BriBTBn uil fles Polk.
Zondag 18 Januari 1903.
47ste Jaargang No. 3802.
TWEEDE BLAD.
44.
Teunis op liet bal ten Hove.
FEUILLETON.
cn (Offer.
Teunis Ploeger.
A r r o ndi ssem en ts- Recli t-
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 13 Jan. 1903
Vanwege mijn brieven in de Schager,
ofschoon ze zoo onschuldig z>jn als een
lammerestaartje, hebben de menschen hier
in den Polder (tenminste verscheidene
Polder-aristocraten) danig het land aan me.
Gelukkig zijn er een heeleboel buiten den
Polder, die me nogal lijden mogen. Daar
door dan ook is het mogelijk geweest, dal
ik het laatste hofbal heb kunnen bijwonen.
Want al reken ik mezelf ook a! tot de
hoogste Polder-aristocratie, aan het hof
hebben ze daar al een bitter beetje meê in
de peilingHoe het nu allemaal in zjjn
werk gegaan is, om het zóó ver te brengen,
doet er op 't oogenblik niet toe, maar
'k zou dan aan het Hof verschijnen en
van heel dichtbij onze Koningin zien.
't Was een emotie in mijn leven
'k Zou Haar nu toch eens goed ópnemen,
had ik me stellig voorgenomen, en intusschen
want de tijd ging al wat opschieten
begon ik me zoo zoetjes aan in gala te
steken.
Weldra was ik daar meê klaar en met
een gevoel van onbeholpenheid, zooals een
zuigeliug moet hebben die pas door een
ouderwetsche baker is ingespeld, wachtte
ik, tot het rijtuig vóór zou komen. Want
ik moe3t r ij d e n, was me gezegd, ofschoon
het van „Des Inde s," waar ik logeerde,
tot aan het Paleis betrekkelijk maar een
klein eindje loopens is.
Eindelijk, daar werd het rijtuig aange
diend en Teunis Ploeger reed naar het
Hof. Met een gevoel wel is waar, ot hij
in een gipsverband zat, maar toch met
niet zoo'n beetje trots ook, dat hij in den
Polder nu toch eens kon bluffen op iets,
wat zelfs niet één van de „L i o n s" zou
hebben meegemaakt.
'k Had gedacht, dat ik, zóó uit m'n
rijtuig vandaan, maar in óóds het Paleis
had in te stappen, maar och heden, wat
viel me dè,t tegen 1
Verbeeld je, 't was een eindelooze rij
van equipages daar bij het Paleis en al
en toe slechts raakte je een beetje vooruit,
zoodat ik uren lang door het raampje van
mijn rijtuig heb mogeo turen. Wat ik op die
manier te zien kreeg, was nu juist niet
geschikt om me in een feestelijke stemming
te brengen.
Veertien politie-agenten, zeven aan eiken
kant, bewaakten het plein en dan stonden
er onder de linnen marquise nog twee
inspecteurs, aan eiken kant van de stoep
één. Treurig, dat zoo iets noodig is in
onzen tijd van aanslagen op vorstelijke
personen. Maar toch, voor de gasten was
dat alles geen prettig gezicht, 't Had iets
benauwends, iets wat je aan de gevang nis
deed denken. Vooral ook omdat, onder het
surveilleeren langs de file van equipages, de
agenten aanhoudend scherponderzoekende
blikken in de rijtuigen wierpen. En och.
de dames ia haar zijden japonnen, sortie's
en gekleede rokken zullen het toch al
warm genoeg gehad hebben, zou ik denken.
Goddank, daar stond ik eindelijk in de
vestibule 1 Maar jawel, roep geen „hei
vóór je over den dam bent. Ea zoo was
het ook hier weer. Want nu hadt je eerst
een dubbele rij lakeien, angstwekkend,
onbewegelijk en óók al met van die
starende, onderzoekende oogen, En dan
een heel stuk geheimzinnig-zachte looper,
zoodat ik zelfs mijn eigen verlakte laarzen
er niet op hooren kon.
