Donderdag 11 September 1UU2.
46ste Jaargang No. 3765.
Uit en voor de Pers.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
Itlinkfnd Uitlaai.
Ninis-
ABT.
Almtulit- Uiiliiillaf.
pit blad verwhijnt tweemaal per week: Woensdag- en
gaterdagavond. Rij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A PVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
RureanICH.lGSüiV, liaan, I) 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerkeri. \V I R E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 c»
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
tegen zouden kunnen doen
U voorspelt dus het einde van de rol
van Nederland als koloniale mogendheid
Voorspellen, voorspellen, dat is zoo'n dik
woord laten we zeggen, dat ik veronder
stellingen opper.
Stellig. Ik spreek hier niet over deAustra-
get interviewen zit in de lucht. De cor
respondenten van buitenlandsche bladen
hebben daarin een ware virtuositeit. Zoo
nu ook geinterviewd de afgevaardigde
voor ons district, de beer E. Fokker, door Kërs, om slapende honden wakker te maken
den correspondent van de Temps. We vonden Ik weet trouwens een zeer eenvoudig mid-
dat interview belangwekkend genoeg, om om ben verhinderen zich te vergrij- j
hier te laten volgen pe° onze beiittingen.
Wij deel gaan uitmaken van het drie- En wat is dat middel vroeg de man
voudig verbond?heeft de heer Fokker v&n de Temps,
eezegd maar dat zou een dwaasheid Geen legers in Iodië, geen forten, wil
sijnKijk, als ik eens een boosaardige mr- Fokker, maar hij wil, dat de Nïder-
veronderstelling zou mogen maken, dan landers banden van sympathie leggen tus-
zou ik zeggen, dat al die geruchten voort- schen de inl. bevolking en henzelf. Java
Vnmen uit den militaristischen hoek. Die alleen telt 28 millioen inwoners. Een ver-
ik blijf boosaardig veronder- standige administratie zou veel kunnen doen
stellen spreken ons aan den eenen kant
van de gevaren, die ons dreiger, en aan
den anderen kant van de noodzakelijkheid
ons te dekken door de een of andere poli
tieke combinatie en zoo hopen zij aan de
Kamers te ontwringen waar het hun om
te doen isvergrooting van de troepen
macht onder de wapenen, aanbouw van
oorlogsschepen, en dergelijke meer. In geval
van een aanval zouden wy onze strijd
krachten moeten versterken, ingeval van
een bondgenootschap moeten wij onze strijd
krachten eveneens versterken, want in ruil
en deze bevolking is de eenige steur, die
ons in tijd van nood zou kunnen heipen. j
Dit is, in één woord, het programma van de
vrijzinnig democratische partij.
En wat Nederland zelt betreft, van En
geland vreest mr. Fokker niets; Frtnkrijk
denkt er niet over. ons te bedreigen blijtt
dus DuitschlaDd. Ja, ik weet het wel, dat
willen de pan-germanisten gaarne: Nederland
een deel van Duitschland. Maar dat is een
eenzijdigestellirg. De mannen van
doorzicht daar ginder weten bovendien
zeer goed, dat wij ons nooit zouden kunnen
voor de bescherming, die de bondgenoot aanpassen aan het regeeringsstelsel dat in
om verleenen zou, zou deze offers van ons Duitschland geldt. Wij genieten groote
eischen op militair gebiedvrijheid: vrijheid van pers, vrijheid van
Ziehier zoo sprak Mr. Fokker de vereeniging,voorrechten,die ze in Duitschland
redeneering van de militaire kliek. j bijna niet kennen. En bovendien is voor
Wat mij betreft, zoo vervolgde hij— ons onverdragelijk de politieke toestand,
ik houi mjj overtuigd, dat de mogendheid,
waarmede wij ons zouden verbinden,
Duitschland zou dat dan allicht z.ijD, want
wij zijn Germanen en niet van het Latijnsche
waarin bij onze buren de vrouw verkeert.
