INGEZONDEN.-
Zondag 5 April liH>&
47&Le J aai gang No. 38£4.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsd. 31 Maart 1903.
FEUILLETON.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Andisdif ,|knhra5Sfn.
SCHAGER
COURANT
UITSPRAKEN:
A. J. J. vnn Steijn, L. W. over den Linden,
"W. J. van Neck en P. Kramer, Helder [resp.
Bnrgem. en Wethouders), overtreding van een
voorschrift, ingevolge art. 6 der Veiligheids
wet gegeven door een Inspecteur van den
Arbeid (gaspuinhoopkwestie in hooger beroep],
met onbevoegd-verklaring van den Kanton
rechter te Den Helder verwezen naar een
ander Kantongerecht.
J. Jonker, Alkmaar, bedriegelijke bankbreuk,
6 maanden gevangenisstraf, verminderd met
prevent, hechtenis.
W. Stam, Egmond aan Zee, mishandeling,
10 dagen gevangenisstraf.
Margje Gerritsen, Medemblik, door onop
lettendheid oorzaak zijn, dat een gekke de
plaat poetst, vrijgesproken.
L. Hakvoort, L. de Boer, A. vauVeeD, allen
te Urk, diefstal elk 2 maanden gevangenisstraf.
Wat je moet zeggen van Gerrit Eelman,
33 jaar, ketelmaker aan de Marinewerf te
Den Helder, is niet zoo dadelijk uit te maken.
Hij is gedetineerd in het Huis van Bewaring,
op grond dat hij eenige koperen voorwerpen,
aan het Rijk toebehoorende, en hetzij door
hem, hetzij door anderen gestolen, ten
eigen bate heeft verkocht. Als de waarheid
van die beschuldiging gebleken was, dan
zouen we hem met, den grootsten smaak
even in de uitstalkast gezet hebben,
maar hij ontkent ten eenenmale, ook maar
het geringste, zoowel van den diefstal als van
den verkoop, af te weten en bewijs is er voer
het eerste heelemaal niet en voor het laatste
een beetjealleen de verklaringen van den
opkooper en diens vrouw. In zoo'n geval is
't altijd zaak, voorzichtig te vzezen, want
kwam later de onschuld aan 't licht, dan zou
't ons geducht spijlen, hem in 't openbaar
voor een krommen spiegel- te hebben laten
kuieren. Intusschen valt 't niet te ontkennen,
dat wij niet den iDdruk kregen, met een
zooals de verdediger zei tabula rosa of
een blad smetteloos wit papier te doen te heb
ben. Integendeel„alles in onderling verband
en samenhang beschouwd" zegt de Recht
bank dan weet hij in ieder geval, naar
onze meening alles van de zaak af, of hij 't
gedaan heeft of niet.
Eelman scheen er maar heel weinig door ge
griefd of smartelijk aangedaan te zijn, dat
hij, volgens hem (dan onschuldig, in de ge
vangenis zatop 't bankje der beschuldigden
gezeten, schaamde hij zich niet,, herhaaldelijk
zich om te draaien en met brutalen blik
onder het publiek naar kennissen te vorscben,
met wie hij een vroolijken groet zou kunnen
wisselenvoor den rechter-commissaris had
hij indertijd al heele rare antwoorden gege
ven, zoo o. a „dat hij toch nooit zou zeggen
wie 't wèl gedaan hadden, ook al zou hij
dat weten", en op de vraag, waar hij telkens
't geld vandaan had om z'n dollen biljartiust
te bevredigen dat de rechtercomm. daar
niets meê noodig had, enz., enz. Zoo had hij
gezegd, op den avond van den verkoop bij
z'n ouwe lui thuis geweest te zijn, terwijl
bij 't later onderzoek geen van de huisge-
nooten zich dat meer herinnerde;wel, dat
hij er den volgenden avond geweest was.
Dat allemaal te zamen was nu niet erg
geschikt om zijn bewering aannemelijk te
maken, dat hij van de geheele zaak niets af
wist. En als hij dan om de een of andere
reden de ware toedracht van 't geval ï.iel
meêdeelen wil, dan zal hij de verantwoorde
lijkheid alleen moeten dragen.
