INGEZONDEN.
Zondag 3 MEI 1903.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
FEUILLETON.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Binnenlandsch Nieuws.
47ste Jaargang No. 3832.
Zitting van 28 April 1903.
OURANT.
UITSPRAKEN:
Ca. Ja. Schotvanger en Ca. Ma. Verdnin,
beiden te Akersloot, (gedetineerd), diefstal
enz., ioder 7 maandon gevangenisstraf.
(ra. Roubaek, vrouw van H. P. Zeek,
Alkmaar, heling enz., 1 jaar gevangenisstraf.
K. Weeder, Oostwoud, poging tot omkoo-
ping van een ambtenaar, f 50 boete of
8 dagen hecht.
P. Burger, Andijk, mishandeling, 7 dagen
gevangen.
In de zaak van den Burgemeester en
de Wethouders van Den Helder, betreffende
het bestendigen van een on ge wettigden
toestand aan de gasfabriek aldaar, is voor
de aardigheid nog eens het kanton
gerecht ten Don Helder onbevoegd verklaard
tot berechting (op 10 Maart 1.1.) van die
kwestie, op grond, dat de burgemeester
destijds zelf plaatsvervangend kantonrechter
was. Waarom het stuk nu nóg eens opgevoerd
is, kon geen mensch ons verklaren. Misschien
wel op verzoek van den een of anderen
„hooge oome".
Zooals in elke goed gedirigeerde huishou
ding, heeft men ook aan de rechtbank niet
altijd buitengewone gerechten. Het is ook
daar heel dikwijls een zeer alledaagsch kostje
en meermalen moet de kwantiteit van hetgeen
opgedischt wordt, de kwaliteit goed maken.
Waar we de vorige week nog wat extra's
gehad hadden, was het te verwachten, dat
we vandaag weer met heel gewone dingetjes
moesten tevreden zijn, zooals in een beschei
den huishouding na een middag koelapjes
met spruitjes, een lessie troet met een
boterham toe pleegt te volgen. Maar een
rechtgeaard huisvader zet op zoo'n tijd zonder
morren, al heeft hij dan ook liever koelapjes,
zijn lepel in de troet, en naar zijn voorbeeld
zullen ook wij blijmoedig aan den eersten
schotel beginnen.
