tel ons eens iets uit uw leven." De beklaagde begon luide te snikken en kon geen woord uitbrengen. „Blijf toch bedaard zeide de president op milden toon „Het moet nog bewe zen worden, of ge iets misdreven hebt Wij veroordeelen alleen diegenen, van wier schuld wij overtuigd zijn Maar ik wil u den tijd gevenWij zullen intusschen hooren, wat de beide getuigen te zeggen hebben." Mijnheer en mevrouw Halbscheffel wer den afgeroepen. De president wisselde fluisterend eenige woorden met zijn collega's. Dan zeide hij luid „Getuige mevrouw Halbscheffe', komt u hier." Koket, met de oogen draaiende, als een zeventienjarige schoone, naderde zij de tafel. „Steek uw rechterhand op en spreek my precies na, wat ik u nu zal voorzeggen." Nadat ze den eed had gedaan, en eenige mededeelingen, die haar persocn en omstan digheden betroffen, stelde de rechter zijne vragen. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 1