Donderdag 18 Juni 1905
J
47ste Jaargang No. 3845.
Dit blad verschijut tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WIKKEL.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 3,60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTÏCNTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
SCHAKER
illCIECI NIERWS-
RAAIT,
Aiuruilig- k Lsilliullsi
Mureau SCH SLaan, I* 4.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
(Jemeente Scliagen.
BEKENDMAKINGEN.
o—o
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtin
gen te bekomen omtrent een gevonden rijtuig-
kassen.
o—
Burgemeester en Wethouders vanSchagen;
Gelet op art. 46 van de politie-verordening
voor die gemeentebrengen ter algemeene
kennis, dat het op Maandag 2 2, Don
derdag 25 en Zondag 28 Juni a.s.,
in het belang der openbare orde is verboden,
in de kom der gemeente vanaf de punten
waar de daartoe betrekkelijke waarschuwin
gen zijn geplaatst, anders dan stapvoets
te r ij d e n.
Overtreding wordt gestraft met eene boete
van ten hoogste f 26, of hechtenis van ten
hoogste 6 dagen.
Schagen, 16 Juni 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Loco-Secretaris,
ROGGEVEEN.
o—
De Burgemeester van Schagen,
Gezien de artikelen 10 en 145 van de
politie-verordening dezer gemeente,
VERLEENT VERGUNNING
aan de tappers, om gedurende de kermis
muziek te laten maken, danspartijen te doen
plaats hebben en na bezetten tijd hun locali-
teiten open te houden.
Schagen, 16 Juni 1903.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
Raadsvergadering te HARING-
CARSPEL, op 16 Juni 1903. Tegenwoordig
alle leden.
De Voorzitter opent de vergadering, de
notulen der vorige worden gelezen en onver
anderd vastgesteld.
Voorgelezen wordt eene missive van Ged.
Staten, waarin bedenkingen worden geopperd
tegen het besluit tot het aangaan eener geld-
leening van f 1600 voor de veldwachters
woning, wat betreft de aflossing. Ged. Staten
kunnen zich niet vereenigen met het besluit
om met de aflossing dier schuld te beginnen
nadat de nog bestaande schuld zal zijn ge
delgd, en wenschen dat het besluit gewijzigd
wordt zoodanig, dat jaarlijks, te beginnen
met 1904, f100 zal worden afgelost.
Overeenkomstig dit voorstel wordt het be
sluit gewijzigd.
Ter tafel wordt gebracht een verzoek van
den gem.-veldwachter J. Honian, om hem op
65-jarigen leeftijd een pensioen te verzekeren.
De heer Bijpost merkt op, dat de verzeke
ring van den veldwachter nog steeds is ver
zuimd en meent, dat het verzoek dient te
worden toegestaan.
De Yoorz. vindt eene pensioenverzekering
op 65-j arigen leeftijd wel goed, doch bij voor
overlijden van den veldwachter krijgt diens
weduwe niets; daarom zou hij willen voor
stellen, een onderzoek in te stellen naar de
kosten eener verzekering, waarbij ook de
weduwe gebaat is.
De heer Boekei informeert, ot het de be
doeling is, de kosten geheel ten laste der ge
meente te brengen, waarop de heer Dü Jongh
antwoordt, dat de veldw. wel genogen zal
zijn, iets tot de premie bij to dragen, hetgeen
trouwens geheel op zijn weg ligt.
De heer Boekei is van oordeel, dat de veld
wachter naar billijkheid de helft in de ver
zekeringskosten moet bijdragen, hetgeen door
de andere leden wordt beaamd.
Met algemeene stemmen wordt nu in be
ginsel besloten, eene verzekering voor den
veldwachter te sluiten en een onderzoek in
te stellen naar de kosten.
Door nagekomen rekeningen is do post: ge
neeskundige hulp, der gemeentebegrooting
dienst 1902, overschreden met f 5.65. Besloten
wordt tot overschrijving van dit bedrag uit
de onvoorziene uitgaven.
