r INGEZONDEN. Zondag 2 November 1902. 46ste Jaargang No. 3780. TWEEDE BLAD. \rrondissements-Kecht- bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 28 October. FEUILLETON. JUna 7. GEZOND LEVEN 1 COURANT. O UITSPRAKEN. J. H. Textor (thans) te Amsterdam, valsche- ]ijk opmaken en als echt gebruiken van een stuk, dat tot bewijs dient en waaraan rechten ontleend worden, terwijl daaruit nadeel voor derden kan ontstaan, 1 jaar gevangenisstraf. p. Rood, zonder vaste woonplaats, diefstal driemaal gepleegd, 6 maanden gevang. K. Molenaar, Wijde nes, diefstal, niet wettig bewezen, vrijgesproken. W. Verus, Hoorn, wederspannigheid, 1 maand gevang. J. Eeken, Blokker, eenvoudige beleediging, f 3.— boete subs. 3 dagen hecht. D. de Graaf, Hoorn, verzuimde aangifte hondenbelasting f 6.boete subs. I d. hecht. J. Belier Enkhnizen id. f 6.boete of 1 d. P. Post, «16. 1 D. Dral. ,1 f12.- 2 Het was wel gelnkkig, dat de drie gratiën van Caatricnm, Gerrit Kramer, Frederik Stuif bergen en Joh. Steeman, (de eerste komt eigenlijk van Velsen) de eerste beurt hadden vandaag. Lang voor dat de rechtzitting begon liepen ze al met den hoed op één oor door de Alkmaarsche straten te zwaaien. Hadden ze dus tot het laatst moeten wachten, dan waren ze wel met hun luie achtersteven bezijden de respectieve bankjes terecht gekomen. Zooals voor 14 dagen uitvoeriger is beschreven, had den ze 's Zondagsnachts van Uitgeester kermis, met hun achten naar huis gaande, aan den Oastricummerweg Pieter Brandjes, een boertje dat koeien naar de boot gebracht had, in de prutsloot gesmeten. De rechtbank achtte 't feit echter niet overtuigend bewezen en wenschte nog te hooren den nieuwen getuige Jan Duin, een tochtgenoot, ook van Castri- cnm. Jan had er natuurlijk ook niets van gezien. Hij had ook Piet Brandjes wel zien aanko men, maar op 't kritieke oogenblik was hij als een goed beminnaar der natuur over de brug leuning gaan hangen, zeker om te kijken of de paling ook „liep". Toen hij weer opkeek, liep Brandjes al in 't land. De rechtbank heeft echter niet veel aan getuigen, die in 't water kijken en gelastte daarom tenslotte, dat de stukken aan den rechter-commissarris ter hand gesteld zullen worden om do zaak opnieuw te instruëeren en thans mede te hooren de door Jan genoemde clubleden Pieter van der Heemst en Toon de Graaf van Castricum en Gerardns van Dnin van Beverwijk. Wie Teeuwis Appelman, schippersknecht, vroeger te N. Niedorp, thans gedomiciliëerd te Amsterdam, kent, weet, dat hij steeds bezield is met den diepsten eerbied voor de zwakke sekse. Toen hij dus op 6 September te Zuidschar- woü verblijfhoudende, hoorde, dat Piet Zut, of ficieel afgekondigd als Petrus Joseph Zut, 29 jaar en arbeider te Zuidscharwoude, in minder vleiende bewoordingen gesproken had over een „vrommes", op wie volgens Teeuwis niet „zuviel te zeggen viel, liep hij onmiddellijk als een haan van een stoter naar Piet's huis om hem daar's effies over te spreken De zending mislukte echter eenigszins, Piet hield er blijkbaar meer van, de zaak dadelijk te be„hand"elen, tenminste Teenwis kreeg ze van links en rechts. Toen hij alzoo 't poortje weer uit en op straat was, kreeg hij nog een laatste mep. Piet vroeg, of hij nog meer wou hebben, maar nee hij had nou genoeg. Eisch tegen Piet f 10.boete of 14 dagen hecht. Klaas Meijer bijgenaamd „Mortje", een model veedrijver van Uitgeest, type van den mensch- os, verscheen optima forma in groot vee drijvers-gala (lange blauwe kiel, smerige pet en hnlften, die buiten de deur stonden voor den rechter. Klaas had op 14 September in de herberg van Vreugd te Uitgeest den slager David Hofstede in de keel gegrepen en vrij precies, drie kwartier lang al stompende vastgehouden, omdat deze de 