r
INGEZONDEN.
Zondag 2 November 1902.
46ste Jaargang No. 3780.
TWEEDE BLAD.
\rrondissements-Kecht-
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 28 October.
FEUILLETON.
JUna
7.
GEZOND LEVEN 1
COURANT.
O
UITSPRAKEN.
J. H. Textor (thans) te Amsterdam, valsche-
]ijk opmaken en als echt gebruiken van een
stuk, dat tot bewijs dient en waaraan rechten
ontleend worden, terwijl daaruit nadeel voor
derden kan ontstaan, 1 jaar gevangenisstraf.
p. Rood, zonder vaste woonplaats, diefstal
driemaal gepleegd, 6 maanden gevang.
K. Molenaar, Wijde nes, diefstal, niet wettig
bewezen, vrijgesproken.
W. Verus, Hoorn, wederspannigheid, 1
maand gevang.
J. Eeken, Blokker, eenvoudige beleediging,
f 3.— boete subs. 3 dagen hecht.
D. de Graaf, Hoorn, verzuimde aangifte
hondenbelasting f 6.boete subs. I d. hecht.
J. Belier Enkhnizen id. f 6.boete of 1 d.
P. Post, «16. 1
D. Dral. ,1 f12.- 2
Het was wel gelnkkig, dat de drie gratiën
van Caatricnm, Gerrit Kramer, Frederik Stuif
bergen en Joh. Steeman, (de eerste komt
eigenlijk van Velsen) de eerste beurt hadden
vandaag. Lang voor dat de rechtzitting begon
liepen ze al met den hoed op één oor door de
Alkmaarsche straten te zwaaien. Hadden ze
dus tot het laatst moeten wachten, dan waren
ze wel met hun luie achtersteven bezijden de
respectieve bankjes terecht gekomen. Zooals
voor 14 dagen uitvoeriger is beschreven, had
den ze 's Zondagsnachts van Uitgeester kermis,
met hun achten naar huis gaande, aan den
Oastricummerweg Pieter Brandjes, een boertje
dat koeien naar de boot gebracht had, in de
prutsloot gesmeten. De rechtbank achtte 't
feit echter niet overtuigend bewezen en
wenschte nog te hooren den nieuwen getuige
Jan Duin, een tochtgenoot, ook van Castri-
cnm.
Jan had er natuurlijk ook niets van gezien.
Hij had ook Piet Brandjes wel zien aanko
men, maar op 't kritieke oogenblik was hij
als een goed beminnaar der natuur over de brug
leuning gaan hangen, zeker om te kijken of de
paling ook „liep". Toen hij weer opkeek, liep
Brandjes al in 't land.
De rechtbank heeft echter niet veel aan
getuigen, die in 't water kijken en gelastte
daarom tenslotte, dat de stukken aan den
rechter-commissarris ter hand gesteld zullen
worden om do zaak opnieuw te instruëeren en
thans mede te hooren de door Jan genoemde
clubleden Pieter van der Heemst en Toon de
Graaf van Castricum en Gerardns van Dnin
van Beverwijk.
Wie Teeuwis Appelman, schippersknecht,
vroeger te N. Niedorp, thans gedomiciliëerd
te Amsterdam, kent, weet, dat hij steeds
bezield is met den diepsten eerbied voor de
zwakke sekse.
Toen hij dus op 6 September te Zuidschar-
woü verblijfhoudende, hoorde, dat Piet Zut, of
ficieel afgekondigd als Petrus Joseph Zut, 29
jaar en arbeider te Zuidscharwoude, in minder
vleiende bewoordingen gesproken had over
een „vrommes", op wie volgens Teeuwis niet
„zuviel te zeggen viel, liep hij onmiddellijk
als een haan van een stoter naar Piet's huis
om hem daar's effies over te spreken De
zending mislukte echter eenigszins, Piet hield
er blijkbaar meer van, de zaak dadelijk te
be„hand"elen, tenminste Teenwis kreeg ze van
links en rechts. Toen hij alzoo 't poortje weer
uit en op straat was, kreeg hij nog een laatste
mep.
