Zondag 26 April 1903. 47ste Jaargang No. 3830. TWEEDE BLAD. Fragmenten UNH Een wandeling door Scliagen in 1519. FEUILLETON. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. Landbouwproefvelden. Het Vaccinewetje. COURANT. UIT 14. In onze gedachten wandelen wij door Schagen ten jare 1519. Welk een verschil tusschen het Schagen van heden, en dat van bijna vier eeuwen terug Slechts enkele gebou wen zijn geheel van steen, doch de meeste huizen zijn half hout, half steen, met allerlei houten uit- en aanbouwsels, terwijl verschei dene zelfs nog geheel van hout zijn opge trokken, en, evenals trouwens de halt'steeuen, met rieten daken bedekt. Natuurlijk, dat daar door het brandgevaar uitermate groot is. Om het dekken met pannen (hardt dack) aan te moedigen, heeft Schagen's regeering dan ook besloten, dat de vierde pan steeds door de stede zal worden gegeven. Maar terwijl we zoo aandachtig de huizen bekijken, valt het ons op, dat in verscheidene daarvan rusteloos de hamers tikken, terwijl er vol ijver de blaasbalg wordt gerept. Heeft Schagen zóóveel smeden vragen we verbaasd aan onzen gids. „Smeden nu juist niet", is het antwoord, „het zijn messenmakers. Ja", vervolgt hij vol trots, „de Schager messen zijn beroemd door geheel Holland. Zie hier, hoe ze ge merkt zijn". En uit zijn leêren gordel neemt hij het zijne en maakt ons op een ingestem- peld half maantje attent. „Jammer maar", zoo gaat onze leidsman voort, „dat het merk ook bij de bekken snijders zoo gewild is. Vandaar, dat men nog al eens voor een woesteling gewaarschuwd wordt met de zegswijzeLaat dien kerel toch in 's hemelsnaam met rust, want hij komt dadelijk met Schagen voor den dag „Twee jaar geleden hadden die mannen van het vechtersgilde hun halt echter kunnen ophalen. Maar natuurlijk, toen zag je ze niet!" „Twee jaar geleden?" vragen we belang stellend. „Wel zeker", is het antwoord, „want toen gingen de Geldersche Friezen hier, zoowel als in de naburige dorpen, als halve duivels te keer. Zware sommen hebben we moeten betalen, om van plundering en brandstichting bevrijd te zijn. Gelukkig zond Heer Floris van IJselstein ons 20 Mei een compagnie soldaten en toen was de heele omtrek spoedig van dien „Zwarten Hoop," zooals ze gemeenlijk genoemd worden, verlost. „Ja, het was toen een heele bedrijvigheid in Schagen, met al dat krijgsvolk. Trouwens, ook vandaag heersekt er drokte genoeg Maar 't is dan ook marktdag, moet je weten. Kijk, die luiden daar, die zoo devotelijk voor zich henen zien, gaan stellig ter bede vaart naar de kapel aan de Keins, die voor weinige maanden voltooid werd. (In een vorig Fragment reeds besproken.) „En hier zijn we op de markt! Wat een bedrijvigheid, nietwaar Ja, dat de meeste dorpen uit den omtrek bij grafelijk privilege van tollen en wagengeld zijn vrijgesteld, heeft Schagen geen kwaad gedaan. Ook is het er voor onze plaats niet slechter op geworden sedert schout en priester geen bier meer mogen verkoopen, noch herberg houden. „Nietwaar, gij verwondert u er over, dat de witte hoofddoeken der boerinnen zoo helder zijn", gaat onze praatzieke poorter Nog in de 17e eeuw waren de Schager messen alom beroemd, maar zij dreigden toen reeds door die van Solingen verdrongen te worden. Vandaar, dat de Staten van Hol land en Westfriesland bij plakkaat van 1 Au gustus 1661, ter bescherming dezer industrie, scherpelyck verboden, niet enkel het naslaan door anderen met het onderteeken van de halve Maan, maar ook verboden het van buiten inkomen van Sollinger of andere mes sen, geslagen met het merk van Schagen, op verbeurte van de zelvige messen en bovendien een boete van 100 gulden voor ieder mes, dat verkocht bevonden wordt." door. „Voor weinige jaren liet dit dan ook nog ai wat te wenschen over. Laat ik u echter zeggen, dat het wasschen met duiven- mest