2 koeien van 't loterij-comité door een concurrent van Klaas had (moeten) laten drijven. De O. v. J., die den stomper (lees niet stumper, hoorte vervolgen had gekregen, merkte op, dat Klaas gevoelig in de porte- monnaie was. en eischte f 15 boete of 14 dagen hechtenis. Anton Stuifbergen, zeker wel in de„palleme- tatie" van den straks genoemden Frederik, 21-jarige werkman te Wijk aan Zee en Dnin, die in den avond van 7 September bij gelegen heid van de kermis te Castricum in de herberg van de wed. Koopman met een stoel vrijzeker moedwillig de lamp stuk sloeg, zoodat op den grond een begin van brand ontstond, hoorde wegens vernieling 14 dagen hecht, tegen zich eischen. De geschiedenis, die ons verder geopen baard werd, was een vreeselijk bloederige. Een dramh zou Abram de Winter zeggen. Het was met Zijdewinder kermis 16 Sept. anno deo 1902 's avonds, zooals dat meer gebeurt, vollig in de kolfbaan van Piet Brnin en van al die dampende gezichten was 't er erg warm ook. Echter, warm of niet, elk rechtgeaard katholiek uit de Parochie van Sint Maarten in 't Veld, maakt er alle deuntjes meê. Zoo ook onze beklaagde Adam of Abram Bruin, een 20-jarige „diepspitter" uit't WTaar- land. 't Was zoowat een uur of half negen, dat hij met de moid an 't scttossen weest was. De moid had er zenmermanteltje ver geten of te doen en deerom was ze erg heit worren en lnstte ze wel een glas kwast. Hij ging das neë de tapkast en bestelde kwast, (naar we hooren 't eenige glas kwast, dat de kastelein met de kermis verkocht heeft.) By de tapkast was 't zóó vol, dat hij er niet goed bij kon, vandaar dat Jhy Hein Zomerdyk. die blijkbaar een goed plaatsje had, een klein beetje op zij dnwde. Maar Hein was met zyn ongevraagde verplaatsing niet erg ingenomen. Ik zeg„ken dat niet effies knapper Grievende beleediging voor ons Bruintje Deze wou 't buiten „verder ofmaken", maar Hein bedankte voor de eer. Patsdaar stoof 'm de inhond van Brnin's kwastglas in zijn bakkes. Natuurlyk stak Hein na ook zijn klavieren uit, maar meteen gaf Bruin, die een glas in de hand had, hem een klap in zijn gezicht, zoodat hij bloedde. Echter, geen ongeluk zoo groot, of er is ook wel een gelukje bij. Nu de historie zoo danige proportiën had aangenomen, was er voor Hein tenminste recht te krijgen in Nederland. Een moeilijk punt was hierbij nog, met welk soort glas de snoode daad verricht was Bruin zei van met 't kwastglas, maar HeiD zei 't was oen brandewijnglas, en Piet Hoedjes, een 43-jarig martelaartje uit 't Waarland, die beweerde dat hy 't gezien had, vertelde, dat 't een drankglaasie was. Hoe 't zij, de O. v. J. eischte tegen Bruin 2 weken gevangenisstraf. Het volgende geval was een zaak van eer. Jacob Tool, 30 jaar een groenteventer te Hens broek, had, blijkbaar niet met de beste bedoe lingen, een meisje aangepakt. Aangezien de zaak echter met gesloten deuren werd behan deld, kunnen we er niets meer van vertellen, dan dat de eisch 8 dagen gevangenisstraf was. Jacob Epke en Gerrit Portegijs, een paar ongunstig bekende vreetmachines van de Wijzend te Hoogkar6pel, waren dan toch eindelijk te grazen genomen. Jac. Jansz. van der Veer, de gemeente veldwachter, wist ze te snappen, toen ze op 7 September 1.]