Kees Brakenhof Janszoon van Castricum
o onuitputtelijke bron van rechtbank
klachten schijnt in minder vriendschap-
pelijken omgang te leven met een mede
ploeteraar aldaar, zekeren Gerardus Bos. Op
24 Maart 11. waren zij beiden aan 't mest
laden of lossen aan de Holl. Spoor en bij die
gelegenheid gaf Kees aan Gert, op een
oogenblik, dat deze voorover stond te werken
en dus op niets verdacht was, een lik met
den steel van de „greep" tegen zijn achter
hoofd, zoodat hij ternauwernood kon opstaan,
laat staan do )rwerken. Dat was een gemeene
streek en verdient eigenlijk een flinke straf,
maar we vroezen 't ergste. Kees blijft, als
een echte lafaard, ontkennen en er was
maar één persoon bij, die nog wel zegt, dat
hij niets gezien of gehoord heeft. Geen ander
dan Kees kan 't gedaan hebben, maar of de
rechtbank 't wettig bewijs aannemen zal, is
zeer twijfelachtig. Enfin, we hopen er 't beste
van. De O. v. J. eischte 1 maand gevange
nisstraf. Niks te veel
Hendrik Schaap te Bergen, volgens opgaaf
48 jaar en koopman, die zich de luxe per
mitteert om zoo's wekelijks met een „gnappe
bies an" tegen donker uit stad vandaan te
komen, was op 28 Februari, in gezelschap
van zijn ambtgenoot Adalbertus Hollenberg,
eveneens van buiten doornat geregend en
(blijkbaar door lekkage) van binnen onder-
geloopen, 's avonds tegen een uur of negen
gevorderd tot de herberg van Pieter Smit,
z'n naasten buurman en dus de laatste pleister
plaats. Pieter Smit is getrouwd met Guurtje
Koedijk en nou trof 't merakel, want
Guurtjebuur was net jarig dien dag, en dus
zou'n er wel een paar potjes bier overschie
ten. Guurtjebuur scheen echter doorbraak te
vreezen, althans ze toonde weinig lust in
het offreeren van het zoo gewenschte
brouwsel, iets wat de beide vette klanten
haar zoo euvel duidden, dat ze een groot
kabaal gingen schoppen en o.a. den pikeur
J. A. van Schijndel, die ook te feliciteeren
was en hun had toegevoegd, dat ze beter
deden een kop koffie te nemen, uitmaakten
voor „een gemeene smeerlap". Met die kwa
lificatie scheen de man minder ingenomen
te zijn, tenminste hij beklaagde zich bij den
Roman van
A. 0. KLAUSZMANN.
14. —o-o-o—
Bartel's hart klopte luid, toen hij de
deur van de schatkamer naderde, want hij
wist voor de kalmte van den portier geen
andere reden te vinden, dan dat door het
een of ander onbegrjjpeljjk toeval de schat
kamer vandaag niet door vrouw Nitschke
was aangeveegd en de doode zoodoende
niet gevonden was. Hij moest er
zich dus op voorbereiden, den gestorven
mijnheer Winter nog op zijn plaats te
vinden aan de tafel, en het kostte hem
zelfbeheersching genoeg, zijn tred niet te ver
langzamen, en niet te aarzelen bij het
opendoen van de deur.
Nu was het gebeurd. Bartel kneep de
oogen dicht, terwijl hij den drempel over
schreed, en eerst na een paar trappen in
de kamer gedaan te hebben, rukte hjj ze
met een zekere inspanning weer open.
Maar tot zjjn grenzenlooze verwarring zag
hij, dat zijn vermoeden niet bewaarheid
werddat de doode Winter niet meer aan
zijn schrijftafel zat en dat hier alles zoo
ordelijk er uitzag als eiken morgen.
t Was als altijdde vensters open om de
frissche lucht binnen te laten,de brand
kast gesloten en van den sleutelbos, die
bjj Bartel's heengaan in de kast hing, geen
spoor te vinden.
Dus had men het Ijjk gevonden en weg-
schout, met dat gevolg dat de beide plakkers
heden terecht stonden en elk wegens belee-
diging een boete van f 5 of 2 dagen hecht,
tegen zich hoorden eischen.
De jaarlijksche wegen verhuringen in de
verschillende gemeenten zijn voor de vele
„opzettertjes", die ter voorziening in de
mondbehoefte van hun veestapel zich op de
cultuur van de bermen der wegen toeleggen,
critieke dagen. Ze willen in den regel heel
graag hun perceeltje behouden, want ze kun
nen 't niet missen en evenmin kunnen ze er
meer geld voor geven, want 't moet er
gewoonlijk met krabben en bijten uitgezocht
worden. Geen wonder dan ook, dat ze in
een minder prettige stemming komen, als
't ongeluk dient, dat een ander, die „er in"
komen wil, hun perceel tracht af te huren,
door hooger te bieden. Datzelfde overkwam
Aldert Boers, een bouwertje aan den Nieuwen
Weg bij Lutjewinkel, op 28 Maart 11., toen
hij naar 't raadhuis te Winkel getogen was
om zoo mogelijk zijn „end" weer in te huren.
Zijn perceel werd hem, zij het dan ook na
eenigen strijd, door een ander afgehuurd en
nog wel door oom Aldert, aan wien hij
evengoed al sedert een jaar of negentien
geen dankbaarheid verschuldigd meende te
zijn. Zijn anders heel kalme gemoed stond
eensklaps in lichte laaie en zonder veel
bedenken [en naar 't schijnt zelfs zonder iets
te zeggen) zette hij dien „streek" aan oom
Albert betaald met een onguren vuistslag
boven diens oog. Maar de 71-jarige Aldert
van der Molen was er de man niet naar om
dergelijke tractaatjes eenvoudig voor kennis
geving aan te nemen. Hij zocht 't hooger-op
en naar aanleiding daarvan werd de kwestie
heden in de rechtszitting ter tafel gebracht.
