Donderdag 24 Juli ÜJU2.
46ste Jaargang No. 3751.
Bureau: SCHAOKiV, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. IV I k E L.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
Itlinlifiul ItUtnal.
Alitiiti Wieflws-
DRAAI
Aiwleitis- k LailliiTllil
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENT1EN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente Schagen.
BEKENDMAKINGEN.
o-o
De Burgemeester vin Schtgen, daartoe de nordige
aanscbtijfing ortratgeo hebbende, brengt ter alge
mene kennie, dat tol den werkelijken dienet wordt
opgeroepen ondereteande verlofganger der lichting
1899, te weten
Straalen ven, Willem Atie Anthonir, tenoo en.e
tot bet 6e Regiment Infanterie te Breda;
welke verlofganger op den 9 Angnatus 1902, cea
timiddage tóór vier are, bij tijc korps reeent zal
moeten zijn n Jn,. m2
De Bargeaieef»«er voornoemd,
LI. J. POT.
o—o
Dei Hoofd van het Plaatselijk Beslnur der Ge-
meinte Schegen, brengt bij deze ter kennis van de
ingezetenen dier gemeente, dat het kohier no. 4 der
Bpd'ijfeb lasiing dienst 1901/1902 op den 18 Juli
1902 door den heer Directeur der Directe UeUalingeo
te Amsterdam is rxrcutoir verklaard en op heden
aan den Heer Ontvicgef der directe beiattingen be
ien deze gemeente ter invorderiog is oergegeven
Ieder ingozetfn. welke dzarbjj beiaug heelt, wordt
a]noo vermaand, op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te ge-eo, teneinde alle gerechtelijke
vervolgingen, welke uit nalatigheid zouden voort
vloeien, te ontgaan.
Schagen, den 22 Jnli 1902.
Het Hcofd van het Plaatselijk Bestunr vonrnoimd,
H J POT.
Vergadering van don Raad
der gemeente HOOGWOUD, op Maandag 21
Jnli 1902, voorm. 10 uur.
Tegenwoordig alle leden. Voorz. de Bur
gemeester, de heer C. Pijper.
Na de opening worden de notulen der
vorige vergadering gelezen en goedgekeurd.
Uit het procesverbaal van de op 13 Juni
1.1. plaats gehad hebbende verificatie van de
gemeentekas wordt medegedeeld, dat de ont
vangsten hadden bedrageu f 32774.705, de
uitgaven f 31436.91, zoodat in kas was
f 1337.795.Deze mededeeling wordt voor kennis-
geving aangenomen.
Een suppletoire begrooting dienst 1902, in
hoofdzaak betreffende de meerdere vergoe
ding voor en hoogere jaarwedden bij het
Lager Onderwijs (waarop bij de primitieve
begrooting nog niet was gerekend) en de
f300.verhoogiDg van de leening voor de
brandspuit, totaal in ontvangst en uitgaaf
f905.— bedragende, wordt goedgekeurd eu
voorloopig vastgesteld.
Hierop wordt door Burgemeester en Wet
houders aangeboden de gemeenterekening
over 1901, vermeldende een ontvangst van
f27382.625; een uitgave van f27665.10 en een
nadeelig saldo van f 282.475, en de armen-
rekening over hetzelfde dienstjaar met een
ontvangst van f 1970.50, een uitgaaf van
f3362.145 en een nadeelig slot van f 1391.645.
's Voorz. vraag, of iemand ook aanmerking
daarop heeft, wordt algemeen ontkennend
beantwoord.
Den heer Hartog antwoordt Voorz. nog, dat
bet nadeelig slot van de armenrekening niet
in één jaar, maar over meerdere jaren ont
staan is; dat het b.v. verleden jaar f 1200.
bedroeg dat er echter verbetering zal komen
door de leening van f 2000.
Op de aan den Commissaris der Koningin
in te zenden voordracht van dubbeltallen
voor de aftredende zetteis, de heeren K. v.
Diepen en J. Schermer, worden geplaatst:
voor eerstgenoemde de heeren K. v. Diepen
(met 7 stemmen) en P. Kooij (met 6 stemmen),
en voor laatstgenoemde de heeren J. Scher
mer (met 7 stemmen) en W. Vijn (met 6
stemmen.)