., 's avonds te kwart over tienen, op 't erf van Frederik Spijker aan 't appelen schudden en oprapen waren. Ze vonden 't zeker niet de moeite waard, om zich eens aan de rechtbank te presen teeren, anders hadden ze er getuige van kunnen zijn, dat de O. v. J. wegens strooperij tegen elk 6 dagen gevangenisstraf vroeg. Als Kees Dekker van Blokker, volgens zijn opgave 40 jaar en tninmaD, een beetje dichter bij de Schager Courant woonde, zouden we wel lust hebben, aau dat heer eens een hartig artikeltje te wijden. Schaamteloozer dan hy, komen ze zeker aan de rechtbank, waar toch allerlei moois ver schijnt, niet of hoogst zelden voor. Trouwens, de President, ofschoon als altijd onberispelijk Roman van WILHELM MELJER-FÖRSTER 0-0-0 „Hoeveel jaren ben je onder dan ik, George vroeg Lena. Zij rekende het uit. „Zes, bijna zeven." Zj wilde, dat George verteldevan zijn moeder, van zijn vader alle kleine din gen uit zijn levenvan Marburg, van Göttingen, van zijn werken wanneer George haar hoofd tusschen zijn handen nam, waaruit hem dan een smal snoetje toelachte, vroeg hij „Lena, nu vertel jy ook." Dan lachte ze„Ach, ik." En vluchtig, alsof het zich nauwelijks loonde over dat alles te prateD, ging ze over de jaren van haar kindsheid heen, bier en daar een poosje vertoevend slechts wanneer ze over haar vader sprak, *erd ze levendig. „Je hadt hem toen eens moeten zien, George, toen we in Nizza en Baden den krooten ren wonnen, papa zelf in den zadel. Toen hij „James" reed en Schwerin mij °p den arm hield ik was toen nog zoo klein en zoo luid over de renplaats riep: Daar, kyk, Lena, kijk toch, Lena!... Ach, je hadt het moeten zien, George; je ..^et eens moeten zieD Hij begreep haar maar slechts half, liij Ingreep dat alles niet, zj vertelde van men- en 6,1 dingen,waarvan hjj nog nauweljka correct, stak zijn verontwaardiging ook niet onder stoelen of banken. Had Kees ook maar een beetje bloed in ziin ooren, dan zon hij 't met de „vermaningen" van Z.E.A. best kun nen doen. Het feit was 'dan, dat Kees, die al driemaal gevonnist is, op 13 September II. te zamen met Simon Kooter, natuurlijk half dronken, van Hoorn kwam loopen. Ter hoogte van de boerenplaats „Westerhout", even voorbij den kersen bcomgaard, ontmoetten zij een zeker beklagenswaardig stel ouwe menscheneen bedelstel, eigenlijk te Delft thuis behoorende. Hij, Jurjen Smit, zeker meer dan 70 jaar, stekeblind, mager en stram zij, Aafje van der Laan, 66 jaar, zoo mogelijk nog magerder, een nietig, stakkerig oud vrouwtje. Ze duwden samen een bij hen passend handkarretje voort. En de liederlijke Kees wist niets beters te doen, dan dat ouwe, kromme stel te bespot ten en voor den gek te houden. Toen nu de onwe vrouw op hem toeliep, om hem zijn handelwijze te verwijten, gaf de(vnl maar in asjeblieft) haar een stomp tegen de borst, zoodat ze achterover viel en met een vreeselijk bloedende hoofdwond bewusteloos bleef liggen. De vent was ploertig genoeg om weg te loopen en tegen zijn niet veel beteren „kameraad"' te zwetsen, dat hij ,,'t lel" lekker op den grond smeten had, of zoo iets. De oudjes waren er slecht aan toe. Zij hevig bloedend en bewusteloos op den grond liggend en hij stekeblind er by staande, niet bij machte iets te doen. Gelukkig kwam net Jan Hendriks, (in en om Schagen welbekend) met zijn honden wagen (met vodden etcetera) aanrijden. Hij begreep oogenblikkelijk wat er gebeurd was, nam de oudjes mee naar Hoorn en daar kennen we Jan wel voor zorgde, dat er van 't geval behoorlijk aangifte bij de politie gedaan werd. Nu was er een klein ongelukje gebeurd, waardoor de zaak heden niet 't gewenschte gevolg kon hebben. In de dagvaarding was Dekker nl. ten laste gelegd, dat hij de vrouw „tegen 't hoofd geslagen had", waardoor ze achterover vielen op de terechtzitting bleek ook uit de gedeeltelijke bekentenis van den be klaagde dat zij achterover gevallen was, omdat hy haar „tegen de borst stootte". Om die reden was de dagvaarding derhalve nietig en kon er geen veroordeelend vonnis op uitgesproken worden. De O. v. J. vroeg dan ook zeker tot zijn spijt vrijspraak. Hij beloofde echter aan Dekker, dat hij hem niet zou los laten, maar opnieuw voor't zelfde feit, thans voor 't stooten dan, eene vervolging tegen hem zou