Enfin, 't geval was nog al niet moeilijk.
Ofschoon een van beide partijen zich in den
tel vergist moet hebben (de ouwe Aldert
had twee klappen geteld en de jonge Aldert
één), leverde 't „bewijs" geen bezwaren op,
want Broers erkende 't feit volkomen. Ech
ter dreigde een oogenblik de eeuwige strijd
van ja en neen te zullen ontstaan tusschen
den waarnemenden President Mr. Van Houwe-
ninge en den getuige Adolf Gutter, kaas
makersknecht te Winkel, die 'tgeval gezien had.
Tengevolge van de ongewone bewerking
had 't eene oog van oom Aldert na verloop
van een korten tijd de kleur aangenomen van
een kipei, dat vijf' minuten te lang in kokend
water is geweest, en uit de schriftelijke be
scheiden had de President gezien, dat zulks
't geval was geweest met het linker oog,
terwijl de getuige Gutter verklaarde, dat hij
den vuist had zien neerkomen op 't rechter
oog. 't Werd dus een moeilijke kwestie, aan
weiken kant van den neus Van der Molen
zijn linkeroog had zitten. Teneinde tot een
goedg oplossing te komen, verzocht de Presi
dent den getuige de zaak ter tereohtzittiug te
demonstreeren. Van der Molen werd ter
rechterzijde naast den getuige Gutter ge
plaatst, beiden met de gezichten naar den
President, en op de manier, zooals een hoofd
van de school met een bal en een knikker
aan de jongens duidelijk zal maken (ofschoon
ze 't nog nooit begrepen hebben) hoe de
aarde om de zon draait, wees de getuige met
zijn rechterwijsvinger de vroegere wondeplek
aan op het oog van Van der Molen, dat het
dichtst bij hem (getuige) was, tevens ver
klarende, dat daar de slag gevallen was,
en dus op het rechteroog. De President
meende in deze met den getuige van meening
te mogen verschillen, en beweerde, dat 't
aangewezen oog het linker was. De getuige
hield echter ondanks de herhaaldelijke ver
zekeringen van den President zijn overtuiging
staande en eindigde dan ook blijkbaar niet
dan met de gedachte „nou, jij zal 't winnen."
De plaats van 't onheil scheen den heer
Officier koud te laten. ZEd.G. verzocht voor
Broers, die gunstig bekend stond, f 10 boete,
te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Het is een waarheid als een koe, dat zij,
die 't trouwst ter kerk gaan, daarom nog
niet de beste menschen zijn en dat 't audito
rium in de kerk niet altijd met de vrome ge
dachten is bezield, die het onderwerp van
den voorganger wel zou doen bevroeden. Tot
de getrouwen, die met het gezangboek in de
hand en den neus naar den preekstoel er
een eigen stichting op na houden, behoort
ook Jacob Boots een jonge bakker te De
Rijp, een exemplaar, dat onder de lieve straat
jeugd met den naam van parmantzak wordt
gebracht. Maar hoe was het Gods ter
wereld mogelijk, dat men zulk een feit zoo
rustig en kalm opnam, dat de portier zoo
bedaard aan de deur kon staan, van het
morgenzonnetje genietenden dat ner
gens in huis eenig spoor van opgewonden
heid was te ontdekken
Eén en èl verbazing door het buitenge
wone van den toestand, hing Bartel zijn
hoed aan den kapstok. In het volgende
oogenblik echter werd hij opgeschrikt door
dat een deur werd opengehaald, en een
van de andere klerken stak het hoofd om
het hoekje van de deur.