Maar, zal men zeggen, vertel nou 's eerst,
wat er eigenlijk gebeurd is.
Op 31 December bemerkte Hendrik Lippe,
conserveerder bij de Marine aanboord van de
„Kortenaer", dat er 7 koperen deksels van
luchtkokers niet meer in hun plaatsen naast
de respectieve kokers stonden, maar verdwenen
waren. Hij deelde dit mede aan den boven
hem staanden Aart Huisken, ook al employé
van de conservatie. Van een conservatief amb
tenaar kan men niet verwachten, dat hij over
haast te werk gaat en Huisken deed dan ook
Roman van
A. O. KLAUSZMANN.
6. o-o-o
George was natuurlijk in die jaren zeer ver
anderd, maar het Müller-type was dadelijk
merkbaar. En Hermine moest haar broeder
in stilte de erkenning geven, dat hij zich
magnifiek had gehouden. Zooals hij duar
vlug uit den coupé sprong, maakte hij den
indruk, nog een jonge man te zijn, in de
volle kracht van zjjn leven en gezondheid.
Zijn nieuw en elegant, niet heel groot
koffertje in de hand houdend, liet de
nieuw-aangekomene zjjn oogen over de om
standers gaan. En zijn blik bleef twijfe
lend aan Hermine hangen, die zich met
opzet achtergehouden had.
Na eèn korte aarzeling ging hij op haar
toe en haalde den hoed af. „Ik vraag u
excuus, als ik me mocht vergissen", zeide
hij met een vreemd accent, „mevrouw
Hermine Winter?"
Nu gaf ze het verstoppertje spelen op
en reikte hem lachend de hard. „Welkom
in het vaderland, George.Ik wist dade
lijk, dat gij het zijn moest, maar ik had
het niet voor mogelijk gehouden, dat
gij mij ook herkennen zoudt."
„O, myn geheugen is voor dergelijke
dingen zeer scherp. En dan was er voor
rnjj ook geen onzekerheid, want de mooiste
onder de dames moest mjjn zusje zijn."
„Ben je zoo galant geworden, daar ginds
pas 2 Januari danrna rapport van het ver
dwijnen aan den Officier van Politie op 's Rijks
werf, J. F. B. van Dijk. Een uitgebreid onder
zoek werd nu ingesteld, maar zonder eenig I
resultaat. De registers van alle vodden- en j
beenen-specialiteiten werden opgevraagd,
maar niet één had de koperen deksels inge- 1
schreven. Eerst eenigen tijd later het is
ons niet duidelijk geworden wanneer en op
welke wijze had de voddenraper C. Bak
aan de politie verteld, dat hij meer wist van
den inmiddels zeker algemeen ruchtbaar ge
worden diefstal. Toen kwam dan uit, dat hij
op 18 December met zjjn kar in de Graven
straat had loopen schreeuwen om vodden.
Hij was daar aangehouden door Gerrit Eel
man, die hem verzocht had 's avonds om een
nur of zeven terug te komen met z'n kar,
om een stuk of wat zakken met een ouwen
stoel meê te nemen, ['t Scheen wel, of de man
in 't middernachtelijk uur een soort van
Kakkadorisvoorstelling wou geven]. Enfin,
Bak vraagt als goed koopman niet naar din
gen, die 'tmaar beter is dat bem niet bekend
worden, en was dus om 7 uur „braaf" pre
sent. Hij wachtte een kwartier, maar wie er
kwam, geen Eelman. De temperatuur van
zijn voorgevel begon op 't laatst tot onder
nul te dalen, waarom hij besloot naar moeder
de vrouw terug te keeren en de kar te laten
staan. Als Eelman dan nog mocht komen,
kon deze in ieder geval de kar met goed
wel bij Bak thuis brengen. En anders dan
kon je toch nooit weten, hoe ónze lieve heer
misschien op den ouwen stoel zonder zitting
een dukatenk r zette, die, eer 't ochtend
was, alle zakken vol had. Zoo gedacht, zoo
gedaan. Bak zette de kar met alle ap- en
dependenties bij de palissade neer en toog
naar moeke. Hij was mooi een uurtje thuis,
toen Eelman met de kar arriveerde ,,'t goed"
was in de zakken en werd in 't pakhuis
achter de woning voor den dag, of liever
voor de keers gehaald en na eenig loven en
bieden, door Bak voor f 17 gekocht. Eelman
was bezweet en dorstig, kreeg een glas water
en een kop koffie niet door elkaar en
ging toen heen.