instellen. Naar wij van harte hopen, met goed succes Bij de herinnering aan de zooeven genoemde geschiedenis vergaat ons geheel de last, om met opgewektheid de volgende zaken te ver tellen. Ze zijn trouwens alle van weinig be- leekenis en „ver weg". We zullen dus verder kort zijn. Jan Jacob van Brussel, smid te Hoorn, hoorde 7 dagen gevangenisstraf tegen zich eischen, omdat hij op 15 September een gods dienstige bijeenkomst van het „Leger des Heils" te Hoorn verstoord had. Ariën Vlaar van Andijk had tijdens de kermis den burgemeester beleedigd door aan de veldwachters te zeggen, dat hij (burgem.) zijn werkvolk in verboden tijd liet modderen en de politie gelastte, om daar geen proces verbaal van op te maken. Eisch f 10.boete, subs. 10 dagen hechtenis. Johannes Willebrordus Kuyl te Heemskerk had, ook al tijdens de kermis te Castricum, (o die kermissen) zonder eenige aanleiding Cornelis Pieter Michel in het gezicht geslagen Reden, waarom de O. v. J. verzocht, hem wegens mishandeling 14 dagen gevangen té zetten. Teunis Baars, 42 jaar, arbeider te Castricum, (dat Castricum levert ook wat op!) die den indruk gaf, dat hij misschien ternauwernood goed snik was, had op 24 Sept. 11. Antje Stet, de vrouw van Jan Tromp, omdat hij zoo dikwijls door haar en haar kinderen gesard werd, hetgeen we, Antje taxeerende, best aannemen, geslagen. „Mishandeld" zegt 't W. v. Strafrecht, f 5.— boete of 6 dagen hechtenis werd gevraagd. Jan Burger van Opperdoes, niet verschenen, was op 23 September op aanwijzing van Mijndert Leeuw, door den brig.-rijksv. Evert Veldmeijer van Medemblik bekeurd, omdat hij, zonder daartoe gerechtigd te zyn, met een schuitje aan 't modderbaggeren was in een slootje tusschen 't land van Leeuw en de spoorbaan. De Officier vroeg maar f3.boete. Als beklaagde nu voor een tientje modder „gehaald" heelt, staat hij d'er nog niet slecht meê. Plet Knol, wonende op Elba, gern. Ven huizen, (dezelfde, wiens bloed met Hemmer kermis, behalve door zyn aderen, ook over 't „peerdestrijtje" vloeide, zie 't verslag van een week of drie geleden) hoorde nn wegens wederspannigheid 7 dagen gevangenisstraf tegen zich eischen. Piet is dus zeker ook zoo'n brave niet. t Slot was vandaag eens geen hondjes, maar een eisch tegen Adrianns Weel en Jacobus Tol van Hoorn, die van 13 op 14 Augustus, Hoornsche kermis, op de Gouw aldaar, dron ken, hinderlijk en ten laatste wederspannig waren, respectievelijk 14 dagen en 7 dagen gevangenisstraf. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) cent, linnen van f 0.80 van mijn geld wil at houden! Hedenochtend zonde het zaakje voor het Kantongerecht behandeld worden, doch is op verzoek van den Burgemeester 4 weken uit gesteld en ook thans nog ben ik bereid tot een eerlijke schikking. Aan den lezer het oordeel over een en ander en U, M. de Rmijnen hartelijken dank voor de verleende plaatsruimte. H. VISSER. had gehoord, en zy huppelde daar overheen alsof het de gewoonste dingen van de wereld waren. Wanneer hy dan vroeg„Lena, dat moet je me verklaren",dan haalde ze ongeduldig de schouders op „Ach neen, George, waartoe, het is alles zoo vervelend we zullen over jou praten, dat is allemaal veel gewichtiger. En plotseling zeide ze„George, wan neer gaan we trouwen Hij dacht na en dan begonnen zij beiden te tellen en te rekenen. Zij verkortten den tyd, zoo vaak er maar een week of een maand was af te knypen. Met Paschen zou George met de examens klaar zijn en in staat op eigen beenen te staan. Dan was Lena zeventien, byna achttien.... dus nog een klein jaar, minder dan een jaar, en ze zouden elkaar voor altyd toebe hoor en. Zij lieten elkaar los en liepen naast elkaar voort, als twee, die geen tijd hebben om met elkaar te minnekoozen, en zij