In verband met de aanstaande stemming
en eventuëele herstemming ter verkiezing
van twee leden voor den gemeenteraad; wordt
overgegaan tot benoeming van leden voor de
stembureaux.
Benoemd worden voor stemdistrict I nevens
den Voorz., de heeren Schoorl en Boekei en
als 4e lid Bijpost, plaatsveiv. J. Dam.
Voor stemdistrict II de heeren Keesom
Voorz., De Jongh en Groot en als 4e lid
J. Krabman, plaatsvervanger Plaatsman.
Tot leden der commissie voor het nazien
der gemeenterekening over 1902 worden be
noemd de heeren Groot en Keesom.
Vervolgens deelt de Voorz. mede, dat in
dit jaar weder een tienjarige tafel moet wor
den gemaakt op de registers van den bur
gerlijken stand, welk werk steeds aan den
secretaris is opgedragen, die daarvoor, omdat
het extra werk is, voorheen eene ver
goeding heeft ontvangen van f 40. Daar dit
werk door vermeerdering van de bevolking
in omvang is toegenomen, stelt de Voorz. voor,
de vergoeding te bepalen op f 50, waartoe de
vergadering met algemeene stemmen besluit.
Door den heer Schoorl wordt in zijne hoe
danigheid van rendant-armvoogd overgelegd
de rekening van het algemeen burgerlijk
armbestuur dezer gemeente over 1902. Na
inzage der bescheiden wordt ze goedgekeurd
in ontvang op f2918.98 en in uitgaaf op
f 1979.53 dus meteen batig saldo van f 939.45.
De agenda hiermede afgehandeld zijnde,
gaat de Voorz. over tot het houden der ge
bruikelijke rondvraag.
De heer De Jongh deelt mede, dat de
onderwijzer Visser na zijn lang verblijf onder
de wapenen, is teruggekeerd en derhalve zijne
functie in de school te Kerkbuurt heeft hervat.
Gedurende de afwezigheid van Visser is het
onderwijs door het hoofd der school aldaar,
den heer A. Blad, op zóó uitstekende wijze
geregeld en waargenomen, dat de heer De
Jongh, die niet spreken wil van eene grati
ficatie, toch gaarne zou zien, dat van uit
deze vergadering als blijk van waardeering
daarvoor een woord van dank werd gericht
tot den heer Blad. Met algemeene
instemming wordt daartoe besloten.
Vervolgens, zegt de heer De Jongh, heb
ik nog iets wat mij persoonlijk betreft.
Spr. gaat binnenkort de gemeente verlaten
37 jaar heeft hij hier gewoond en in dien
tijd zich vele vrienden verworven, waaronder
hij ook de leden van den Raad telt. In de
jaren, die hij zitting heeft gehad in den Raad,
heeft hij steeds getracht zijn krachten te
wijden aan den bloei der gemeente. Waar
bij de behandeling der gemeentezaken soms
verschil van gevoelen bestond, heeft dat,
naar hij hoopt en vertrouwt, nimmer geleid
tot persoonlijken afkeer. Dat de gemeente
steeds in bloei moge toenemen, is zijn wensch.
Spr. hoopt, dat de leden van den Raad en
zij die later zitting zullen nemen, zullen
toonen mannen van karakter te zijn, die,
afgescheiden van partijbelang, steeds het
belang der gemeente beoogen. De 37 jaren,
die hij in de gemeente heeft doorgebracht,
waren voor hom gelukkige jaren. Verschil
van inzicht op godsdienstig gebied was nim
mer een beletsel voor de vriendschap, die hij
van zoo vele zijden heef- ondervonden.
Ook den Secr., dien hij reeds vanaf zijn jeugd j
kent en die onder do leiding van wijlen den
heer Praij tot deze hoogte is opgeklommen,
brengt hij gaarne zijne hulde. Het is hem 1
een genoegen, ook hem onder zijne vrienden
te mogen rekenen en hij spreekt den wensch
uit dat de heer Dam nog vele jaren zijne
tegenwoordige betrekking in 't belang der
gemeente moge vervullen.
