Zondag 26 April 1903.
47ste Jaargang No. 3830.
TWEEDE BLAD.
Fragmenten
UNH
Een wandeling door Scliagen
in 1519.
FEUILLETON.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Landbouwproefvelden.
Het Vaccinewetje.
COURANT.
UIT
14.
In onze gedachten wandelen wij door
Schagen ten jare 1519. Welk een verschil
tusschen het Schagen van heden, en dat van
bijna vier eeuwen terug Slechts enkele gebou
wen zijn geheel van steen, doch de meeste
huizen zijn half hout, half steen, met allerlei
houten uit- en aanbouwsels, terwijl verschei
dene zelfs nog geheel van hout zijn opge
trokken, en, evenals trouwens de halt'steeuen,
met rieten daken bedekt. Natuurlijk, dat daar
door het brandgevaar uitermate groot is. Om
het dekken met pannen (hardt dack) aan te
moedigen, heeft Schagen's regeering dan ook
besloten, dat de vierde pan steeds door de
stede zal worden gegeven.
Maar terwijl we zoo aandachtig de huizen
bekijken, valt het ons op, dat in verscheidene
daarvan rusteloos de hamers tikken, terwijl er
vol ijver de blaasbalg wordt gerept.
Heeft Schagen zóóveel smeden vragen
we verbaasd aan onzen gids.
„Smeden nu juist niet", is het antwoord,
„het zijn messenmakers. Ja", vervolgt hij
vol trots, „de Schager messen zijn beroemd
door geheel Holland. Zie hier, hoe ze ge
merkt zijn". En uit zijn leêren gordel neemt
hij het zijne en maakt ons op een ingestem-
peld half maantje attent.
„Jammer maar", zoo gaat onze leidsman
voort, „dat het merk ook bij de bekken
snijders zoo gewild is. Vandaar, dat men nog
al eens voor een woesteling gewaarschuwd
wordt met de zegswijzeLaat dien kerel
toch in 's hemelsnaam met rust, want hij
komt dadelijk met Schagen voor den
dag
„Twee jaar geleden hadden die mannen van
het vechtersgilde hun halt echter kunnen
ophalen. Maar natuurlijk, toen zag je ze niet!"
„Twee jaar geleden?" vragen we belang
stellend.
„Wel zeker", is het antwoord, „want toen
gingen de Geldersche Friezen hier, zoowel als in
de naburige dorpen, als halve duivels te keer.
Zware sommen hebben we moeten betalen,
om van plundering en brandstichting bevrijd
te zijn. Gelukkig zond Heer Floris van
IJselstein ons 20 Mei een compagnie soldaten
en toen was de heele omtrek spoedig van
dien „Zwarten Hoop," zooals ze gemeenlijk
genoemd worden, verlost.
„Ja, het was toen een heele bedrijvigheid
in Schagen, met al dat krijgsvolk. Trouwens,
ook vandaag heersekt er drokte genoeg
Maar 't is dan ook marktdag, moet je
weten. Kijk, die luiden daar, die zoo devotelijk
voor zich henen zien, gaan stellig ter bede
vaart naar de kapel aan de Keins, die voor
weinige maanden voltooid werd. (In een
vorig Fragment reeds besproken.)
„En hier zijn we op de markt! Wat
een bedrijvigheid, nietwaar Ja, dat de meeste
dorpen uit den omtrek bij grafelijk privilege
van tollen en wagengeld zijn vrijgesteld,
heeft Schagen geen kwaad gedaan. Ook is
het er voor onze plaats niet slechter op
geworden sedert schout en priester geen bier
meer mogen verkoopen, noch herberg houden.