telden de weken nog eens. een voor een „Eu je vader, Lena Zij keek hem verwonderd saneeD oogenblik begreep ze hem niet, dan gleed er een gelukkig lachje over haar gelaat en behoedzaam zijne handen in de haren nemend, als waren het niet zijne handen, maar twee handen, die, teer als geen an dere, haar van haar kindsheid af omvat hadden gehouden, zeide ze zacht „Hij zal je zeer liefhebben, George Zij nam zijne handen en legde die op haar wangeD, en liet ze daar zacht op en neêrgaan. Zij zag hem daarbij niet aan haar oogen zochten iemand in de verte. „En jouw moeder, George?" Hy antwoordds niet dadelijk, en dan met zeer ongeschikte woorden; „Zij zon ook zeer gelukkig zyn, zeker, zij zou verrast zijn, natuurlijk maar dan o, zy zou dan zeer gelukkig zyn." Lena drukte zyne handen vast in de hare en keek hem vlak in het gelaat. „George, wanneer .jij het haar zeggen I wilde, reeds nu, ja Vandaag nog Hij verloor zijn houding„Je kent haar niet, Lena, zij is een oude vrouw. Neen, neen, het is onmogelijk, zij zou het in 't ge heel niet begrypen." En stotterend, als iemand die naar redenen zoekt en ze niet vindt, vertelde hij haar, dat zijne moeder angstig was voor elke verandering in haar en zijn leven, dat ze reeds zijn vader door een goedgemeende enghartigheid het leven zoo zunr had gemaakt. Hij vertelde haar, dat zijn vader het leven in gewild had, zich een grooteren werkkring had wil len scheppen, maar elke poging had schip breuk geleden, doordat zijn vrouw hem steeds den voet dwars zette. Langzaam vond hij kalmer woorden „Wij zijn niet rijk, Lsna, dat* is het. Mijne moeder heeft eeuwig moeten rekenen al haar zorgen, waarvoor zij nog leeft, zijn mijn toekomst. Ik moet haar too- nen, dat ik iets heb bereikt. Op deD dag na het examen ga ik naar haar toe en vertel ik haar van ons beiden. Niet waar Ja Lana Zij knikte, zonder hem aan te zien en toen George haar hoofd optilde, liet ze dat vrijelijk geschieden, maar haar oogeD keken zonder uitdrukking hem voorbij. „Ik heb toch gelijk, Lena niet waar?" Zij wendde zich langzaam tot hem „Gelykalsof hare gedachten ver ANNA PAULOWNA, 30 Oct. 1902- Mijnheer de Redacteur! Als het verslag, dat u geeft van de Raads zitting dezer gemeente van 28 dezer, juist is, heeft het Hoofd der gemeente de Raadsleden onjuist ingelicht, aangaande de linnen kwestie tusschen B. en W. en mij. Het is zóó gegaan O. m. moest ik leveren aan school 120 meter linnen volgens mos ster (het monster is halflinnen); ik zend een mijner meisjes met een staal en vraag per briefkaart, of dit linnen (óók halflinnen) goed is, doch dat het 3 centimeter te smal isechter ben ik bereid om in lengte meer te leveren wat er in de breedte te kort schiet. Hierop zendt een der onderwijzeressen haar naamkaartje met„Stuurt u het linnen dan maar, dan komt er een eind aan". Enkele dagen later zend ik het linnen, doch ont vang het weer terug omdat„20 meter linnen niet is te wijzigen in halflinnen", en ik ver zocht werd ander linnen te leveren. Een beklag bij het Hoofd dier school en den Burgemeester over zulk een handeling mocht niet baten. Later ontvang ik een schrijven van B. en W., dat linnen bij concurrentie is gekocht, en weer later werd mij gezegd, dat mij 20 maal 80 is f 16.