Zij mag ginder zelts niet deelnemen aan
een politieke vereeniging en elke pflitieke
vergadering, vaar een vrouw aanwezig is,
Slavische ras ons rog wel wat anders zonder meer door de politie ontbonden
zou vragen dan een vergrooting van onze worden.
strijdkrachten. Ea dat andere zou slechts
kunnen gegeven worden in de koloniën,
Mr. Fokker zette voorts de redenen
uiteen, waarom hij meent, dat de Duitschers
waarschijnliik in den vorm van een of'het niet zullen ondernemen, ons in te pak-
- - - ke£li Yoore rst zouden wij in tijd van oor
log vrij wat nutt;ger zjjn voor Duitschland
als neutralen, daD als wij ingepakt zijn. Het
Óp de v^aag, of Mr. Fokker een onmid- zou een bron van zwakheid zijn voor
meer zeehavens. Hoe men het ook draait,
het is het begin van h*t einde voor de
onalhankelykheid onzer natie
dellijk gevaar voor Nederland ophanden
achtte, antwoordde Mr. FokkerVolstrekt
niet. Niemand heeft eenig belang ons aan
te vallen, of te wenschen dat wij als
onafhankelijk volk zouden ophouden te
bestaan. Men heeft als een dreigend spook
ous Engeland voorgehouden en zijn imperia
Duitschland, in plaats van een voordeel.
Waren wij eens ingepakt, dan zouden
wij ons ontpoppen tegenover de Dnitfche
overheid als „verdoemd lastige lui." Zou
Duitschland hier 1Ü0.000 man vandaan
halen om in het oosten te vechten tegen Rus
land, dan zou het hier tegelijkertijd 150 000
listische veroveringszucht, maar voorloopig Pommersche grenadiers heen moeten sturen
heeft Engeland genoeg te doen in Zuid- om ons te verhinderen, het juk af te schud-
Atrika, en de jongste oorlog zal jaren lang den. Zou Duitschland waarlijk zoo dwaas
nawerken als een nuttige les. Alles heeft zijn, 5 millioen ontevredenen te annexeeren,
zijn grenzen, zelfs het vermogen om te die bij de eerste gelegenheid de beste
slokken van Engeland. Maar ik zie een zouden opstaan
ander gevaar. Het staat voor mij vast, Van een tcl-unie tus'chen ons land en
dat op een gegeven oogenblik Australië Duitschland wilde de heer Fokker evenmin
zich zal losmaken van het moederland, iets weten. Het zou de dood zijn voor
Op zijn beurt zal Australië imperialistisch odzo nijverheid en in 't geheel in strijd
gaan worden en onzen archipel gaarne met de belangen van het vrijhandelsgezinde
inpalmen, en de Philippynen, mogelijk Nederland.
ook Japan. I Tenslotte zou de journalist nog wel willen
Wat zou u denken, dat Europa en hooren, wat de heer Fokker dan dacht
Amerika op een dergelijken afstand daar- over een nauweren band met Frankryk.
Ja, was het antwoord, wij hebben wel
sympathie voor Frankrijk, maar het zou
toch nooit meer dan sympathie van onaf
hankelijke staten kunnen zijn en wat
Rusland betreft, uw vriend alles wat u
wilt, maar dat nooit 1
Vergadering van den Raad
der gemeente NIEUWE NIEDORP, op Zater
dag 6 September 1902, 's namiddags 7 nur.
Afwezig met kennisgeving de heer Halff.
De Yoorz. opent met het gebruikelijk wel
kom de vergadering, waarna de notulen der
vorige vergadering worden gelezen en goed
gekeurd.
Een missive van Gedeputeerde Staten ten
geleide van het voor zooveel noodig goedge
keurde raadsbesluit in zake de nieuwe kluft
aan de Langereis en de beschrijving van het
overpad,wordt voor kennisgeving aangenomen.
