Jntlisrltc |)Eitlïrassni. feuilleton. INGEZONDEN. Zoiitiag 19 April 1903. 47sic Jaargang JNo. 3828. TWEEDE BLAD. Staatsexploitatie onzer spoorwegen. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. Binnenlandse!! Nieuws. OURANT. I I Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. VI. Ik werd vannacht om 1 uur met schrik wakker. De Mistral, door de matrozen raak- straal genoemd, was plotseling in alle hevig heid komen opzetten en onze „Koning "Willem II" stampte verschrikkelijk, terwijl storm en water hem telkens zóó'n bons r.aar stuurboord gaven, dat de arme boot er van kraakte en zuchtte. Het zeewater beukte zóó verwoed tegen de deur van mijn dekhut aan bakboord, alsof de heele boel stuk moest. Het was een leven als een oordeel! Zoo'n storm had ik nog nooit bijgewoond, en ik wil wel bekennen, dat ik een oogenblik met heimwee aan mijn rustig slaapkamertje in Holland terugdacht. Als reizend journalist behoor ik echter niet meer aan mezelf, doch aan het publiek. Ik mocht dus niet lang talmen en moest den toestand van nabij gaan opnemen. Telkens vallende, van rechts naar links, kleedde ik mij fluks aan, zoo goed en zoo kwaad als het'ging, en moest toen tegen den stormwind in, mijn hutdeur openen. Hit was een zeer moeilijke beweging en niet geheel zonder gevaar, daar de orkaan met genoegen genoemde deur als amputeermes zou hebben gebruikt, wanneer ik hem niet te vlug af was geweest. Langzaam aan, met inspanning worstelend tegen de woede van lucht en water, verblind door de zeetjes, die over het schip sloegen, wist ik de trap te bereiken en kwam ik eindelijk benedendeks wat tot verademing. Het zeewater, dat over bak en kuil sloeg, stroomde door de gangen en tiots mijn waterproefjas werd ik door en door nat. De matrozen, in oliejassen met zeelaarzen aan en zuidwester op, liepen naar hunne postende kalme houding dier mannen boezemde mij dadelijk vertrouwen in en ik ging daarom maar een bakje koffie drinken in het kombuis. Voor passagiers is de brug verboden terrein, doch de Koningin der Aarde heeft nu eenmaal overal privileges en dus ook aan boord van een mailboot, die worstelt met de elementen. Op verzoek van den wachthebbenden officier kwam ik naar boven en genoot daar van een natuurtafereel, zoo grootsch, zoó woest, dat mijn pen het niet vermag te beschrijven. Hoe' nietig klein leek mij ons stoomschip, te midden van die woedende baren en wat blijft er van ons menschjes over bij zulk een losbreken van snelheid in massa In lang had ik niet zooveel reine emotie doorleefd en de nacht van 8 op 9 Maart zal daarom niet spoedig uit mijn geheugen verdwijnen. Toen het eindelijk dag werd, begon de storm iets te bedaren, alhoewel het toch nog 1 uur in den namiddag werd, alvorens hij geheel ging liggen. We hadden natuurlijk weder vele zeezieken aan boord. Een troepje jongelui uit de tweede klasse bestreed de kwaal volgens mijn onfeil bare methode, door het aanheffen van vioo- lijke liederen. De Mistral, die nog al eens de Golf van Lyon onveilig maakt, ontstaat, wanneer de woestijn Sahara sterk is verwarmd De heete lucht stijgt op en dan moet het luchtledige van over de zee door een kouden landwind uit Europa worden aangevuld. De dekhutten aan bakboord zagen er er barmelijk uit, ze stonden blank van het water en na afloop van den storm moesten zij met emmers worden leeggeschcpt. We kregen nu weêr heerlijk weer, zagen zoo nu en dan Erankrijk's Zuidkust en komen morgenochtend vroeg te Genua aan. Om bijtijds present te kunnen wezen, ga ik thans slapen. Morgen vertel ik u de rest wel. 9 Maait 1903, 's avonds half tien. Heden morgen om 4 uur kwam de boots man mij wekken. We naderden Genua, ons tweede station. In een oogenblik was ik op de brug. Wat een verschil met gisternacht. Heerlijk spiegelde zich het maanlicht in de gröen-blauwe zee. Duizenden