En toen ik mijn jas zou uittrekken,
Roman van
M. GRAVIN VON BÜNAU.
0-0-0
3.
Daar de hoop, om van zijn zuster of zwager
geld los te krijgen, de bodem ingeslagen
was, moest Geldern een anderen uitweg
bedenken. Lang zat hjj met dan penhouder
in de hand voor zijn schrijftafel, maar hij
teekende slechts figuurtjes. Tot wien zou
hij zich wenden Een voorzichtig zaken
man gaf bepaald geen geld; een ons oliede
zou zich zijn nood ten nutte maken, om een
woekerrente te bedingen.
Tot wien moest hij zijn toevlucht nemen
Hij geraakte steeds dieper in de ellende
Hij was boos op zij q zwager en zuster,
dat zjj zoo bekrompen dachten maar
nog boozer was hij op zijn vrouw. Zij
alleen had eigenljjk de schuld van de
ellendige positie, waarin hij verkeerde
Waarom was ze niet bij haar eerste wei
gering bleven van, hem niet te willen trouwen
om zijn carrière niet te bedervenDat was
verstandig geweestzeer verstandig
Dat hij dat vroeger niet had willen inzien
Waarom had zij hem gesterkt, torn bij
door bidden en smeeken haar jawoord bad
gekregen, in z\jn onzinnig plan om zijn
ontslag te nemen en voor zijn klem vi r-
mogen dit ellendige landgoed te koopen
alleen omdat het zoo romantisch gelego
was? Nuchter idee 1 Als officier bezat hij
immers neg een aardig inkomennu
daar greep onvoorziens een hand die jas
«an acntereu beet, en hand in klam glacé
en die trok me ■w arempel mijn eigen jas
uit. Eer ik recht begre p wat r gebeurde,
h <d een andere hand m i opeens mijn hoed
afgenomen, zoodat mijn mooie, gepomma-
deerde kuif, waar ik een haif uur aan
besteed had, in zwijm over mijn voorhoofd
viel. 'k Wii de bevnstelooze oprichten,
maar op hetzelfde oogenblik wordt me een
Kaartje toegeduwd met het nummer 146
en „garderobe" er op.
Toen voelde ik nog eens een sfomp
hier, en een duw daar en toen
toen wist ik heelamaal geen weg meer in
de toule van uniformen en bloote halzen,
en ik liep maar in een droom met de
andoren meê, voetje voor voetje.
Zoo ging het voort, in het verblindend
licht van twee kristallen reuzenkronen.
oodat ik met mijn oogen knipte als een
uil in doodsnood, en me zelf een ui! vond,
omdat ik maar niet liever in den Polder
gebleven was. Voetje voor voetje dan kwam
ik verder, tot ik aangeland was bij een
'.eer met twee jassen aan vol goud en een
blauw lint dwars over het spiegelgladde
front Die prachtige meneer nam de kaart
in ontvangst en toen met mekaar de
trap op, voorzichtig, heel voorzichtig,
tergend-voorzichtig.
En aldoor, langs de treden, dat geslier
naast je te zien van een stuk witte zij
met zwarte kant't Was om er wee
van te worden en een schier onbedwing
bare lust kwam in me op, om met gebalde
vuisten en de tanden op elkaar, daar eens
een flinken schop tegen te geven.
Maar opééns bóven palmen en schil
derijen en geheimzinnig flonkerend kaars
licht, dat ik er heelemaal beduusd van
werd en opnieuw als in een droom verder
ging, twee zalen door, vol juweel-geflonker
en fluisterende stemmen
En opééns, voor een reusachtigeD
spiegel, tusschen slanke lelie's en groen,
- - zag ik de Koningin met een paar rozen
in de hand, den Prins er naast en de
Kooi gin-Moeder 'aan cie andere zij,
En en ik deê maar net als de
anderen en ik boog, ik boog, en één
oogenblik had ik voor me dien fraaien,
mafbleeken hals, waarop een snoer van
diamanten flonkerde als dauwdroppels op
leliebloesems, en één oogenblik keken twee
'.achte oogen me verstrooid in 't gelaat.