Gelezen wordt een missive van het Gemeen
tebestuur van Hoogwoud, behelzende het
verzoek om een bijgevoegd ontwerp-adres aan
H. M. de Koningin mede te willen onder-
teekenen.
In dat adres wordt vrijstelling gevraagd van
de verplichting om voor meisjes gelegenheid
tot het ontvangen van heihalingsonderwijs
te geven buiten de avonduren, omdat
nagenoeg alle meisjes uit de gemeente Nieuwe
Niedorp, die in de termen vallen voor her-
halingsonderwijs aan de Langereizer school,
dagelijks tot 3'/i a 4 uur de naai- en brei
school te N. Niedorp bezoeken en derhalve
geene gelegenheid hebben om op den dag
het herhalingsonderwijs te volgen. Dienten
gevolge zal dus van het herhalingsonderwijs
op den dag, door meisjes geen of zeer weinig
gebruik gemaakt worden.
De heer D. Kuilman vindt 't volkomen
waar, wat in 't adres staat, n.1. dat de meis
jes oveidag hier (te N. Niedorp) zijn voor het
bezoeken van de naai- en breischool en dus
niec van het overdag gegeven herhalingsonder-
wijs gebruik kunnen maken.
I De heer Visser en de Voorz. beamen dit,
maar maken bezwaar om de inconsequentie
l te begaan vanhier voor de scholen in de
gemeente het beginsel te huldigen, datgelijk-
tijdig onderwijs aan jongens en meisjes in de
avonduren niet gewenscht is, en voor de Lan
gereizer school in strijd met dit beginsel toe
stemming te vragen tot het geven van zoo
danig gezamenlijk onderwijs in de avonduren.
De heer Kuilman meent, dat de feitelijke
toestand liier overwegend moet zijn. Men zal
zich toch op het standpunt dienen te plaat
sen, dat het gewenscht is, aan de meisjes
van de Langereis herhalingsonderwijs te
geven, en nu is het toch - waar, dat de meisjes,
als er alleen overdag voor haar gelegenheid
is, feitelijk belet worden van het herhalings
onderwijs gebruik te maken, omdat zij hier
de naai- en breischool bezoeken. Is het dus
mogelijk, het herh.-onderw. zóó te regelen,
dat de meisjes evengoed hier de naai- en
breischool kunnen bezoeken, dan is het wen-
schelijk daar pogingen voor te doen.
De Voorz. en de heer Visser zijn ten slotte
ook van meening, dat de toestand aan de
Langereizer school gezegd kan worden anders
te zijn dan aan de andere scholen, zoodat zij
over hun bezwaar van inconsequentie kun
nen heenstappen.
Algemeen wordt dan ook goedgevonden,
het adres mede te onderteekenen.
Nog is ingekomen een schrijven van mej.
M. A. L. Das, waarbij zij den Voorz. verzoekt
te willen mededeelen, of de Raad genegen
zon zijn, na 16 Sept. e. k. haar verlof (met
behoud van traktement) nog voor een maand
te verlengen, aangezien zij, ofschoon beterende,
nog niet volkomen hersteld is en de behan
delende geneesheer gezegd heeft, dat nog een
maand rast haar waarschijnlijk afdoende ge
nezen zon.
De heer Kuilman vindt, evenals de heer
De Moor, dat de Raad dat wel doen kan, als
juffr. Das een verklaring van den dokter
overlegt, waarbij geconstateerd wordt, dat
nog een maand rust haar waarschijnlijk af
doende zal genezen.
De Raad is het daarmee geheel eens.
Aan mej. Das zal dus in overweging gege
ven worden, alsnog zoodanige geneeskundige
verklaring in te zenden.
Luidt de verklaring ondubbelzinnig in
genoemden geest, dan worden Burgemeester
en Wethouders gemachtigd te handelen alsof
de Raad zijne toestemming gegeven heeft. In
het andere geval, of wel, wanneer de Raad
onverhoopt vóór 16 September opnieuw
mocht bijeenkomen, wordt de beslissing na
tuurlijk nog aangehouden.