sterren aan het firmament vereenigden zich met de ontelbare lichtjes aan den oever voor ons tot één groote monster-illuminatie. Een vuurpijl wordt opge laten. Men roept een loods van den wal. Deze is weldra aan boord en langzaam gaat het nu voorwaarts, met halve kracht. De indruk is overweldigend. Veel er over schrijven zal ik niet. De menschen houden meer van iets actueels en men kan toch nooit precies weergeven wat men in zulke momen ten gevoelt We liggen eindelijk in de haven. Aan stuur- en bakboord bevinden zich reusachtige booten, veel grooter nog dan do „Koning Willem II". Als de zon opgaat, zien wij de stad voor ons, opgebouwd tegen de heuvels. Daar komen de eerste brieven al aan boord. Nieuws uit Holland Vergun mij, lezer, ditmaal wat kortte zijn. Ik heb mijn twee daagjes nu zoo hard noodig. Mijn indrukken van Genua deel ik u dan in een volgend schrijven mede. Lt. Clockenek Bbousson b. d. 10 Maart 1903. 's-Morgens zes uur v. m. a/b S. 8. Koning Willem II. Het zal wel niet ontkend worden, dat het vraagstuk van de staatsexploitatie onzer spoor wegen dit jaar meer dan ooit de aandacht vraagt. j In de eerste plaats natuurlijk, omdat ons vaderland dit jaar in de spoorwegstakingen dingen beleefd heeft, welke zulk een diep gaande bezorgdheid opwekten, dat men zich meer en meer gaat afvragen, of hier te lande het spoorwegwezen wel op een gezonden grondslag gevestigd is. En vervolgens, omdat door hen, die van staatsbeheer op dit gebied sinds lang voorstanders waren, toch reeds i met belangstelling het oogenblik verbeid werd, waarop de motie der vrijzinnig-democraten bij de Tweede Kamer in behandeling zou komen. Deze motie, het behoeft nauwelijks te worden herinnerd, spreekt de wenschelijk- heid uit, dat de staat onze spooi wegen zelf in exploitatie neme. Hoe men nu ook over dit vraagstuk denke, over één ding zijn zoowel voor- als tegen standers van staatsexploitatie het eens dat namelijk de bestaande toestand in geen geval deugdelijk is. Hetzij men dien wil vervangen door staatsbeheer, of door een monopolie aan één vennootschap, verandering moet er komen. Immers, het is van algemeene bekendheid, dat in ons kleine land de concurrentio pp dit gebied zeer ongunstige gevolgen heeft. Onophoudelijk bestoken de maatschappijen elkaar met kleine plagerijen, waarvan het publiek het slachtoffer wordt. Nu eens wordt een gewenschte aansluiting door een gering tijdsverschil reeds in de dienstregeling verijdeld; dan weer wordt de aansluiting,op papier beloofd, in de practijk te niet gedaan, omdat men op den concurrent niet een enkele minuut w il wachten. Op het stuk der tarieven, gelijkheidsduur der retouren, recht vaB afbreken der reis, enz. lieerscht zóóveel verscheidenheid en, wij kunnen wel zeggen zóóveel verwarring, dat men er slechts met moeite den weg in leert vinden. Daarbij komt, wat het publiek niet zoo terstond bemerkt, dat concurrentie der twee groote maatschappijen een massa orinoodige uitgaven ten gevolge heelt, als bijv. dubbele administratie, dubbele bestel- kantoren, reclame, verzekeringskosten voor wagenhuur en gezamenlijke ontvangsten, contiöle op overgangsstations, en dergelijke meer. En het ergste is, dat, wat men met de concurrentie beoogde de lage vrachtprijzen, in ons land geenszins verwezenlijkt is. Wel zijn de prijzen voor het goederenvervoer hier iets lager dan in België en Duitschland [welke voor het grootste deel staatsexploitatie hebben], doch de cijfers bewijzen, dat dit alleen te danken is aan de concurrentie, welke beide maatschappijen te zamen ondervinden van de in ons land uitstekende waterwegen. Waar deze concurrentie echter niet te vreezen is, namelijk in het personenverkeer, daar zijn onze vrachtprijzen 32 en 40 °/0 liooger dan de Duitsche en Belgischehadden wij in ons land bijvoorbeeld het Belgische tarief, dan Roman van A. 0. KLAUSZMANN. 