Piet vroeg, of hij nog meer wou hebben,
maar nee hij had nou genoeg.
Eisch tegen Piet f 10.boete of 14 dagen
hecht.
Klaas Meijer bijgenaamd „Mortje", een model
veedrijver van Uitgeest, type van den mensch-
os, verscheen optima forma in groot vee
drijvers-gala (lange blauwe kiel, smerige pet
en hnlften, die buiten de deur stonden
voor den rechter.
Klaas had op 14 September in de herberg
van Vreugd te Uitgeest den slager David
Hofstede in de keel gegrepen en vrij precies,
drie kwartier lang al stompende vastgehouden,
omdat deze de 2 koeien van 't loterij-comité
door een concurrent van Klaas had (moeten)
laten drijven.
De O. v. J., die den stomper (lees niet
stumper, hoorte vervolgen had gekregen,
merkte op, dat Klaas gevoelig in de porte-
monnaie was. en eischte f 15 boete of 14
dagen hechtenis.
Anton Stuifbergen, zeker wel in de„palleme-
tatie" van den straks genoemden Frederik,
21-jarige werkman te Wijk aan Zee en Dnin,
die in den avond van 7 September bij gelegen
heid van de kermis te Castricum in de herberg
van de wed. Koopman met een stoel vrijzeker
moedwillig de lamp stuk sloeg, zoodat op den
grond een begin van brand ontstond, hoorde
wegens vernieling 14 dagen hecht, tegen
zich eischen.
De geschiedenis, die ons verder geopen
baard werd, was een vreeselijk bloederige.
Een dramh zou Abram de Winter zeggen.
Het was met Zijdewinder kermis 16 Sept.
anno deo 1902 's avonds, zooals dat meer
gebeurt, vollig in de kolfbaan van Piet Brnin
en van al die dampende gezichten was 't er
erg warm ook. Echter, warm of niet, elk
rechtgeaard katholiek uit de Parochie van
Sint Maarten in 't Veld, maakt er alle deuntjes
meê. Zoo ook onze beklaagde Adam of Abram
Bruin, een 20-jarige „diepspitter" uit't WTaar-
land. 't Was zoowat een uur of half negen,
dat hij met de moid an 't scttossen weest
was. De moid had er zenmermanteltje ver
geten of te doen en deerom was ze erg heit
worren en lnstte ze wel een glas kwast. Hij
ging das neë de tapkast en bestelde kwast,
(naar we hooren 't eenige glas kwast, dat de
kastelein met de kermis verkocht heeft.)
By de tapkast was 't zóó vol, dat hij er niet
goed bij kon, vandaar dat Jhy Hein Zomerdyk.
die blijkbaar een goed plaatsje had, een klein
beetje op zij dnwde. Maar Hein was met zyn
ongevraagde verplaatsing niet erg ingenomen.
Ik zeg„ken dat niet effies knapper
Grievende beleediging voor ons Bruintje
Deze wou 't buiten „verder ofmaken", maar
Hein bedankte voor de eer. Patsdaar stoof
'm de inhond van Brnin's kwastglas in zijn
bakkes. Natuurlyk stak Hein na ook zijn
klavieren uit, maar meteen gaf Bruin, die een
glas in de hand had, hem een klap in zijn
gezicht, zoodat hij bloedde.
Echter, geen ongeluk zoo groot, of er is
ook wel een gelukje bij. Nu de historie zoo
danige proportiën had aangenomen, was er
voor Hein tenminste recht te krijgen in
Nederland.
Een moeilijk punt was hierbij nog, met
welk soort glas de snoode daad verricht was
Bruin zei van met 't kwastglas, maar HeiD
zei 't was oen brandewijnglas, en Piet Hoedjes,
een 43-jarig martelaartje uit 't Waarland, die
beweerde dat hy 't gezien had, vertelde, dat
't een drankglaasie was.
Hoe 't zij, de O. v. J. eischte tegen Bruin
2 weken gevangenisstraf.