Naar aanleiding eener informatie van den
heer Vijn, wanneer de eenden vast moeten,
haalt de secretaris de politieverordening voor
den dag, waarin bepaald is, dat dit moet
geschieden telkens op aanzegging van B.
en W. en voor den door hen te bepalen tijd.
De heer Kooij zegt, dat het wel alle jaren
bepaald wordt, maar dat er heel slecht de
hand aan gehouden wordt. Spr. zou willen,
dat het voorschrift nu eens strikt gehandhaafd
werd en dat de politie er vooral 's nachts
eens op uit ging. Spr. kent wel personen,
die hun eenden wel overdag vasthouden
maar niet 's nachts. Dan juist gaan ze op roof
uit. Het zal echter wel weer moeilijk gaan,
want de politie houdt, naar Spr. meent, zelf
eenden.
Na eenige bespreking over de vraag, hoe
lang de eenden zullen worden vastgehouden
vindt de Raad goed, dat B. e n W. dien tyd
zullen stellen: van heden tot half September.
Voorz. ontbiedt nn onmiddellijk Kuin en
draagt hem op, den eendenhouders aan te
zeggen, dat zij de eenden vasthouden tot
half September en ter Secretarie de merken
van hunne eenden opgeven, en voorts, dat hij
voortdurend toezicht op de naleving van het
gebod houdtook 's nachts.
Kuin zal er voor zorgen.
Naar aanleiding van een opmerking van
den Secretaris, dat het toch wel gemakkelijk
is, alle verordeningen in één boekje bijeen
te hebben; zegt de heer Kooij, dat hij 't wel
doelmatig vinden zou, als alle leden van den
Raad zoo'n boekje hadden.
De heer Vjjn zou 't zelfs heel goed vinden,
dat alle ingezetenen zoo'n exemplaar hadden.
Er staan zooveel dingen in, die de men-
schen niet weten en die ze toch moeten na
komen. Ook te Abbekerk en te N. Niedorp
heeft ieder ingezetene een exemplaar van de
algemeene politicverordening.
Het blijkt, dat allen er voor zijn, aan de
ingezetenen, althans de hoofden van gezinnen,
een politieverordening gratis uit te reiken,
zoodat hiertoe besloten wordt.
De beer Vijn dacht, bij de bespreking over
de kosten, dat elk ex. zoowat 1U cent zou
kostende heer Hartog dacht van 5 ct. De
Voorz. schatte de kosten op f 25.voor de
benoodigde 400 exemplaren.
Aan de orde is nu de verordening tot
regeling van fyet herhalingsonderwijs. In de
voorgestelde verordening zijn de schooltijden
geregeld als volgtgedurende de maanden
November, December, Januari en Februari
voor de jongens eiken Maandag, Dinsdag,
Donderdag en Vrijdag, nam. vanö'/i tot 8 uur
en voor de meisjes eiken Woensdag en Zater
dag, nam. van 1 tot 4 uur.
De lieer Kooij vraagt, of het te moeten is,
dat het herhalingsonderwijs zóó geregeld
wordt. Z. i. is het zoo toch heel ondoel
matig. De jongens moeten in den winter
elke week 4 avonden naar schooldaar komt
nog bij 1 avond catechisatie, zoodat er voor
hen, behalve den Zondag, slechts 1 avond
voor iets anders overschiet. Dan leeren ze er
niet zoo veel, van alles waten van de
meisjes komt er zeker geeneen Woensdag
en Zaterdagmiddag. Spr. acht de bestaande
regeling veel doelmatiger en de verplichting
om die te wijzigen, ziet hij niet in.
De beer Vijn zegt, dat er toch immers
een advies van de hoofden der scholen is
ingekomen en vraagt, of hij dat eens mag
hooren.