10. —o-o-o— Dat de advocaat met zijn stugheid geen bijzonder goed figuur maakte naast den opgewekt», vroohjken Miller dat voelde hn zelf wel. Maar ondanks dat, deed hfi geen enkele poging, zijn positie te ver beterenhij gaf denAmerikaan ruimbaan. De weinige opmerkingen, die hij zoo nu en 'dan maakte, hadden bijna bet tegen overgesteld gevolg, want ze klonken zeer sarcastisch. Het was een zooveelste bewi s voor de goede opvoeding van Miller, dat h'i zich in 't geheel niet gekrenkt toonde alles van den vroolijken kant opnam. enWat er gedurende den langen maaltijd in Martba's bart omging, viel moeilijk te den Zii bloosde en verbleekte zeer dik wijs/zonder dat er eenige reden voor was, en haar deelneming aan het gesprek be- naalde er zich in hoofdzaak toe, beleeid onfwnord te geven op de vragen en op merkingen van Miller,. die direct tot haar gericht waren. Dat zij met den advocaat „1 dien tijd geen woord gesproken bad, was zoo goed haar schuld, als de zijne. Maar het feit, dat zij bet steeds ontweek hem aan te zien, moedigde hem met aan, „ich tot haar te wenden. Toen men van tafel opstond, meende Herman Schröder heel goed te weten, wat de reden was van de verandenrg btj betaalden wjj per jaar aan plaatskaarten vijf millioen, gulden minder. Doch ook de spoorwegmaatschappijen zeiven ondervinden vSn de concurrentie de nadeelen. Haar dividenden zijn in de laatste tien jaren altijd om-en-bij de 4 geweest, en gemiddeld halen zij de 4 lang niet. Hoe weinig er bij dien stand van zaken overblijft voor het winstdeel, dat de Nederlandsche Staat van de uitkeeringen boven de 4 °/0 genieten zou, is te begrijpen. En toch rekende men indertijd op dat winstdeel zoozeer, dat de huursóm, die de Staat jaarlijks voor zijn spoorwegen ontvangt, slechts 1.74 van de aanlegkosten bedraagt. Daarbij vergeleken, zijn dus België en Pruisen, die ondanks hun lagere tarieven gemiddeld 4'/j en 4 van hun aanlegkapitaal „maken," in oneindig gunstiger conditie. Een ander gevolg dier onderlinge concur rentie is, dat de loonen en werktijden van het personeel in ons land, met onze buren vergeleken, ongunstig zijn. Toch zou reeds een geringe loonsverhooging van 20 cent per dag bijvoorbeeld bij de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen het heele dividend tot niets terugbrengen. Dit bewijst niet, dat zulk een wensch naar hooger loon en korteren dienst een onbehoorlijke is, maar dat het spoorwegstelsel, hetwelk niet bewil ligen kan, wat billijk is, ongezond moet heeten. Bovendien brengt elk stelsel van particu liere spoorwegexploitatie, hetzij concurrentie of monopolie, noodwendig groote gevaren met zich meê. Eén daarvan is gelegen in de macht, die spoorwegdirecties, vooral in ons land, bezitten door haar uitzonderingstarieven. Wanneer voor het vervoer van groote hoe veelheden hout of ijzer of ander materiaal op zeker baanvak, bijv. Oudewater-Emmerik, een vtachtverlaging wordt toegestaan, dan pro fiteert daarvan in naam ieder industriëel in de genoemde vakken, doch inderdaad slechts de ééne houtzagerij, of ijzergieterij, die er wij stellen maar het geval te Oude water bestaat. En erger nog dan deze protectie is, dat de spoorwegmaatschappijen haar vrachtverlaging ook verleenen aan den buitenlander, waar deze anders niet tegen onze landgenooten zou kunnen concurreeren. De drijfveer tot zulk een weinig vaderlandslievende daad is natuurlijk hierin gelegen, dat de spoorweg maatschappijen liever tegen lagere vrachten vervoeren, dan dat zij haar wagens leeg van de grens moeten laten terugloopen beter wat, dan niets. De kansen op omgekeerde protectionisme bescherming van het buitenland worden nu nog vergroot door de mogelijkheid, dat buitenlanders onze spoorwegaandeelen koopen en dan de spoorwegen beheeren Volgens hun belang en lijnrecht tegen het