zich tegenwoordig, zelfs op de kleinste dorpen, bijna uitsluitend tot de grove wasch bepaalt. Bijna op elk plaatsje vindt men nu wel de eene of andere vrouw, die zich op het wasschen met zeep verstaat, en waar de boerinnen [bij de groote schaarschte van geld] voor iederen hoofddoek een ei als waschloon betalen. Trouwens, eieren worden ook bij anderen vaak als betaalmiddel gebruikt. Aan het eind van Schagen bijvoorbeeld staat een molen, waar heel de omtrek malen laat. Het maalloon voor een zak zaad is een oortje [l'/j cent], maar omdat menigeen nog niet eens bij machte is die twee duiten bij elkaar te brengeD, gaat hij naar het veld om eieren te zoeken en betaalt daar zijn maalloon meê." „Kijk, die sinjeur houdt zeker een col lecte voor de armen," ontvalt ons opeens, nu we een man zien, die met een schaal in de hand van huis tot huis gaat. „Op zijn havelooze plunje afgaande, mocht hij wel een collecte voor zichzélf houden." „Dat dóet hy ook," zegt onze gids. ,,'t Is een broodbidder of bedelaar. De bedelarij nam hier in de laatste jaren zoo schrikbarend toe, dat onze regeering zich genoodzaakt heeft gezien, daar paal en perk aan te stellen. Tegenwoordig mag niemand hier meer bidden [bedelen], hetzij in de kerk of aan de huizen, dan bij oorlof en concent van de armmeesters. Wie nu echter dit verlof krijgt, moet een van de vier, met het stedewapen gemerkte en door den schout daartoe geordonneerde schotels in de hand hebben. Wie bedelt, zónder zoo'n schotel, wordt gestraft." Doch zie, wat is dat Een man met een lange, witte roede nadert en alle om standers wijken eerbiedig op zij. Eerbiedig Maar neen, nu we beter toe zien blijkt het, dat het veeleer angst is, die hen wijken doet. En toch, hoe goedig ziet die roêdrager er uit, wiens gelaat veeleer weemoed dan boosaardigheid teekent. Evenwel, ook óns noopt onze geleider om met hem terzijde te gaan, nu die man met zijn witten staf ons passeeren zal. „Laat ik u maar spoedig uit den droom helpen," zegt onze gids, die onze verbazing al lang reeds heeft opgemerkt. „Weet dan, dat een van de vreeselijkste ziekten, de pest nameljjk, verleden jaar zijn intrede weer in ons land heeft gedaan en op 't oogenblik nog overal rondwaart om zijn offers te eischen. Als voorzorgsmaatregel heeft nu onze magis traat een stedekeur uitgevaardigd, waarbij allen, die pestlijders binnen hun huis hebben of pestlijders oppassen, verplicht zijn in 't openbaar een witte roede in de hand te dragen, ter lengte van anderhalf el. Nog zes weken nadat de zieken hun huis verlaten hebbeD of dooden begraven zijn, moeten zij dat volhouden, terwijl ze tevens gehouden zijn, tot zóólang een stroowisch aan de voordeur te hangen, op verbeurte van een pond, hetzij aan geld, of getaxeerd aan goed. Evenmin mogen zulke personen ter misse gaan." Hulde brengend aan de goede zorgen van Schagen's vroede vaderen, treden we thans met onzen geleider een taveerne in, om ons aan een potteken biers te verkwikken. Aan den zolder hangen twee houten kan delaars, ieder met vier armen, waarop even zoovele smeerkaarsen staan, die 's avonds tot verlichting moeten dienen. Daarvan is het mooi dus gauw afgekeken. Méér aan dacht hebben we voor die lange tafel, rus tend op vijf houten schragen. Op het voor einde van die tafel staat een ring of boog, en daarachter, op elkaar volgend, een aantal geregeld geplaatste koperen pennetjes. Twee personen staan er bij. Door middel van een stok, die aan een biljartkeu doet denken, spelen zij op deze tafel met platte koperen schijven, en als ik goed zie, schijnt de kunst hierin te bestaan, dat men de schijven van zijn tegenpartij er weet af te spelen en zijn eigene er op te houden. Maar, [al zal het rooken nog een eeuw lang onbekend blijven], het wordt ons hier in die lage taveerne met al die menschen toch te bedompt. We spoeden ons dus weldra naar buiten, waar we afscheid nemen van onzen vriendelijken geleider, om weer ieder onzes weegs te gaan. Amst. S. J. van Heijstekvelt. Roman van A. 0. KLAUSZMANN. 