„Nietwaar, gij verwondert u er over, dat
de witte hoofddoeken der boerinnen zoo
helder zijn", gaat onze praatzieke poorter
Nog in de 17e eeuw waren de Schager
messen alom beroemd, maar zij dreigden
toen reeds door die van Solingen verdrongen
te worden. Vandaar, dat de Staten van Hol
land en Westfriesland bij plakkaat van 1 Au
gustus 1661, ter bescherming dezer industrie,
scherpelyck verboden, niet enkel het naslaan
door anderen met het onderteeken van de
halve Maan, maar ook verboden het van
buiten inkomen van Sollinger of andere mes
sen, geslagen met het merk van Schagen,
op verbeurte van de zelvige messen en
bovendien een boete van 100 gulden voor
ieder mes, dat verkocht bevonden wordt."
door. „Voor weinige jaren liet dit dan ook
nog ai wat te wenschen over. Laat ik u
echter zeggen, dat het wasschen met duiven-
mest zich tegenwoordig, zelfs op de kleinste
dorpen, bijna uitsluitend tot de grove wasch
bepaalt. Bijna op elk plaatsje vindt men nu
wel de eene of andere vrouw, die zich op
het wasschen met zeep verstaat, en waar de
boerinnen [bij de groote schaarschte van geld]
voor iederen hoofddoek een ei als waschloon
betalen. Trouwens, eieren worden ook bij
anderen vaak als betaalmiddel gebruikt. Aan
het eind van Schagen bijvoorbeeld staat een
molen, waar heel de omtrek malen laat. Het
maalloon voor een zak zaad is een oortje
[l'/j cent], maar omdat menigeen nog niet
eens bij machte is die twee duiten bij
elkaar te brengeD, gaat hij naar het veld
om eieren te zoeken en betaalt daar zijn
maalloon meê."
„Kijk, die sinjeur houdt zeker een col
lecte voor de armen," ontvalt ons opeens,
nu we een man zien, die met een schaal in
de hand van huis tot huis gaat. „Op zijn
havelooze plunje afgaande, mocht hij wel een
collecte voor zichzélf houden."
„Dat dóet hy ook," zegt onze gids. ,,'t Is
een broodbidder of bedelaar. De bedelarij nam
hier in de laatste jaren zoo schrikbarend toe,
dat onze regeering zich genoodzaakt heeft
gezien, daar paal en perk aan te stellen.
Tegenwoordig mag niemand hier meer bidden
[bedelen], hetzij in de kerk of aan de huizen,
dan bij oorlof en concent van de armmeesters.
Wie nu echter dit verlof krijgt, moet een
van de vier, met het stedewapen gemerkte
en door den schout daartoe geordonneerde
schotels in de hand hebben. Wie bedelt,
zónder zoo'n schotel, wordt gestraft."
Doch zie, wat is dat Een man met
een lange, witte roede nadert en alle om
standers wijken eerbiedig op zij. Eerbiedig
Maar neen, nu we beter toe zien blijkt het,
dat het veeleer angst is, die hen wijken
doet. En toch, hoe goedig ziet die roêdrager
er uit, wiens gelaat veeleer weemoed dan
boosaardigheid teekent. Evenwel, ook óns
noopt onze geleider om met hem terzijde te
gaan, nu die man met zijn witten staf ons
passeeren zal.
„Laat ik u maar spoedig uit den droom
helpen," zegt onze gids, die onze verbazing
al lang reeds heeft opgemerkt. „Weet dan,
dat een van de vreeselijkste ziekten, de pest
nameljjk, verleden jaar zijn intrede weer in
ons land heeft gedaan en op 't oogenblik
nog overal rondwaart om zijn offers te eischen.
Als voorzorgsmaatregel heeft nu onze magis
traat een stedekeur uitgevaardigd, waarbij
allen, die pestlijders binnen hun huis hebben
of pestlijders oppassen, verplicht zijn in
't openbaar een witte roede in de hand te
dragen, ter lengte van anderhalf el. Nog zes
weken nadat de zieken hun huis verlaten
hebbeD of dooden begraven zijn, moeten zij dat
volhouden, terwijl ze tevens gehouden zijn,
tot zóólang een stroowisch aan de voordeur
te hangen, op verbeurte van een pond, hetzij
aan geld, of getaxeerd aan goed. Evenmin
mogen zulke personen ter misse gaan."