onze. Zulk een mogelijkheid bestaat zeer zeker. De voormalige Rijnspoor was in Engelsche handen. Zwitserland besloot in 1897 tot de naasting, voornamelijk om deze reden. Bijna was indertijd de directie onzer Staatsspoor door buitenlanders of Nederlandsche „stroomannen" vervangen. Niet ten onrechte wijst men er op, dat, wanneer wij in oorlog kwamen met een land, hetwelk onze spoorweg directies beheerschen kon, onze mobilisatieplan nen óf ontijdig overgebracht, óf heimelijk tegengewerkt en vertraagd zouden worden. Alles goed en wel, zeggen de tegenstan ders van verandering; we geven u toe, dat in het algemeen staatsexploitatie hoogst wen- schelijk is, maar zal de naasting in Nederland niet erg vee! kosten Nu, zouden we willen 1 antwoorden goedkoop zal zij niet zijn en de spoorwegovereenkomsten van 1891 zijn schuld, dat de staat er meer geld in zal moeten steken, dan anders noodig ware ge weest. Toch zal nog wel een rente kunnen worden gemaakt. Maar al ware dit niet zoo, ons dijkwezen kost ook geld, onze rijkstele graaf brengt de kosten niet open toch zal zeker niemand gaan zeggen, dat daarom die beide takken van staatsdienst maar achter wege hadden moeten blijven. Een tweede punt is dit: de som, die de Staat aan de spoorwegmaatschappijen zal moeten betalen, wordt met elk jaar wachtens hooger en' on- voordeeligerde boekwaarde van haar bezit tingen stijgt, zonder dat er, heiaas, een be hoorlijke afschrijving tegenover staat. Welnu, zegt men, dan naasten we nooit! Ja, dat zou men, volgens deze redeneering, moeten zeggenmaar dat staat niet in onze macht. Want elk oogenblik kunnen de maatschappijen den staat tot naasting dwin gen, wanneer haar winst beneden zeker minimum daalten het is reeds te voorzien, dat zij, bij het telkens ongunstiger worden harer iinanciëele uitkomsten, dit eerlang doen zullen. Maar in dat geval beteekent ook elk jaar, dat de Staat het onvermijdelijke uitstelt, het opofferen van nieuwe sommen. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) Van bevriende hand kwam de vraag tot mijVoldeed het tooneelspel „Lid van den Raad", geschreven door dominé N. J. C. Schermerhorn, en werd het door de Rederij- keiskamer „Cicero" goed opgevoerd Omdat mijn oordeel wellicht eenzijdig zon zijn, heb ik die vraag tot eenigen gericht en geef ik hunne antwoorden, zoo nauwkeurig mogelijk, in het kort weder. Een gezonde jonge deerne zei„Ik heb gisterenavond erg veel plezier gehad. Wat was die veldwachter dronken. Dat zijn vrouw zoo benauwd voor hem was, komt zeker omdat ze zoo zwak en mager is, want hij deed haar niets. Hij deed niets als wat herrie maken en vloeken, maar 't is net zoo'n ventje om in een hoekje te zetten." Een oud rederijker sprak„Dat stuk is eigenlijk niet voor 't tooneel geschikt. Er is veel te weinig handeling in. De tooneelen zijn zoo mat, zoo erg gerekt. Het is feitelijk geen tooneelspel en veeleer een aaneenschake ling van dialogen." Een burgervrouwtje zei„Ja zie je, als dit stuk eens op eene andere plaats vertoond was en 't was dan niet van Dominé, maar van Abram de Winter, dan zou ik het heel aardig gevonden hebben, want ik mag die „zetten" wel, maar nu leek het we), of ze vol hatelijkheid waren." Van een bejaard man hoorde ik: „Ik heb gelukkig met al die verdeeldheid, die hier, na de komst van Dominé Schermerhorn is ontstaan, nieis te makeD, maar ik begrijp niet best waarom zooals in dit tooneei- stuk de anarchisten zulke brave en goe dige menschen moeten zijn en de anderen, zooals deze burgemeester, secretaris, onder wijzer en veldwachter, zoo slecht, en die boeren zoo schunnig-min." Een guitige jonge man beweerde: „De 4 jongelieden, die op het tooneel zoo dapper de vrije liefde verdedigden, zijn geëngageerd. Ze kunnen dus al dadelijk beginnen met aan elkander en aan hunne ouders en aanstaande schoonouders een