De secretaris leest het advies voor, waar
uit blijkt, dat de hoofden o.m. adviseeren om
in plaats van 6, 8 uren onderwijs per week
te geven en wel in verband met het feit, dat
deskundigen noodig oordeelen, dat aan de
meisjes minstens 4 unr handwerk-onderwijs
per week gegeven wordt; daarbij zal het dan
wenschelijk zijn, ook 4 nur ander onderwijs De Voorz. blijft van meening, dat. Wanneer
te geven, en om der wille van de uniformi- de ouders meewerken willen, het herhalings
tek bij de jongens en meisjes, wordt ook onderwijs volgens de voorgelegde verorde-
voor de jongens 8 unr per week voorgesteld, ning ook heel goed kan zijn.
Verder achten de hooiden het voor een ge- Eindelijk tot stemming overgaande, waarbij
trouwer bezoek van de meisjes gewenscht. de verordening van B. en W. en eene rege-
het herhalingsonderwijs voor hen te doenling, zooals de hoofden van scholen die
laats vinden in de zomermaanden. In ver
band daarmede zou de beste rijd van aan
gifte zijD voor de joDgens tusschen 1 en 15
October en voor de meisjes tusschen 1 en 15
April
wenschen, tegenover elkaar gesteld worden,
wordt met 4 tegen 3 stemmen besloten, liet
advies van de hoofden der scholen te volgen.
Vóór de verordening van B. en W. zijn
de heeren Vel, Van Diepen en de Voorz.
De heer Vijn zou een regeling zooals door (B. en W. dus), en voor de andere de heeren
Door
OTTO ELSNER.
0-0-0
de hoofden der scholen wordt voorgesteld,
vrijwat beter vinden, dan het ontwerp van
B. en W.
Voorz. verzoekt den Secretaris ook voorle
zing te doen van het desbetreffend schrijven
van den Districts-schoolopziener. Die is het
met ons eens, zegt Spr.
Uit dit schrijven blijkt inderdaad, dat de
Distr.-Schoolopz. geheel kan meegaan met de
bepalingen van liet hem toegezonden ontwerp.
Alleen geeft hij in overweging, de avond
schooltijden voor de jongens later te stellen
dan van half zes tot zeven uur (waaraan B.
eu W. hebben voldaan, door ze te 6tellen van
half zeven tot 8 uur.)
De heer Vijn heeft verscheidene aanmer
kingen zoo, dat het niet uit maakt, al heeft
de schoolopz. zijne goedkeuring gehecht
aan de verordening van B. en W., want dat
de Baad toch heeft te besluitendat het
vreemd is, dat B. en W. eerst de verorde
ning aan het oordeel van den Distr.-schoolopz.
hebben onderworpendat was toch geen
verplichting en z. i. had de verordening eerst
door den Raad moeten zijn vastgesteld; dat
de Raad er toch zeker over praten mag, want
dat hij toch niet hier komt alleen om goed
te keuren wat de Schoolopz. en B. en W. heb
ben bepaalddat het toch noodig is, meer
met het advies van de ouderwijzers rekening
te houden, want dat z ij toch het best weten,
wat voor de kinderen goed is.
De heer Kooij vraagt, of deze verordening
ook voor de school aan de Langereis geldt,
waarop Voorz antwoordt,dat daarvoor,ofschoon
op dezelfde grondslagen, een afzonderlijke
verordening is ontworpen.
De heer Kooij vraagt, of daarover ook het
hoofd dier 6chool is geraadpleegd. Voorz.
zegt van neen, want dat de verordening pas
gisteren van N. Niedorp is terugontvangen.
De heer Vijn informeert, waarom de ver
ordening eerst naar N. Niedorp is gezonden.
Wie geeft in die zaken den toon aan zegt
Spr.; wie moet zoo iets het eerst doen
Voorz. antwoordt: Hoogwoud. Maar
Schermer, Hartog, Kooij en Vijn. Er zal dus
in den geest van het advies der onderw. een
verordening opgemaakt en aan het oordeel van
den Distr.-schoolopz. onderworpen worden.
De heer Vijn zegt, dat nu zeker ook de
vergoeding bepaald moet worden. Spr. is er
voor, om meer te geven dan de bij de wet
voorgeschreven 60 ct. per uur. Hij rekent
den Raad even voor, dat de gemeente er dan
nog, vergeleken met vroeger, dadelijk geen
schade van heeft. Over 1900 kostte het her
halingsonderwijs f 340.en bij de door de
hoofden voorgestelde regeling zal de gemeente
in het vervolg circa f225.vergoeding van
het Rijk krijgen.