Voorts brengt Spr. zijn dank aan de hee
ren Keizer en Kroon, de verslaggevers van
de Langedijker Courant, voor de uitstekende
wijze, waarop zij het verhandelde hebben ge
noteerd. Steeds werd in beleefden vorm en
zonder iemand te kwetsen, het besprokene
weergegeven.
Aan de aanwezigen en de burgers van
Haringcarspel roept Spr. ten slotte een har
telijk vaarwel toe en hij hoopt, dat het hun
wel moge gaan. (Applaus.)
De Voorz., hierna het woord nemende, leidt
uit het door den heer De Jongh gesprokene
af, dat dit de laatste vergadering is, die door
hem wordt bijgewoond. Spr. brengt den heer
De J. dank voor hetgeen deze in het
belang der gemeente heeft gedaan en sproekt
de hoop uit, dat het hem in zijn nieuwe
woonplaats wel moge gaan.
De heer Keesom deelt mode, dat inge
zetenen van het Waarland klachten uiten over
de gelden, door de gemeente uitgegeven voor
Me rattenverdelging. Zij zouden wel willen,
dat de gemeente ook eene premie betaalde
voor het dooden van mollen, van welke
dieren in 't Waarland zooveel overlast wordt
ondervonden.
De vergadering oordeelt echter, dat or wel
meer deelen in de gemeente zijn, waar de
inwoners bij de ratteuverdelging geen belang
hebbenen waar zij toch even goed aan de kosten
moeten bijdragen. Eu wat de mollen betreft,
deze worden gerekend onder de nuttige
dieren, met de verdelging waarvan de
gemeente zich niet kan inlaten.
Hierna sluiting der vergadering.
Correspondentie vau gevan
genen!
De gedetineerden in de gevangenis te
AMSTERDAM brengen hun tijd met ver
schillende werkzaamheden door, o.a. met het
verpakken van aardappelmeel. Dezer dagen
bleek bij het openen van een dier pakjes, te
Valkenswaard, dat gevangenen daarin een
middel vinden, om zich met de buitenwereld
in verbinding te stellen.
De bekende Muizelaar, die te Groningen in
de strafgevangenis is geplaatst en tijdelijk
naar 't huis van bewaring te Amsterdam is
overgebracht, heeft een der omslagen van de
pakjes meel als briefpapier gebruikt en in
een gevuld zakje gestopt, dat te Valkens
waard voor den dag kwam.
Dit briefje luidt als volgt:
„Geachte burgers, die dit pakje open maakt
om uw heerlijke spijzen nog smakelijker te
maken, denk dan ook eens aan de arme ge-
gevangenen die op een droog stnk roggebrood
moet bijten. Hij die dat verzoek is B. A.
Muizelaar die onschuldig voor 15 jaar ver
oordeeld is geworden voor de moord in de
dubbele-buurt te Amsterdam gepleegd, dia
door eenigen kameraads waar ik nu en dan
omgang mede had, gepleegd is geworden en
die zoo Jaag zijn geweest om naar bekente
nis van de misdaad in plaats van zich zelf
te beschuldigen, zich door de bekentenis heb
ben gered door mij eenvoudig te betichten
van het geen zij zelf bedreven hebben en
Roman van
A. O. KLAUSZMANN.
0-0-0
27.
't Liefst was ik dadelijk na de ont
vangst van je brief naar Berlijn gesneld,
naar jou, om eindelijk eens mijn leed aan
een trouw hart te kunnen uitweenen", zoo
schreef Hermine verder. „Maar men heeft
mij te verstaan gegeven, dat in het belang
van het onderzoek mijn blijven in Breslau
nog zeer gewenscht was. De opzienbare
dingen, die de laatste dagen zijn voorge
vallen, hebben bewezen, welke goede rede
nen de rechter voor dit verzoek had.