Het volgende geval was een zaak van eer.
Jacob Tool, 30 jaar een groenteventer te Hens
broek, had, blijkbaar niet met de beste bedoe
lingen, een meisje aangepakt. Aangezien de
zaak echter met gesloten deuren werd behan
deld, kunnen we er niets meer van vertellen,
dan dat de eisch 8 dagen gevangenisstraf was.
Jacob Epke en Gerrit Portegijs, een paar
ongunstig bekende vreetmachines van de
Wijzend te Hoogkar6pel, waren dan toch
eindelijk te grazen genomen.
Jac. Jansz. van der Veer, de gemeente
veldwachter, wist ze te snappen, toen ze op
7 September 1.]., 's avonds te kwart over
tienen, op 't erf van Frederik Spijker aan 't
appelen schudden en oprapen waren.
Ze vonden 't zeker niet de moeite waard,
om zich eens aan de rechtbank te presen
teeren, anders hadden ze er getuige van
kunnen zijn, dat de O. v. J. wegens strooperij
tegen elk 6 dagen gevangenisstraf vroeg.
Als Kees Dekker van Blokker, volgens zijn
opgave 40 jaar en tninmaD, een beetje dichter
bij de Schager Courant woonde, zouden we wel
lust hebben, aau dat heer eens een hartig
artikeltje te wijden.
Schaamteloozer dan hy, komen ze zeker aan
de rechtbank, waar toch allerlei moois ver
schijnt, niet of hoogst zelden voor. Trouwens,
de President, ofschoon als altijd onberispelijk
Roman van
WILHELM MELJER-FÖRSTER
0-0-0
„Hoeveel jaren ben je onder dan ik,
George vroeg Lena. Zij rekende het uit.
„Zes, bijna zeven."
Zj wilde, dat George verteldevan zijn
moeder, van zijn vader alle kleine din
gen uit zijn levenvan Marburg, van
Göttingen, van zijn werken wanneer
George haar hoofd tusschen zijn handen
nam, waaruit hem dan een smal snoetje
toelachte, vroeg hij
„Lena, nu vertel jy ook."
Dan lachte ze„Ach, ik."
En vluchtig, alsof het zich nauwelijks
loonde over dat alles te prateD, ging ze
over de jaren van haar kindsheid heen,
bier en daar een poosje vertoevend
slechts wanneer ze over haar vader sprak,
*erd ze levendig.
„Je hadt hem toen eens moeten zien,
George, toen we in Nizza en Baden den
krooten ren wonnen, papa zelf in den zadel.
Toen hij „James" reed en Schwerin mij
°p den arm hield ik was toen nog zoo
klein en zoo luid over de renplaats
riep: Daar, kyk, Lena, kijk toch, Lena!...
Ach, je hadt het moeten zien, George; je
..^et eens moeten zieD
Hij begreep haar maar slechts half, liij
Ingreep dat alles niet, zj vertelde van men-
en 6,1 dingen,waarvan hjj nog nauweljka
correct, stak zijn verontwaardiging ook niet
onder stoelen of banken. Had Kees ook maar
een beetje bloed in ziin ooren, dan zon hij 't
met de „vermaningen" van Z.E.A. best kun
nen doen.
Het feit was 'dan, dat Kees, die al driemaal
gevonnist is, op 13 September II. te zamen
met Simon Kooter, natuurlijk half dronken,
van Hoorn kwam loopen. Ter hoogte van de
boerenplaats „Westerhout", even voorbij den
kersen bcomgaard, ontmoetten zij een zeker
beklagenswaardig stel ouwe menscheneen
bedelstel, eigenlijk te Delft thuis behoorende.
Hij, Jurjen Smit, zeker meer dan 70 jaar,
stekeblind, mager en stram zij, Aafje van der
Laan, 66 jaar, zoo mogelijk nog magerder,
een nietig, stakkerig oud vrouwtje. Ze duwden
samen een bij hen passend handkarretje voort.