Voorz. en secretaris maken echter den heer
Vijn duidelijk, dat de vergoeding eerst gere
geld moet worden na de goedkeuring der
verordening.
De heer Vijn meent, dat nu aan de Koningin
verzocht moet worden, of het herhalingson
derwijs aan de meisjes in de zomermaanden
gegeven mag worden.
De heer Kooij vraagt nog eens, hoe het
komt dat De Jong niet gehoord is,
Voorz. zegtdaar hadden we geen tijd voor,
want gisteren is de verordening pas van N.
Niedorp teruggekomen.Ze moet nu Dog naar
het hoofd der school, den heer De Jong ge
zonden worden.
De heer Kooij is van oordeel, dat de heer
De Jong dan toch, in tegenstelling met de
andere hoofden van scholen, niet in de gele
genheid is, zijn meening over de verordening
te zeggen vóór ze vastgesteld is.
Voorz. zegt van wel: De verordening
wordt hem zoo spoedig mogelijk toegezonden
en eerst als hij ze weer teruggezonden heeft,
wordt ze bij den Raad ingediend.
De heeren Kooij en Vijn begrijpen niet
waarom ten opzichte van de school aan de
Langereis anders gehandeld is, dan met de
overige scholen. Naar hunne jneening had de
verordening eerst hier in den Raad behandeld
moeten zijn.
Het slot der besprekingen is dan, dat de
N. Niedorp moest er toch in gehoord worden, nieuwe verordening eerst aan het oordeel van
en die gaat, geheel met ons meê. 1 den Distructs-schoolopziener zal worden
Maar dan had de verordening toch eerst onderworpen en dat daarna aan de Koningin
hier in den Raad moeten zijn gebracht, zal worden verzocht, het herhalingsonderwijs
zegt de heer Vijn. Als de Raad hier nu eens aan de meisjes te mogen geven in de maau-
anders besluit, moet de verordening immers den Mei, Juni, Juli, half Augustus en half
weer naar N. Niedorp! i September
De heer Vijn is het overigens met de 1 De heer Vijn vraagt, wie het onderwijs
onderwijzers eens, dat 8 nur onderwijs per zullen geven.
week beter zal zijn dan 6. Voorz. meent van de hoofden van scholen.
De heer Kooij meent, dat het onderwijs De heer Vijn acht dat niet beslist noodig.
aan de jongens en meisjes wel gelijk gegeven De Raad kan dat toch doen, zooals hij wil.
kan worden, wanneer dat aan de Koningin
gevraagd wordt.
De heeren Vijn en Kooij verklaren, veel op
de verordening tegen te hebben.
De heer Hartog is er ook voor, om in
deze het advies van de hoofden van scholen
te volgen. Zij weten toch van alles af,
meent Spr., en hun advies zal dns het meest
in het belang van het herhalingsonderwijs
zijn.
De heer Vijn meent, dat het toch eigen
lijk ook niet aangaat, om het advies van de
hoofden van scholen te vragen en er heele-
maal geen rekening meê te houden.
Zeker, antwoordt Voorz.jelui kunnen het
wel aan de schoolmaitresse opdragen.
Dat bedoelt de heer Vijn nietmaar hij heeft
een ander voorstel. Spr. wil n.1. voorstellen,
om Van der Veen hoofd van het herhalings
onderwijs van de meisjes te maken.
Voorz. meent, dat dat het werk is voor
het hoofd der school.
De heer Vijn geeft dat nog niet zoo toe.
Hij meent dat het hoofd het dan wel eens
te druk krijgen kon.
„Hij wordt er toch voor betaald", antwoordt
Voorz.
Ja, zegt de beer Vijn, maar hij kon misschien
wel eens studeeren willen.
De Secretaris voorkomt evenwel allen verde
ren strijd door de mededeeling, dat ook dit
punt eerst later aan de orde komt.