De Voorz. deelt'hierop mede, dat de heer
Visser'bericht heeft, dat hij zijne benoeming tot
wethouder niet aanvaarden kan. Naar aan
leiding daarvan is deze spoed-vergadering
belegd, omdat volgens de wet binnen 8
dagen eene nieuwe keuze moet plaats vinden.
Aan de orde is derhalve thans weer de be
noeming van een wethouder.
De heer Visser erlangt nu hij eerste stem
ming de volstrekte meerderheid van 4 stem
men, terwijl op den heer De Moor en den
heer Halff ieder 1 stem is uitgebracht. De
heer Visser maakt evenwel opnieuw gebruik
van zijn recht om de beslissing over de al-
of niet-aanneming der benoeming nog 24
uur aan te honden.
Hierop wordt door B. en W. aangeboden
de gemeentebegrooting voor 1903, sluitende
in ontvang en uitgaaf op een bedrag van
f 15853.735, terwijl voor onvoorziene uitgaven
f 362.18 is geraamd.
Na de rondvraag, die niets oplevert, wordt
vervolgens de vergadering gesloten.
De heer Visser heeft thans verklaard de
benoeming tot wethouder aan te nemen.
Door
OTTO ELSNEfi.
0-0-0
29.
Lord Balmoral was blijven staan en
Kilde kon niet anders, of ze moest zjjn
▼oorbeeld volgen.
„Ga uw gang", zeide zij.
„Welnuwanneer ik in uw plaats
was geweest, dan had ik getracht, met
<Wioé Ekdal op een goeden voet te
somen."
Zij kleurde tot achter de ooren, en de
"badende vlekken op haar wangen waren
*o«r zeer duidelijk te zien.
„Ik wil niet naar de redenen vragen", giDg
lord Balmoral voort. „U mag geprikkeld,
u mag beleedigd zijn, maar de jonge
geestelijke had beslist het doel niet, u te
gneven. Hoe dan ook, het ia altijd beter,
Keen vijand te hebben. Dat optreden tegen
Oominé Ekdal heelt bij de bevolking een
•«kere verbittering opgewekt, welke hoofd-
tegen u is gericht. Ik van mijn kant
®r°erloof mij, zooveel vriendschap voor u
gevoelen, dat het mij leed doet wan-
Jfr ik zie, dat men u geen vriend-
"oppelyke gevoelens toedraagt."
mompelde Hilde„Ik heb
y- reden. voor iemand ter wereld be-
**®d zijn."
^•cht H U V8r8eet' 'Iet de slegi dien u
aijn j ,n dominé toe te brengen, geheel
de njt keeft gemist. Integendeel zelfs
Werking van uw optreden heeft juist
iets ten gunste van hem uitgewerkt. U weet
wellicht nog niet, dat dominé Ekdal bij
den graaf, zyn patroon, om ontslag
heeft gevraagd. Men vernam nauwelijks,
dat hy onaangenaamheden had, of hem
werd een aanbod gedaan, dat zeer eer
vol en voordeelig voor hem is. Onze gees
telijke is niet alleen een uitstekend ziel
verzorger, maar ook een uitmuntend
geleerde. De regeering had hem reeds lang
in het oog, en zoo werd deze gelegenheid te
baat genomen, om hem een plaats als
professor aan te bieden op een van onze
eerste hoogescholen."
De boosheid kookte in haar. Tot nu had
ze gehoopt, dat de man, dien ze schade had
gedaan, op een goeden dag op het slot
Everest zou zjjn gekomen, om te vragen
of zjj een goed woord voor hem bij haar
man zou willen doen. Hoe zou ze hem dan
den voet op den nek hebben gezet 1Dat
was nu voorbij Als een overwinnaar zou
hij uit Lindow wegtrekken en zij, Fransje
Petersen het was werkelijk om je dood
te lachen zou voor schaar en naald de
waardigheid van professorsvrouw inrnileu.
