INGEZONDEN.- Zondag 5 April liH>& 47&Le J aai gang No. 38£4. TWEEDE BLAD. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsd. 31 Maart 1903. FEUILLETON. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. Andisdif ,|knhra5Sfn. SCHAGER COURANT UITSPRAKEN: A. J. J. vnn Steijn, L. W. over den Linden, "W. J. van Neck en P. Kramer, Helder [resp. Bnrgem. en Wethouders), overtreding van een voorschrift, ingevolge art. 6 der Veiligheids wet gegeven door een Inspecteur van den Arbeid (gaspuinhoopkwestie in hooger beroep], met onbevoegd-verklaring van den Kanton rechter te Den Helder verwezen naar een ander Kantongerecht. J. Jonker, Alkmaar, bedriegelijke bankbreuk, 6 maanden gevangenisstraf, verminderd met prevent, hechtenis. W. Stam, Egmond aan Zee, mishandeling, 10 dagen gevangenisstraf. Margje Gerritsen, Medemblik, door onop lettendheid oorzaak zijn, dat een gekke de plaat poetst, vrijgesproken. L. Hakvoort, L. de Boer, A. vauVeeD, allen te Urk, diefstal elk 2 maanden gevangenisstraf. Wat je moet zeggen van Gerrit Eelman, 33 jaar, ketelmaker aan de Marinewerf te Den Helder, is niet zoo dadelijk uit te maken. Hij is gedetineerd in het Huis van Bewaring, op grond dat hij eenige koperen voorwerpen, aan het Rijk toebehoorende, en hetzij door hem, hetzij door anderen gestolen, ten eigen bate heeft verkocht. Als de waarheid van die beschuldiging gebleken was, dan zouen we hem met, den grootsten smaak even in de uitstalkast gezet hebben, maar hij ontkent ten eenenmale, ook maar het geringste, zoowel van den diefstal als van den verkoop, af te weten en bewijs is er voer het eerste heelemaal niet en voor het laatste een beetjealleen de verklaringen van den opkooper en diens vrouw. In zoo'n geval is 't altijd zaak, voorzichtig te vzezen, want kwam later de onschuld aan 't licht, dan zou 't ons geducht spijlen, hem in 't openbaar voor een krommen spiegel- te hebben laten kuieren. Intusschen valt 't niet te ontkennen, dat wij niet den iDdruk kregen, met een zooals de verdediger zei tabula rosa of een blad smetteloos wit papier te doen te heb ben. Integendeel„alles in onderling verband en samenhang beschouwd" zegt de Recht bank dan weet hij in ieder geval, naar onze meening alles van de zaak af, of hij 't gedaan heeft of niet. Eelman scheen er maar heel weinig door ge griefd of smartelijk aangedaan te zijn, dat hij, volgens hem (dan onschuldig, in de ge vangenis zatop 't bankje der beschuldigden gezeten, schaamde hij zich niet,, herhaaldelijk zich om te draaien en met brutalen blik onder het publiek naar kennissen te vorscben, met wie hij een vroolijken groet zou kunnen wisselenvoor den rechter-commissaris had hij indertijd al heele rare antwoorden gege ven, zoo o. a „dat hij toch nooit zou zeggen wie 't wèl gedaan hadden, ook al zou hij dat weten", en op de vraag, waar hij telkens 't geld vandaan had om z'n dollen biljartiust te bevredigen dat de rechtercomm. daar niets meê noodig had, enz., enz. Zoo had hij gezegd, op den avond van den verkoop bij z'n ouwe lui thuis geweest te zijn, terwijl bij 't later onderzoek geen van de huisge- nooten zich dat meer herinnerde;wel, dat hij er den volgenden avond geweest was. Dat allemaal te zamen was nu niet erg geschikt om zijn bewering aannemelijk te maken, dat hij van de geheele zaak niets af wist. En als hij dan om de een of andere reden de ware toedracht van 't geval ï.iel meêdeelen wil, dan