We zijn dan eindelyk dit onverkwikkelijk
debat uit. Maar het wordt niet veel beter.
Ingekomen is een adres van G. Klomp,
meelmolenaarsknecht, die te kennen geeft
dat hij gedurende de laatste 10 jaar zijne
moeder de wed. Bosselaar bij zich in huis
heeft opgenomen, waarvoor hem vanwege
de Ned. Herv. Diaconie een afwisselende ver
goeding is uitgekeerd, steeds minder dan
f 1.50 per week, het tegenwoordige bedrag.
Dat wijlen Dr. Immink eventueel steeds vrije
geneeskundige hulp verleende; dat nu echter
de hulp was ingeroepen van den nieuwen
arts, den heer Pool, die echter geen gratis
geneeskundige hulp wou verleenen, dan op
een bewijs van den Burgemeester; dat adres
sant daarom aan den B. zoodanig bewijs
verzocht had, doch van dezen een weigerend
antwoord had bekomen, met de mededeeling,
dat hij (adressant) als kind verplicht was zijne
moeder te onderhouden dat hem echter van
zoodanige wet telijke verplichting niets bekend
is (zie art. 376 v. v. Burgerlijk Wetboek) en
hij als arbeider zich zeker al goed houdt,
waar hij voor die geringe vergoeding voor
komt, dat zijne moeder geheel van de armen
moet worden onderhoudendat hij ten slotte
de vraag steltwanneer een weduwe als zijne
moeder nog niet eens vrije geneeskundige
hulp kan krijgen, waarvoor dient dan een
gemeente-geneesheer met eene jaarwedde nog
wel van f 800.
Voorz. licht nog in, dat naar zijne meening
Klomp „best brood" had en dat hij m t zijn
broer in Haarlem, die 't misschien nog beter
had, dus zijn moeder wel kon onderhouden,
waarom spr. gemeend had, geen bewijs van
onvermogen te moeten afgeven.
Dat is te zeggen, zegt de heer Vijn: wat
noem je „best brood." Hij beeft f 6.— in de
week; een gulden das voor eiken dag, dat
hij op den meelwa en zit Dat „best" kon er
dus naar spreker's meening wel af.
De heer Kooij geeft adressant groot gelijk,
waar hij zegt, dat bij zich al goed houdt,
zijne moeder voor dat minimam bedrag aan
de armenzorg te onttrekken, en dat als z o o 'n
weduwe nog geen vrije geneeskundige hulp
kau krijgen, wie komt daar dan wel voor
in aanmerking
De heer Hartog oppert de meening, dat
die broer in Haarlem bet wel eens niet zoo
best kon hebben, als Voorz. veronderstelt.
Voorts vindt Spr., dat er veel te weinig
menschen van de armenpraktijk genieten. Er
zijn er genoeg, zegt Spr., die b.v. f70.— of
f80.verdokteren, waarvoor ze soms 3 of 4
jaar krom moeten gaan, terwijl ze eigenlijk
in aanmerking komen voor vrije geneeskun
dige hulp.
Ook' de heer Vol vindt het onderhavige
geval wat kras.
Algemeen wordt dan ook goedgevonden,
de geneeskundige behandeling van de moeder
van Klomp voor gemeenterekening te nemen.
De heer Kooij zou wel willen, dat Voorz.
daar een beetje ruimer meê was. Ze komen
waarachtig niet voor hun plezier vrije genees
kundige hulp vragen, meent Spr.
Alzoo zijn we gekomen aan de rondvraag.
Maar die is gewoonlijk nog al van belang
althans lang.
De heer Schermer geeft in overweging,
dezen herfst het armenland zóó te verhuren,
dat de menschen beter gelegeuheid hebben
er iets op te brengen, of af te halen. Na
eenige bespreking vindt men goed, op raad
van den heer Hartog. het zoo te verhuren,
dat er midden door het geheele land oen
looppadje aangelegd wordt, waarlangs ieder
met een kruiwagen kan gaan.
15.