En toen ik al bij den tweeden kamerheer
was naast deD Prins, dorst ik pas even
óm te kijken Ik had me toch zoo
stel li voorgenomen om Haar nu toch eens
goed op te nemen en net zag ik, dat ze
glimlachend Haar gemaal aankeek en ja,
ik hoorde Haar duidelijk zeggen met klank
volle stem „prsriaitement" en en
in een drcom ben ik ook weer het Paleis
uit en in mijn rijtuig geraakt en Enfin,
ik ben aan 't Hof geweest en daar wou
ik nu eens meê geuren.
UITSPRAKEN:
W. Nauta, Zwaag, (gedetineerd) oplichting,
verduistering en diefstal, 6 maand, gevangen,
met vermindering der preventieve hecht.
C. Karsten,te Hoorn,(gedt.) diefstal 9 maand,
gevang.
D. Meijer, zonder vaste woonplaats, diefstal
4 maand gevang.
Van H. Grin uit Anna Paulowna hebben
we niets gehooid.
Zooals de vorige week al vermeld is, zonden
we vandaag nog eens Kees Karsten (afkom
stig uit Zuidscharwoude, thans z.g. te
Hoorn wonende) vóór krijgen inzake den hor
loge-diefstal bij Michielse aan de Modder-
B imanMK tatmaiM
was hjj bijna een landgoedbezitter cp de
flesch, die niet eens een hypotheek meer
krijgen kan.
Dat die oude, verdroogde professor ook
geen cent naliet! Onpractische dwaas Wat
hielp zijn schrijven en leeren een leven
langTien kasten met boeken, verzame
lingen van allerlei aard daaruit bestond
Irma's erfenis. Maar het eenig noodige,
het geld dat ontbrak natuurlijk.
Merkwaardig genoeg, dat het vermogen
van de kleine Ilse zoo goed en zeker was
belegd. Daar zouden de Hansteins wel
voor hebben gezorgd, dat die oude, onprac
tische kerel er niet aan kon komen
anders had hij het geld waarschijnlijk aan
allerlei ouden rommel besteed.
Een heel vermogen moest er in die
boeken steken. Wanneer man zo verkocht,
kreog men er niet het tiende deel voor,
Maar steeds nog boter wék, dan niets. Hij
wierp het bekraste bLd pipier in de
papiermand. Dat hem die booken niet eer
der in do gedachten waren gekomen
Irma zou vermoedelijk weigeren, nrar
waarom zou ze ook niet eens een offer
kunnen brengen Hij had haar toch waar
achtig reeds genoeg opgeoffjrd, meer dan
die paar ponden gele wijsheid een heel
leven, vermogen, carrière... alles!... Zij
moost blij zijn, er eenige vergoeding voor
te kun en geven.
't B ste zou /.ijn. ais hij dadelijk maar
eens met baar sprak.
Hjj sto' d op en üap door de twee
aangrenzende kamers naar de ka mor van
zjjn vrouw.
Waarlijk, men zou het nooit voor een
boudoir van een dame hebben gehouden,
maar wel voor de kamer van een geleerde.
bakken te Hoorn. Michielse was verleden
week ziek en nu had hij van den diefstal wel
niets gezien of bemerktalleen, dat zijn hor
loge niet meer op 't plaatsje op de kast lag,
waar hij het 't laatst gezien had, maar zijn
getuigenis was toch noodig, want de rech-
bank gaat om den drommel niet over één
nacht ijs. Je kondt toch nooit ereis weten, hoe
een bestolene of iemand wien een glasruit is
stukgeslagen of zoo, tot die experimenten
vooraf toestemming had gegeven, 't zij al of
niet bij notariëele acte, en daarom wordt aan
ieder, die aldus te grazen genomen is en die
vol zoete wraak voor het getuigenhekje den
President te woord staat, in de blijde koop
aanstonds het doodvonnis of iets minder tegen
zijn slachtoffer te hooren eischen de nog
al nuchtere vraag gedaan, of hij ook toestem
ming tot hot wegnemen of stukslaan gege
ven heeft. Die vraag klinkt den meesten dan
ook als Spaansch in de ooren. Ze buigen
zich zoover als de meer of minder dikke buik
het veroorlooft, over het hekje, draaien den
President hun rechteroor toe, zetten de holle
rechter hand er achter en den mond wijd open.