En de liederlijke Kees wist niets beters te
doen, dan dat ouwe, kromme stel te bespot
ten en voor den gek te houden. Toen nu de
onwe vrouw op hem toeliep, om hem zijn
handelwijze te verwijten, gaf de(vnl
maar in asjeblieft) haar een stomp tegen de
borst, zoodat ze achterover viel en met een
vreeselijk bloedende hoofdwond bewusteloos
bleef liggen. De vent was ploertig genoeg
om weg te loopen en tegen zijn niet veel
beteren „kameraad"' te zwetsen, dat hij ,,'t lel"
lekker op den grond smeten had, of zoo iets.
De oudjes waren er slecht aan toe. Zij hevig
bloedend en bewusteloos op den grond liggend
en hij stekeblind er by staande, niet bij machte
iets te doen.
Gelukkig kwam net Jan Hendriks, (in en
om Schagen welbekend) met zijn honden
wagen (met vodden etcetera) aanrijden. Hij
begreep oogenblikkelijk wat er gebeurd was,
nam de oudjes mee naar Hoorn en daar
kennen we Jan wel voor zorgde, dat er
van 't geval behoorlijk aangifte bij de politie
gedaan werd.
Nu was er een klein ongelukje gebeurd,
waardoor de zaak heden niet 't gewenschte
gevolg kon hebben.
In de dagvaarding was Dekker nl. ten laste
gelegd, dat hij de vrouw „tegen 't hoofd
geslagen had", waardoor ze achterover
vielen op de terechtzitting bleek ook
uit de gedeeltelijke bekentenis van den be
klaagde dat zij achterover gevallen was,
omdat hy haar „tegen de borst stootte".
Om die reden was de dagvaarding derhalve
nietig en kon er geen veroordeelend vonnis
op uitgesproken worden. De O. v. J. vroeg
dan ook zeker tot zijn spijt vrijspraak.
Hij beloofde echter aan Dekker, dat hij hem
niet zou los laten, maar opnieuw voor't zelfde
feit, thans voor 't stooten dan, eene vervolging
tegen hem zou instellen.
Naar wij van harte hopen, met goed succes
Bij de herinnering aan de zooeven genoemde
geschiedenis vergaat ons geheel de last, om
met opgewektheid de volgende zaken te ver
tellen. Ze zijn trouwens alle van weinig be-
leekenis en „ver weg". We zullen dus verder
kort zijn.
Jan Jacob van Brussel, smid te Hoorn,
hoorde 7 dagen gevangenisstraf tegen zich
eischen, omdat hij op 15 September een gods
dienstige bijeenkomst van het „Leger des
Heils" te Hoorn verstoord had.
Ariën Vlaar van Andijk had tijdens de
kermis den burgemeester beleedigd door aan
de veldwachters te zeggen, dat hij (burgem.)
zijn werkvolk in verboden tijd liet modderen
en de politie gelastte, om daar geen proces
verbaal van op te maken. Eisch f 10.boete,
subs. 10 dagen hechtenis.
Johannes Willebrordus Kuyl te Heemskerk
had, ook al tijdens de kermis te Castricum,
(o die kermissen) zonder eenige aanleiding
Cornelis Pieter Michel in het gezicht geslagen
Reden, waarom de O. v. J. verzocht, hem
wegens mishandeling 14 dagen gevangen té
zetten.
Teunis Baars, 42 jaar, arbeider te Castricum,
(dat Castricum levert ook wat op!) die den
indruk gaf, dat hij misschien ternauwernood
goed snik was, had op 24 Sept. 11. Antje Stet,
de vrouw van Jan Tromp, omdat hij zoo
dikwijls door haar en haar kinderen gesard
werd, hetgeen we, Antje taxeerende, best
aannemen, geslagen. „Mishandeld" zegt 't
W. v. Strafrecht, f 5.— boete of 6 dagen
hechtenis werd gevraagd.