De broeder van graaf Tassilo, de geheim
raad, kwam dadelijk, toen hij bericht kreeg
van de ziekte. Graaf Tassilo was daar zeer
blij over. Hij liet de hand zijn zijn broe
der niet los en stond het nauwelijks toe,
dat hij de kamer verliet. Maar deze groote andere
innigheid hield slechts eenige dagen aan. De sloeg
beide mannen hadden wel steeds in eikaars schap
had ontnomen. Graaf Tassilo was dan ook
hartelijk bljj, toen op een goeden dag Ludwig
het besluit mededeelde, dat hij naar het
slot Everest zou terugkeeren. Hij kon
nauwelijks het uur rustig afwachten, waarop
hij den Hubertsburcht zou verlaten.
Köhnemann wreef zich vergenoegd de
handen.
„Dan zijn we godlof weer alleen", zeide
hij tot zjjn beide vrienden„Die
boekenwurm stoort ons wel Diet al te zeer,
maar beter is het toch, dat we hem
kwijt zijn."
„Ginds op Wallin", meende juffrouw
Wastrowitz, terwijl ze het eene ei na het
in de voor haar staande chocolade
nabijheid geleefd, maar toch nooit dezelfde
gedachten en gevoelens gehad. Ieder was
gewoon geraakt, zijn eigen weg te gaan.
Nadat de eerste vreugde van het weerzien
voorbij was, lieten bij de broeders hun
eigenaardigheden zich weer spoedig gelden.
De geheimraad verlangde zeer naar zijn
steenen en munten. Hij, die sedert jaren
bet slot Everest ook niet zelfs één dag
had verlaten, vermocht het niet, zich op
een andere plaats thuis te gevoelen. Hij
miste zijn gewone omgeving en in het
vreemde bed kon hij 's nachts nauwelijks
„daar kan ik
laten welgevallen.
mij zijn
Het oude
gezel-
slot is
zóó groot, dat hij niet lastig kan zijn. Daar
I kunnen dagen verloopen, dat je hem niet
eens te zien krijgt. Maar hier, in het jacht
slot, waar zoo weinig ruimte is, kunnen
we hem onmogelijk gebruiken."
„Wij drieën en de oudede oude en
wij drieën", lachte Glosen „Wij passen
bij hem en hij bij onsHem is het
't beste, als hij ons maar bij zich heeft.
En wijnu, ik denkbeter dan op
het oogenblik, kunnen wij het toch niet
wenschen."
Inderdaad was dat, wat de koetsier zoo
een oog sluiten. Ook den graaf werd het even had gezegd, de volle waarheid. Graaf
onophoudelijk bijzijn van zijn broeder ver- Tassilo kon in den grond van de zaak met
?P Wallin hokte Ludwig geen mensch zoo goed overweg als met
deze drie dienende geesten. Zij kenden
zijn eigenaardigheden en veegden zich
daarnaar. Op allerlei kleine zuinigheids
maatregelen gingen zij zeer gewillig in
speelgoed natuurlijk slechts om hem achter den rug
velend.
den gacschen dag bij zijn verzamelingen
boeken. Hier, waar hij dat alles Diet
v j ,en zich dus verveelde,
meerde hij zijn brceder. Hij scheen een
kind geworden, dat
men
zyn
des te ruimer te bestelen. Niemand op de
wereld schonk graaf Tassilo zoo'n onbe
perkt vertrouwen, uitgezonderd misschien
zijn broeder den geheimraad, die overigens
een mensch was met niet de minste be
hoeften en daarom niet eens zou hebben
geweten, als hij zulk een groot vermogen
had gehad, wat hij er mede zou hebban
moeten doen.
Slechts eenmaal werden de drie trawan
ten uit hun lui leventje opgeschrikt.
Het was op den dag waarop notaris
Gelzinger verscheen.
Het was een klein, dor mannetje met door
dringende oogeD en pikzwart haar, maar zon
der wimpers of wenkbrauwen. Ook een baard
wilde er op het perkamenten vel niet
groeien.
De liDge, knokige vingers waren steeds
vochtig en hij hinkte op één been. Hij be
heerde het vermogen van graaf Tassilo
reeds sedert twintig jaren en deze had nooit
eenige reden gehad om over zijn keus
ontevreden te zijn.