„Goeden morgen, BartelBen je
daar al De Directeur-Generaal heeft reeds
een paar maal naar mijnheer Winter laten
vragen. Ga jij eens naar boven en roep hem
eens
Bartel staarde hem aan, als had hjj het
in Keulen hooren donderen. Was het dan
werkelijkheid, wat hij beleefde, of was het
een droom Hier wist blijkbaar nog nie
mand jets van den dood van mijnheer
Winterzijn collega evenmin als de
portier, evenfnin als de directeur-generaal,
die reeds tweemaal naar Winter had laten
vragen. Maar wanneer dezen allen er niets
van wisten, wie had dan het lijk gevon
den wie had het weggehaald en
waarheen
In een toestand van verbazing en ver
warring, wat een scherp oog bepaald wel
zou hebben bemerkt, steeg Bartel de trap
naar de woning van den directeur-gene
raal op.
De oude heer was bljjkbaar zeer uit zijn
humeur en ontving Bartel alles behalve
vriendeljjk. „Ik kan met jou niets doen
ik moet den boekhouder hebben en wel
aangeduid.
Tijdens het lof op 29 Maart zat hij in de
R. C. Kerk heel devotelijk te prakkizeeren,
op welke manier hij zijn medemensch Rien
SchouteD, een 43-jarigen werkman, ook in de
kerk gezeten, een gevoelige kastijding zou
toedienen voor diens euveldaad, hierin be
staande, dat hij een broer van den bakker
een loonbederver had genoemd. Al spoedig
kwam een plan tot rijpheidtoen de kerk
uitging, wachtte de bakker zijn partner op,
greep hem van achter aan en sloeg hem
zoodanig tegen 't hoofd, dat de man omviel
en met 't hoofd op de gemetselde voeting
van 't kerkehek terecht 'kwam.
't Karakter van den bakker dient eenige
verbetering te ondergaan. Waarschijnlijk, dat
de O. v. J. daarom 7 dagen gevangenisstraf
tegen hem requireerde.
Reindert Goed te Medemblik en zijn echt
vriendin Trijntje Dol kunnen 't minder goed
vinden met hunne buren Meindert Koomen
en zijn egaatje Antje Roemer. Minstens een
maal per week komen ze om beurten bij den
kantonrechter of den brigadier-rijksveldwach
ter hun beklag indienen. Zooals men echter
begrijpt, kunnen al die, tot in 't bespottelijke
loopende kibbelarijtjes niet serieus behandeld
worden. Alleen als 't è.1 te bar loopt, wordt
er gevolg aan gegeven. En tot dat al te
barre behoort blijkbaar ook die keer, dat
Trijn Dol op 1 April Ant Roemer een ge
ducht pak rammeling had gegaven op de
z. g. Pekelharinghaven, (ook een mooie naam)
waarbij de vellen er af vlogen en met 't gevolg,
dat Antje zooals ze vertelde later vol
„zwellen" zat.
De Officier gaf de rechtbank in overweging
hier eens het nieuwe Heldersche recept toe
te dienen en in plaats van geldboete, gevan
genisstraf toe te dienen. Een tijdvak van 6
dagen achtte ZEd.G. daarvoor zeer geschikt.
Willem Tromp Jansz., 36 jaar, werkman
te Egmondbinnen, was in den nacht van 23
op 24 December 1.1. door de jachtopzieners
Diemeer, Yan der Berg en Schuit gesnapt,
toen hij zonder akte of vergunning aan 't
jagen was in de duinen. Dientengevolge was
hij op 6 Eebruari door het Kantongerecht bij
verstek veroordeeld tot 2 maal f 6 boete subs.
6 dagen hecht. Daarvan in verzet gekomen,
werd hij 20 Maart opnieuw gevonnist en de
Kantonrechter was met het kwantum straf
blijkbaar zoo ingenomen, dat Z.E.A. dezelfde
cijfers opnieuw vaststelde. Maar de
jagersman wou zeker zooveel mogelijk plezier
van zijn centen hebben en ging in hooger
beroep bij de rechtbank met dit belangrijk
resultaat, dat de O. v. J. verzocht het vonnis
van den Kantonrechter te willen bevestigen.
Enfin, de man is toch 3 maal lekker naar
Alkmaar geweest voor die 12 pop.