zal hij de verantwoorde lijkheid alleen moeten dragen. Maar, zal men zeggen, vertel nou 's eerst, wat er eigenlijk gebeurd is. Op 31 December bemerkte Hendrik Lippe, conserveerder bij de Marine aanboord van de „Kortenaer", dat er 7 koperen deksels van luchtkokers niet meer in hun plaatsen naast de respectieve kokers stonden, maar verdwenen waren. Hij deelde dit mede aan den boven hem staanden Aart Huisken, ook al employé van de conservatie. Van een conservatief amb tenaar kan men niet verwachten, dat hij over haast te werk gaat en Huisken deed dan ook Roman van A. O. KLAUSZMANN. 6. o-o-o George was natuurlijk in die jaren zeer ver anderd, maar het Müller-type was dadelijk merkbaar. En Hermine moest haar broeder in stilte de erkenning geven, dat hij zich magnifiek had gehouden. Zooals hij duar vlug uit den coupé sprong, maakte hij den indruk, nog een jonge man te zijn, in de volle kracht van zjjn leven en gezondheid. Zijn nieuw en elegant, niet heel groot koffertje in de hand houdend, liet de nieuw-aangekomene zjjn oogen over de om standers gaan. En zijn blik bleef twijfe lend aan Hermine hangen, die zich met opzet achtergehouden had. Na eèn korte aarzeling ging hij op haar toe en haalde den hoed af. „Ik vraag u excuus, als ik me mocht vergissen", zeide hij met een vreemd accent, „mevrouw Hermine Winter?" Nu gaf ze het verstoppertje spelen op en reikte hem lachend de hard. „Welkom in het vaderland, George.Ik wist dade lijk, dat gij het zijn moest, maar ik had het niet voor mogelijk gehouden, dat gij mij ook herkennen zoudt." „O, myn geheugen is voor dergelijke dingen zeer scherp. En dan was er voor rnjj ook geen onzekerheid, want de mooiste onder de dames moest mjjn zusje zijn." „Ben je zoo galant geworden, daar ginds pas 2 Januari danrna rapport van het ver dwijnen aan den Officier van Politie op 's Rijks werf, J. F. B. van Dijk. Een uitgebreid onder zoek werd nu ingesteld, maar zonder eenig I resultaat. De registers van alle vodden- en j beenen-specialiteiten werden opgevraagd, maar niet één had de koperen deksels inge- 1 schreven. Eerst eenigen tijd later het is ons niet duidelijk geworden wanneer en op welke wijze had de voddenraper C. Bak aan de politie verteld, dat hij meer wist van den inmiddels zeker algemeen ruchtbaar ge worden diefstal. Toen kwam dan uit, dat hij op 18 December met zjjn kar in de Graven straat had loopen schreeuwen om vodden. Hij was daar aangehouden door Gerrit Eel man, die hem verzocht had 's avonds om een nur of zeven terug te komen met z'n kar, om een stuk of wat zakken met een ouwen stoel meê te nemen, ['t Scheen wel, of de man in 't middernachtelijk uur een soort van Kakkadorisvoorstelling wou geven]. Enfin, Bak vraagt als goed koopman niet naar din gen, die 'tmaar beter is dat bem niet bekend worden, en was dus om 7 uur „braaf" pre sent. Hij wachtte een kwartier, maar wie er kwam, geen Eelman. De temperatuur van zijn voorgevel begon op 't laatst tot onder nul te dalen, waarom hij besloot naar moeder de vrouw terug te keeren en de kar te laten staan. Als Eelman dan nog mocht komen, kon deze in ieder geval de kar met goed wel bij Bak thuis brengen. En anders dan kon je toch nooit weten, hoe ónze lieve heer misschien op den ouwen stoel zonder zitting een dukatenk r zette, die, eer 't ochtend was, alle zakken vol had. Zoo gedacht, zoo gedaan. Bak zette de kar met alle ap- en dependenties