En als de President dan zoo goed is om nog
eens of meer zijn vraag te herhalen, klinkt
het niet zelden „kan je begrijpen, meneer".
Dat zijn zoo van die wettelijke zekerheids
maatregelen, waaraan ook Michielse zich heeft
moeten onderwerpen.
Zijn verklaring legde aan een veroordee
ling van den beklaagde niets in deD weg en de
heer Officier kon met een gerust geweten
zijn eisch doen. Alvorens daartoe over te gaan,
was Z.Ed.G. wel zoo vriendelijk, ons even te
introduceeren in de levensgeschiedenis van
zijn lijder. Die geschiedenis was, zooals
Z.Ed.G. het uitdrukte, wel belangwekkend.
Karsten was nog geen 30 jaar, dus nog jong.
Instede van berouw te hebben over hetgeen
achter hem ligt en een nieuw leven te begin
nen, waartoe toch nog alle gelegenheid is op
dezen leeftijd, gaat hij de eene gevangenis
deur uit en de andere in. Van 1886 tot 1888
op 18-jarigen leeftijd heeft hij in anderhalf
jaar tijd niet minder dan 7 diefstallen
gepleegd. Vier daarvan zijn hem geschonken
en voor 3 is hij veroordeeld't laatst op
13 Maart 1888 voor l'/.2 jaar gev. Maar de
straf baatte niet veel, want eer 1894 om was,
had hij al weer 3 vonnissen wegens diefstal
ondergaanop 19 October 1894 ontslagen,
stond hij 22 Dec. d.a.v. opnieuw terecht. En
zoo gaat 't steeds voort tot op dit oogenblik
toe. Gewoonlijk duurt zijn vrijheid geen
3 maanden. Curieus is daarbij, dat bijna zonder
uitzondering alle misdrijven bestaan in dief
stal dat alle diefstallen op precies gelijke
wijze zijn gepleegd als die, waarvoor hij nu
terecht staat endat hij een bijzondere
voorliefde voor horloges schijnt te hebben, want
van die hoogst nuttige voorwerpen komen
er onder zijn hoofd in de registers niet min
der dan 10 voor.
De heer Officier had ook instantelijk geïn
formeerd naar de slechte opvoeding, waarop
beklaagde zich beroepen had, en ofschoon er
kend moest worden, dat die niet zonder
gebreken was geweest, toch was hem ook
wel 't goede voorgehouden. Z.Ed G. achtte
■zich verplicht, cj.it individu, waarvan niets goeds
te verwachten was, zoo lang mogelijk uit
de maatschappij te houden en eischte 3 jaar
gevangenisstraf.
Met den vorigen beklaagde heeft Hendrik
Krijns, 41 jaar, smidsknecht te Hoorn, thans
ook gedetineerd in het H. v. B. te Alkmaar,
gemeen, dat hij eveneens met een kwaal be
hept is, die hem herhaaldelijk voor den rech
ter brengt. Is Karsten een onverbeterlijke
dief, Krijns kan onmogelijk de jeneverflesch
laten staan. Zoo sterk is het met hem, dat,
zooals de agent van politie, Joh. Theod. van
der Molen, vertelde, als zijn vrouw, die uit
naaien en werken gaat, omdat manlief voor
het talrijk kroost niets inbrengt, 's avonds
thuis komt, dan ontdekt ze vaak, dat er van
een van de kinderen, of' van haar zelf een of
ander kleedingstuk verdwenen is. De man,
die op de kinderen heeft moeten passen, heeft
aan de verzoeking niet kunnen weerstaan
om 't een of ander te gelde te maken, om
aan zjjn onleschbaren jenoverdorst to voldoen.