— gekort zonde worden. Nu liet ik het staal „linnen" van school 1 taxeeren en twee deskundigen, de heer M. Leijers te Alkmaar en de firma Blankwaardt en Co., te Amsterdam, verklaren mij schrif telijk, dat het staal z. g. linnen een waarde had van 33 a 34 cent de meter. Ik wilde de zaak in der minne onder werpen aan den heer Kantonrechter en ver voegde mij daarom op een Zondag tot den heer Feisser (plaatsvervangend Kantonrechter) te Schagen deze heer heeft het staal „lin nen" van school I aan het oordeel van meer dan één deskundige onderworpen, en, zoo schrijft de heer Feisser, allen waren van oordeel, dat, behoudens de breedte, geen minder waardig goed is geleverd. Met deze papieren in handen vervoegde ik my tot den Burgemeester, die zeide „te zullen zien, wat hij in het belang der gemeente kon doen", en toen ik enkele dagen later om ant woord kwam, mij de bescheiden terug gaf met: „Visser, je hebt niet voldaan aan de voorwaarden." Het zal den lezer nu duidelijk zijn, hoop ik, dat ik deed wat ik kon, om een rechts zaak te voorkomen, en dat ik wel terdege bij den heer Jelles ben geweest, alvorens te dag vaarden. Ook zal het Raadslid Volder nu begrijpen, dat ik het linnen niet heb mede genomen. Ik noodig Heeren Raadsleden dezer gemeente beleefd uit, van al mijn bewijzen eens kennis te nemen, dan zal hun blijken, dat ik onrechtvaardig behandeld ben, en de Heer Jelles ze niet voldoende een en ander heeft nitgelegd. Men heeft naar geen reden willen luisteren, doch mij tot het uiterste genoodzaakt, want welk onpartijdig mensch zal goedkeuren, dat men voor halflinnen van minder dan 40 O—O— Sedert eenige weken is er vrijwat leven in de brouwerij, waarvan de „liberale" persorga nen de brouwmeesters zijn. Of zij allen echter getuigenis geven van een gezond leven dat is een andere vraag. Een vraag,die wij gaarne bevestigend beant woorden voor wat betreft de Nieuwe Courant. Deze staat op een standpunt, vèr verwijderd van het onze. Want het hare is het stand punt van het ond-liberalisme, dat de „staats organen en het staatsgezag wil beveiligen tegen democratie", eD dat groot onheil ver wacht van de door ons begeerde krachtige uitbreiding der staatsbemoeienis op sociaal gebied. Maar de eer moet haar gegeven wor den, dat zij fier en dnidelijk haar standpunt belijdt. Dat zij tot politieke luchtzuivering wenscht bij te dragen. En dat zij het hare doet, om een eind te maken aan het knoeiend bedrijf van degenen, die vogelen van zóó diverse plnimage, als nog steeds allen „libe ralen" zich noemen, toch maar voor den schijn willen bijeenhouden in dè liberale partij Doch andere liberale gidsen van de open bare meening Laat ons een paar dingen aanstippen, welke den lezer behulpzaam kun nen zijn, om zelf het antwoord te geven op de bovengestelde vraag. Het leven, waarop wij doelden, begon mot de ftaaie houding van het Handelsblad by de herstemming in Amsterdam IX. Die kam pioen van het liberalisme bracht het zóóver, dat hij, een nieuwe ontdekking doende, den heer Bijleveld een man ganschelijk naar het hart van dr. Knyper zoowaar stem pelde tot een „christelijk-vrijzinnige", en aldus de stamsoort der „vrijzinnigen" verrijkte met een nieuwe familie Overigens heeft dit dient erkend het orgaan in de hoofdstad niet véél bijval geoogst van zijn liberale broeders in de pers. Maar eén van dezen heeft hem toch de burgerkroon op het hoofd gedrukt en hem een gouden medaille van verdienste uitgereikt. Dat deed de Nieuwe Arnhemsche Courant, waarvan het oud-Kamerlid Pyttersen hoofdredacteur is. Deze ziet in „het optreden van het Handelsblad, positie nemend tegenover de sociaal-demo cratie, het eerste teeken van het ontwa kende nieuwe leven. Er was iets noodig, een stoute moedige daad, om het ijs te brekenen znlk een was die van het Amsterdamsche blad." Het dubbel-grappige van het geval is, dat de Nieuwe Arnhemsche er in één adem bijvoegt den eisch van „een krachtig positie-nemen als zelfstandige democratisch-liberale party, wor telend in vrijzinnigen grond, stuwend naar het democratisch algemeen kiesrecht". Hiervoor derhalve schijnt het Handelsblad zijn „stoute moedige daad" te hebben gedaan 1 Hiervoor is het de „ijsbreker" geweest, toen het liberale troepen over het bevroren