12. o-o-o Bartel wist nog niet, hoe hij den gouden sleutel voor de poort van zijn paradijs zou kunnen bemachtigen. Want zijn door ruste looze vlijt en harde ontbering bespaarde gelden beliepen nog maar weinige honderden marken een som, veel te gering zelfs voor de meest bescheiden onderneming. Maar z[jn beweeglijke verbeeldingskracht goochelde hem duizend fantastische moge lijkheden voor, hoe hij door een gelukkig toeval achter een geheim zou kunnen komen, om zoodoende een rijk man te worden. In elk oogenblik, dat hij niet moest werken, zwelgde hij in z\jn aanstaand geluk, waarvan hem naar hij meende niets anders scheidde dan zijne armoede. Het voorwerp van zyne aanbidding was uit zijn omgeving weg en hij wist, dat het weken zou duren eer hij het aange beden meisje zou terugzien. De uitnoodi- ging van haar lieveling volgend, was Martha twee dagen geleden afgereisd. Vier-en-twintig uur later was ook mevrouw Hermine met veel koffers en kisten ver trokken, om met het dienstmeisje naar Spindelmtihle te gaan, waarheen de boek houder haar spoedig zou volgen. Deze aanstaande reis van zijn meester zag Bartel met groot genoegen tegemoet. Dat hy meer werk zou krijgen, dat bereidde Aan het verslag der Landbouwproefvelden j in Noord-Holland over 1902, ontleenen we, hoofdzakelijk met het oog op de gemeente Winkel, het volgende Ook dit jaar zijn weer „contróleveldjes" j aangelegd, met het doel de werking van kunstmest te laten zien en tevens op te sporen, welke meststoffen op die gronden de grootste uitwerking deden. Deze proefvelden bestonden uit vier veldjes, die ieder een oppervlakte hadden van 25 M2. Een dezer veldjes [A] werd bemest met alle drie voedingsstoffen in groote hoeveelheid, n.1. met 600 K.G. Chilisalpeter, 800 K.G. superphosphaat en 600 K.G. patentkalieen tweede [SJ werd evenzoo bemest, doch zonder stikstofmest (chilisalpeter)een derde [K] evenals A, doch zonder kalimest (patentkali)een vierde [P] evenals A, doch zonder phosphdrzuurmest (super phosphaat). Wanneer de grond na overgieting met zoutzuur niet of weinig opbruischte, wat een kenteeken is van gebrek aan koolzure kalk, werd de helft van elk der vier veldjes met 2000 K.G. (per H.A. berekend) kalk bemest. Daar op veldje A alle soorten van mest zijn gestrooid, moet het gewas daar heel best groeien. Doet het dit niet, dan is er aan leiding om aan te nemen, dat er gebreken in den grond zijn, die een weligen groei be lemmeren. Groeit het gewas op veldje P evengoed als op A, dan is dat een bewijs, dat er aan phosphorzuurmest geen behoefte isgroeit het er veel slechter dan op A, dan bewijst dat, dat er aan phosphorzuurmest groote be hoefte is. Zoo kunnen wij bij vergelijking van de veldjes S met A zien, hoe groot de behoefte is aan stikstofmest, en door vergelijking van K en A, de behoefte aan kalimest beoordeelen. Hoe grooter verschil in groei er is tusschen veldje A en de omgeving der veldjes, des te grooter is de behoefte aan mest. De oogst der verschillende veldjes werd bij aardappelen, wortelgewassen en nien zoo veel mogelijk nauwkeurig afzonderlijk ge houden en gewogenbij hooi, granen en zaden geschiedde het afzonderlijk wegen in den regel slechts dan, wanneer de uitkomsten interessant beloofden te zijn. Zooveel mogelijk is dan telkens van een even groot veldje, onbemest of gewoon be mest, eveneens de opbrengst bepaald. In onze gemeente waren veldjes aangelegd bij de volgende personen 1. J. Spaans, Weerepolder, kleigrond, hooi land. In het begin van Mei was hier een sprekend verschil in het voordeel der stik stofbemesting. Het veldje zonder stikstof heeft later door krachtige ontwikkeling der klavers nog een goed gewas gegeven, doch de overige veldjes bleven steeds beter. 