Hulde brengend aan de goede zorgen van
Schagen's vroede vaderen, treden we thans
met onzen geleider een taveerne in, om ons
aan een potteken biers te verkwikken.
Aan den zolder hangen twee houten kan
delaars, ieder met vier armen, waarop even
zoovele smeerkaarsen staan, die 's avonds
tot verlichting moeten dienen. Daarvan is
het mooi dus gauw afgekeken. Méér aan
dacht hebben we voor die lange tafel, rus
tend op vijf houten schragen. Op het voor
einde van die tafel staat een ring of boog,
en daarachter, op elkaar volgend, een aantal
geregeld geplaatste koperen pennetjes. Twee
personen staan er bij. Door middel van een
stok, die aan een biljartkeu doet denken,
spelen zij op deze tafel met platte koperen
schijven, en als ik goed zie, schijnt de kunst
hierin te bestaan, dat men de schijven van
zijn tegenpartij er weet af te spelen en zijn
eigene er op te houden.
Maar, [al zal het rooken nog een eeuw
lang onbekend blijven], het wordt ons hier
in die lage taveerne met al die menschen
toch te bedompt. We spoeden ons dus weldra
naar buiten, waar we afscheid nemen van
onzen vriendelijken geleider, om weer ieder
onzes weegs te gaan.
Amst. S. J. van Heijstekvelt.
Roman van
A. 0. KLAUSZMANN.
12. o-o-o
Bartel wist nog niet, hoe hij den gouden
sleutel voor de poort van zijn paradijs zou
kunnen bemachtigen. Want zijn door ruste
looze vlijt en harde ontbering bespaarde
gelden beliepen nog maar weinige honderden
marken een som, veel te gering zelfs
voor de meest bescheiden onderneming.
Maar z[jn beweeglijke verbeeldingskracht
goochelde hem duizend fantastische moge
lijkheden voor, hoe hij door een gelukkig
toeval achter een geheim zou kunnen komen,
om zoodoende een rijk man te worden. In
elk oogenblik, dat hij niet moest werken,
zwelgde hij in z\jn aanstaand geluk, waarvan
hem naar hij meende niets anders scheidde
dan zijne armoede.
Het voorwerp van zyne aanbidding was
uit zijn omgeving weg en hij wist, dat
het weken zou duren eer hij het aange
beden meisje zou terugzien. De uitnoodi-
ging van haar lieveling volgend, was
Martha twee dagen geleden afgereisd.
Vier-en-twintig uur later was ook mevrouw
Hermine met veel koffers en kisten ver
trokken, om met het dienstmeisje naar
Spindelmtihle te gaan, waarheen de boek
houder haar spoedig zou volgen.
Deze aanstaande reis van zijn meester
zag Bartel met groot genoegen tegemoet.
Dat hy meer werk zou krijgen, dat bereidde
Aan het verslag der Landbouwproefvelden j
in Noord-Holland over 1902, ontleenen we,
hoofdzakelijk met het oog op de gemeente
Winkel, het volgende
Ook dit jaar zijn weer „contróleveldjes" j
aangelegd, met het doel de werking van
kunstmest te laten zien en tevens op te
sporen, welke meststoffen op die gronden de
grootste uitwerking deden.
Deze proefvelden bestonden uit vier veldjes,
die ieder een oppervlakte hadden van 25 M2.
Een dezer veldjes [A] werd bemest met
alle drie voedingsstoffen in groote hoeveelheid,
n.1. met 600 K.G. Chilisalpeter, 800 K.G.
superphosphaat en 600 K.G. patentkalieen
tweede [SJ werd evenzoo bemest, doch zonder
stikstofmest (chilisalpeter)een derde
[K] evenals A, doch zonder kalimest
(patentkali)een vierde [P] evenals A, doch
zonder phosphdrzuurmest (super
phosphaat).
Wanneer de grond na overgieting met
zoutzuur niet of weinig opbruischte, wat een
kenteeken is van gebrek aan koolzure kalk,
werd de helft van elk der vier veldjes met
2000 K.G. (per H.A. berekend) kalk bemest.
Daar op veldje A alle soorten van mest
zijn gestrooid, moet het gewas daar heel best
groeien. Doet het dit niet, dan is er aan
leiding om aan te nemen, dat er gebreken in
den grond zijn, die een weligen groei be
lemmeren.