Bak had zeker een soort gevoel, of hem
de zeven deksels op zijn maag lagen te druk
ken, althans hij stuurde z'n vrouw, die „op
alle dagen liep", in 'tlate uur nog naar den
en-gros-voddenist Oostendorf, met de bood
schap dat er handel was. Deze kwam met
de vrouw terug en kocht de deksels voor
37 cent per kilo. Bak kon er wel meê uit
want er was 131 kilo en dus maakte hij er
f 48 47 vooï. „Wat een masselOostendorf
vond ook zeker de deksels voor dagelijksch
keukengebruik wat zwaar en verkocht ze
weer aan de firma Van Nes te Amsterdam.
Bak ontmoette een paar dagen daarna Eel
man, entoen deze, half in een gekkentje, zei
dat hij binnenkort eens kwam nieuw; aar-
wonschen, want dat er van de deksels toch
wel een aardig winstje overgebleven zou zijn,
gaf Bak liem nog fl.—Een kwaadspreker
zou misschien zeggen, dat daar de akte van
geheimhouding werd gepasseerd.
Tot zoover hebben we nu de geschiedenis
zooals die uit de getuigenverhooren bleek,
voornamelijk uit 't verhaal van Bak. Zooals
boven gezegd, ontkende Eelman alleshij
wist eenvoudig van niets. Jammer maar, dat
hij daarbij geen gewichtiger dingen in de
schaal kon leggen, dan „dat hij toch zooveel
geloofwaardiger was dan die voddenjood".
We willen aannemen, dat Bak zoo dwars-
dagelijks van de eerlijkheid niet scheef loopt,
maar hij gaf toch vandaag geen slechten
indrukhij is er herhaaldelijk door den
President op gewezen, dat hij onder eede
stond dat van z ij n verklaring de veroor-
deeiing voor een groot deel zou moeten afhan
gen, en dat hij dus wèl moest begrijpen, dat een
valsche verklaring tegen Eelman een mon
sterachtige beschuldiging zou zijn, enz., maar
niets veroorzaakte eenige hapering of wijziging
aan zjjn getuigenis.
Niets gaf aanleiding om te vermoeden, dat
Bak reden had of meende te hebben, om
Eelman op deze manier te beschuldigen.
Het bleek voorts, dat Eelman in den loop
van 1902 nog op de „Kortenaer" gewerkt had
en dat hij tijdens den diefstal, of althans in
de week van 15 tot 21 December, gewerkt
had op de „Gier", die ook in 't natte dok
lag, dicht bij de „Kortenaer", terwijl de Offi
cier van Politie V an Dijk, zeker tot zijn leed
wezen, moest verklaren, dat er aan de Werf
wel meer gestolen werd en dat o.a. ook ge
in de Nieuwe Wereld Vroeger moest ik
mij, als mijn herinnering mij niet bedriegt,
inet Wat minder teedere behandeling tevre
den stellen."
„Maar jo was ook een echte kat, die
mjj tet leven uitermate zuur maken kon",
lachte bij. „Maar, zonder complimenten, ge
ziet er magnifiek uit. En je staat me
zeker wel toe, dat ik met zeer veel je-
noegen een broederlijken kus op die mooie
wangtu druk."
Zij d ildde de liefkoozing, maar toen hij
baar op de andere wang kussen wilde,
draaide ze haar hoofd af.
„Niet meer. De menschen mochten ors
eens voor een minnend paar houden
Moet je niet naar je bagage omkijken
„Die draag ik reeds in de hand. Deze
koffer houdt alles in, wat ik in Breslau
noodig zal hebben. Want het is mijne be
doeling, hier niet langer dan twee of drie
dagen te bljjven."