2. J. Spaans, Weerepolder, kleigrond, hooi land. In het begin van Mei viel hier een groote behoefte aan stikstof te constateeren, terwijl phosphorzuur ook eenige uitwerking had. Het veldje zónder chilisalpeter is steeds achterlijker gebleven dan de anderen. 3. J. Brugman, Weerepolder, kleigrond, hooiland. Hier was gedurende den groei duidelijk te zien, dat er een groot gebrek aan stikstof heerschte. 4. J. Brugman, Weerepolder, kleigrond, late aardappelen na tarwe. Op dat proefveld was gedurende den groei weinig of geen resultaat te zien. 6. P. Wit, Groetpolder, kleigrond, Aard appelen na dito en kool. Dit proefveld heeft geen resultaten opge leverd, waarschijnlijk omdat het op een ge deelte van bet stuk was aangelegd, dat groote structuurfouten bezat. 6. P. Schaap, Groetpolder, kleigrond, Uien na haver. Deze veldjes waren 50 M2. groot. Op hef oog viel er een groote uitwerking der stik stof waar te nemen. De opbrengsten per H.A. waren als volgt A. Alle stoffen 45200 KG. groote uien en 600 K.G. nep. P. zonder phosphorzuur 43800 KG. groote uien en 700. KG. nep. K. Zonder kali 44700 KG. groote uien en 700 KG. nep. S. Zonder chilisalpeter 44800 KG. groote uien en 900 KG. nep. Onbemest 42950 KG. groote uien en 850 KG. nep. Alle opbrengsten zijn zeer hoog, waaruit blijkt, dat het land nog goed van opneem hem niet het minste ongemak, want het werken was hem een genot. Wel dacht hij er echter aan, dat hg bij afwezigheid van Winter weken lang naar eigen begeeren in het goud rondwoelen kon. Want het was natuurlijk, dat hij den sleutel zou krijgen van de brandkast, dien hij eerst aan het einde van het werk aan den directeur-gene raal zou moeten brengen, en dat al de beta lingen door hem zouden moeten geschieden. Zoo was bet al reeds éénmaal gedurende een afwezigheid van Winter geweest. Toen had hij die mooie goudstukken niet genoeg kunnen bewonderen en naar het rammelen van het geld kunnen luisteren: dat was voor hem hemelsche muziek. Van de óverige beambten had niemand iets van die eigenaardige liefhebberij gemerkt, en zóó precies had Bartel alles in orde gehad, dat de brommerige directeur-generaal zelfs niet karig was geweest met zyn lof. Van de straat af klonk door de diepe stilte van den zomernacht de langzame, zware stap van een man, waarschijnlijk een patrouilleerende agent van politie, en dat geluid riep den gansch in zijn zonnige toekomstdroomen verdiept zijnden Bartel tot de werkelijkheid terug. Hij verliet zijn plaats aan het venster en zette zich verder aan den arbeid, met eentonig gemurmel de optelling van de eindelooze getallenrijen begeleidend. Bijpa een uur verliep er nog met deze inspan nende bezigheid. Eindelyk was het werk dan af en met een diepen zucht legde hij de pen neêr en keek hij op zi'n horloge. ..Tien minuten over één", zeide bij half luid, „dus reeds Vrijdagmorgen." Hij ordende de over den lessenaar ver spreide papieren, om ze aan zgn patroon baar plantenvoedsel was voorzien en dat zal wel de reden zijn, dat er ten slotte weinig verschil tusschen de oogstcijfers bestond. 7. P. Schaap, Groetpolder, kleigrond, aard appelen na tarwe. Ook deze veldjes hadden elk een oppervlakte van 50 MJ. Door slech ten onregelmatigen stand van het gewas is het onmogelijk hiervan eenig resultaat te vermelden. 8. T. Beumkes, Oosterpolder, lichte zavel grond. Vroege aardappelen na kool. Hier waren geen groote verschillen in de ontwik keling van het gewas te zien. De opbrengsten per H.A. waren Alle stoffen f 134 HL. groote, 123 HL. kleine en 77 HL. kriel. Zonder phosphor zuur 206 HL. groote, 71 HL. kleine en 57 HL. kriel. Zonder kali 217 HL. groote, 71 HL. kleine en 65'/i HL. kriel. Zonder chili salpeter 171 HL. groote, 103 HL. kleine en 123 HL. kriel. Daar de opbrengst van het veldje met alle meststoffen zoo buitengewoon laag is geweest, gaat het niet aan, uit deze cijfers eenigerlei conclusie te trekken. 