Jan Burger van Opperdoes, niet verschenen,
was op 23 September op aanwijzing van
Mijndert Leeuw, door den brig.-rijksv. Evert
Veldmeijer van Medemblik bekeurd, omdat
hij, zonder daartoe gerechtigd te zyn, met
een schuitje aan 't modderbaggeren was in
een slootje tusschen 't land van Leeuw en de
spoorbaan. De Officier vroeg maar f3.boete.
Als beklaagde nu voor een tientje modder
„gehaald" heelt, staat hij d'er nog niet slecht
meê.
Plet Knol, wonende op Elba, gern. Ven
huizen, (dezelfde, wiens bloed met Hemmer
kermis, behalve door zyn aderen, ook over
't „peerdestrijtje" vloeide, zie 't verslag van
een week of drie geleden) hoorde nn wegens
wederspannigheid 7 dagen gevangenisstraf
tegen zich eischen. Piet is dus zeker ook
zoo'n brave niet.
t Slot was vandaag eens geen hondjes, maar
een eisch tegen Adrianns Weel en Jacobus
Tol van Hoorn, die van 13 op 14 Augustus,
Hoornsche kermis, op de Gouw aldaar, dron
ken, hinderlijk en ten laatste wederspannig
waren, respectievelijk 14 dagen en 7 dagen
gevangenisstraf.
(Niet geplaatste ingezonden stukken worden
nimmer teruggegeven.)
cent, linnen van f 0.80 van mijn geld wil
at houden!
Hedenochtend zonde het zaakje voor het
Kantongerecht behandeld worden, doch is op
verzoek van den Burgemeester 4 weken uit
gesteld en ook thans nog ben ik bereid tot
een eerlijke schikking.
Aan den lezer het oordeel over een en
ander en U, M. de Rmijnen hartelijken
dank voor de verleende plaatsruimte.
H. VISSER.
had gehoord, en zy huppelde daar overheen
alsof het de gewoonste dingen van de
wereld waren.
Wanneer hy dan vroeg„Lena, dat
moet je me verklaren",dan haalde ze
ongeduldig de schouders op
„Ach neen, George, waartoe, het is alles
zoo vervelend we zullen over jou praten,
dat is allemaal veel gewichtiger.
En plotseling zeide ze„George, wan
neer gaan we trouwen
Hij dacht na en dan begonnen zij beiden
te tellen en te rekenen. Zij verkortten den
tyd, zoo vaak er maar een week of een
maand was af te knypen. Met Paschen zou
George met de examens klaar zijn en in
staat op eigen beenen te staan.
Dan was Lena zeventien, byna achttien....
dus nog een klein jaar, minder dan een
jaar, en ze zouden elkaar voor altyd toebe
hoor en.
Zij lieten elkaar los en liepen naast
elkaar voort, als twee, die geen tijd
hebben om met elkaar te minnekoozen, en zij
telden de weken nog eens. een voor een
„Eu je vader, Lena
Zij keek hem verwonderd saneeD
oogenblik begreep ze hem niet, dan gleed
er een gelukkig lachje over haar gelaat
en behoedzaam zijne handen in de haren
nemend, als waren het niet zijne handen,
maar twee handen, die, teer als geen an
dere, haar van haar kindsheid af omvat
hadden gehouden, zeide ze zacht
„Hij zal je zeer liefhebben, George
Zij nam zijne handen en legde die op
haar wangeD, en liet ze daar zacht op en
neêrgaan. Zij zag hem daarbij niet aan
haar oogen zochten iemand in de verte.
„En jouw moeder, George?"
Hy antwoordds niet dadelijk, en dan met
zeer ongeschikte woorden; „Zij zon ook
zeer gelukkig zyn, zeker, zij zou verrast
zijn, natuurlijk maar dan o, zy zou
dan zeer gelukkig zyn."
Lena drukte zyne handen vast in de
hare en keek hem vlak in het gelaat.