Treurig mensch.
Geen wonder, dat zoo iemand niet uit
's rechters handen kan blijven. Hij had op
15 December uit eeu schuurtje in den tuin
van Jan Visser (een oom van zijn vrouw)
aan de Venuslaan een zaag en een schop ge-
Nu
b(j van
kamer in de hare trad. Van den grond
tot den zolder planken met boeken, dikke
in percament gebonden folianten, welken men
de droge geleerdheid van buiten reeds
kon aanzien. Dan weder heele rijen nieuwe,
kostbaar gebonden banden. Boeken, boeken
en nog eens boeken. Een menschenleven
was er voor noodig, om die te verzamelen,
laat staan van te lezen,
Tusschen de vensters stond een groote
schrijftafel, waarvan het breede blad met
geen portret, geen pronkje was versierd;
alleen de noodige schrijfingrediënten.
Aan de wanden hingen eenige mooie oude
koper-gravures en op den schoorsteen tegen
over de deur prijkten gips-afgietsels van
antieke standbeelden.
Door de kleine, in lood gevatte ruiten
viel een streep licht op het boek, dat Irma
op den schoot had. Zj klapte het toe en
keek ophaar man vlak in het gelaat.
Zij schriktezij had hem niet hooren
komen.
„Ben jij het?" vroeg zo verwonderd.
Zijn binnenkomen op dit uur was iets
zeer buitengewoons.
Hij antwoordde niet, maar ging in een
laag stoeltje tegenover haar zitten.
Hij keek van haar naar de boeken
dan weer naar haar. Het viel hem toch
zwaarder, dan hij had gedacht, om haar het
voorstel to doen. Hij wist, hoe zij elke her
innering aan haar vader verdedigde. De
boeken waren haar grootste schat, do stomme
vrienden, onder en met wie ze was opge
groeid.
„Irma 1"
Zjj wachtte stil tot hij zou voortgaan.
viel hem dat weer zoo erg op, nu
zijn mot jachttropeeën behangen
stolen. Wel was 't schuurtje op slot, maar
hij had een plank uit de deur gescheurd en
zoo den schotel weggehaald. De schop, die hij
in een zak op zijn rug droeg, maar die er
een eindje uitstak, had hij uit vrees voor ont
dekking, nog eer hij thuis was, achter een
boom gezet, maar de zaag was bij hem ge
vonden toen de politie onderzoek deed.
De eisch van den O. v. J. was 6 maanden
gevangenisstraf. Of'v baten zal We gelooven
met den verdediger, Mr. A. P. H. de Lange,
't tegendeel. Krijns behoort ongetwijfeld niet
tot het soort van misdadigers als b v. Karsten.
Kwaad is hij niet, maar dat is duu ook alle
goeds, wat er van hem gezegd kan worden.
En als hij nu voor het eerst in de gevangenis
kwam, dan kon men nog hopen, dat hij, die
in den grond niet slecht is, daaruit geleerd
had om beter op te passen. Maar hij heeft, het
vorige jaar, krachtens vonnis van 8 April,
van 28 April tot 27 Augustus in de gevan
genis gezeten en dus er is geen hoop meer.
Thuis, dat merkten we wel, hoeft bij voor
de aardigheid niet te wezen verdienen kan
hij ook weinig of niets meer, want bij al zijn
gebreken is hij vrij doof en slecht bij ge
zicht, dus wat staat hem bij ontslag anders
te doen, dan zoo gauw mogelijk maar weer
in 's Rijks armenhuis onder dak te komen
Hij gaat er an hoor, onverbiddelijk. Er kan
telkens en telkens weer gevangenisstraf ge-
eischt worden, maar zedelijk baat't niets in
tegendeel, al dieper en dieper zinkt hij. En
als de wet nu eens gestichtsverplegiug- toe
stond of voorschreef? Dan zouden de kosten
niet veel hooger wezenzijn lichamelijk en
zedelijk welzijn kon er niet dan bij winnen,
en wat 'tvoornaamste is: aan de kinderen
werd de schande bespaard van een vader, die
altijd in de gevangenis zit.