9. G. Keizer, Oosterpolder, Lichte zavel grond, vroege aardappelen na suikerbieten. Hoewel dit land reeds bemest was met kroos uit de slooten, een meststof waaraan velen nog al groote uitwerking toeschrijven, was er gedurende den zomer duidelijk te zien, dat er gebrek aan stikstof bestond. De opbrengsten waren per H.A. berekend Alle stoffen 414 H.L. groote en 128'/i H.L. kleine. Zonder phosphorzuur 354 H.L. groote en 143 H.L. kleine. Zonder kali 377 H.L. groote en 151 H.L. kleine. Zonder chilisal peter 240 H.L. groote en 123 H.L. kleine. Hier is werkelijk een prachtig resultaat verkregen. Door aanwending van alle voedingsstoffen is een zeer groote opbrengst verkregen. On danks de bemesting met kroos, was het land dus zeer dankbaar voor stikstof, doch in niet geringe mate ook nog voor phosphorzuur en kali. Misschien heeft de door het kroos ver oorzaakte losheid van den grond wel mee gewerkt om een zoo groot oogstverschil te bewerken. De sterke bemesting met kunstmest heeft hier zeer groot geldelijk voordeel gegeven, daar met f 170 kunstmest een meeropbrengst van 170 H.L. aardappelen, ter waarde van ongeveer f430 werd verkregen. 10. Jb. Dekker, Oosterpolder. Lichte zavelgrond. Vroege aardappelen na haver. Op dit proefveld wees het gewas op de verschillende veldjes uit, dat er in de eerste plaats behoefte aan stikstof bestond. 11. J. Koomen Hz., Oosterpolder. Zware kleigrond. Hooiland. Het veldje zonder stikstof was hier sterk in het oog vallend minder dan de andere veldjes, zoodat bemesting met chilisalpeter hier wel helpt. De heer Koomen, die een halve H. A. bemestte met alle drie voedingsstoffen, ver kreeg hierdoor een groote verhooging van opbrengst. 12. P. Dekker, Winkelerzand. Zavelgrond. Blauwe aardappelen na bruine boonen. De opbrengsten waren per H.A.alle stoffen, 320 H.L. groote en 114 HL. poters en kriel; zonder phosphorzuur, 291 H.L. groote en 114 H.L. poters en kriel; zonder kali, 311 H.L. groote en 108'/j H.L. poters en krielzonder chilisalpeter 206 H.L. groote en 103 H.L. poters en krielonbemest, 206 H.L. groote en 114 H.L. poters en kriel. De kwaliteit der aardappelen was uitste kend en zieken kwamen er niet in voor. Hier bestond dus een groote behoefte aan stikstof en phosphorzuur, terwijl er aan kali geringe behoefte was. Een bemesting met f95 kunstmest (600 K.G. chilisalpeter en 800 K.G superphosphaat! gaf een meeropbrengst van 105 H L. aardappelen ter waarde van ongeveer f 260. 13. J. Vethman, Groetpolder. Zware klei grond. Gerst na haver. Alle veldjes groeiden weliger dan de om geving. Aan stikstof was de meeste behoefte. 14. J. Lindeboom, "Winkel. Kleigrond, j Uien na boonen. Hier was geen verschil te zien. 15. K, Meurs, Winkel. Zavelgrond. Hooi- i land. Alle bemeste veldjes waren aanmerkelijk beter dan het onbemeste. 16. A. Nobel, Weerepolder. Kleigrond. Weiland. te overhandigen. Hg wiet immers, dat Winter in de naaste kamer nog druk aan den arbeid zat en dat beslist nog wel een paar uur zou volhouden. Zoo placht het steeds aan het einde van elke maand te gaan, en daar vandaag niemand hem in zijn eenzaamhuis wachtte, zou het beslist hepl laat worden. Toen Bartel met zijne papieren in de schatkamer binnentrad, wachtte hem een niet geringe verrassing, te zien, dat de anders zoo onvermoeide boekhouder zich door den slaap had laten overmannen. Hij zat voorover gezonken op zgn stoel, het gelaat in de op tafel liggende armen ver borgen. Zijn sluimering moest zeer vast zijn, daar hij niet eens het luid kraken van de deur gehoord had. Bartel aarzelde, want het deed hem leed, den slaap van den ziekelijken en rust noodig