Lutjewinkel was goed vertegenwoordigd
van de reis. Behalve de straks genoemde
driftige weghuurder, stond daarvandaan nog
voor den rechterstoel tengevolge van een drif
tige bui, Klaas Leijen, timmerman bij de wed.
Koomen. Het zal dezen overigens zeer gunstig
bekendstaanden 56-jarigen man wel heel
onaangenaam geweest zijn, op het bankje der
beschuldigden te moeten plaats nemen, omdat
hij zich door een kleinen jongen zoo razend
had laten maken, dat hij dezen gewoonweg
mishandelde, doch zijn gang naar Alkmaar
zal, naar we vertrouwen, hem voortaan het
beheerschen van zijn drift gemakkelijker
maken. Hij was op 30 Maart met nog andere
knechts en jongens in 't werkhuis, toen de
kleine tengere Piet van Eeten met z'n mandje
aan den arm sinaasappelen te koop aanbood.
Hij maakte een gebbetje met de jongens en
de jongens met hem. O. a. was een sinaas
appel uit zijn mandje genomen en niemand
wou zeggen waar die wasintegendeel, ze
zeien, dat 't meisje van Piet Smit, dat daar
ook was, 'm opgegeten had. De jongen hield
't er zelf voor, dat Leijen den sinaasappel had
of in ieder geval kon aanwijzen en om zich nu
schadeloos te stellen, of Leijen te dwingen
den sinaasappel aan te wijzen, nam de jongen
uit de gereedschapskist het een en ander weg.
Deze „feitelijkheid" moest hij echter boeten,
want Leijen werd nu nijdig, duwde hem met
het hoofd in de kist, drukte het deksel er
op neer en gaf hem tenslotte een draai om
zijn ooren toe. Nu was evenwel aan Leijen
de beurt om gestraft te worden, want de
jongen liet 't er niet bij zitten en zag dan
ook zijn pogingen in zoover bekroond, dat de
O. J. tegen zijn belager f 6 boete eischte,
te vervangen door 6 dagen hecht.
Aanstaande week uitspraken.
(Niet geplaatste ingezonden stukken worden
nimmer teruggegeven.)
dadelijk. Ik wilde hem niet in zijn slaap
storen, want hij heeft blijkbaar weer den
geheelen nacht gewerkt. Maar ik kan nu
onmogelijk langer wachten en het is ook al
reeds over negenen. Ga dus in 's hemels naam
maar naar hem toe en roep hem wakker."
Bartel gehoorzaamde. Want in zijn oogen-
blikkelijken toestand zou hij werktuigelijk
alles gedaan hebben, wat men van hem
verlangde.
Toen hjj de bel van Winter's woning
overhaalde, kwam de portier van zijn
plaat3 bjj de huisdeur den gang in en zeide
„Mijnheer Winter zal nog wel slapen. Hjj
is eerst tegen vijf uur van het kantoor ge
komen en is toen niet eens naar bed ge
gaan. Mijn vrouw heeft mij verteld, dat hij
nog lang ia zjjn kamer heen en weer geloo
pen heeft."
Het duizelde Bartel. Gebeurden er dan
wonderen kon dan de doode opstaan
en rondwandelen
Hij moest zich aan den post van de deur
vasthouden, voor hij weer de bel in bewe
ging brengen kon. Dan, toen hij na verloop
van vijt minuten wachtens niemand zag
verschijnen, wendde hij zich met heesoh-
klinkende stem tot den portier„Ga eens
even naar den directeur-generaal, Nitschke,
en zeg hem, dat mijnheer Winter niet
opendoet. Misschien is hem een ongeluk
overkomen en men zalmen zalom
een slotenmaker moeten sturen.
HOOFDSTUK VIH.
Nog nooit had er in het huis van de
mijnvennootschap zulk een geweldige op
gewondenheid geheerscht, als op dezen
morgen.