„George, wanneer .jij het haar zeggen
I wilde, reeds nu, ja Vandaag nog
Hij verloor zijn houding„Je kent haar
niet, Lena, zij is een oude vrouw. Neen,
neen, het is onmogelijk, zij zou het in 't ge
heel niet begrypen." En stotterend, als
iemand die naar redenen zoekt en ze niet
vindt, vertelde hij haar, dat zijne moeder
angstig was voor elke verandering in
haar en zijn leven, dat ze reeds zijn vader
door een goedgemeende enghartigheid het
leven zoo zunr had gemaakt. Hij vertelde
haar, dat zijn vader het leven in gewild
had, zich een grooteren werkkring had wil
len scheppen, maar elke poging had schip
breuk geleden, doordat zijn vrouw hem
steeds den voet dwars zette.
Langzaam vond hij kalmer woorden
„Wij zijn niet rijk, Lsna, dat* is het.
Mijne moeder heeft eeuwig moeten rekenen
al haar zorgen, waarvoor zij nog
leeft, zijn mijn toekomst. Ik moet haar too-
nen, dat ik iets heb bereikt. Op deD dag
na het examen ga ik naar haar toe en
vertel ik haar van ons beiden. Niet waar
Ja Lana
Zij knikte, zonder hem aan te zien en
toen George haar hoofd optilde, liet ze dat
vrijelijk geschieden, maar haar oogeD keken
zonder uitdrukking hem voorbij.
„Ik heb toch gelijk, Lena niet waar?"
Zij wendde zich langzaam tot hem
„Gelykalsof hare gedachten ver
ANNA PAULOWNA, 30 Oct. 1902-
Mijnheer de Redacteur!
Als het verslag, dat u geeft van de Raads
zitting dezer gemeente van 28 dezer, juist is,
heeft het Hoofd der gemeente de Raadsleden
onjuist ingelicht, aangaande de linnen
kwestie tusschen B. en W. en mij.
Het is zóó gegaan O. m. moest ik leveren
aan school 120 meter linnen volgens mos
ster (het monster is halflinnen); ik zend
een mijner meisjes met een staal en vraag
per briefkaart, of dit linnen (óók halflinnen)
goed is, doch dat het 3 centimeter te smal
isechter ben ik bereid om in lengte meer
te leveren wat er in de breedte te kort schiet.
Hierop zendt een der onderwijzeressen
haar naamkaartje met„Stuurt u het linnen
dan maar, dan komt er een eind aan". Enkele
dagen later zend ik het linnen, doch ont
vang het weer terug omdat„20 meter linnen
niet is te wijzigen in halflinnen", en ik ver
zocht werd ander linnen te leveren.
Een beklag bij het Hoofd dier school en
den Burgemeester over zulk een handeling
mocht niet baten.
Later ontvang ik een schrijven van B. en
W., dat linnen bij concurrentie is gekocht,
en weer later werd mij gezegd, dat mij 20
maal 80 is f 16.— gekort zonde worden.
Nu liet ik het staal „linnen" van school 1
taxeeren en twee deskundigen, de heer M.
Leijers te Alkmaar en de firma Blankwaardt
en Co., te Amsterdam, verklaren mij schrif
telijk, dat het staal z. g. linnen een waarde
had van 33 a 34 cent de meter.
Ik wilde de zaak in der minne onder
werpen aan den heer Kantonrechter en ver
voegde mij daarom op een Zondag tot den
heer Feisser (plaatsvervangend Kantonrechter)
te Schagen deze heer heeft het staal „lin
nen" van school I aan het oordeel van
meer dan één deskundige onderworpen, en,
zoo schrijft de heer Feisser, allen waren van
oordeel, dat, behoudens de breedte, geen
minder waardig goed is geleverd.
Met deze papieren in handen vervoegde ik
my tot den Burgemeester, die zeide „te zullen
zien, wat hij in het belang der gemeente kon
doen", en toen ik enkele dagen later om ant
woord kwam, mij de bescheiden terug gaf
met: „Visser, je hebt niet voldaan aan de
voorwaarden."