„Den kunnen we aanstonds een rijtuig
nemen. Je moet het verontschuldigen, dat
mjjn man mij niet vergezeld heeft, maar hij
werd door gewichtig werk op het bureau
gehouden."
„Ik zou ontroostbaar zijn geweest, wan
neer hij zich voor mijn pleizier lasten had
opgelegd. Eerst de zaak en dan het restje.
Ik zou mijn leven in Amerika al heel
slecht hebben moeten leerden, als ik me
die grondstelling van alle practjjk niet
eigen had gemaakt."
„En je hebt je tijd daar goed besteed,
zooals het schijnt zeide Hermine vrien
delijk, terwijl zjj met zichtbaar welgeval
len de elegante verschijning monsterde.
„Het ziet er niet naar uit, alsof je over je
lot daar ontevreden behoeft te zjjn."
lijksoortige lachtkokerdeksels waren gekaapt
van de „Zeehond" en de „Sommelsdijk".
De 0. v. J. Mr. Cnopius verklaarde geen
veroordeeling te durven vragen wegens dief
stal, omdat daarvan 't wettig en overtui
gend bewijs niet was geleverd, maar wel
wegens de in ieder geval gebleken heling.
ZEd.G. wenschte Bak niet als een eerlijk
mensch te schilderen, integendeel, door het
koopen van dergelijke voorwerpen zonder
naar de herkomst te vragen, droeg hij voor
een groot deel de verantwoordelijkheid voor
eventuëtle straf. Tegen Eelman eischte ZEG.
wegens het opzettelijk uit de opbrengst van
eenig door misdrijf verkregen goed voordeel
trekken, een gevangenisstraf van 9 maanden.
De verdediger Mr. Van der Hoeven bestreed
dien eisch le op grond dat het „voordeel
trekken" niet bewezen was, omdat niet geble
ken was, of Eelman die f 18 misschien ook
weer zóó aan een ander persoon had gegeven,
en 2e op grond, dat naar zijn meening 't
wettig en overtuigend bewijs niet geleverd
was, voor welke meening hij verschillende
motieven aanvoerde, daarop neerkomende, dat
Bak waarschijnlijk de schuldige zou zijn, of j
althans Eelman nietdit laatste o.a. nog, j
omdat deze een vriend was van Jan ISenne- j
kens, een man, die te fatsoenlijk was om met i
een dief omgang te hebben. De verdediger
concludeerde daarom tot vrijspraak.
Govert de Roos is een nijdige schoenmaker
van Den Burg op Texel, het type van den
lapper, zooals ze altijd in kinderboekjes wor-
den afgebeeld, met den spanriem in deopge-!
heven hand. Op 25 Januari was zekere J. I
Dekker, assistent in de apotheek van Dr.
Wagenmaker, een rekeningetje komen be
talen, waarover al een jaar of drie kwestie
was geweest. Dekker was n.1. overtuigd, dat
een gedeelte van het rekeningetje indertijd
betaald was en De Roos ontkende dit. Ook
op genoemden datum leverde die kwestie
weer verschil van meening op, waarvan nn
het einde was, dat Dekker betaalde en dat
de schoenendokter hem met de knoken van
zijn rechterhand een kwitantie op zijn oog
gaf, die nog weken zichtbaar bleef.
Voor die ongure beëindiging van het ge
schil was nu De Roos voor den rechterstoel
gecommandeerd. Daar niemand bij het geval
tegenwoordig geweest was, dacht hij zich
zeker te kunnen vrijpleiten, jdoor te ont
kennen. Maar 't zal 'm wel niet veel baten.
De O. v. J. eischte 7 dagen gevangenisstraf.
Franóiscns Zonjee, een 25-jarige deftige
wandelstokkenfabrikant te Uitgeest, had op
19 December Hendrik Knol, een jongen van
den rijksveldwachter, die hem uitgescholden
had, met den langen stok van een ijsklopper
een klap gegeven, die later nog eenigen tjjd
gevoelig geweest was. Voor dit snertzaakje i
kreeg Zonjee een eisch van f 5.boete, j
subs. 2 dagen hecht., en de jongen een I
standje van den President.