hebbenden man te storen. Maar vervolgens zeide bij tot zichzelf, dat Winter hem weinig dankbaar zou zijn, als hij hem liet slapen, daar deze rust bepaald weer langer werken tengevolge zou hebben. Bovendien kon hg onmogelijk heengaan zonder den boekhouder de gewichtige papieren te overhandigon en afscheid van hem te nemen. Voorzichtig, om den slapende Diet te veel te schrikken, trad hg naderbjj en riep hem halfluid bij zijn naam. De boekhouder bleef evenwel onbeweeglijk in zijn weinig gemakkelijke positie. Ook op Bartel's herhaald luid roepen ver roerde hij zich niet. Nu greep Bartel hem bij den arm, om hem eerst zacht en daarna sterker en sterker te schudden. Doch het was vergeefsche moeitede sluimerende wilde maar niet wakker worden. Dit proefveld bestond uit een veldje van 1 Are. bemest met 200 K.G. chilisalpeter en 600 K.G. superphosphaat. Het was aange legd op dezelfde plaats, waar het vorige jaar een dito veldje lag. Gedurende het geheele vooijaar stond het gras hier prachtig groen, terwijl de stand zeer dicht was. Niettegenstaande den weligen groei van het gras, werd het toch met graagte door het vee gegeten. Het resultaat mag daarom als volkomen bevredigend worden beschouwd. 17. J. Spaans, Weerepolder. Kleigrond. Hooiland. Het doel van dit proefveld was, de goede uitwerking te laten zien eener bemesting met urine en superphosphaat. Perceel 1, groot 7j Are, werd bemest per H.A. met 15000 L. urine van rundvee, ge conserveerd met 600 K.G. superphosphaat perceel 2, ook '/j Are groot, ontving per HA. 7500 L. urine, geconserveerd met 600 K.G. superphosphaat. Het gras heeft zich op perceel 1 buiten gewoon sterk ontwikkeld en op 2 heel wat minder, doch dit zelfs was zeer goed. De opbrengsten zijn niet gewogen. Deze proef toont duidelijk, dat de urine- stikstof een groote uitwerking doet en diiect werkt. 18. D. Otzen, Oosterpolder. Kleigrond. Blauwe aardappelen na haver. Dit proefveld, groot 1 Are, werd bemest per H.A. met 400 K.G. chilisalpeter, 600 KG. superphosphaat en 200 K.G' patentkali. De opbrengsten waren per H.A.Op het proefveld 232 H.L. op het onbemeste veld 142H.L. De opbrengst der kleine en kriel is niet gemeten. Het resultaat der bemesting is zeer groot geweest. De meer-opbrengst van 89'/* H.L. groote aardappelen, ter waarde van f 225 werd verktggen met f80 kunstmest. 19. K. ölotemaker, Oosterpolder. Kalk- rijke kleigrond. Vroege aardappelen na bruine mosterd. Hier was een veldje, ter grootte van 1 Are, bemest met chilisalpeter ter hoeveel heid van 400 K.G. per H.A. Het resultaat der bemesting was bevredi gend. Men kon aan het gewas duidelijk zien, dat het overige land gebrek aan chilisalpeter had. -oNo- Zooals men weet, heeft de minister Kuyper een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de wet op de besmettelijke ziekten, ten einde tegemoet te komen aan de bezwaren van hen, die hun kinderen niet willen laten vaccineeren, en die ze ten gevolge daarvan geen school kunnen doen bezoeken. Al dadelijk zij gezegd, dat het getal dier kinderen geringer blijkt, dan wij hadden ge dacht. Het bedraagt, volgens de Memorie van Toelichting, waarin de minister allicht eer geneigd zou zijn geweest naar zich toe te rekenen, „bijna een duizendtal". Nu schatten wij het: nadeel, dat hieruit én voor die kinderen zelf én voor de maatschappij voortvloeit, allerminst gering. Voor de mees- ten van hen staat niet-schoolgaan gelijk met geen of geen voldoend onderwijs genieten. En dat ondanks de leerplichtwet, die de uit dezen hoofde gemoedsbezwaarde ouders van hun wettelijke verplichting vrijstelt een betrekkelijk altijd toch groot aantal van het opgroeiend geslacht jaar in jaar uit ter zake van onderwijs aldus verwaarloosd blijft, betreuren wij evenzeer, misschien zelfs nog wel een beetje meer dan de heer Kuyper. Kon, zonder