bij de palissade neer en toog naar moeke. Hij was mooi een uurtje thuis, toen Eelman met de kar arriveerde ,,'t goed" was in de zakken en werd in 't pakhuis achter de woning voor den dag, of liever voor de keers gehaald en na eenig loven en bieden, door Bak voor f 17 gekocht. Eelman was bezweet en dorstig, kreeg een glas water en een kop koffie niet door elkaar en ging toen heen. Bak had zeker een soort gevoel, of hem de zeven deksels op zijn maag lagen te druk ken, althans hij stuurde z'n vrouw, die „op alle dagen liep", in 'tlate uur nog naar den en-gros-voddenist Oostendorf, met de bood schap dat er handel was. Deze kwam met de vrouw terug en kocht de deksels voor 37 cent per kilo. Bak kon er wel meê uit want er was 131 kilo en dus maakte hij er f 48 47 vooï. „Wat een masselOostendorf vond ook zeker de deksels voor dagelijksch keukengebruik wat zwaar en verkocht ze weer aan de firma Van Nes te Amsterdam. Bak ontmoette een paar dagen daarna Eel man, entoen deze, half in een gekkentje, zei dat hij binnenkort eens kwam nieuw; aar- wonschen, want dat er van de deksels toch wel een aardig winstje overgebleven zou zijn, gaf Bak liem nog fl.—Een kwaadspreker zou misschien zeggen, dat daar de akte van geheimhouding werd gepasseerd. Tot zoover hebben we nu de geschiedenis zooals die uit de getuigenverhooren bleek, voornamelijk uit 't verhaal van Bak. Zooals boven gezegd, ontkende Eelman alleshij wist eenvoudig van niets. Jammer maar, dat hij daarbij geen gewichtiger dingen in de schaal kon leggen, dan „dat hij toch zooveel geloofwaardiger was dan die voddenjood". We willen aannemen, dat Bak zoo dwars- dagelijks van de eerlijkheid niet scheef loopt, maar hij gaf toch vandaag geen slechten indrukhij is er herhaaldelijk door den President op gewezen, dat hij onder eede stond dat van z ij n verklaring de veroor- deeiing voor een groot deel zou moeten afhan gen, en dat hij dus wèl moest begrijpen, dat een valsche verklaring tegen Eelman een mon sterachtige beschuldiging zou zijn, enz., maar niets veroorzaakte eenige hapering of wijziging aan zjjn getuigenis. Niets gaf aanleiding om te vermoeden, dat Bak reden had of meende te hebben, om Eelman op deze manier te beschuldigen. Het bleek voorts, dat Eelman in den loop van 1902 nog op de „Kortenaer" gewerkt had en dat hij tijdens den diefstal, of althans in de week van 15 tot 21 December, gewerkt had op de „Gier", die ook in 't natte dok lag, dicht bij de „Kortenaer", terwijl de Offi cier van Politie V an Dijk, zeker tot zijn leed wezen, moest verklaren, dat er aan de Werf wel meer gestolen werd en dat o.a. ook ge in de Nieuwe Wereld Vroeger moest ik mij, als mijn herinnering mij niet bedriegt, inet Wat minder teedere behandeling tevre den stellen." „Maar jo was ook een echte kat, die mjj tet leven uitermate zuur maken kon", lachte bij. „Maar, zonder complimenten, ge ziet er magnifiek uit. En je staat me zeker wel toe, dat ik met zeer veel je- noegen een broederlijken kus op die mooie wangtu druk." Zij d ildde de liefkoozing, maar toen hij baar op de andere wang kussen wilde, draaide ze haar hoofd af. „Niet meer. De menschen mochten ors eens voor een minnend paar houden Moet je niet naar je bagage omkijken „Die draag ik reeds in de hand. Deze koffer houdt alles in, wat ik in Breslau noodig zal hebben. Want het is mijne be doeling, hier niet langer dan twee of drie dagen te bljjven." „Den