Notaris Gelzinger kwam op uitnoodigiDg
van den slotheer, een bewijs, dat deze met
hem over zeer gewichtige zaken wilde spre
ken. Hij bleef eenige dagen men kon het
bepaald over datgene, waarover de bespre
kingen liepen, maar niet zoo dadelijk eens
kon worden. De notaris schreef onafge
broken, hij snuffelde in de akten rond en
bracht zooveel tijd naast het ziekbed van
den graaf door, als de toestand van den
patiënt het maar eenigszins gedoogde.
Gedurende deze dagen werd beneden
in de dienstbodenkamer slechts water ge
dronken en de huishoudster zette haar
beiden vrienden geen ander maal voor, dan
's middags eenige zeer eenvoudige spijzen
met een stukje rund- of varkensvleesch, en
's avonds wat aardappelen met haring.
Alle drie haalden verlicht adem, toen de
nota-is weer ophoepelde.
Graaf Tassilo werd zienderoogen beter.
Het eten smaakte hem uitstekend en zelfs
in een sigaret vond hij weer behagen.
Spoedig kon hij het bed verlaten en in
een leunstoel zitten. De dag, waarop hij
weer den eersten stap in de vrije natuur zou
doen, was aanstaande.
Den maesten tijd bracht hij door voor den
spiegel.
Terwijl hij zichzelf daarin zeer opmerk
zaam bekeek, hield hij het volgende gesprek
met zichzelf
„Ja, ik zie er niet zoo ziekelijk uit, ik
kriig weer kleur. Maar ik wil nog wat
wachten eer ik me aan haar vertoon. Wan
neer men trouwen wil en van plan is z jn
declaratie te doen, moet men den gunstigst
mogelijken indruk maken."
Nog nooit had de huishoudster zooveel
moeite gehad om den kost voor den graaf
klaar te maken, als nu. Hij, die anders
spaarzaam, ja gierig was, liet zich nu de
heerlijkste delicatessen voorzetten. Daar
van moest hij kracht krijgen.
Hij begon er dan ook bij den dag beter uit
te zien. Maar steeds verschoof hij weer den
dag, waarop hij Hiide een bezoek zou
breDgen.
Dan kwam er een bericht dat hem zeer
opwond.
Moeder Kaazke, de groentenvrouw, had
op den Hubertsburcht al het nieuws verteld.
Hier had ze bij al haar nieuwtjes ook ten beste
gegeven, dat Hiide Schwarz, de dochter van
den muziekmeester uit Lindow, met luite
nant Axel, den zoon van de rijke mevrouw
Bertram uit Fordingen, zou gaan trouwen.
Köhceraann had natuurlijk niets beters
te doen. dan dit nieuwtje zoo warm uit de
pan in de salon te brengen.
Graaf Tassilo was als door den bliksem
getroffen.
Hij zeide enkel dit eene: dat hij nu
dadelijk op zijn doel moest afgaan, als het
niet reeds te laat was.
HOOFDSTUK XTTT
Een moederhart. De betoovering der
min, de trouw van den mensch, de zorg
van den vader hoe dikwijls zijn ze
door den dichter bezongen, door de spreek
woorden van het volk geroemdEn zij
verdienen den lof, die hun werd gebracht.
Maar hooger staat Je moederliefde tot het
kindDat is de hechtste band, d-.e van
menech tot mensch geweven kan worden.
Lord Balmoral had mevrouw Bertram
goed beoordeeld. Een vrouw met zulk een
diep en rijk karakter haalt niet op één
maal een streep door het verleden en scheidt
zich niet liefdeloos voor haar eenigst kind,
omdat het een weg op gaat, die haar op
het eerste gezicht niet de ware liikt.
Bovendien moest ze wel tot de over
tuiging zijn gekocnen, dat alle stappen, die
zij deed, toch uiet in staat zouden zyu,
Axel van zijn besluit af te breDgen. De
liefde, die hij voor Hiide Schwarz koesterde,
was niet van voorbijgaanden aard, het
was de vasfge- ortelde wil van den man,
die zouitr om te zien zijn weg aflegt.
WOEDT VERVOLGD.