De slotscène speelde te Enkhuizen, waar
zekere Jaap Vermeulen, een 27-jarige door
draaier heel uit de Haarlemmermeer, zich op
21 Februari met geweld verzet had tegen
zijn uitzetting uit de herberg van Scholten
aan de Kaasmarkt. Jaap was absent, wat den
Officier niet belette 14 dagen gevangenisstraf
voor hem te eischen.
A. s. week uitspraken.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
Was het weder bij ons vertrek van South-
ampton wat opgeklaard, nauwelijks waren
we een uurtje in het Engelscho Kanaal, of
daar begon het waarachtig weer te spoken
dat het een lust was. Aangenaam was dit
nu juist niet, vooral als men weet, dat we te
Southampton nog vernomen hadden, hoe bij
den storm, dien we reeds meemaakten, twee
Engelsche schepen waren vergaan.
Het schrijven op de bewegelijke „schuit"
werd me toen zoo goed als onmogelijk en ik
besloot daarom, betoro dagen af te wachten.
Het schip slingerde en stampte verschrik
kelijk en vriend Neptunus liet weder vele
passagiers tol betalen.
Grappig is 't voor hen, die het geluk heb
ben van die ellendige zeeziekte verschoond
te blijven, om verschillende dektooneeltjes,
hoe prozaïsch ook, te aanschouwen.
Het was helaas veel te donker om n door
een paar kiekjes is „De Prins" van een en
ander een denkbeeld te geven. Doch alle gek
heid op een stokje
Flink eten, nu en dan op harde scheepsbe
schuit knabbelen, vroolijk zijn, een mopje
zingen en het vaste voornemen om niet zee
ziek te worden, is, volgens mijn herhaalde
ondervinding, een onfeilbare methode tegen
de zoo algemeen gevreesde kwaal. Waar
schijnlijk zullen we er heden 8 Maart meer van
moeten lusten, want de beruchte Mistral
begint reeds op te steken en ik moet mij
daarom haasten om dezen Penkras, nog vóór
onze aankomst in Genua klaar te hebben.
Dan toch zal het druk zijn met 't ontwikkelen
der verschillende photo's, het bezichtigen der
stad en de brieven van en naar Holland Ik
kan u nn reeds verzekeren, dat we hier allen
branden van nieuwsgierigheid naar hetgeen
er tusschen 3 Maart j.1. en thans in het
lieve vaderland zal zyn geschied. Vooral in
deze dagen van spanning voelt men pas het
gemis aan couranten. Men is aan boord ge
heel van de wereld afgezonderd en hunkert
naar wat nieuws.
Maar nu genoeg over dit alles
Ik ga mijn reisverhaal vervolgen en zal
zorg dragen, dat de lezers een goed begrip
krijgen van het leven op een mailboot. Wij
waren dan weer in volle sop en zagen
niets dan donkere wolken en schuimende,
kokende golven, terwijl de Koning Willem II
zoo groot als zij is, telkens haar kop onder
water dook en dan weer op de baren steiger
de. Die beweging, door de zeelui „stampen"
genoemd, is veel onaangenamer dan het
slingeren, wat meer van wiegen heeft.
4 Maart, om 9 nur 38 v.m. scheepstijd,
werd aan bakboord weêr land gezien. 'tWas
het Pransche eiland Ouessant, dicht bij Brest.
Een uur later dansten we de zoo zeer ge
vreesde Golf van Biscaye in.
Het water is hier zeer diep en voor stoom
schepen is daarom het nauwe, ondijpe En
gelsche Kanaal veel gevaarlijker. Ik geloof
dat de naam „matrozenkerkhof" dan ook
meer slaat op de vele zeilschepen, die door
een Westerstorm in de Golf worden gedron
gen en soms op de klippen aan de Pransche
kust stukslaan en vergaan. Voor stoomboo-
ten is het gevaar vrij denkbeeldig of men
zou, als sommige passagiers, bevreesd moeten
wezen voor omslaan
De „Golf" viel ons zeer meê. Wel slingerde
en stampte de boot, doch zeker niet meer
dan in her „Kanaal".