De volgende zaak was meer van komischen
aard. Een goeie kennis van ons pleegt te
zeggen, als hij wil te kennen geven dat dit
of dat zoo'n vaart niet loopt, als er naar
zijne meening niet zoo heel veel kwaad van
komen kan: „ze zagen je daalijk niet deur."
Aan dat ware spreekwoord werden we herin
nerd door Cornelis Kooij van de Nieuwe
Sluis onder Wieringerwaard, die zijn vroegeren
rijksveldwachtershelm voor den zuidwester
heeft verwisseld en tegenwoordig het eer
zame bedrjjf van visscherman uitoefent en
die na een bloederig verhaal ons in de
meening bracht, dat ze hem wel hadden
willen „deurzagen."
Zoover is 't echter gelukkig niet gekomen
Kooij dan was op 27 November 's morgens
om een uur of half negen weer met zijn
scheepje op de zilte baren aan 't visschen,
toen hij in de verte een voorwerp aan de
oppervlakte van 't water zag, dat hem toe
scheen een walvisch of ander drjjvend voor
werp te kunnen zijn. Tuk op buit, wendde
hij den steven in de richting van het mon
ster, met het stellige voornemen om dit met
de punt van zijn klomp of een anderen ge-
improviseerden schorpioen levenloos binnen
boord te scheuren. Dichterbij gekomen, bleek
het echter een. stuk wrakhout te zijn. Enfin,
beter een half ei dan een leege dop, en dus
haalde onze koene zeeheld het voorwerp in
zijn schuit. Maar er blekeu meer walvisch-
vaarders in de buurt te zijn. Dirk en Jan
Kooij, ook visschers en neefskinderen van den
ex-veldwachter, hadden hetzelfde voornemen
als deze, maar zoo ze al niet „achter 't net
visehten," ze kwamen toch te laat. 't Gevolg
was een „kleine woordenwisseling." 't Had
op dat oogenblik nog weinig te beteekenen,
maar... de vonk was gelegd en om halfeen,
toen ze Dirk en Jan eenerzijds en Kees
anderzijds mekaar op den Oostdijk aan de
Nieuwe Sluis tegenkwamen, sloeg de brand
uit. Dirk stompte met zijn arm naar Kees,
zoodat dezen de tabaksdoos ontviel. Ze
raakten san 't vechten, waarbij Dirk althans
volgens Kees een drevel gebruikt.o. Om nu
aan die bloederigheid een einde te maken,
kt'eeg Jan 't lumineuze idéé, de vechtenden
te scheiden met de zaag, die hij toevallig in
de hand had. Dat doen ze de koeien, die met
de hoorns in elkaar vastzitten, ook wei, niuet
je rekenen
Hij begon maar direct van bovenaf in den
nek van Kees. Daar ging het hoor „Hoem
cha, hoem cha, hoem cha".... 't Middel
hielp probaat. In een oogwenk was de rust
hersteld en ging ieder zijns weegs. Maar Kees
vond, dat een oud politieman maar niet zoo
ongestraft zijn ééne oog met een drevel laat
■BBMUNOVMB!! iMoquMBMUMMe nuramre■WK»
Haar blik maakte hem ongedurigde
oogen waren op Item gericht, maar keken
toch in zekere mate over hem heen. Het was
de blik vi n een mensch. dien men uit een
droom beeft gewekt en die wakend heel ver
liggende dingen nog voor zich meent te zien.
Hoe bad hij' haar oogen toch vroeger
zoo mooi kunnen vinden? Grijsblauwe
oogen, met merkwaardig groote pupillen
wanneer ze opgewonden was scheneD de
oogen onder de smalle, fijugefc i kende
wenkbrauwen bijna zwart. Vandaag kwa
men de pupillen hem zeldzaam klein voor
zoo groot als een sptidekop. De cogen
waren daardoor veranderd, het licht erin
als uitgebluschtzco glansloos. De heele
teergebouwde gestalte in het eenvoudige
grijze kleed, met de glad naar schter ge
streken blonde haren, zag er in het kleine
daglicht zoo onsympathiek uit.