kunnen we aanstonds een rijtuig nemen. Je moet het verontschuldigen, dat mjjn man mij niet vergezeld heeft, maar hij werd door gewichtig werk op het bureau gehouden." „Ik zou ontroostbaar zijn geweest, wan neer hij zich voor mijn pleizier lasten had opgelegd. Eerst de zaak en dan het restje. Ik zou mijn leven in Amerika al heel slecht hebben moeten leerden, als ik me die grondstelling van alle practjjk niet eigen had gemaakt." „En je hebt je tijd daar goed besteed, zooals het schijnt zeide Hermine vrien delijk, terwijl zjj met zichtbaar welgeval len de elegante verschijning monsterde. „Het ziet er niet naar uit, alsof je over je lot daar ontevreden behoeft te zjjn." lijksoortige lachtkokerdeksels waren gekaapt van de „Zeehond" en de „Sommelsdijk". De 0. v. J. Mr. Cnopius verklaarde geen veroordeeling te durven vragen wegens dief stal, omdat daarvan 't wettig en overtui gend bewijs niet was geleverd, maar wel wegens de in ieder geval gebleken heling. ZEd.G. wenschte Bak niet als een eerlijk mensch te schilderen, integendeel, door het koopen van dergelijke voorwerpen zonder naar de herkomst te vragen, droeg hij voor een groot deel de verantwoordelijkheid voor eventuëtle straf. Tegen Eelman eischte ZEG. wegens het opzettelijk uit de opbrengst van eenig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, een gevangenisstraf van 9 maanden. De verdediger Mr. Van der Hoeven bestreed dien eisch le op grond dat het „voordeel trekken" niet bewezen was, omdat niet geble ken was, of Eelman die f 18 misschien ook weer zóó aan een ander persoon had gegeven, en 2e op grond, dat naar zijn meening 't wettig en overtuigend bewijs niet geleverd was, voor welke meening hij verschillende motieven aanvoerde, daarop neerkomende, dat Bak waarschijnlijk de schuldige zou zijn, of j althans Eelman nietdit laatste o.a. nog, j omdat deze een vriend was van Jan ISenne- j kens, een man, die te fatsoenlijk was om met i een dief omgang te hebben. De verdediger concludeerde daarom tot vrijspraak. Govert de Roos is een nijdige schoenmaker van Den Burg op Texel, het type van den lapper, zooals ze altijd in kinderboekjes wor- den afgebeeld, met den spanriem in deopge-! heven hand. Op 25 Januari was zekere J. I Dekker, assistent in de apotheek van Dr. Wagenmaker, een rekeningetje komen be talen, waarover al een jaar of drie kwestie was geweest. Dekker was n.1. overtuigd, dat een gedeelte van het rekeningetje indertijd betaald was en De Roos ontkende dit. Ook op genoemden datum leverde die kwestie weer verschil van meening op, waarvan nn het einde was, dat Dekker betaalde en dat de schoenendokter hem met de knoken van zijn rechterhand een kwitantie op zijn oog gaf, die nog weken zichtbaar bleef. Voor die ongure beëindiging van het ge schil was nu De Roos voor den rechterstoel gecommandeerd. Daar niemand bij het geval tegenwoordig geweest was, dacht hij zich zeker te kunnen vrijpleiten, jdoor te ont kennen. Maar 't zal 'm wel niet veel baten. De O. v. J. eischte 7 dagen gevangenisstraf. Franóiscns Zonjee, een 25-jarige deftige wandelstokkenfabrikant te Uitgeest, had op 19 December Hendrik Knol, een jongen van den rijksveldwachter, die hem uitgescholden had, met den langen stok van een ijsklopper een klap gegeven, die later nog eenigen tjjd gevoelig geweest was. Voor dit snertzaakje i kreeg Zonjee een eisch van f 5.boete, j subs. 2 dagen hecht., en de jongen een I standje van den President. De slotscène speelde te Enkhuizen, waar zekere Jaap Vermeulen, een 27-jarige door draaier heel uit de Haarlemmermeer, zich op 21 Februari met geweld verzet had tegen zijn uitzetting uit de herberg van Scholten aan de Kaasmarkt. Jaap was absent, wat den Officier niet belette 14 dagen gevangenisstraf voor hem te eischen. A. s. week uitspraken. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. Was het weder bij ons vertrek van South- ampton wat opgeklaard, nauwelijks waren we een uurtje in het Engelscho Kanaal, of daar begon het waarachtig weer te spoken dat het een lust was. Aangenaam was dit nu juist niet, vooral als men weet, dat we te Southampton nog vernomen hadden, hoe bij den storm, dien we reeds meemaakten, twee Engelsche schepen waren vergaan. Het schrijven op de bewegelijke „schuit" werd me toen zoo goed als onmogelijk en ik besloot daarom, betoro dagen af te wachten. Het schip slingerde en stampte verschrik kelijk en vriend Neptunus liet weder vele passagiers tol betalen. Grappig is 't voor hen, die het geluk heb ben van die ellendige zeeziekte verschoond te blijven, om verschillende dektooneeltjes, hoe prozaïsch ook, te aanschouwen. Het was helaas veel te donker om n door een paar kiekjes is „De Prins" van een en ander een denkbeeld te geven. Doch alle gek heid op een stokje Flink eten, nu en dan op harde scheepsbe schuit knabbelen, vroolijk zijn, een mopje zingen en het vaste voornemen om niet zee ziek te worden, is, volgens mijn herhaalde ondervinding, een onfeilbare methode tegen de zoo algemeen gevreesde kwaal. Waar schijnlijk zullen we er heden 8 Maart meer van moeten lusten, want de beruchte Mistral begint reeds op te steken en ik moet mij daarom haasten om dezen Penkras, nog vóór onze aankomst in Genua klaar te hebben. Dan toch zal het druk zijn met 't ontwikkelen der verschillende photo's, het bezichtigen der stad en de brieven van en naar Holland Ik kan u nn reeds verzekeren, dat we hier allen branden van nieuwsgierigheid naar hetgeen er tusschen 3 Maart j.1. en thans in het lieve vaderland zal zyn geschied. Vooral in deze dagen van spanning voelt men pas het gemis aan couranten. Men is aan boord ge heel van de wereld afgezonderd en hunkert naar wat nieuws. Maar nu genoeg over dit alles Ik ga mijn reisverhaal vervolgen en zal zorg dragen, dat de lezers een goed begrip krijgen van het leven op een mailboot. Wij waren dan weer in volle sop en zagen niets dan donkere wolken en schuimende, kokende golven, terwijl de Koning Willem II zoo groot als zij is, telkens haar kop onder water dook en dan weer op de baren steiger de. Die beweging, door de zeelui „stampen" genoemd, is veel onaangenamer dan het slingeren, wat meer van wiegen heeft. 4 Maart, om 9 nur 38 v.m. scheepstijd, werd aan bakboord weêr land gezien. 'tWas het Pransche eiland Ouessant, dicht bij Brest. Een uur later dansten we de zoo zeer ge vreesde Golf van Biscaye in. Het water is hier zeer diep en voor stoom schepen is daarom het nauwe, ondijpe En gelsche Kanaal veel gevaarlijker. Ik geloof dat de naam „matrozenkerkhof" dan ook meer slaat op de vele zeilschepen, die door een Westerstorm in de Golf worden gedron gen en soms op de klippen aan de Pransche kust stukslaan en vergaan. Voor stoomboo- ten is het gevaar vrij denkbeeldig of men zou, als sommige passagiers, bevreesd moeten wezen voor omslaan De „Golf" viel