Groeit het gewas op veldje P evengoed
als op A, dan is dat een bewijs, dat er aan
phosphorzuurmest geen behoefte isgroeit
het er veel slechter dan op A, dan bewijst
dat, dat er aan phosphorzuurmest groote be
hoefte is.
Zoo kunnen wij bij vergelijking van de
veldjes S met A zien, hoe groot de behoefte
is aan stikstofmest, en door vergelijking van
K en A, de behoefte aan kalimest beoordeelen.
Hoe grooter verschil in groei er is tusschen
veldje A en de omgeving der veldjes, des te
grooter is de behoefte aan mest.
De oogst der verschillende veldjes werd
bij aardappelen, wortelgewassen en nien zoo
veel mogelijk nauwkeurig afzonderlijk ge
houden en gewogenbij hooi, granen en
zaden geschiedde het afzonderlijk wegen in
den regel slechts dan, wanneer de uitkomsten
interessant beloofden te zijn.
Zooveel mogelijk is dan telkens van een
even groot veldje, onbemest of gewoon be
mest, eveneens de opbrengst bepaald.
In onze gemeente waren veldjes aangelegd
bij de volgende personen
1. J. Spaans, Weerepolder, kleigrond, hooi
land. In het begin van Mei was hier een
sprekend verschil in het voordeel der stik
stofbemesting. Het veldje zonder stikstof
heeft later door krachtige ontwikkeling der
klavers nog een goed gewas gegeven, doch
de overige veldjes bleven steeds beter.
2. J. Spaans, Weerepolder, kleigrond, hooi
land. In het begin van Mei viel hier een
groote behoefte aan stikstof te constateeren,
terwijl phosphorzuur ook eenige uitwerking
had. Het veldje zónder chilisalpeter is steeds
achterlijker gebleven dan de anderen.
3. J. Brugman, Weerepolder, kleigrond,
hooiland. Hier was gedurende den groei
duidelijk te zien, dat er een groot gebrek
aan stikstof heerschte.
4. J. Brugman, Weerepolder, kleigrond,
late aardappelen na tarwe.
Op dat proefveld was gedurende den groei
weinig of geen resultaat te zien.
6. P. Wit, Groetpolder, kleigrond, Aard
appelen na dito en kool.
Dit proefveld heeft geen resultaten opge
leverd, waarschijnlijk omdat het op een ge
deelte van bet stuk was aangelegd, dat groote
structuurfouten bezat.
6. P. Schaap, Groetpolder, kleigrond, Uien
na haver.
Deze veldjes waren 50 M2. groot. Op hef
oog viel er een groote uitwerking der stik
stof waar te nemen.
De opbrengsten per H.A. waren als volgt
A. Alle stoffen 45200 KG. groote uien en
600 K.G. nep. P. zonder phosphorzuur
43800 KG. groote uien en 700. KG. nep.
K. Zonder kali 44700 KG. groote uien en
700 KG. nep. S. Zonder chilisalpeter 44800
KG. groote uien en 900 KG. nep. Onbemest
42950 KG. groote uien en 850 KG. nep.
Alle opbrengsten zijn zeer hoog, waaruit
blijkt, dat het land nog goed van opneem
hem niet het minste ongemak, want het
werken was hem een genot. Wel dacht hij
er echter aan, dat hg bij afwezigheid van
Winter weken lang naar eigen begeeren
in het goud rondwoelen kon. Want het was
natuurlijk, dat hij den sleutel zou krijgen
van de brandkast, dien hij eerst aan het
einde van het werk aan den directeur-gene
raal zou moeten brengen, en dat al de beta
lingen door hem zouden moeten geschieden.