Met donker gelaat stapte Hilde verder.
„U leett zeker zeer eenzaam nam
lord Balmoral opnieuw het woord.
„Zekerbyna als in een klooster."
„Dan zal het u misschien niet onaange
naam zijn, als ik u nog meer nieuwtjes
vertel."
„Van wie zou ik ook iets te weten
moeten komen zeide Hilde bitter. „Sedert
weken kwam er geen menrch op het slot
Everest. Van den vroegen morgen tot den
laten avond leef ik alleen met mijn man.
Terwijl hij over zijn actea gebogen zit,
rekenend en cijferend, lees ik en ver
veel me. Hoogstens, dat mijn zwager Lud-
Den 16 zal het fanfarekorps
„de Eendracht" van KOLHORN eeiie openbare
uitvoering geven in de kolfbaan aldaar. Ter
afwisseling zullen ook een paar kleine tooneel-
stukjes worden opgevoerd. De entree is zeer
laag. Dat velen van hunne belangstelling blijk
geven; het corps dat bij elke gelegenheid
welwillend en belangeloos optreedt, verdient
zulks ten volle.
Het geld, dat geluk brengt....
Zekere P. van der Spek, bierhuishouder te
HAARLEM, had met een negental werk
lieden der Centrale Werkplaatsen van de
Holl. Spoor een lotje in de loterij, een twin
tigje, waarop dezer dagen f 25Ó00 viel. Hij
werd aangewezen als de man, die het geld
moest halen en Donderdag begaf hy zich
daarvoor naar Den Haag. De andere geluk
kigen zonden hem 's avond9 ten zijnent op
wachten, doch eindelyk kwam, in plaats van
den man, een telegram, meldende dat men
v. d. S. het geld in een berucht huis had
ontstolen. Men moest zich maar niet onge
rust makenhij zon in Den Haag blijven
tot het geld gevonden was. In Haarlem werd
dat bericht echter niet recht vertrouwd, men
begaf zich naar den commissaris van politie
en deelde hem de toedracht der zaak meê.
Deze telegrapheerde om inlichtingen en het
bleek, dat v. d. S. in Den Haag inderdaad
aangifte van de vermissing had gedaan.
De politie stelt een onderzoek in ook is
een der andere deelnemers in het gelukje
naar Den Haag gegaan, om op eigen houtje te
onderzoeken.
Het Haarl. Dagblad doet hierover het vol
gende romantische verhaal
Toen v. d. S. in den omtrek van het Spni
in Den Haag aan het wandelen was, is hij
een proeflokaal binnengegaan en heeft daar
iets gebruikt. Onderwijl maakte hij een
praatje met den kastelein over verschillende
zaken, waarna v. d. 3. bij zijn vertrek aan den
kastelein vroeg om een bankbiljet van zestig
gulden te wisselen, waaraan deze voldeed.
Toen de kastelein zich hiervoor verwijderde,
kwam een als heer gekleed persoon binnen
met een hond bij zich en mengde zich na de
terugkomst van den kastelein ook in het
gesprek, en vertelde o. a., dat hij ook kaste
lein was en indien hij vandaag of morgen
eens in Haarlem kwam, ook bij v. d. S. eens
een glaasje zou komen drinken.
Toen v. d. S. bemerkte, dat 't tyd werd
naar het station te gaan, wilde hij ver-
trekken, waarop de als heer gekleede persoon
hem vertelde, dat hij met hem zoo ver mede-
ging, omdat hij ook dien koers uit moest
ook de kastelein van het proeflokaal ging
mede, omdat deze toevallig ook een bood
schap dien weg uit moest doen.