ons zeer meê. Wel slingerde en stampte de boot, doch zeker niet meer dan in her „Kanaal". Toch waren we allen blij, toen den vol genden dag, 5 Maart, om 4 uur 20 's namid dags, de kust van Portugal zichtbaar werd en er seinen gewisseld konden worden met den uitkijkpost bij Kaap Pinisterre, een steil rotsgevaarte pï. m. 1800 voet hoog. Belanghebbenden zullen dit wel in de krant onder de scheepsberichten gelezen heb ben. Om met andere schepen of met den vasten wal te kunnen correspondeeren, heeft men aan boord van elk schip seinvlaggen en wimpels, die bij alle naties in gebruik zijn. Elke vlag of wimpel stelt een van de zes-en-twintig letters van het alphabet voor. Een andere wimpel heet de onderscheldings- wimpel en geeft, onder de natievlag gehe- scben, te kennen, dat men iets seinen gaat. Die onderscheidingswimpel heeft drie roode en twee witte verticale banen. Einisterre heesch nu denzelfden wimpel als bewijs, dat men daar gereed was om seinen te ontvangen. Met die zes-en-twintig letters kan men nu I liefst 375076 verschillende verbindingen ma- j ken, die allen in het internationaal Seinboek, voor elke natie in haar eigen taal staan aan- j geteekend. Men kaD er dus zoo wat alles meê te kennen geven. Vlag C. (een witte wimpel met rooden bal) beteekent b.v. „Ja", vlug D (een blauwe wim pel met witten bal) „Neen", enz. Bij windstilte, als de vlaggen niet kunnen uitwaaien, gebruikt men ballen, driehoeken enz. en 's nachts seint men met lantaarns, vuurpijlen of blikvuren. Zoo beteekent b.v. 4 roodlickten geplaatst in een vierhoek„Maatschappij Nederland". Wij seinden bij Einisterre: „Koning Willem II, rapporteer: alles wel, Amsterdam". Dit bericht werd verder telegrafisch aan „Lloyd" te Londen overgemaakt en vandaar naar Amsterdam, en nu heeft iedere lezer en lezeres in Nederland dus eenig denkbeeld, hoe of die, nit de courant bekende scheepvaartberlehten, wol ontstaan. We gingen nu verder langs de bergachtige Portngeesche kust en waren nit de „Golrt, doch het schip kwam er volstrekt niet stiller door te liggen. Wel bemerkten we duidelijk, dat het veel minder koud werd en werden de winterpakken uitgedaan en tegen zomer- dito's verwissold. De kust was in de avondschemering slechts onduidelijk zichtbaar, doch de eerste stuurman vertelde, hoe op deze hoogte in 1877, het fraaie stoomschip Friesland van de Rotter- damsche Lloyd op de Corruba-rotsen liep en met man en muis verging. 6 Maart 's morgens was het bepaald mooi weer geworden en werden we door een zui delijk zonnetje gekoesterd. De zee was nu kalm en de passagiers kwamen vroolijk aan dek. Ook de soldaatjes waren weer opgeruimd, ze waschten hun goed, dansten en stoeiden op den z.g. „bak", kortom ze voelden zich, evenals de passagiers van „achteruit", zoo lekker als kip. Ik heb van de mooie gelegen heid geprofiteerd om verschillende kiekjes te nemen, die n een denkbeeld kunnen geven van ons leven. Ik moet hier echter al dadelijk waarschu wen, dat opnamen aan boord dikwjjls misluk ken en wel omdat het licht er veelal niet scherp genoeg is. Er.fin, we zullen te Genua wel zien. Het ontwikkelen gaat hier ook al moeilijk en we zullen dat pas bij aankomst doen. Ook 6 Maart hielden we steeds de schoone Portugcesohe kust in zicht. Prachtig steken do rotsen en klippen tegen den horizon af en vooral de twee Burllngs, of, zooals de zeelui zeggen „de tweelingen", en dan Kaap