Toch waren we allen blij, toen den vol
genden dag, 5 Maart, om 4 uur 20 's namid
dags, de kust van Portugal zichtbaar werd
en er seinen gewisseld konden worden met
den uitkijkpost bij Kaap Pinisterre, een
steil rotsgevaarte pï. m. 1800 voet hoog.
Belanghebbenden zullen dit wel in de
krant onder de scheepsberichten gelezen heb
ben. Om met andere schepen of met den
vasten wal te kunnen correspondeeren, heeft
men aan boord van elk schip seinvlaggen
en wimpels, die bij alle naties in gebruik
zijn. Elke vlag of wimpel stelt een van de
zes-en-twintig letters van het alphabet voor.
Een andere wimpel heet de onderscheldings-
wimpel en geeft, onder de natievlag gehe-
scben, te kennen, dat men iets seinen gaat.
Die onderscheidingswimpel heeft drie roode
en twee witte verticale banen.
Einisterre heesch nu denzelfden wimpel als
bewijs, dat men daar gereed was om seinen
te ontvangen.
Met die zes-en-twintig letters kan men nu
I liefst 375076 verschillende verbindingen ma-
j ken, die allen in het internationaal Seinboek,
voor elke natie in haar eigen taal staan aan-
j geteekend. Men kaD er dus zoo wat alles
meê te kennen geven.
Vlag C. (een witte wimpel met rooden bal)
beteekent b.v. „Ja", vlug D (een blauwe wim
pel met witten bal) „Neen", enz.
Bij windstilte, als de vlaggen niet kunnen
uitwaaien, gebruikt men ballen, driehoeken
enz. en 's nachts seint men met lantaarns,
vuurpijlen of blikvuren.
Zoo beteekent b.v. 4 roodlickten geplaatst
in een vierhoek„Maatschappij Nederland".
Wij seinden bij Einisterre: „Koning Willem
II, rapporteer: alles wel, Amsterdam". Dit
bericht werd verder telegrafisch aan „Lloyd"
te Londen overgemaakt en vandaar naar
Amsterdam, en nu heeft iedere lezer en lezeres
in Nederland dus eenig denkbeeld, hoe of die,
nit de courant bekende scheepvaartberlehten,
wol ontstaan.
We gingen nu verder langs de bergachtige
Portngeesche kust en waren nit de „Golrt,
doch het schip kwam er volstrekt niet stiller
door te liggen. Wel bemerkten we duidelijk,
dat het veel minder koud werd en werden
de winterpakken uitgedaan en tegen zomer-
dito's verwissold.
De kust was in de avondschemering slechts
onduidelijk zichtbaar, doch de eerste stuurman
vertelde, hoe op deze hoogte in 1877, het
fraaie stoomschip Friesland van de Rotter-
damsche Lloyd op de Corruba-rotsen liep en
met man en muis verging.
6 Maart 's morgens was het bepaald mooi
weer geworden en werden we door een zui
delijk zonnetje gekoesterd.
De zee was nu kalm en de passagiers
kwamen vroolijk aan dek.
Ook de soldaatjes waren weer opgeruimd,
ze waschten hun goed, dansten en stoeiden
op den z.g. „bak", kortom ze voelden zich,
evenals de passagiers van „achteruit", zoo
lekker als kip. Ik heb van de mooie gelegen
heid geprofiteerd om verschillende kiekjes te
nemen, die n een denkbeeld kunnen geven
van ons leven.
Ik moet hier echter al dadelijk waarschu
wen, dat opnamen aan boord dikwjjls misluk
ken en wel omdat het licht er veelal niet
scherp genoeg is. Er.fin, we zullen te Genua
wel zien. Het ontwikkelen gaat hier ook al
moeilijk en we zullen dat pas bij aankomst
doen.
Ook 6 Maart hielden we steeds de schoone
Portugcesohe kust in zicht.
Prachtig steken do rotsen en klippen tegen
den horizon af en vooral de twee Burllngs,
of, zooals de zeelui zeggen „de tweelingen",
en dan Kaap Roca, omgeven door vele schil
derachtige dorpen, wit afstekende op een
groenen achtergrond, maakten op ons een
onvergetelijken indruk.