Nadat hjj zelf nog eens een krach-
Mijnheer de Redacteur
Vergun s. v. p. „Een Vriend van Cicero"
zijn innig leedwezen te betuigen met het feit,
dat hij weemoedig geworden door de
woorden van een moeder eindigde met die
vragen, zonder ze tot nog meerderen te rich
ten. Hierdoor toch verzuimde hij helaas, ook
het oordeel te vragea aan een aanwezige
autoriteit. Zóó beging hij de onvoegzaamheid
den heer S. Brugman, Hoofd eener school
te Hugowaard, Secretaris van „Nieuw Leven",
enz., enz., te verplichten, om het pu
bliek door middel van Uw blad, d.d. 23 April
z ij n e beschouwingen aan te bieden [zoo
doende aknog beproevend, om, voor zooverre
dit m o g e 1 jj k was, de fout van Een
Vriend van Cicero welwillend te her
stellen; welk een edel doel!] Dat
een Niedorper zich kan vereenigen met den
lof, aan de Kleine Kapel gegeven en dat
door de waardeering van liet spel der leden
Een Vriend van Cicero zich gelukkig ge
voelt, is natuurlijk, en 't is geen wonder, dat
zijn hart opsprong van vreugde bij het ont
waren, dat een deskundige, als de heer
Brugman, zich schaarde bij de gunstige
beoordeelaars van Domino's tooneel-
spel. Het zij daarom hier gaarne erkend, dat
aan ZEd. het zóó door hem bereikte
plaatsje bij de dames, van harte is ge
gund.
En nu die bezorgde moeder Zij zal,
door het inzicht van den heer Brugman aan- j
gemoedigd, door haar angstig hopen aan
gezet nu natuurlijk den heer Róssing
vragendiens critiek zal n u waarschijnlijk
gunstig zijn... Wellicht blijkt het dan, dat
Dominé roeping heeft vóór, of óp het too-
neel, enneVrede op aarde
EEN VRIEND VAN CICERO.
Nieuwe Niedorp, 30 April 1903.
Aan den heer Sieswerda door Een
Vriend van Cicero.
Het doet mij genoegen dat ge, blijkens uwe
stukje in de Schager Courant van 26 April,
vierkant tegenover de hoofdstrek
king van het tooneelspel van Dominé staat.
Het is u bekend dat 't tooneelspel in kwestie
door Cicero is gegeven tegen entrée
en voor het publiek, is critiek dan
niet vrij Sedert wanneer
Ge hebt gelezen dat ik overstelpt was van
weemoed, door hetgeen mij door een
Moeder als gevoelde zij gewetensdwang
op mijne vragen is geantwoord. Ge weet,
dat ik onder dien invloed eindigde de be
kende eenvoudige vragen te stellen, omdat
ik vreesde dus niet wilde dat ik geheel
op onvrij terrein zoude komen. Toon
den deze woorden u niet, dat ik mij heb in
getoomd en slechts iets heb aangestipt van
al hetgeen in de gemoederen sinds lang
trilt en ziedt Gevoelt ge n u dat ik [mijn
Pappenheimers kennende] wel wat zwaarder
gekruide antwoorden had kunnen verkrijgen
om domine te pijnigen, wanneer dat wer
kelijk m ij n doel was geweest Wilt ge
eens beproeven aan te toon en, dat het
privaat leven van Dominé door mij is
aangetast en dan s.v.p. vooral daarbij ver
melden, met welke woorden dit geschiede
Is het u nog niet duidelijk dat gij alles
zins onwelvoeglijk personeel zijt
geweest, door uwe vragen aan mij „of mjjn
levenswandel niet zuiver is en of ik bang
ben dat mijn manier van doen en leven op
de kaak gesteld zal worden Ik gevoel, o
eeuwige splinter- en balkherhaling, wien
gij meendet te treffen. Ge wilt mij niet ant
woorden, zegt ge. Ik wil niet beproeven u
daartoe te prikkelen Veel liever raad ik u,
om nooit weer in couranten te schrijven
en dit vooral niet, als daaruit duidelijk blijkt,
dat ge u door drift enhebt laten be
heerschen en ge u daardoor zoo bloot geeft
als ditmaal.