Roca, omgeven door vele schil derachtige dorpen, wit afstekende op een groenen achtergrond, maakten op ons een onvergetelijken indruk. Boven op de bergen bij Kaap Roca zagen wij o. a. het beroemde kasteel Ceintra van den Koning van Portugal, omgeven door heerlijke bosschen, en links van het kasteel in de vlakte en tegen de helling, duizenden boerenwoningen en nog een prachtig slot met koperen dak, dat aan een Engelschman behoort, zooals de stuurman ons mededeelde. Het zou natuurlijk vervelend voor n wor den, wanneer wij n al de schilderijtjes gingen beschrijveu, die de kust steeds bleef aanbie den. Laat het u daarom genoeg zijn, als ik u mededeel, dat tot zonsondergang toe het uitzicht indrukwekkend schoon bleef. Toch moeten wij hier nog een eükel punt vermel den. Kaap St. Vincent toch werd zeer dicht gepasseordzij bestaat nit twee in zee uit stekende rotsgevaarten, die een baai met helder wit strand insluiten. Hier zagen we tal van visschers in kustvaartuigjes en boven op de rots een klooster, terwijl zuidelijker ons een fort aangrijnsde. Kaap St. Vincent werd om 6 nur 10 min. des namiddags „gerond". „Ronden" wil zeggen, dat men er den hoek omslaat. De koers werd nn daarop van recht Zuid zoowat Oost-Zuid-Oost, op straat Gibraltar aan. Lt. Clockeneb Bbousson b. d. 8 Maart 1903. a/b S. S. Koning Willem II. (Niet geplaatste ingezonden stukken ivorden nimmer teruggegeven.) Meneer Trapman! Zqj je dut asjeblieft in je krant zette wille Ntj de kindere zaiden had de meister al een heel taid leden an de burgemeester vroe gen of er met de Paaschtentoonstelling ok vrai was. Den kon er sogges van de hard- draverai wel skool houwen worre, zai de meister. Ze hewwe der op 't raadhuis lang over docht, maar bet mocht niet zaide ze. De meisters moste op de kindere passé leke ze wel te mienen dat die gien kwaad zouwe doen an de tentoonstelling Ik docht, i dat pelesie deer v oor was en dat de meisters er wasse om ze te leeren. 't Was aars wel een mooie tentoonstelling voor de kindere om te zien. Die van Barregorn ware der alle gaar. Die hadde vrai. Die benne den zeker heel wat beter as die van ons. Ok de meisters van Barregorn ware der. „Dat ben ik ook niet, lief kind. Al heb ik ook geen schatten meêgenomen, ik heb toch wel zooveel levenswijsheid opgedaan, dat het me hier niet zooveel moeite zal kosten, een rijk man te worden." Het gelaat van de jonge vrouw werd weer eensklaps ernstig en koud. „Dat wil j zeggen, dat ge zonder middelen bent, j George Hy keek haar scherp aan en tikte haar j dan, ondanks haar afwerende beweging, op de wang, „Hoe goed beval je me, Her- mino 1 Geen valsche sentimentaliteit. Het is heel mooi, een verloren broeder na ver loop van vijftien jaar weer terug te zien, j maar een verstandig mensch verliest ook te midden van de grootste ontroering niet j den veiligen bodem van het nuchter overleg. Maar ge kunt onbezorgd zjjn. Ik ben met zooveel middelen toegerust, dat ik geen enkel mensch tot last behoef te zijn." Dat hjj met zooveel zekerheid haar ge dachten gelezen had, dat maakte haar toch wel wat verlegen. „Je verstaat mij ver keerd, George. Mijn man en ik zouden je eiken steun ten dienste hebben gesteld, die maar eenigszins in onze macht staat. Maar wij zijn jammer genoeg niet rijk. Gerard heeft een bescheiden betrek king en van sparen is, ondanks onze een voudige leefwijze, bijna geen sprake." „Nu, misschien krijg ik