Het zal den lezer nu duidelijk zijn, hoop
ik, dat ik deed wat ik kon, om een rechts
zaak te voorkomen, en dat ik wel terdege bij
den heer Jelles ben geweest, alvorens te dag
vaarden. Ook zal het Raadslid Volder nu
begrijpen, dat ik het linnen niet heb mede
genomen. Ik noodig Heeren Raadsleden dezer
gemeente beleefd uit, van al mijn bewijzen
eens kennis te nemen, dan zal hun blijken, dat
ik onrechtvaardig behandeld ben, en de
Heer Jelles ze niet voldoende een en ander
heeft nitgelegd.
Men heeft naar geen reden willen luisteren,
doch mij tot het uiterste genoodzaakt, want
welk onpartijdig mensch zal goedkeuren, dat
men voor halflinnen van minder dan 40
O—O—
Sedert eenige weken is er vrijwat leven in
de brouwerij, waarvan de „liberale" persorga
nen de brouwmeesters zijn. Of zij allen echter
getuigenis geven van een gezond leven
dat is een andere vraag.
Een vraag,die wij gaarne bevestigend beant
woorden voor wat betreft de Nieuwe Courant.
Deze staat op een standpunt, vèr verwijderd
van het onze. Want het hare is het stand
punt van het ond-liberalisme, dat de „staats
organen en het staatsgezag wil beveiligen
tegen democratie", eD dat groot onheil ver
wacht van de door ons begeerde krachtige
uitbreiding der staatsbemoeienis op sociaal
gebied. Maar de eer moet haar gegeven wor
den, dat zij fier en dnidelijk haar standpunt
belijdt. Dat zij tot politieke luchtzuivering
wenscht bij te dragen. En dat zij het hare
doet, om een eind te maken aan het knoeiend
bedrijf van degenen, die vogelen van zóó
diverse plnimage, als nog steeds allen „libe
ralen" zich noemen, toch maar voor den
schijn willen bijeenhouden in dè liberale
partij
Doch andere liberale gidsen van de open
bare meening Laat ons een paar dingen
aanstippen, welke den lezer behulpzaam kun
nen zijn, om zelf het antwoord te geven op
de bovengestelde vraag.
Het leven, waarop wij doelden, begon mot
de ftaaie houding van het Handelsblad by
de herstemming in Amsterdam IX. Die kam
pioen van het liberalisme bracht het zóóver,
dat hij, een nieuwe ontdekking doende, den
heer Bijleveld een man ganschelijk naar
het hart van dr. Knyper zoowaar stem
pelde tot een „christelijk-vrijzinnige", en aldus
de stamsoort der „vrijzinnigen" verrijkte met
een nieuwe familie
Overigens heeft dit dient erkend het
orgaan in de hoofdstad niet véél bijval geoogst
van zijn liberale broeders in de pers. Maar
eén van dezen heeft hem toch de burgerkroon
op het hoofd gedrukt en hem een gouden
medaille van verdienste uitgereikt. Dat deed
de Nieuwe Arnhemsche Courant, waarvan
het oud-Kamerlid Pyttersen hoofdredacteur
is. Deze ziet in
„het optreden van het Handelsblad,
positie nemend tegenover de sociaal-demo
cratie, het eerste teeken van het ontwa
kende nieuwe leven.
Er was iets noodig, een stoute moedige
daad, om het ijs te brekenen znlk een
was die van het Amsterdamsche blad."
Het dubbel-grappige van het geval is, dat de
Nieuwe Arnhemsche er in één adem bijvoegt
den eisch van „een krachtig positie-nemen als
zelfstandige democratisch-liberale party, wor
telend in vrijzinnigen grond, stuwend naar
het democratisch algemeen kiesrecht".
Hiervoor derhalve schijnt het Handelsblad
zijn „stoute moedige daad" te hebben gedaan 1
Hiervoor is het de „ijsbreker" geweest, toen
het liberale troepen over het bevroren water
veld voerde naar het erf der kerkelijken
Is znlk geschrijf niet een teeken van zon
derlingen hersenstoestand Mag het niet gel
den als een staaltje van datgene, waartoe men
vervalt, als men in de knoei zit, van twee
wallen eten wil, maar niet weet, hoe men
dit zal klaar spelen
Zooals bekend is, heeft de Liberale Unie
haar ijverigen pers-ridder in het Vaderland.