Zoo was bet al reeds éénmaal gedurende
een afwezigheid van Winter geweest. Toen
had hij die mooie goudstukken niet genoeg
kunnen bewonderen en naar het rammelen
van het geld kunnen luisteren: dat was
voor hem hemelsche muziek. Van de
óverige beambten had niemand iets van
die eigenaardige liefhebberij gemerkt, en
zóó precies had Bartel alles in orde gehad,
dat de brommerige directeur-generaal zelfs
niet karig was geweest met zyn lof.
Van de straat af klonk door de diepe
stilte van den zomernacht de langzame,
zware stap van een man, waarschijnlijk een
patrouilleerende agent van politie, en dat
geluid riep den gansch in zijn zonnige
toekomstdroomen verdiept zijnden Bartel
tot de werkelijkheid terug.
Hij verliet zijn plaats aan het venster
en zette zich verder aan den arbeid, met
eentonig gemurmel de optelling van de
eindelooze getallenrijen begeleidend. Bijpa
een uur verliep er nog met deze inspan
nende bezigheid. Eindelyk was het werk
dan af en met een diepen zucht legde hij
de pen neêr en keek hij op zi'n horloge.
..Tien minuten over één", zeide bij half
luid, „dus reeds Vrijdagmorgen."
Hij ordende de over den lessenaar ver
spreide papieren, om ze aan zgn patroon
baar plantenvoedsel was voorzien en dat zal
wel de reden zijn, dat er ten slotte weinig
verschil tusschen de oogstcijfers bestond.
7. P. Schaap, Groetpolder, kleigrond, aard
appelen na tarwe. Ook deze veldjes hadden
elk een oppervlakte van 50 MJ. Door slech
ten onregelmatigen stand van het gewas is
het onmogelijk hiervan eenig resultaat te
vermelden.
8. T. Beumkes, Oosterpolder, lichte zavel
grond. Vroege aardappelen na kool. Hier
waren geen groote verschillen in de ontwik
keling van het gewas te zien.
De opbrengsten per H.A. waren
Alle stoffen f 134 HL. groote, 123 HL.
kleine en 77 HL. kriel. Zonder phosphor
zuur 206 HL. groote, 71 HL. kleine en 57
HL. kriel. Zonder kali 217 HL. groote, 71
HL. kleine en 65'/i HL. kriel. Zonder chili
salpeter 171 HL. groote, 103 HL. kleine en
123 HL. kriel.
Daar de opbrengst van het veldje met
alle meststoffen zoo buitengewoon laag
is geweest, gaat het niet aan, uit deze cijfers
eenigerlei conclusie te trekken.
9. G. Keizer, Oosterpolder, Lichte zavel
grond, vroege aardappelen na suikerbieten.
Hoewel dit land reeds bemest was met kroos
uit de slooten, een meststof waaraan velen
nog al groote uitwerking toeschrijven, was
er gedurende den zomer duidelijk te zien, dat
er gebrek aan stikstof bestond.
De opbrengsten waren per H.A. berekend
Alle stoffen 414 H.L. groote en 128'/i H.L.
kleine. Zonder phosphorzuur 354 H.L. groote
en 143 H.L. kleine. Zonder kali 377 H.L.
groote en 151 H.L. kleine. Zonder chilisal
peter 240 H.L. groote en 123 H.L. kleine.
Hier is werkelijk een prachtig resultaat
verkregen.
Door aanwending van alle voedingsstoffen
is een zeer groote opbrengst verkregen. On
danks de bemesting met kroos, was het land
dus zeer dankbaar voor stikstof, doch in niet
geringe mate ook nog voor phosphorzuur en
kali. Misschien heeft de door het kroos ver
oorzaakte losheid van den grond wel mee
gewerkt om een zoo groot oogstverschil te
bewerken.
De sterke bemesting met kunstmest heeft
hier zeer groot geldelijk voordeel gegeven,
daar met f 170 kunstmest een meeropbrengst
van 170 H.L. aardappelen, ter waarde van
ongeveer f430 werd verkregen.
10. Jb. Dekker, Oosterpolder. Lichte
zavelgrond. Vroege aardappelen na haver.