voorstel te doen om „v r ij e liefde" in prakt ij k te brengen. Zou dat goedgekeurd worden Een ernstig man zei„Vraag mij liefst niet. Werkelijk, ik acht het zoo aanprij zen van anarchie en van vrije liefde al even m i s d a d i g, als indertijd het uitlok ken van dienstweigering door miliciens. Immers, als men toerekenbaar is, moet men weten, dat zijne eventueele volgelingen in dit geval zeer waarschijnlijk slachtoffers zou den worden, of kunnen worden." Een raadslid oordeelde „Is 't niet onver klaarbaar, dat de schrijver gewoonweg doet, of Gemeenteraadsleden door giften en belof ten 't noodige aantal stemmen verkrijgen en alsof zij geen eed van zuivering hebben af te leggen voor ze zitting mogen nemen en ze dus meintedigen zonden worden als ze z o o gekozen waren Ook schijnt de schrijver niet te weten dat de stemming ge heel persoonlijk is en geheim, zoodat de werkgevers, ook al wilden ze dat hunne arbeiders niet kunnen dwingen." Een student, geen plaatsgenoot, zei :„Cicero" beeft m. i. zoo goed gespeeld als men dit van dorpsrederijkers mag eisclien, maar het stuk was niet 1e redden, ook al omdat het zoo onjuist getcekend is. De domme boer b.v. leest vlot, met juisten klemtoon, let op de leesteekens, spreekt uitheemsche woorden goed uit en gevoelt 't spoedig als hij in de klem zal komen. Hij houdt zelfs een toe spraak, die, hoewel door brc-mmen onder broken, een goeden zin vormt. De kindei looze jonge vrouw van een dronken veldwachter, klaagt, over vreese- lijke armoede en haalt uit een lade van de tafel, wetende dat ze daarin waren, f 18.50 te voorschijn. De Burgemeester liet zich bij herhaling, brntaliseeren door dien dronken veldwachter en durft hem niet te ontslaan, omdat de laat ste een geheim kent en dat schrikkelijke ge heim blijkt te zijn (sic), dat de Burgemeester (weduwnaar) eens door dien veldwachter is gezien bij een jonge weduwe. Dit schijnt dus een groote euveldaad en geen vrije liefde te zijn. Drie brave anarchisten komen de vrouw van den veldwachter uit diens woning redden, ze raden aan, spoed te makenen. .houden intnsschen lange politieke gesprekken, enz. Een onderwijzer vond 't niet aardig, dat de eenige onderwijzer zoo dom is voorgesteld, alsmede dat zooveel malen ge vloekt werd en zulke leelijke scheldwoorden gebezigd. Een bezorgde moeder zeideWat spijt het mij eigenlyk dat 't stuk niet erg meêvalt. Ik had zoo'n hoop, dat Dominé, die naar mijn oordeel met preeken en catachiseeren niet zoo heel veel op heeft, door heele mooie tooneel- stukken te makeu een baantje zon vinden dat hem best past.Het spijt mij wel, maar dit schijnt ook zijn roeping niet, en toch zou ik graag willen dat zoo iemand als die mijnheer Rós sing, er zijn oordeel over uitsprak, want 't mocht eens meevallen, enne.het is eigen lijk al zonde dat mijne dochter nog niet naar de leering gaat. Omdat 't mij toescheen dat ik gevaar liep geheel verzeild te raken op onvrij territoor, eindigde ik, doch iets weemoedigs, stellig op mij overgebracht uit 't beklemde gemoed van die moeder, is achtergebleven. EEN VRIEND VAN CICERO. van den Raad Vergaderin der gemeente NIEUWE NIEDORP, op Martini. Gisteren was ze zoo vertrouwelijk en hartelijk, en mi zoo geheel anders. En deze verandering viel samen met de komst van dezen knappen, prettigen cavalier i George Miller, en er behoorde, volgens zijn idéé, maar weinig scherpzinnigheid toe, om j daaruit eene conclusie te trekken, die voor hemzelf even beschamend, als bedroevend was. li ij had er bepaald de voorkeur aan gegeven, onder het een of ander voorwend sel dadelijk heen te gaaD, wanneer niet de wenseh, dien Hermine kenbaar had ge maakt, hem tot blijven had genoodzaakt. Op de gelegenheid om onder vier oogen met haar te spreken, behoefde hij niet lang meer te wachten. Want de boekhouder moest naar het kantoor en George