Boven op de bergen bij Kaap Roca zagen
wij o. a. het beroemde kasteel Ceintra van
den Koning van Portugal, omgeven door
heerlijke bosschen, en links van het kasteel
in de vlakte en tegen de helling, duizenden
boerenwoningen en nog een prachtig slot
met koperen dak, dat aan een Engelschman
behoort, zooals de stuurman ons mededeelde.
Het zou natuurlijk vervelend voor n wor
den, wanneer wij n al de schilderijtjes gingen
beschrijveu, die de kust steeds bleef aanbie
den. Laat het u daarom genoeg zijn, als ik
u mededeel, dat tot zonsondergang toe het
uitzicht indrukwekkend schoon bleef. Toch
moeten wij hier nog een eükel punt vermel
den. Kaap St. Vincent toch werd zeer dicht
gepasseordzij bestaat nit twee in zee uit
stekende rotsgevaarten, die een baai met
helder wit strand insluiten. Hier zagen we
tal van visschers in kustvaartuigjes en boven
op de rots een klooster, terwijl zuidelijker
ons een fort aangrijnsde. Kaap St. Vincent
werd om 6 nur 10 min. des namiddags
„gerond".
„Ronden" wil zeggen, dat men er den
hoek omslaat.
De koers werd nn daarop van recht Zuid
zoowat Oost-Zuid-Oost, op straat Gibraltar
aan.
Lt. Clockeneb Bbousson b. d.
8 Maart 1903.
a/b S. S. Koning Willem II.
(Niet geplaatste ingezonden stukken ivorden
nimmer teruggegeven.)
Meneer Trapman!
Zqj je dut asjeblieft in je krant zette wille
Ntj de kindere zaiden had de meister al
een heel taid leden an de burgemeester vroe
gen of er met de Paaschtentoonstelling ok
vrai was. Den kon er sogges van de hard-
draverai wel skool houwen worre, zai de
meister. Ze hewwe der op 't raadhuis lang
over docht, maar bet mocht niet zaide ze.
De meisters moste op de kindere passé leke
ze wel te mienen dat die gien kwaad
zouwe doen an de tentoonstelling Ik docht,
i dat pelesie deer v oor was en dat de meisters
er wasse om ze te leeren. 't Was aars wel
een mooie tentoonstelling voor de kindere
om te zien. Die van Barregorn ware der alle
gaar. Die hadde vrai. Die benne den zeker
heel wat beter as die van ons.
Ok de meisters van Barregorn ware der.
„Dat ben ik ook niet, lief kind. Al heb
ik ook geen schatten meêgenomen, ik heb
toch wel zooveel levenswijsheid opgedaan,
dat het me hier niet zooveel moeite zal
kosten, een rijk man te worden."
Het gelaat van de jonge vrouw werd
weer eensklaps ernstig en koud. „Dat wil j
zeggen, dat ge zonder middelen bent, j
George
Hy keek haar scherp aan en tikte haar j
dan, ondanks haar afwerende beweging, op
de wang, „Hoe goed beval je me, Her-
mino 1 Geen valsche sentimentaliteit. Het is
heel mooi, een verloren broeder na ver
loop van vijftien jaar weer terug te zien, j
maar een verstandig mensch verliest ook
te midden van de grootste ontroering niet j
den veiligen bodem van het nuchter overleg.
Maar ge kunt onbezorgd zjjn. Ik ben met
zooveel middelen toegerust, dat ik geen
enkel mensch tot last behoef te zijn."
Dat hjj met zooveel zekerheid haar ge
dachten gelezen had, dat maakte haar toch
wel wat verlegen. „Je verstaat mij ver
keerd, George. Mijn man en ik zouden je
eiken steun ten dienste hebben gesteld,
die maar eenigszins in onze macht
staat. Maar wij zijn jammer genoeg niet
rijk. Gerard heeft een bescheiden betrek
king en van sparen is, ondanks onze een
voudige leefwijze, bijna geen sprake."