Op dit proefveld wees het gewas op de
verschillende veldjes uit, dat er in de eerste
plaats behoefte aan stikstof bestond.
11. J. Koomen Hz., Oosterpolder. Zware
kleigrond. Hooiland.
Het veldje zonder stikstof was hier sterk
in het oog vallend minder dan de andere
veldjes, zoodat bemesting met chilisalpeter
hier wel helpt.
De heer Koomen, die een halve H. A.
bemestte met alle drie voedingsstoffen, ver
kreeg hierdoor een groote verhooging van
opbrengst.
12. P. Dekker, Winkelerzand. Zavelgrond.
Blauwe aardappelen na bruine boonen.
De opbrengsten waren per H.A.alle stoffen,
320 H.L. groote en 114 HL. poters en kriel;
zonder phosphorzuur, 291 H.L. groote en 114
H.L. poters en kriel; zonder kali, 311 H.L.
groote en 108'/j H.L. poters en krielzonder
chilisalpeter 206 H.L. groote en 103 H.L.
poters en krielonbemest, 206 H.L. groote
en 114 H.L. poters en kriel.
De kwaliteit der aardappelen was uitste
kend en zieken kwamen er niet in voor.
Hier bestond dus een groote behoefte aan
stikstof en phosphorzuur, terwijl er aan kali
geringe behoefte was. Een bemesting met
f95 kunstmest (600 K.G. chilisalpeter en 800
K.G superphosphaat! gaf een meeropbrengst
van 105 H L. aardappelen ter waarde van
ongeveer f 260.
13. J. Vethman, Groetpolder. Zware klei
grond. Gerst na haver.
Alle veldjes groeiden weliger dan de om
geving. Aan stikstof was de meeste behoefte.
14. J. Lindeboom, "Winkel. Kleigrond,
j Uien na boonen.
Hier was geen verschil te zien.
15. K, Meurs, Winkel. Zavelgrond. Hooi-
i land.
Alle bemeste veldjes waren aanmerkelijk
beter dan het onbemeste.
16. A. Nobel, Weerepolder. Kleigrond.
Weiland.
te overhandigen. Hg wiet immers, dat
Winter in de naaste kamer nog druk aan
den arbeid zat en dat beslist nog wel een
paar uur zou volhouden. Zoo placht het
steeds aan het einde van elke maand te
gaan, en daar vandaag niemand hem in
zijn eenzaamhuis wachtte, zou het beslist
hepl laat worden.
Toen Bartel met zijne papieren in de
schatkamer binnentrad, wachtte hem een
niet geringe verrassing, te zien, dat de
anders zoo onvermoeide boekhouder zich
door den slaap had laten overmannen. Hij
zat voorover gezonken op zgn stoel, het
gelaat in de op tafel liggende armen ver
borgen. Zijn sluimering moest zeer vast
zijn, daar hij niet eens het luid kraken
van de deur gehoord had.
Bartel aarzelde, want het deed hem leed,
den slaap van den ziekelijken en rust noodig
hebbenden man te storen. Maar vervolgens
zeide bij tot zichzelf, dat Winter hem
weinig dankbaar zou zijn, als hij hem liet
slapen, daar deze rust bepaald weer langer
werken tengevolge zou hebben. Bovendien
kon hg onmogelijk heengaan zonder den
boekhouder de gewichtige papieren te
overhandigon en afscheid van hem te
nemen.
Voorzichtig, om den slapende Diet te veel
te schrikken, trad hg naderbjj en riep hem
halfluid bij zijn naam.
De boekhouder bleef evenwel onbeweeglijk
in zijn weinig gemakkelijke positie. Ook
op Bartel's herhaald luid roepen ver
roerde hij zich niet. Nu greep Bartel hem
bij den arm, om hem eerst zacht en daarna
sterker en sterker te schudden. Doch het
was vergeefsche moeitede sluimerende
wilde maar niet wakker worden.
Dit proefveld bestond uit een veldje van
1 Are. bemest met 200 K.G. chilisalpeter en
600 K.G. superphosphaat. Het was aange
legd op dezelfde plaats, waar het vorige jaar
een dito veldje lag.