hield zich ijverig met Martha bezig, terwijl deze in een hoekje van de eetkamer de koffie zette. Dit oogenblik maakte de jonge buisvrouw zich ten nutte, om den advocaat een wenk te geven en onder de luid uit ge sproken verklaring, dat ze hem eenige fotogri fieën wenschte te laten zieD, stapte ze met hem de andere kamer binnen. Ia 1 et oogenblik, dat ze de deur achter zich dichttrok, had er een opvallende ver andering met haar plaats Haar zooeven lachend gelaat zag er op eenmaal bedroefd uit, en terwijl zij den advocaat haar hand reikte, zeide ze„Geef mij vóór alles de verzekering. Herman, dat ge over het ver- ledene niet meer boos op mij zijt en dat ge nog altijd een weinig vriendschap voor mij gevoelt." Hij was door dit begin blijkbaar zeer onaangenaam verrast en slechts maar heel kort hield hij de zachte hand van dejonge vrouw in de zijne. „Gij moogt reeds ter wille van uw man op mijn vriendschappelijke gezindheid rekenen, mevrouw Winter... eD u weet, dat ik nooit boos op u ben geweest. Ook wanneer ge na mijn terugkeer van het slagveld bereid zoudt zijn geweest mijn vrouw te werdén, dan zou ik (óch dat offer nooit hebben aangenomen." „Het is zeer grootmoedig van u, de zaak in dit licht te plaatsen. Maar ik weet beter, wat ge toen over mijn hande lingen dacht, en hoe ge er misschien Eog heden over denkt. Ik was een ODrijp. dwaas ding, wie door een verkeerde op voeding het hoofd op hol was gebracht, zoodat zij tenslotte de stem van haar eigen hart DÏet meer verstond Maar wat ik toenmaals in onbegrijpelijke verblinding tegen u en mezelf heb misdaan, ik heb bet intusschen waarlijk zwaar genoeg geboet." Zij had het aarzelend gezegd, evenals of ze deze bekentenis in haar vrouwelijke schuchterheid eerst na heftige" strijd open baarde. De advocaat echter had daarvoor zeker niet bet rechte oor. „Hoe het daarmede ook mag zijn, mevrouw Winter, bet han delt over dingen, die reeds zeer ver achter ons liggen en het is beter daarover niet meer te spreken. Mag ik vragen, waarmede ik u vandaag van dienst kan zijn Hermine drukte een oogenblik de tan den in de roode lippen. Dan echter ging ze met haar zakdoek zscht over de oogen en zeide na een z*er diepen zucht„Mis schien kunt ge mij slechts beklagen, want ik ben zeer ongelukkig. Dokter Weisz beeft mij gisteren in zekeren zin den aan sri n g NIEUV Woensdag 15 April 1903, voorm. 11 uur. Tegenwoordig alle leden. De Voorz. opent de vergadering, waarna de notulen dor vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Ingekomen is een tweetal missives van het gemeentebestuur van Hoogwoud, betreffende bet berbalings-ondorwijs aan de Langereizer school, een onderwerp, dat sedert meer dan een half jaar trouw voorkomt op elke agenda van de raadsvergaderingen in de beide gemeenten. In de eerste plaats was de verordening tot regeling van bet herbalings-onderwijs door Gedeputeerde Staten teruggezonden, met de bemerking, dat, in strijd met de wet, voor bet onderwijs aaan de meisjes avonduren waren bestemd en met de uitnoodiging, te dien opzichte de noodige wijzigingen san te brengen. Door bet gemeentebestuur van Hoogwoud was in deze bet advies ingewonnen van het hoofd der school, den beer M. de Jong, wiens schrijven bij bet verzoek van Hoogwoud om de verordening volgens den wensch van Gedeputeerde Staten opnieuw vast te stellen, was overgelegd. De Raad vindt, op voorstel van den Voorz., goed, de uren voor bet meisjes-onderwijs te bepalen zooals de heer De Jong in zijn schrijven aangeeft. De tweede missive behelst de mededeeling, dat na de definitieve vaststelling van de salaris-regeling voor het herhalings-onderwijs, aan den heer De Jong en mej Timmerman de belooning over de maanden November en December van 3902 is uitbetaald. Aangezien deze sommen niet begrepen waren in den eersten staat van verrekening, wordt nu