Ik heb je een heel groot nieuwtje meête
deelen, George een gebeurtenis, die voor
jou grooter verrassing zal brengen dan voor
mij het geval kon zijn,want ik heb van den eer
sten dag af een zekere verdenking tegen dit
valsche persoontje ik bedoel hier Martha
Winter gekoesterd, die een onbeperkte
macht op haar zwakken broeder uitoefende en
die gedurende dat j (j hier logeerde, aardig op
weg was, ook jou onder haar duimpje te
krijgen. Nu is ze evenwel in den kuil ge-
vallen, dien ze voor een ander had gegra
ven, en ik maak er geen geheim van, dat
het me een zekere genoegdoening schenkt,
haar door een honderdvoudig verdiende
straf bedreigd te zien.
„Maar ik moet het je geregeld vertellen,
opdat je alles goed zult begrijpen. Gisteren
heeft Martha me meegedeeld, dat zij uit
vrijen wil haar ontslag had genomen en
reeds over vier-en-twintig uur mijn huis
dacht te verlaten. Zonder twijtel was haar
de grond in Breslau, ondanks haar groote
brutaliteit, toch wat warm geworden, en
zij hield het tjjdstip dus voor gekomen
om zich uit de voeten te maken. Ik
doorzag haar bedoeling geheel. Maar ik
had geen tastbare bewijzen van haar aan
deel in het misdrijt van mijn armzaligen
man. Daarom kon ik niets doen om haar
te verhinderen, baar plan uit te voeren. In
de vroegte werd ik vanmorgen reeds
gewekt door een luid bellen aan de huis
deur. Half gekleed opende ik zelf, en zag
tot rnjjo schrik den commissaris van politie
met twee andere mannen voor mij staan,
die ik, ondanks dat ze in bargerkleeren
waren, dadelijk als politie-beambten her
kende. De commissaris groette mij beleefd,
maar na binnen gekomen te zijn, over
handigde hij mij een bevel van den
rechter, om mijn woniDg te doorzoeken.
Daar mijn geweten rein was, gaf ik hem
al mijn sleutels over. Maar voordat hij
begon, stelde hij mjj een groot aantal
vragen met betrekking tot mijn schoonzuster,
waaruit ik zeer gemakkelijk kon opmaken,
dat zijn bezoek meer 'Martha, dan mij
gold. Ik deed op dat oogenblik nog alles,
wat in mijn macht was om haar te ver
ontschuldigen. Maar daar ik later misschien
gedwongen zou worden, alle gezegden
onder eede te bevestigen, kwam ik ertoe
alles te zeggen wat ik vermoed en gezien
had. Dat eeuwige gesmoes tusschen mijn
man en zijn zusterhunne belachelijke
teederheid voor elkaar; Martka's dwaas
gedrag bij het verdwijnen van Winteren
èindeljjk haar gister aangekondigd vertrek.
zoo wijd hebben zij het weten te brengen
dat zij in plaats van beschuldigde als getui
gen tegen mij gebruik zijn geworden hoewel
hun medeplichtigheid aan de misdaad vol
komen bekent is, terwijl er tegen buiten dezen
geen getuigen in mijn nadeel, wel eenigen zeer
in mijn voordeel z'ju, niet tegen staande dat
ben ik echter toch veroordeeld geworden om
dat ik door de langen duur die er over de j
misdaad verloopen is niet in staat was mijn
ganze alibe te bewijzen en nu ben ik dan
veroordeeld niet op bewijzen, want die zijn
er niet, maar op de geloof waardigheid die
men aan die twee getuigen, moordenaars die
al reeds vroeger meermalen hadden getracht
datzelfde perceel te berooven, schenk. Maar
zoo waarachtig ik hoop dat er een recht
vaardigen God in den hémel is en ik nog
eens van mijn vrijheid hoop tegenieten, zoo
waarachtig ben ik ook aan deze misdaad on
schuldig, en ik hoop en smeek dat er onder
de burgers die dit lezen zijn die zoo veel
medelijden met een onschuldigen hebben en
anderen die er de macht toe bezitten, dat zij
het een ef ander voor mij doen willen waar
door ik hoop heb een geheele of gedeeltelijken
kwijtschelding van deze ouverdienden straf
te verkrijgen. God geve dat deze weinigen
regelen eenigen vrucht voor mij mogen dra
gen dat smeek ik de Almachtigen God uit
de grond van mijn liart en met de hoop in
het hart wil ik geduldig de tijd afwachten
dat het mij blijken zal dat er nog rechtvaar
digen en medelijdenden burgers zijn die iets
voor mij ongelukkige hebben willen doen."