„Nu, misschien krijg ik vroeger of later
wel eens gelegenheid, jelui wat op de
been te helpen1', antwoordde hij welwillend.
„En daar hebben we zeker het rijtuig.
Naar de Ohlauer StadsgrachtOf is
het je misschien aangenamer, dat ik in een
hotel logeer
„Neen, neen alles is voor je komst
ingerichtMaar hoe merkwaardig is
toch zulk een wederzien. Bij het zien van
jou is het me, alsof ik eensklaps in mjjn
jeugd ben teruggeplaatst en als moest ge nog
steeds dat overmoedige jonge mensch zijn
van toen. Wjj weten beiden ook eigenlek
Diemendal meer van elkaar. De oude her
inneringen beduiden zoo weinig, want het
leven heeft ons beiden wellicht zoo ver
bazend veranderd."
„Slechts tot ons voordeel, zoo ik hoop.
En langzamerhand zullen we wel weer
eigen met elkaar worden. Doe me het
plezier en eisch niet don eersten dag den
besten een zoogenaamde algemeene biecht
van me. Als er gebiecht moet worden, is
het misschien het beste, dat jij daarmede
begint, opdat ik je echtgenoot niet geheel
onvoorbereid onder de oogen kom en
mogelij kei wijs in alle onschuld groote dom
heden uithaal. Daar hjj, zooals je zegt,
niet rijk is. is het dus een huwelijk uit
liefde geweest?"
„Hij was mij tenminste niet onsympa
thiek Maar stelt zjjn persoonlijkheid je
straks te leur, bedenk dan, dat ik,
toen het vreeselijke met vader ge
beurde, geheel onbeschermd stond en geen
j overvloed van aanbidders had. Iq een der
gelijk geval leert men het wel,o ver vele dingen
heen te kijken en menig ding voor lief te
1 nemen, wat men onder andere verhou
dingen versmaad zou hebben."
„Ik begrijp. Een adonis is hy dus niet.
i Maar je hebt, hoop ik, geen reden, je over
hem te beklagen."
„Neen. Myn huwelijk is zoo, zooals ik
het had verwacht. Ilt heb ook tijd genoeg
gehad, mijn man in al zijn goede en minder
goede eigenschappon te leeren kennen.
Reeds toentertijd, dat hij in het huis
van myn vader werd aangesteld, had ik
hem opgemerkt, zonder dat ik me bepaald
voor hem interesseerde. En laterin die
ontzettende jaren, dat ik op de wjjde
wereld geen mensch had, die zich mijner
aantrok ook geen broeder, Gtorge
was Gerard Winter de eenige, die zjjn
deelneming en zjjn hulp aanbood. Hij deed
het op eea zeer onhandige manier, zooals
hy eigenlijk in alles onhandig is, wat
niet tot zijn vak behoort, maar ik leerde
hem toch als een trouw, eerlijk mensch
kennen. En na de ervaring, dio ik bjj
de groote catastrophe met al mijn vereer
ders heb opgedaan, kon dat wel opwegen
tegen het gebrek aan andere voortreffelijk
heden."
„Zeker. En hot leven met hem schijnt
me toe, jou uitstekend bekomen te zijn. Maar
je zegt, dat hy op 't kantoor by vader is
geweest Het moet dan wel na mijn tijd
zijn geweest, want ik kan me geen Gerard
Winter herinneren."
Ja, je was reeds eenige jaren weg,
toen hij bij ons kwam. En je behoeft er
ook niet baDg voor te zjjn, dat hjj eenig
denkbeeld heeft van de reden van je
vertrek."
„Zooveel te beterofschoon er reeds
lang gras over deze oude geschiedenissen
is gegroeid, welke ik niemand zou aanraden
weer op te diepen. Ook tusechon ons
beiden, beste Hermine, zal het beter zijn,
daar niet meer over te praten, nietwaar?"
„Ik voor mij heb er geen belang bij, er
over te praten Maar ben je er niet bang
voor. dat er de een of ander in Breslau
is, die nog van de zaak het fij-e weet?"
„Mogelijkraaar niet waarschijnlijk.
Want buiten vader en dien vervloekten