Onderweg ontmoetten zij een koetsier en
de als heer gekleede persoon, welke dien
koetsier goed scheen te kennen, zeide tegen
hem„Je moest ons even naar het station
rijden, maar rijdt dan eerst even naar mijn
huis", waar de koetrier genoegen mede nam.
Aan het café van den onbekende gekomen,
stegen zij uit, en werd voor hen allen een
glaasje ingeschonken, waarvoor v. d. S.
evenwel bedankte, doch door het opdringen
van genoemden heer, het vocht ten slotte in
zijn mond nam en aaarna uitspuwde in een
waterkraan, wat zeker niet door den als heer
gekleeden persoon werd opgemerkt. Hierna
zeide v. d. S. dat hij thans ging vertrekken,
maar hiertegen kwam de ander op en zeide
dat hij niet meer mocht weggaan, voor hij
nog een andere afdeeling van zijn huis had
gezien. Hieraan voldeed v. d. S. ten slotte
na herhaaldelijk aandringen. Doch nauwe
lijks was hij den drempel van de bedoelde
afdeeling overschreden, of hij werd bij de
keel gegrepen en op den grond geworpen.
Driest kwam er nu een tweede persoon bij,
die v. d S. de hand op den mond hield en
hem trachtte te bedwelmen, waarna de over-
vallene van zijn portefeuille beroofd werd.
Nog werd om een mes geschreeuwd, blijk
baar om v. d. S. het leven te benemen, doch
aan dit voornemen is gelukkig geen gevolg
gegeven. In een onbewaakt oogenblik, terwijl
de bandieten het gestolene wilden verbergen,
heeft v. d. S. gelegenheid gezien, te ont
vluchten en zich direct in verbinding gesteld
met de politie.
De commissaris van polifie wenschte v. d.
S. van haite geluk, toen hij op het politie
bureau was aangekomen en zeide, dat zijn
j leven in groot gevaar had verkeerd, daar hij
in één der groot6te moordenaarsholen van
Den Haag was geweest.
Evenwel kon hij hem in het eerste oogen
blik niet veel hoop ceven op het terug
krijgen van het geld. Toch heeft de politie,
dank zij haar ijverige nasporingen, de zaak
zoover in het reine weten te brengen, dat
het geld Zaterdag 1.1. reeds tot op enkele
guldens na, terecht is gekomen.
Tegen 2 der bandieten is proce6-verbaal
opgemaakt. Dat zij hun welverdiende straf
niet ontkomen
wig wat erbarmen met mij heeft en mij
eenigen tyd gezelschap houdt. Hy brengt
mij daarmede een offer, dat ik zeer op
prijs moet stellen. Want, zooals u weet,
begraaft hij zich het liefst tusschen zijn
munten en steenen. Maar reeds voor den
goeden wil, welken bij mij betoont,
moet ik hem uit den grond van myn hart
zeer dankbaar zijn."
Lord Balmoral zweeg een poos.
„Is u", vroeg hij eensklaps op beteeke-
nisvollen toon, by de beide broeders
ik bedoel bij graaf Tassilo en mynheer
Ludwig vonEverest -- nooit iets opgevallen?"
„Niet dat ik weet
„Ik bedoel de groote gelijkenis tusschen
hen beiden. Gij zult daar misschien wel
minder erg in hebben gehad, daar ge
steeds uw man en uw broeder tegelyk om
u heenziet en hen allebei eigenlyk nog
maar kort kent. Maar mijne herinnering
gaat eenige tientallen van jaren terug.
En dan mo9t ik u eerlijk zeggen, dat ik daar
straks bepaald verwonderd ben geweest.
Er bestond altijd reeds een zekere famil:e-
gelijkenis tusschen de beide broedershet
hoekige voorhoofd, de stand van de oogen,
de kromme reus, hun gelijkmatigheid in
houding en grootte. Maar in zoo hooge
mate als nü. is de gelijkenis tusschen hen
beiden nog nooit geweest."