Gedurende het geheele vooijaar stond het
gras hier prachtig groen, terwijl de stand
zeer dicht was.
Niettegenstaande den weligen groei van het
gras, werd het toch met graagte door het
vee gegeten. Het resultaat mag daarom als
volkomen bevredigend worden beschouwd.
17. J. Spaans, Weerepolder. Kleigrond.
Hooiland.
Het doel van dit proefveld was, de goede
uitwerking te laten zien eener bemesting
met urine en superphosphaat.
Perceel 1, groot 7j Are, werd bemest per
H.A. met 15000 L. urine van rundvee, ge
conserveerd met 600 K.G. superphosphaat
perceel 2, ook '/j Are groot, ontving per HA.
7500 L. urine, geconserveerd met 600 K.G.
superphosphaat.
Het gras heeft zich op perceel 1 buiten
gewoon sterk ontwikkeld en op 2 heel wat
minder, doch dit zelfs was zeer goed. De
opbrengsten zijn niet gewogen.
Deze proef toont duidelijk, dat de urine-
stikstof een groote uitwerking doet en diiect
werkt.
18. D. Otzen, Oosterpolder. Kleigrond.
Blauwe aardappelen na haver.
Dit proefveld, groot 1 Are, werd bemest
per H.A. met 400 K.G. chilisalpeter, 600 KG.
superphosphaat en 200 K.G' patentkali.
De opbrengsten waren per H.A.Op het
proefveld 232 H.L. op het onbemeste veld
142H.L.
De opbrengst der kleine en kriel is niet
gemeten.
Het resultaat der bemesting is zeer groot
geweest. De meer-opbrengst van 89'/* H.L.
groote aardappelen, ter waarde van f 225
werd verktggen met f80 kunstmest.
19. K. ölotemaker, Oosterpolder. Kalk-
rijke kleigrond. Vroege aardappelen na bruine
mosterd.
Hier was een veldje, ter grootte van 1
Are, bemest met chilisalpeter ter hoeveel
heid van 400 K.G. per H.A.
Het resultaat der bemesting was bevredi
gend. Men kon aan het gewas duidelijk zien,
dat het overige land gebrek aan chilisalpeter
had.
-oNo-
Zooals men weet, heeft de minister Kuyper
een wetsontwerp ingediend tot wijziging van
de wet op de besmettelijke ziekten, ten einde
tegemoet te komen aan de bezwaren van
hen, die hun kinderen niet willen laten
vaccineeren, en die ze ten gevolge daarvan
geen school kunnen doen bezoeken.
Al dadelijk zij gezegd, dat het getal dier
kinderen geringer blijkt, dan wij hadden ge
dacht. Het bedraagt, volgens de Memorie van
Toelichting, waarin de minister allicht eer
geneigd zou zijn geweest naar zich toe te
rekenen, „bijna een duizendtal".
Nu schatten wij het: nadeel, dat hieruit én
voor die kinderen zelf én voor de maatschappij
voortvloeit, allerminst gering. Voor de mees-
ten van hen staat niet-schoolgaan gelijk met
geen of geen voldoend onderwijs genieten.
En dat ondanks de leerplichtwet, die de
uit dezen hoofde gemoedsbezwaarde ouders
van hun wettelijke verplichting vrijstelt
een betrekkelijk altijd toch groot aantal van
het opgroeiend geslacht jaar in jaar uit ter
zake van onderwijs aldus verwaarloosd blijft,
betreuren wij evenzeer, misschien zelfs nog
wel een beetje meer dan de heer Kuyper.
Kon, zonder een veel grooter kwaad daarvoor
in de plaats te stellen, het euvel worden
weggeruimd, wij zouden van harte aan zijn
zijde ons scharen.
De vraag voor ons is dus deze, of zulks
het geval is met het voorstel, dat door hem
aanhangig is gemaakt, EeD vraag, waarop
wij slechts een nadrukkelijk ontkennend ant
woord vermogen te geven.