vroeger of later wel eens gelegenheid, jelui wat op de been te helpen1', antwoordde hij welwillend. „En daar hebben we zeker het rijtuig. Naar de Ohlauer StadsgrachtOf is het je misschien aangenamer, dat ik in een hotel logeer „Neen, neen alles is voor je komst ingerichtMaar hoe merkwaardig is toch zulk een wederzien. Bij het zien van jou is het me, alsof ik eensklaps in mjjn jeugd ben teruggeplaatst en als moest ge nog steeds dat overmoedige jonge mensch zijn van toen. Wjj weten beiden ook eigenlek Diemendal meer van elkaar. De oude her inneringen beduiden zoo weinig, want het leven heeft ons beiden wellicht zoo ver bazend veranderd." „Slechts tot ons voordeel, zoo ik hoop. En langzamerhand zullen we wel weer eigen met elkaar worden. Doe me het plezier en eisch niet don eersten dag den besten een zoogenaamde algemeene biecht van me. Als er gebiecht moet worden, is het misschien het beste, dat jij daarmede begint, opdat ik je echtgenoot niet geheel onvoorbereid onder de oogen kom en mogelij kei wijs in alle onschuld groote dom heden uithaal. Daar hjj, zooals je zegt, niet rijk is. is het dus een huwelijk uit liefde geweest?" „Hij was mij tenminste niet onsympa thiek Maar stelt zjjn persoonlijkheid je straks te leur, bedenk dan, dat ik, toen het vreeselijke met vader ge beurde, geheel onbeschermd stond en geen j overvloed van aanbidders had. Iq een der gelijk geval leert men het wel,o ver vele dingen heen te kijken en menig ding voor lief te 1 nemen, wat men onder andere verhou dingen versmaad zou hebben." „Ik begrijp. Een adonis is hy dus niet. i Maar je hebt, hoop ik, geen reden, je over hem te beklagen." „Neen. Myn huwelijk is zoo, zooals ik het had verwacht. Ilt heb ook tijd genoeg gehad, mijn man in al zijn goede en minder goede eigenschappon te leeren kennen. Reeds toentertijd, dat hij in het huis van myn vader werd aangesteld, had ik hem opgemerkt, zonder dat ik me bepaald voor hem interesseerde. En laterin die ontzettende jaren, dat ik op de wjjde wereld geen mensch had, die zich mijner aantrok ook geen broeder, Gtorge was Gerard Winter de eenige, die zjjn deelneming en zjjn hulp aanbood. Hij deed het op eea zeer onhandige manier, zooals hy eigenlijk in alles onhandig is, wat niet tot zijn vak behoort, maar ik leerde hem toch als een trouw, eerlijk mensch kennen. En na de ervaring, dio ik bjj de groote catastrophe met al mijn vereer ders heb opgedaan, kon dat wel opwegen tegen het gebrek aan andere voortreffelijk heden." „Zeker. En hot leven met hem schijnt me toe, jou uitstekend bekomen te zijn. Maar je zegt, dat hy op 't kantoor by vader is geweest Het moet dan wel na mijn tijd zijn geweest, want ik kan me geen Gerard Winter herinneren." Ja, je was reeds eenige jaren weg, toen hij bij ons kwam. En je behoeft er ook niet baDg voor te zjjn, dat hjj eenig denkbeeld heeft van de reden van je vertrek." „Zooveel te beterofschoon er reeds lang gras over deze oude geschiedenissen is gegroeid, welke ik niemand zou aanraden weer op te diepen. Ook tusechon ons beiden, beste Hermine, zal het beter zijn, daar niet meer over te praten, nietwaar?" „Ik voor mij heb er geen belang bij, er over te praten Maar ben je er niet bang voor. dat er de een of ander in Breslau is, die nog van de zaak het fij-e weet?" „Mogelijkraaar niet waarschijnlijk. Want buiten vader en dien vervloekten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5