water veld voerde naar het erf der kerkelijken Is znlk geschrijf niet een teeken van zon derlingen hersenstoestand Mag het niet gel den als een staaltje van datgene, waartoe men vervalt, als men in de knoei zit, van twee wallen eten wil, maar niet weet, hoe men dit zal klaar spelen Zooals bekend is, heeft de Liberale Unie haar ijverigen pers-ridder in het Vaderland. Dit zingt onvermoeid op dezen tekst, dat een geschil van tactiek de éénige reden is ge weest van het uittreden der Vrijzinnig-Demo craten uit het Unieverband dat er tusschen die Unie en de afgedwaalde broederen geen spier beginsel-verschil is; en dat daarom de van-elkander-gescheidenen wederom te zamen behooren te gaan staan in hetzelfde gelid. Neem echter ter hand het Vaderland-nom- weg waren geweest en als had ze in die enkele seconden over veel nagedacht „...ja, je hebt misschien wel gelijk. Ik ken je moeder niet, maar jy kent haar wel. Jij moet dat beter weten dan ik." Hij voelde, hoe hem het b'oed naar de waDgen steeg. Een oogenblik kwam hem wellicht voor de eerste maal van zijn leven het gevoel van de grenzenlooze afhankelijkheid tot bewustzijn, waarvan hy in meer dan twintig jaren van gedwongen onderworpenheid aan den wil zijner moeder, het slachtoffer was geweest. Een reus in gestalte en lichaamskracht, had hij zich steeds door anderen laten leiden, goede- lijk en zonder tegenspraak. Door zijn vrienden en zijn moeder. Het woelde in zijn binnenste, alsof hij met één ruk en één beslissend woord deze boeien wilde verbreken, maar dan ging er over zijn goedig gelaat een zóó hopelooze trek, dat Lena, alles vergetend, met een harte lijken uitroep van liefde de armen om zijn hals sloeg. „Het is immers onverschillig George, wij willen er nooit meer over spreken. Het was maar een inval van mij, verder niets. Wij hebben toch beiden den tijd, nog zoo veel tijd, niet waar Een gelukkig, moederlijk gevoel nam van haar bezitvoor dezen grooten, lieven jongen zou zij van nu af aau zorgen. En terwijl ze verder sprak lachend en zoo gemakkelijk over zijne verwarring heen glijdend, zoodat George zijn bedaardheid en houding weer herkreeg, dacht zij er nog over na Zij zou George's geleidster worden; hem, die van de wereld nog niets kende en wist, zou ze naar buiten geleiden. Hij zou alleen den weg nooit kunnen vinden, maar voortaan had hij haar als geleidster. Hier in Oldesio wilde men hem inker- keren 1 Evenals ook zyn vader En mét George, haarzelve Hoe was het mogelyk, dat zy zich met deze gedachte vertrouwd gemaakt had Het was haar als een noodzakelijkheid toegeschenen, welke aan George's bezit on verbreekbaar was verbonden. Zij streek met haar hand over het voor hoofd, als ontwakend. Zy had het gevoel van eene kracht in zich, die groeien zou, om zich op een zekeren dag te uiten, maar zonderling in deze jubelende gevoelens klonk iets treurigs, alsof er ergens in haar hart iets fijns met een zachten knap g< sprongen was. Zij ging weder bergaf met haar vriendin. De kleine, angstig, opgewonden, dreef tot spoed aan „Lena wij komen te laat, mevrouw zal buiten zichzelve zijn". Maar Lena ging met gelijkmatigen tred. Toen ze de huizen van Oldesio naderde, hield ze het hoofd niet meer schuw ter zijde, maar keek naar rechts en links, alsof ze voor de eerste maal door een vreemde plaats liep en nu alles eens op haar gemak wilde opnemen. De smalle bergstraat met de dicht op elkaar gebouwde huisjes met de lage muren, was haar telkenmaal, en vandaag weer, een scène toegeschenen uit een sprookjes-stuk, dat ze als kind in den schouwburg bewonderd hadnü zag ze, dat het oude, bouwval lige hutten waren met vuile gordijnen voor de vensters en met kleine tuintjes,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 1