Paulus Antonius Muizelaar, oud 27 jaar.
Strafgevangenis te Groningen 16/4 1903.
Op het oogonblik in het huis van bewaring
te Amsterdam.
De geschorste Friesche ver
loting.
Men meldt uit SNEEK nog aan de „Leeu
warder Ct."
Tot aanvulling van de berichten omtrent
de groote Friesche verloting nog het volgende
Gebleken moet zijn, dat bij den hoofdman
Helling nog de nummers 1 tot 25.000 onver
kocht lagen, waarop ten zijnen huize te Buik
sloot door den Burgemeester beslag is gelegd.
Daaronder bevond zich natuurlijk ook het no.
4363, dat Woensdag niet te vinden was,
waarop da hoofdprijs, de bouwmanswoning
of f 10.000 in contanten, was gevallen, Dit
feit was voldoende hem in arrest te houden
en gevankelijk geboeid naar Leeuwarden over
te brengen. Onder de nummers, die te Sneek
uit de bus gekomen en in beslag genomen
waren, was wel no. 40363.
De voorzitter der onderneming R., te Sneek
woonachtig, moet eerst zeer laat door
de woning van den conciërge het Paleis
van justitie hebben verlaten. Naar we reeds
hebben gemeld, ondervonden de drie andere
personen bij hunne loslatiDg de ontevreden
heid van het publiek, waarbij de politie met
de blanke sabel handelend moest optreden,
om ze tegen de groote opdringende menigte
te beschermen. Toen in het hotel Bouröa
aan twee hunner do toegang werd geweigerd,
zijn zij langs een omweg weer in den politie
post onder het Stadhuis terecht gekomen,
waar ze veiliger waren dan op straat. De
derde was in een café aangeland.
In den nacht heeft het drietal deze stad
verlaten naar De Lemmer. Een visehventer
uit die plaats bracht alhier 's morgens het
nieuws, genoemde personen ontmoet te heb
ben.
Daar de verloting zeer zeker verder onder
politie-toezickt zal plaats hebben, doen houders
van loten goed, hunne nummers in het ge
heugen te houden en te bewaren.
Een bescheiden e.
Men schrijft nit 's-HERTOGENBOSCH
Het tooneel stelt voor de Zuid-Willems
vaart, waarin eenige vaartuigenmeest Bel
gische en Duitsche schepen.
Een Bosscher jongen, van 'n jaar of acht,
is al spelende in de vaart terecht gekomen.
Op een der vaartuigen, de „Pöle Nord II
Namnr", zit een varensgezel eene sigaar te
rooken.
Hij ziet het ongeval, legt de sigaar naast
zich, springt over boord, duikt, grijpt den
kleinen drenkeling en brengt hem op den kant.
Nog is de ondertusschen toegestroomde
menigte niet wel op de hoogte van wat er is
gebeurd, of de gezel van de „Pöle Nord II
Namnr" rookt ai weer aan 't weggelegde
eindje sigaar, om zich eerst van het dek te
verwijderen toen men hem met dankbetuigin
gen en woorden van bewondering aan boord
kwam.
„Comprends-pas", hoorde men hem zeggen,
toen hij in de kajuit verdween.
Visschen binnen de gemeente.
De gemeenteraad van Tietjerksteradeel
besloot aan visschers buiten de gemeente
vergunningen te weigeren voor het visschen
in gerneentewateren. Dit verwekte in de
aanliggende gemeenten wrevel, en naar aan
leiding hiervan heeft de gemeenteraad van
Idaarderadeel thans besloten, de vischwaters
alleen te verpachten en geen vergunning
tot visschen aan ingezetenen te geven aan
personen, die 1 Juni jl. nog geen ingezetenen
der gemeente waren.