De schaduw van zijn leven ging hem
door de gedachte. Dadel k daarop schaamde
hij zich voor de»e leelijke gedachte. Hij
had haar voor eenige jaren zoo lieftallig
gevonden in haar grooten eenvoud. Dat ze
slechts voor haar vader leefde, zijn ge
dachten als 'i ware deelde, voor hem en
de kleine Ilse zorgend, dAt juist had hem
zoo aangetrokken. Zij was zoo ènders dan
de andere dames die hij kende, die slechts
aan toiletten, sport en bals dachten. Van
daag maakte hij haar het verwijt,van wat hein
ééns beknordeMerkwaardig, zeer onrecht
vaardig eigenlijk
„Je ziet er zeer bleek uit Irma. zeicis
hij vriendelijker. „Zooveel als ik in dit
uileDlicht nog zien kan, zeer ellendig.
Ook je oogen komen me verdacht voor.
Je hebt zeker weer ngorpbine irgc omen".
Zij draaide het hoofd onrustig ter zijde.
omkeeren en zijn hoofd half afzagen, onge
rekend nog de slagen en stompen, en dug
deed hij een vervolging tegen 't tweetal
instellen.
Als getuigen waren nu aanwezig Gerritje
Wittftbol, de vrouw van Jan Schippers, en
Jannetje Liefhebber, de vrouw van Cornelis
de Waard, die er allebei wat van gezien
hadden (de laatste vertelde, dat ze Dirk en
Kees aan 't vechten gezien had, en dat Jan
de zaag omhoog hieldze had de zaag niet
zien neerkomen't goeie mensch kan gerust
wezen, do zaag' is later toch weer naar be
neden gekomen en Dr. Bax uit Wieringer
waard. die Kees' kuikkerbol een dag of tien
verpleegd had.
Uit de behandeling ter openbare zitting
bleek nu, dit niet bewezen was, dat Jan
„opzettelijk" Kee< (met de zaag) mishandeld
liftdhij was meer als vredesengel tusschen
beide gekomen zooals Mr. Cnopius zei, en
had daarbij schijnbaar bij ongeluk de schraap-
wondjes met de zaag toegebracht. Dat Dirk
geslagen had, was gezien, en dat ontkende
deze trouwens ook niet, zoodat zijn schuld
bewezan was. De O v. J. eischte voor Dirk
een maand gevangenis en voor Jan vrijspraak.
De rest vun vandaag was voor ons van
weinig beteekeuis en daar de ons gepermitteerde
regeltjes alweer aardig beginnen intekorton,
zullen we er ous dus verder met een Franschen
zwaai van afin ..ken.
De zaak tégen Kees Pennekamp van Groo-
tebi oek, die, zooals voor 3 weken vermeld is,
bij zijn vroegere patrones te Bovenkarspel op
een avond drouken en vol zonder succes om
ouwe schuld kwam manen, en die toen een
ruit had ingeslagen, zooals hij zei bij onge
luk, waaromtrent men nog zou hooreu den
veldwachter Jan Broore en een getuige, werd
zonder succes afgeroepen. De Officier had
vergeten den be la igde en den vorigen getuige
Piet Dekker te dagvaarden en derhalve krijgen
we ovei 8 dagen Kees' naam nog 's. Naar we
hopen, dan met den eisch er bij.