een veel grooter kwaad daarvoor in de plaats te stellen, het euvel worden weggeruimd, wij zouden van harte aan zijn zijde ons scharen. De vraag voor ons is dus deze, of zulks het geval is met het voorstel, dat door hem aanhangig is gemaakt, EeD vraag, waarop wij slechts een nadrukkelijk ontkennend ant woord vermogen te geven. Waarop komt in hoofdzaak dit voorstel neer? Hierop, dat, zoovaak ouders of voog den schriftelijk vei zoeken voor hun kinderen of pupillen van de vaccinatie als voorwaarde van toelating tot een bijzondere school te worden ontheven, en het bestuur (of bij ont stentenis daarvan, het hoofd] dier school de Toen ontstelde Bartel toch verbazend. Hij legde de hand op Winter's voorhoofd om haar dadelijk weer terug te trekken, alsot hij iets vreeselrjks had aangeraakt. „Almachtige God, wanneer hij eens dood ware." Met een moed, dien slechts de opgewon denheid, waarin hij verkeerde, hem schonk, tilde hg het hoofd van den boekhouder omhoog. Een doffe kreet ODtsBapte aan zijn lippen, want het vale, starre gelaat, wasrin hg gekeken had, was dat van een doode. Van ontzetting liet hg het hoofd j van den doode los, dat zwaar op de tafel terugviel, en week dan drie of vier pas achteruit naar de deur. Zgn eerste ingeving was, op de vlucht te gaan en door luid hulpgeroep de eenige bewoners van het huis, die aanwezig waren, den portier en zijn vrouw, wakker te roepen. Zonder twijfel had hg dat plan ook uitgevoerd, wanneer ziju voeten niet als met een centenaars gewicht aan de plaats vastzaten waar hij stond, en een gevoel van onbeschrijflijben acgst zgn keel als 't ware had dicht geknepen. Voor niets ter wereld had hij zulk een afgrijzen, als voor een doode. Dat hij dat kille hoofd met zijn beide handen had durven aanvatten, leek hem nu iets onbestaanbaars. In dolle vaart joegen in die paar secon den de gedachten hem door het hoofd. Zijn blik dwaalde van de ineeDgezonken gestalte van den doode, die als op het veld. van eer was gestorven, naar de brandkast, waarvan de deur half geopend was. En J zijn oogen vermochten zich niet meer los te maken van dezen stalen schatbewaarder. Hij wist, dat achter dis deur een kolos sale schat verborgen was en dat hg slechts de hand had uit te steken, om daarvan een bedrag te bemachtigen, groot genoeg om zijn meest vermetelen wensch met één slag tot werkelijkheid te maken. Deze doode daar, die niets meer hoorde en zag, zou hem dat niet verhinderen. Misschien zou de verdenking niet eens op hem vallen. Want niemand behoefde immers te weten, dat Winter reeds dood was, toen hij, Bartel, het kantoor verliet Niet rustig overleggend, was Bartel tot dit besluit gekomen. Uit een chaos van de meest dwaze voorstellingen bad zich plot seling met zonderlinge helderheid deze ééne gcdschte op den voorgrond geplaatst. In een bijDa onmerkbare spanne tijds had hij in zijn ziel alle stadiums van den strijd doorleefd, waariD zijn beste ge voelens zich tegen de verlokkende zonde verzetten. Van de eerste gevoelens van schrik en ontzetting over bet ongehoorde van zijn eigen idéé, tot de bekentenis hoe weinig gevaarlijk het was, en bet dwaze als hij dit oogenblik om rijk te wordeo voorbij j liet gaan, waren maar slechts weinige seconden verloopen. En toch was deze i kleine tijdruimte voldoende, cm hem een afwijzend antwoord te doen vinden op den aandrang van zijn geweten en een over tuigend argument tegeD allen twijfel. Ergens id een verborgen heekje van z. ziel moest, hem zelf onbewust, geeluime» hebben een hartstocht tot stelen, die nu op eenmaal zoo totaal bezit van hem nam. dat hij alles er door vergatzyn eerlijke grondstellingen. vijB angstige voorzichtig heid eD zelfs zijn groeten angst vcor een doode. Den 'fonkelerden blik strak op de smalle

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5