een suppletoire staat ter goed keuring toegezonden met verzoek bet aandeel van N. Niedorp ad f 21 aan den gemeente ontvanger van Hoogwoud te willen uitbetalen. Niemand lieeit natuurlijk bezwaar tegen de uitbetaling van dit bedrag. De Voorz. deelt verder mede, dat er een begin van brand is geweest in bet schoolhuis te Moerbeek. De kosten van herstelling zullen ongeveer f 25 bedragen. Aan de Maatschappij te Barsingerhorn, waar het perceel op bet oogenblik nog verzekerd is, zal restitutie j gevraagd worden. Hierna gaat de Raad in geheime zitting ter behandeling van verschillende zaken Na heropening der deuren doet de beer Visser voorlezing van bet bij hem ingekomen deskundig rapport omtrent bet kweeken van Edelkarpers in de z.g. zaagmolenkaven. Het staarden dood van mijn man aangekondigd." Zeer ontsteld vroeg de advocaat naderen uitleg En zij herbaalde hem, hoewel zeer sterk overdreven, wat de dokter baar had meegedeeld. „lederen dag kan de laatste zijn", ein digde zij baar vertelling. „Want volgens den dokter kan zelfs een kleine opgewonden heid hem dooden." „Om Godswil... dat is verschrikkelijk! En mijn arme vriend heeft geen denkbeeld van het gevaar, dat er boven zijn hoofd zweeft „Hij mag daarvan niets vernemen. De voortdurende angst over zijn leven zou hem neg sneller dooden. Hij houdt zich voor overwerkt, en hij moet dat blijven gelooven. Ik heb hem overgehaald, zijn jaarlijksch verlof zoo spoedig mogelijk aan te vragen, vroeger dan in zijn bedoeling l8g, en wjj zullen ons naar het Reuzen gebergte begeven, waar hij vroeger ook eens zoo goed opgeknapt is. Maar zelfs in het meest gunstige geval, zegt dr. Weisz, is het slechts uitstel van executie. Aan een geheele genezing, of aan een verbe tering van zijn zwaar lijden, is niet meer te denken." „U ziet mij zeer ontsteld En juffrouw Martha kent zij de geheele waarheid „Neen, zij weet niets en mag niets weten ook. Want zoover ik haar ken, is zjj in staat, binnen vier-en-twintig uren haar broeder alles te verraden. De kunst van een geheim te beweren, is haar niet ge geven En bovendien wil ik knar door deze droeve mededeeling niet uit baar ge lukkige stemming brengen." „Uit haar gelukkige stemmirg? Ik meende integendeel juffrouw Martlia nooit zoo stil, nooit zoo in zichzelf gekeerd ge zien te hebben, als juist vandaag Ebd weemoedig lachje speelde er om de lippen van de jonge vrouw. „U is een man, mijn beste mijnheer Schröder, en vcor de beoordeeling van wat een zekeren tijd stil en zacht in een jonge- roeisjesziel afspeelt, ontbreekt u de rechte blik. Dat is alleen door een vrouwenoog waar te nemen. Maar ik heb voorlocpig nog geen recht, uit de school te klappen. Maar wanneer l er u de moeite waard ge weest was, mjjn broeder en mjjn schoon zuster eenigszics scherper gade te slaan, dan zoudt u met mij gelooven, dat zich acht r Martha's stil en droomerig wezen iets heel anders dan leed en neerslachtig heid verbergt. „Ik geloof het, zonder meer", zeide hij haastig en m"t een wonderlijk ruwen klank in zyn anders zoo beschaafd klinkende stem. „En ik heb nóch het reebt, nóch den wensch, dieper in de hartsgeheimen der jongedame in te dringen. Wel vermoed ik, dat u mij nog iets anders '.venscht meê te deelen." „Ja, en ik hoop, dat u mij niet zult mis verstaan. Mijn man heeft tot op dezen dag geen testament gemaakt en wanneer van daag of morgen de verschrikkelijke pro fetie van den dokter wordt vervuld Zij zweeg en verborg haar gelaat in heide handen. De advocaat begreep echter volkomen, wat ze wilde zeggen, en hg schoen niets verkeerds daarin te vinden. „Het is sieehts natuurlijk, dat u zich met de gedochte aan deze treurige moge lijkheid bezig houdt", zeide hij. „En ik ben inderdaad zeer verrast te 'booten, dat mijn anders zoo voorzichtige viiend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5