Johannes Dekker en Pieter Laan van Bo
venkarspel waren geïnviteerd, om te vertellen
waarom ze in den nacht van 30 November op
1 December in 't Westeind te Enkhuizen Jan
Koopman mishandeld en in de heining geduwd
hadden. Jan, wiens haardos blijkbaar voor
een groot deel ia de heining was blijven
zitten, scheen echter berouw van zijn aanklacht
te hebben, tenminste door zijn leuterpraatjes
muevt de O. v, J. voor Dekker vrijspraak en
tegen Laan 8 dagen gev. eischen, en't scheelde
nog maar weinig, of ook deze was er heel
huids afgekomen
Jncoh Smit, '10 jaar, werkman te Wognnm
als beklaagde contra Dirk van Straten van
idem, herinnerden ons, voor 't geval we 't
vergeten mochten, weer eens aan de begeer
lijkheid van 't onderste uit een prutsloot. Ze
hadden een sloot tusschen derlui land en
om nou niet te kort te komen, gingen ze op 27
November, dus ia een prachtigen tijd van
't jaar, 's nachts om half een en een uur met
man ea muis aan 't baggeren, of liever Van
Straten wou aati 't baggeren gaan, maar kon
op zijn d.... krijgen als hij 't probeerde,
't Gevolg was eeu vechtpartijtje, waarbij van
Straten te water raakte. Ook lekker in dezen
tijd van 't jaar.
Evenals laatst bij 't gevalletje te Spanbroek
met dien sloome Veeken,waren de verklaringen
van partijen precies het tegenovergestelde van
elkaar.
De Officier vond de zaak dan ook vrij duis
ter, al was het tooneel bij lichte maan afge
speeld. Tegen Smit eischte ZEd. f 5 boete,
subsi 5 dagen hecht.
Jelle Jolles, een verwaande schilderszoon
van Eulrhuizen, had zekere Neeltje van der
Molen aldaar, die ongehuwde moeder van een
kind van zijn broer was, voor al wat le 1,n-
was uitgescholden en hoorde daarvoor
boete, subs. 4 dgn. hecht, tegen zich eischen.
Maar Jucob van- d. Molen, een 17-jarige
broer van Neeltje en zijn neef Petrus Corne
lis van der Molen, ook 17 jaar, beiden visschers
te Enkhttizen: die de beleediging van hun
zuster en' nicht wilden wreken en zoowat
met de heele huishouding van den ouwen Jelles
(tusschen twee haakjes schijnbaar een zeer
onnette „nette familie aan 't vechten geweest
waren, kregen ook geen gelijk van den Officier.
Hij vroeg voor hen elk 7 dagen gevangenis.
De flinke rondborstige jongens, die nog
De dokter i e ft het me veroorloofd, als
I ik hsrtkrampen had".
„Maar slechts ook dènanders niet."
„Ik neem I t ook alIeeD, als ik het niet
uithouden k»o
„Hm, dat zegt een elk die het doet.
Wanneer je verstandiger leefde, meer
wandelen gi in plaats van dat eeuwige
1 en, dar O' ge wel gezonder zijn."
Dat g 1 niet."
„Natuur ijk gelooft ge het niet, cmdat
ge het nie v It. Het beste zou zijn, dat
mon je een tij 1 lang verbood, te lezen.
Ar.ra meerde ook, dat ik me meer om je
lectuur meest bekommeren."
„Zoomeerde ze dat Ik ben haar
zeer dankb ar voor dien raad. In zeker
op/icht heeft, ze gelijk. Ik vrees maar, dat
het me Diet. Veel zal helpen."
Ik ben natuurlijk niet geleerd genoeg,
om die hoi gewichtige boeken te be
grijpen, v, de gij u bezig houdt", ant-
Wd rdde hij scl eip.
„Waarom cie leelijke toon?" Zij legde
het boek op tafel. „Onze smaak is zeer
j verschillend. V. Ig jjj den jouwen en laat mjj
mijne vrijheid, zooals tot dusverre. Het is
beteenige, wat ik nog verlang".
I „Zeer bescheiden. In het huwelijk even
wel niet geheel door te voeren. Daar ik
zie, hoe ge door uw onverstandig leven
je zelf ellendig maakt, is het mijn plicht,
daar tussohenbeiden te treden".
ïïj sprik '.eer vlug en durfde haar niet
aan ie zier Do wending die het gesprek
genomen had kwam hem zeer gelegen.
Nu kon hij z plaD, om de bibliotheek
te vrkpope mooi to pas brengen.
„Het be s. ou zijn. wanneer de boeken
maar verkocht werdendan zou de ver-