Het gevolg hiervan zal zijn, dat meerdere
Friesche gemeenteraden dit middel van ver
weer toepassen en dan wordt het voor menig
beroepsvisscher een leelijk geval.
Vereeniging tot bevordering
der Byenteelt in Nederland, Provinciale Afd.ee-
ling Noord-Zuid-Holland.
De eerste practische les der Vereeniging
wordt voor de leden gegeven, onder leiding
van de heeren C. L. Glaser, Loosduinen, en
P. Aug. Kelting, Santpoort, ter modelstal te
Santpoort bij Haarlem, op Maandag 22 Juni
a.s., n.in. 1 uur. Nietleden kunnen aan de les
deelnemen tegen betaling van f 0.25.
-Ongeluk te HILVERSUM.
In de Kluissteeg te Hilversum
vrouw De Gooijer, die gedeeltelijk
is, op haar bed liggende een brandend
petroleumtoeste! naar zich toetrekken, met
het gevolg, dat het stel omviel en de bran
dende petroleum over haar lichaam liep. Daar
zij alleen in huis was en door den schrik
onmachtig was om te roepen, duurde het
eenige oogenblikken eer hulp van buren
opdaagde. Toen deze verschenen, vonden zij
de vrouw in vlammen op den grond liggende,
terwijl het vuur zich ook aan de meubelen
had medegedeeld. Ijlings bluschte men de
vlammen, waarna de vrouw, met brandwon
den overdekt, werd opgenomen en naar de
R.-K. Ziekenverpleging vervoerd. Haar toe
stand is bedenkelijk.
Donderdagavond werd bijde
Koloniale Reserve te NIJMEGEN een soidaat
vermist die voor enkele dagen uit Indië was te-
ruggekeerd.Een militaire patrouille werd uitge
zonden om den vermiste op te sporen, het
geen baar gelukte, doch in de kazerne bleek
de aangehoudene zekere Anna T. te zijn, een
beruchte straatfiguur, meer speciaal bekend
j onder den naam van „Rotterdamsche Anna",
j die de complete uniform van bedoelden soldaat
1 droeg.
De politie, die ontboden werd, liet haar
j van kleeding verwisselen er zal tegen haar
j een vervolging worden ingesteld wegens het
onbevoegd dragen dier kleeding.
(Nijm. Ct.)
wilde
lam
Dat alles scheen den commissaris reden
genoeg, om niet het onderzoek to beginnen
in mijn kamers, maar in die van Martha.
„Hij verzocht mij, haar zijn komst meê
te deelen, maar hij volgde mij op den voet,
zeker om mede getuige te zijn van haar
verrassing. Wij verrastten haar met het
inpakken van haar prullen. Ik moet zeggen,
dat ze do rol van de gekrenkte onschuld
ook nu meesterlijk speelde. Zij scheen
mij te houden voor de bewerkster van
dezen onaangenamen overval, want ze wierp
mij een blik toe, die me scheen to moeten
vernietigen. Overigens was ze van een
hoogheid, die in geen enkelen schouwburg
haar indruk zou hebben gemist.
„Ik wilde mij terugtrekken, omdat de
heele scène mjj zeer pijnlijk was. Doch de
commissaris gebood mij, te blijven, en
zoodoende werd ik getuige van het meest
gedenkwaardige oogenblik, dat het gansche,
door mijn deugdzame schoonzuster opge
trokken leugengebouw in duigen wierp.
„Zij was op een overrompeling op het
laatste oogenblik blijkbaar niet meer ver
dacht geweest, want ze zou anders wel
een betere bergplaats gezocht hebben voor
een fonkelnieuw barkbriefje van 1000
Mark, dat nu door een der politie-beamb
ten van tusschen een bundel papieren uit
haar schrijftafel werd gehaald.