EEN VRIEND VAN CICERO.
Nieuwe Niedorp, 30 April 1903.
Voorstel aan de heeren Brugman
en Sieswerda, door „Een vriend van
Cicero".
Mijne heeren, ik stel U voor1. om een
bedrag tot hoogstens vijf gulden te storten
aan een bepaald adres en dit, evenals ik, te
doen aan de Schager Courant,
2. anderen, en daaronder ook vooral zij,
die Dominé's tooneelstuk goed of mooi noe
men, uit te noodigen om ons voorbeeld te
volgen en ook iets te storten,
3. op dergelijke manier een voldoende
som bijeen te brengen, groot genoeg om
daaruit de kosten van een bevoegde jury te
I kunnen bestrijden,
4. tot het samenstellen van een strikt
onpartijdige jury mede te werken en dan aan
haar oordeel het tooneelstuk van Dominé te
onderwerpen,
5. aan de Redactie van de Schager Cou
rant tevoren plaatsing aan te vragen als
„ingezonden" en de uitspraak der jury in die
courant te plaatsen,
6. ons te onderwerpen aaa dien uitslag
en over het tooneelspel verder te zwijgen.
Hetwelk doende,
EEN VRIEND VAN CICERO.
Nieuwe Niedorp, 30 April 1903.
M. d. R.
In een ingezonden stuk in de Schager
Courant van 30 April, schrijft de heer J.
Kuilman„De heer Sieswerda schijnt boos,
erg boos, en waarom
De heer J. K. geeft hierop zelf het ant
woord werd aangevallen op een
manier, die den heer Sieswerda niet beviel."
Juist, mijnheer J. K., maar bevalt U die
manier van aanvallen met een masker voor
't gezicht dan wel Het is niet te wenschen.
Doze boosheid schaam ik mij niet.
Verder De heer Sieswerda tast ki 't duis
ter en daarom gebruikt hij misschien verdacht
makingen.
Zeer waar, ik tastte m het duister en doe
het nog en wellicht alle lezers van de
Schager Courantdaar zorgde E. V. v. C.
wel vooren wat die verdachtmakingen
betreft, de onridderlijke „V. v. C." moet een
reden gehad hebben, waarom hjj zich bij zijn
aaDval verdekt opstelde. Het ligt voor de
hand, dat die reden niet te verdedigen is.
Ik zie niet in, welke verdachtmakerij er in
schuilt, wanneer ik mij in ongunstigen zin
uitlaat over een strijder als „Een V. v. C."
Van die zoogenaamde verdachtmakerij neem
ik geen woord terug.
Voor zoo'n kampioen neemt de heer J. K.
den handschoen opik begrijp dien moed
van den heer J. K. niet.
De verslaggever schijnt op den avond van
de uitvoering niet altijd even goed geluisterd
te hebben. Van kinderen [de verslaggever
spreekt nog wel van 3 kinderen] van „Vrouw
Leenderts" is in het stuk geen sprake.
Om de stille aandacht van hot publiek bij
de uitvoering te verklaren, noemt de heer
J. K. nog iets anders, dan wat Ik als zoo
danig opgaf. Hier spreek ik hem niet tegen,
maar blijf zeggen Velen waren er bij de uit
voering van „Lid van den Raad", die anders
over 't stuk oordeelden dan de antipoden van
Ds. Sch.
De heer J. K. eindigt met „De heer
Brugman vond het stuk goed. De heer Sies
werda noemt het zelfs [ik spatieer] een
tendenz-stuk. Moet dit climax verbeelden
Men kan een stuk toch een tendenz-stuk
noemen, terwijl men het afkeurt b.v. om de
wijze, waarop het in elkaar gezet is?
Den Redacteur zeg ik dank voor de plaat
sing van dit stukje.
B. SIESWERDA.
Nieuwe Niedorp, Mei 1903.
- LUTJEWINKEL.