„!t Is waar", antwoordde Hilde. „Mijzelve
overkomt het somtijds, dat ik in den sche
mer, of wanneer ik niet genoeg oplet, hen
met elkaar verwarDoch ik nam
aan, dat deze gelijkenis altijd zoo treffend
was geweest."
Lord Balmoral schudde het hoofd.
„Neen, dat was niet het geval. Onze
groote physiologen hebben er reeds op
attent gemaakt, dat twee menschen, die
steeds samen leven en wier gewoonten en
zeden dezeltde zijn, "en wanneer daar
bovendien nog een zekere genegenheid
bijkomt, io den loop van den tyd zeer veel
op elkander beginnen te gelijken. Gij vindt
deze beweringen in elk huwelijk min of
meer bewaarheid. Man en vrouw zullen
voor zoover al deze voorwaarden er zijn,
welke ik zooeven heb opgenoemd, hoe
langer ze bij elkaar leven, steeds meer
en meer op elkaar beginnen te gelijken.
De harmonie, die in hun binnenste woont,
spiegelt zich ook op hun trekken af. Met
welk een innigheid moeten deze beide
broeders aan elkaar hangen, wanneer zich
deze physiologische wet die hier bepaald
in de familieverwantschap reeds een gun-
stigen grond heeft met zulk een groote
duidelijkheid aan het licht treedt."
Hilde zweeg.
Zij begreep niet, waartoe lord Balmoral
dat alles zeide. Zulke wetenschappelijke
gesprekken wekten bij haar niet de minste
ot geringste belangstelling. Bovendien was
het haar glad onverschillig, in welke mate
de broeders elkaar waren toegedaan, en
in hceverre de groote gelijkenis daardoor
werd beheerscht.
„Was dat het nieuwtje", begon ze op
sarcastischen toon, „dat u mij daar straks
wenschte meê te deelen
„Dat juist nietNeem het als een
kleine afdwaling op, welke ik mij op de
conversatie heb veroorloofdDaarom
ben ik nu gaarne bereid, het verzuimde
dadelijk ia te halen
„Dus mylord
„Luitenant Bertram zal dezer dagen in
Fordingen terugkeeren."
Hilde ontstelde.
Maar ze antwoordde mét geen enkel woord.
Het bericht kwam zóó onverwacht, dat
ze er hulpeloos tegenover stond.
Zij was zeer boos op zichzelf, dat zulk
een stemming igog bij baar mogelyk was;
te meer, daar zij zichzelf reeds meermalen
had gezegd, dat zooiets zeer gemakkelyk
stond te gebeuren.
Lord Balmoral keek haar maar steeds
vorschend aan, a's wilde hy hare gedachten
lezen.
„Ik verheug mij zeer", antwoordde zjj,
al haar krachten samenrapend „wan
neer luitenant Bertram gezond zal thuis
komen. Maar het feit op zichzelf
interesseert mij niet in 't minst. Laten
wij dus, bid ik u, dit thema laten rusten. My
lord beschiktdaarbij lachte ze spot
tend en de mooie roode lippen krulden
zich „inderdaad, mylord beschikt over
zulk een voorraad van stof, dat het hem
niet moeilijk zal vallen een ander onder
werp te vinden, dan het zoo even aange
roerde"
Lord Balmoral had het slot
Everest weder verlaten.
De uren, die hij daar had doorgebracht,
waren voorHilde de meest interessante die zij
had beleeld. Daarbij kon ze het niet nalaten
een soort vergelyking te maken tusschen
baar man en den lord. Balmoral was wat
jonger dan graat Tafsilo. Maar de groote
vriendelijkheid van zijn wezen, het beter
opgevoed zijn, de kloeke blik en het edel
aangelegde karakter brachten het tot stand,
dat men bij hem op zijn jaren in 't geheel
niet lette.
Maar bij graaf Tassilo
„Wat een groot versohii", mompelde
Hilde
WORDT VERVOLGD.