„„Pleegt ge uw geld altoos zoo slordig
te bewaren, mejuffrouw vroeg de com
missaris aan Martha, terwijl hij het briefje
in de hoogte hield. „Het waren dus blijk
baar niet èt uw spaarpenningen, die uw
broeder van u in bewaring had
„Ik hoorde aan den sarcastischen toon
van zijn vraag, dat hij haar voor schuldig
hield, en ik moet toegeven, dat ik op dat
oogenblik hartelijk medelijden met haar
had. Maar dat gevoel veranderde al heel
gauw in grenzenlooze verbazing, toen ik
dadelijk daarop moest ervaren, hoe een
doortrapt slecht schepsel zij wasWel
werd ze nu eens rood, dan weer bleek,
maar zonder haar oogen neer te slaan, ant
woordde zjj „Dat briefje behoort mij niet.
Ik heb het er evenmin in gelegd, als dat
ik er eenig denkbeeld van had, dat het
daarin was."
„Daarbij had ze de onbeschaamdheid, een
veelzeggenden blik op mij te werpen, alsof
zij mjj ervan wilde beschuldigen, de bank
noot in haar schrijftafel to hebben verbor
gen. Het was zóó laag, zóó gemeen, dat
ik werkelijk moeite had, mij in te houden.
Gelukkig ging dit evenmin op, als
andere, waarmede zij het had geprobeerd.
Nadat ik, de waarheid getrouw, had ver
klaard, dat ik de laatste veertien dagen
de kamer van mijn schoonzuster niet had
betreden en dat buiten het dienstmeisje
ook niemand hier binnen kwam, sprak de
commissaris haar ernstig vermanend toe, haar
positie door onbeschaamd liegen niet te
verzwaren en haar medeplichtigheid aan
den diefstal te bekennen, daar men haar
zeer gemakkelijk zou kunnen bewijzen, dat
deze banknoot uit de brandkast der ven
nootschap gestolen was. Zij bleef echter
halsstarrig bij haar verklaring, niets te
weten van den diefstal evenmin als van
het tegenwoordig verblijf van haar broeder,
of van den oorsprong van dit bankbiljet,
dat haar in dit uur voor de eerste maal
onder de oogen kwam. Haar halsstarrig
heid en de hoogheid, waarmede ze elk«
beschuldiging terugwees, maakten den be
ambte tenslotte ongeduldig. Hij verklaarde,
dat het de zaak van den rechter zou zijn,
haar tot bekenteais te brengen, en hij
noodigde haar uit zich klaar te maken,
daar het zijn plicht was, haar gevangen te
nemen.
„Je hadt het gezicht eens moeten zien,
waarmede zij deze aankondiging aanhoorde,
als een Romein uit de oudheid. Ik had het kun
nen uitschateren, wanneer niet de naamlooze
jammer van do laatste weken bij mjj allen
lust tot lachen had doen verloren gaan.
De commissaris gaf haar over aan het
toezicht der beide anderen en bracht de
huiszoeking ten einde, die meer voor den
vorm ook tot de andere vertrekken werd
uitgebreid, doch niets aan den dag bracht.
Dan was hij beleefd genoeg, om voor het
transport van mijn lieve schoonzustor een
gesloten rijtuig te laten komen. Ea zjj
liep voor hem uit trofsch a's een prinses,
die op weg is, naar een hoffeest te rijden.
„Mij heeft ze met geen woord verwaardigd,
maar ik ben er zeker van, dat ze mij het
liefst den hals zou hebben omgedraaid.
Nu, ik ben niet bang voor haar haat, en
ik denk. dat ik een aardig poosje geen
last van haar zal hebben. Maar je kant je
nu zeker wel voorstellen, in welk een
opgewonden toestand ik sedert dat oogen
blik verkeer. Nadat het bewezen is
geworden, dat zij met mijn man onder
één hoedje heeft gespeeld, houd ik het
ook voor uitgemaakt, dat ze zjjn verblijf
plaats kent ea dat ze de duizend Mark
had willen gebruiken om hem na te
reizen."
WORDT VERVOLGD.