Aan het verslag der Landbouwproefvelden
van Noord-Holland over 1902 ontleenen we
nog het volgende
Bij den heer A. Nobel te Lutjewinkel werd,
evenals op een elftal andere plaatsen in de
provincie, weder een proef genomen, waarvan
het doel was, de aandacht te vestigen op de
groote bemestingswaarde van de urine van
het vee.
Aan do bewaring van deze vloeistof wordt
in verschillende streken nog te weinig zorg
tige, doch nuttelooze poging had gedaan,
om in de woning van mijnheer Winter te
komen, had de directeur-generaal eindelijk
een slotenmaker laten halen, om de deur
te doen openen. Maar het algemeen ge
vreesd vermoeden, dat men den boekhou
der dood ot ziek op zjjn bed zou vinden,
werd niet bewaarheid. De woning was
leêg, en in de slaapkamer evenals in de
woonkamer heerschte een wanorde, alsof
iepiand met groote haast de voorbereidin
gen tot een reis getroffen had. De kleeren-
kast en de laden van de commode waren
geopend. Eenige onderkleeren lagen op den
grond verspreid. De beide bedden in de
slaapkamer waren onaangeroerd.
„De duivel hale me", brulde de direc
teur-generaal, op wiens gelaat bjj al dexe
ontdekkingen duidelijk de angstigste ver
bazing was te lezen„Dat ziet er bjjna
uit, alsof mijnheer de boekhouder in nacht
en ontij op reis is gegaan. Ik hoop, dat
hij den sleutel van de brandkast zal heb
ben achtergelaten".
Men zocht, maar men zocht tevergeefs.
De sleutels waren evenzooroin te vinden,
als ergens een aanwijzing, waaruit het
plotseling verdwijnen van Winter zou
kunnen worden verklaard. Het eenige dat
zich vaststellen liet, was het feit, dat de
bewoner zeer haastig zijn koffers gepakt
hebben moest en dat hjj dan uit het huis
verdwenen was niemand vermocht te
zeggen waarheen.
Een dringend, telegram en spoedig daarna
nog een werden aan mevrouw Winter naar
Spindelinühle gezonden, waarin werd aan
gedrongen op eenige inlichtingen omtrent
het verblijf van haar man.
Maar men wachtte natuurljjk niet met
iets te doen tot het antwoord daarop
inkwammen zond dadelijk om een werk
man van de fabriek, die de brandkast
geleverd had, om deze te doen openen.
„Wanneer ergens de oplossing van het
raadsel te vinden is, dan is het daar
binnen", zeide de directeur-generaal, die
zeer opgewonden en zenuwachtig geworden
was.
Ditmaal zou hjj niet bedrogen uitkomen.
Want toen het na een moeilijken arbeid
den menschen gelukt was, de deur van de
brandkast te openen, vond het plotselinge
vertrek van Winter op één slag zjjn al even
natuurljjke als verpletterende verklaring.
De brandkast was beroofd van al het
geld. De portefeuille, waarin de banknoten
altjjd zaten, was ledig, en in het vak,
waarin de rolletjes goud en zilver lagen,
vond men nog een luttel bedrag. Niets
had men achtergelaten, dan de papieren
van waarde, die voof den diet
gevaarlijk hadden kunnen worden. In groote
couverts lagen ze zorgvuldig geordend op
hun plaats, en op elk couvert stond de inhoud
vermeld. Op een daarvan stond geschreven
privaat vermogen van dén boekhouder
Winter.
„Hij moet zeer veel haast gehad hebben,
onze mjjnheer Winter", zeide de directeur-
generaal, die met bevende vingers alles
had nagesnuffeld, in een opwelling van
bitteren galgenhumor, „daarbij waarechtig
door den spoed van zijn vertrek zijn eigen
dom heeft vergeten meê te nemen."
Maar overigens was de oude heer niet
tot schertsen gezind. Hjj wist, dat deze
met ongehoorde driestheid uitgevoerde
diefstal voor de vennootschap een geduchte
slag was, want met het oog op de vol-