Waarop komt in hoofdzaak dit voorstel
neer? Hierop, dat, zoovaak ouders of voog
den schriftelijk vei zoeken voor hun kinderen
of pupillen van de vaccinatie als voorwaarde
van toelating tot een bijzondere school te
worden ontheven, en het bestuur (of bij ont
stentenis daarvan, het hoofd] dier school de
Toen ontstelde Bartel toch verbazend.
Hij legde de hand op Winter's voorhoofd
om haar dadelijk weer terug te trekken,
alsot hij iets vreeselrjks had aangeraakt.
„Almachtige God, wanneer hij eens dood
ware."
Met een moed, dien slechts de opgewon
denheid, waarin hij verkeerde, hem schonk,
tilde hg het hoofd van den boekhouder
omhoog. Een doffe kreet ODtsBapte aan
zijn lippen, want het vale, starre gelaat,
wasrin hg gekeken had, was dat van een
doode. Van ontzetting liet hg het hoofd
j van den doode los, dat zwaar op de tafel
terugviel, en week dan drie of vier pas
achteruit naar de deur. Zgn eerste ingeving
was, op de vlucht te gaan en door luid
hulpgeroep de eenige bewoners van het
huis, die aanwezig waren, den portier en zijn
vrouw, wakker te roepen. Zonder twijfel
had hg dat plan ook uitgevoerd, wanneer
ziju voeten niet als met een centenaars
gewicht aan de plaats vastzaten waar hij
stond, en een gevoel van onbeschrijflijben
acgst zgn keel als 't ware had dicht
geknepen. Voor niets ter wereld had hij
zulk een afgrijzen, als voor een doode. Dat
hij dat kille hoofd met zijn beide handen
had durven aanvatten, leek hem nu iets
onbestaanbaars.
In dolle vaart joegen in die paar secon
den de gedachten hem door het hoofd.
Zijn blik dwaalde van de ineeDgezonken
gestalte van den doode, die als op het veld.
van eer was gestorven, naar de brandkast,
waarvan de deur half geopend was. En
J zijn oogen vermochten zich niet meer los
te maken van dezen stalen schatbewaarder.
Hij wist, dat achter dis deur een kolos
sale schat verborgen was en dat hg slechts
de hand had uit te steken, om daarvan
een bedrag te bemachtigen, groot genoeg
om zijn meest vermetelen wensch met één
slag tot werkelijkheid te maken. Deze doode
daar, die niets meer hoorde en zag, zou
hem dat niet verhinderen. Misschien zou
de verdenking niet eens op hem vallen.
Want niemand behoefde immers te weten,
dat Winter reeds dood was, toen hij, Bartel,
het kantoor verliet
Niet rustig overleggend, was Bartel tot
dit besluit gekomen. Uit een chaos van de
meest dwaze voorstellingen bad zich plot
seling met zonderlinge helderheid deze
ééne gcdschte op den voorgrond geplaatst.
In een bijDa onmerkbare spanne tijds
had hij in zijn ziel alle stadiums van
den strijd doorleefd, waariD zijn beste ge
voelens zich tegen de verlokkende zonde
verzetten.
Van de eerste gevoelens van schrik en
ontzetting over bet ongehoorde van zijn
eigen idéé, tot de bekentenis hoe weinig
gevaarlijk het was, en bet dwaze als hij
dit oogenblik om rijk te wordeo voorbij
j liet gaan, waren maar slechts weinige
seconden verloopen. En toch was deze
i kleine tijdruimte voldoende, cm hem een
afwijzend antwoord te doen vinden op den
aandrang van zijn geweten en een over
tuigend argument tegeD allen twijfel.
Ergens id een verborgen heekje van z.
ziel moest, hem zelf onbewust, geeluime»
hebben een hartstocht tot stelen, die nu
op eenmaal zoo totaal bezit van hem nam. dat
hij alles er door vergatzyn eerlijke
grondstellingen. vijB angstige voorzichtig
heid eD zelfs zijn groeten angst vcor een
doode.
Den 'fonkelerden blik strak op de smalle