Dit zingt onvermoeid op dezen tekst, dat een
geschil van tactiek de éénige reden is ge
weest van het uittreden der Vrijzinnig-Demo
craten uit het Unieverband dat er tusschen
die Unie en de afgedwaalde broederen geen
spier beginsel-verschil is; en dat daarom de
van-elkander-gescheidenen wederom te zamen
behooren te gaan staan in hetzelfde gelid.
Neem echter ter hand het Vaderland-nom-
weg waren geweest en als had ze in die
enkele seconden over veel nagedacht
„...ja, je hebt misschien wel gelijk. Ik ken
je moeder niet, maar jy kent haar wel.
Jij moet dat beter weten dan ik."
Hij voelde, hoe hem het b'oed naar de
waDgen steeg. Een oogenblik kwam hem
wellicht voor de eerste maal van zijn
leven het gevoel van de grenzenlooze
afhankelijkheid tot bewustzijn, waarvan hy
in meer dan twintig jaren van gedwongen
onderworpenheid aan den wil zijner moeder,
het slachtoffer was geweest. Een reus in
gestalte en lichaamskracht, had hij zich
steeds door anderen laten leiden, goede-
lijk en zonder tegenspraak. Door zijn
vrienden en zijn moeder. Het woelde in
zijn binnenste, alsof hij met één ruk en
één beslissend woord deze boeien wilde
verbreken, maar dan ging er over zijn
goedig gelaat een zóó hopelooze trek,
dat Lena, alles vergetend, met een harte
lijken uitroep van liefde de armen om zijn
hals sloeg.
„Het is immers onverschillig George, wij
willen er nooit meer over spreken. Het
was maar een inval van mij, verder niets.
Wij hebben toch beiden den tijd, nog zoo
veel tijd, niet waar
Een gelukkig, moederlijk gevoel nam
van haar bezitvoor dezen grooten, lieven
jongen zou zij van nu af aau zorgen.
En terwijl ze verder sprak lachend en
zoo gemakkelijk over zijne verwarring heen
glijdend, zoodat George zijn bedaardheid
en houding weer herkreeg, dacht zij er
nog over na
Zij zou George's geleidster worden; hem,
die van de wereld nog niets kende en
wist, zou ze naar buiten geleiden. Hij zou
alleen den weg nooit kunnen vinden, maar
voortaan had hij haar als geleidster.
Hier in Oldesio wilde men hem inker-
keren 1
Evenals ook zyn vader
En mét George, haarzelve
Hoe was het mogelyk, dat zy zich met
deze gedachte vertrouwd gemaakt had
Het was haar als een noodzakelijkheid
toegeschenen, welke aan George's bezit on
verbreekbaar was verbonden.
Zij streek met haar hand over het voor
hoofd, als ontwakend.
Zy had het gevoel van eene kracht in zich,
die groeien zou, om zich op een zekeren
dag te uiten, maar zonderling
in deze jubelende gevoelens klonk iets
treurigs, alsof er ergens in haar hart iets
fijns met een zachten knap g< sprongen was.
Zij ging weder bergaf met haar vriendin.
De kleine, angstig, opgewonden, dreef tot
spoed aan
„Lena wij komen te laat, mevrouw zal
buiten zichzelve zijn".
Maar Lena ging met gelijkmatigen tred.
Toen ze de huizen van Oldesio naderde,
hield ze het hoofd niet meer schuw ter
zijde, maar keek naar rechts en links,
alsof ze voor de eerste maal door een
vreemde plaats liep en nu alles eens op
haar gemak wilde opnemen. De smalle
bergstraat met de dicht op elkaar gebouwde
huisjes met de lage muren, was haar
telkenmaal, en vandaag weer, een scène
toegeschenen uit een sprookjes-stuk, dat
ze als kind in den schouwburg bewonderd
hadnü zag ze, dat het oude, bouwval
lige hutten waren met vuile gordijnen
voor de vensters en met kleine tuintjes,