Brieien uit laassli, Donderdag 25 Juni 1003 u 47sie Jaargang No. 38V7. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADV ERTEN TIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Stureaui€IIAGKAT, liaan, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker«fl. W 1 K E L. Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60. Afzonderliike nummers 5 Cent. AI) V ERTE N TI EN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD. FE IJ I Ij LET ON. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. 29 Binoeiïlandsch Nieuws. HAGEB A si Niiiws- RAAIT. AlïHlHllr LhIIiitIIiI Dit nummer bestaat uit twee bladen. (itemeente Ncliaaen. BEKENDMAKINGEN. oo POLITIE. Ter secretarie dezer gemeente worden in lichtingen verzocht omtrent de volgende ver loren voorwerpen een gouden armband, een gouden broche en een ceintuur met daaraan bevestigd gouden horlogekettinkje. o— Voorbereidend Militair Onderricht. De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat na 3 0 J u n i a. s. geene aangiften voor hat bovengenoemd onderricht meer kunnen worden aangenomen. Schagen, 23 Juni 1903. De Burgemeester voornoemd. H. J. POT. Botterdam, 18 Juni 1903. Vandaag vóór 88 jaren is Napoleon bij Waterloo door de Nederlanders onder hevel van den Prins van Oranje, geholpen door de Engelschen en ook eenigermate door de Duitschers, totaal verslagen. Deze gedenkdag werd op school niet één maal vergeten in mijn tjjd. Steeds placht in de morgenuren de meester 't al bekend verhaal te doen van dezen grooten slag en hoe de Prins gewond werd, de Prins die de eerste der aanvoerders was en aan wien onder anderen Wellington eerbiedig hulde kwam brengen. En hoe Blücher telaat kwam voor den slag, maar nog juist bijtijds om de vluchtende Franschen verwoed te achtervolgen. Het verhaal was altijd éénder en werd altijd even graag genoten. 's Middags gingen we dan naar de orgel bespeling in de Groote Kerk, waar Van 't Kruijs een heele rits volksliederen in allerlei toonaarden tokkelde en dan fantasieën er op en oud-Hollandsche liederen, alles ter eere van den Prins van Oranje, die den Pranschen dwingeland bij Waterloo geslagen had. De derde hulde aan 's Prinsen nagedachtenis brachten wij 's middags tlmisop den 18den Juni kwamen er vast nieuwe aardappelen op tafel. Dat miste nooit. Wanneer ze er al eens vroeger waren, kwamen ze bij ons toch nooit vóór den 18den. Dat was een soort piëteit van mijn moeder aan de hare, die óók op 18 Juni, den Waterloo-dag, nieuwe aard appels in het dagelijksch menu introduceerde. Het was een aardige dag, de Waterloo-dag toenteitijde. Er werd van gemeentewege gevlagd. En ook vele burgers vertoonden hun driekleur. Dat is nu uit. Men gevoelt niets meer, naar 't schijnt, van de beteekenis van den Waterloodag, of men vindt dat hij in 't verleden voldoende befuifd is. Wij kunnen 't niet helpen, is men in dezen tijd geneigd te redeneeren, wat zullen wij er ons dus druk om maken. In 't algemeen worden gedenkdagen matig gewaardeerd onder ons. We hebben zooveel aan ons hoofd in deze roerige tijdon, dat we aan dingen van 't verleden liever géén be langstelling geven. De Botterdammer het nieuwe anti-revo- lutionnaire dagblad ziet wellicht kans te bewijzen, dat dit de schuld is van dat ver maledijde liberalisme, gelijk het blad reeds Roman van A. O. KLAUSZMANN. -0-0-0 Na de verkering, dat hij het plan had, zich als haar verdediger aan te bieden, had de advocaat Schröder verlot ge kregen een onderhoud te hebben met Martha Winter, maar dat gesprek mocht alleen plaats vinden in de spreekkamer der gevangenis, in tegenwoordigheid van een beambte. Wel vreesde hij, dat een wederzien onder zulke treurige omstandigheden voor Martha zeer pijnlijk zou zijn, maar hij bad het niet in zijn macht, dat te veranderen en toen zij dan in het kale, door een ihooge barrière verdeelde vertrek kwam, waarin hy haar reeds opwachtte, toen zag hij met één enkelen blik, dat zij veel kalmer was dan hij zelf. Zij glimlachte zoowaar, toen zij zyn groet beantwoordde en, zyn verklarin gen voorkomend, zeide„Ik dank u voor uw komst, want ik neem aan, dat u niet gekomen zoudt zijn, als ge mij v°or ■een dievegge hieldt. Uw bezoek is het oerste bewijs van deelneming, dat de wereld daarbuiten mij schenkt." Hermann Schröder had op tranen en Wanhoop gerekend. Zooveel te meer bewon dering koesterde hij nu voor het jonge meisje, nu zij zich zoo waardig gedroeg. zonneklaar bewees, dat het Servische konings paar vermoord is, omdat de minister Van Houten geschreven heeft dat de kroon het ornament is van den staat. Ik mag zulke redeneeringen wel 'tKan ook wel do schuld van iets anders zijn. We leveD te veel met en voor onszel- ven. Ouwelui plachten wel eens trotsch te wezen op het roemrijk voorgeslacht, op Tromp en De Rayter en Willem den Zwijger en daarover te praten. En als ge thans, met een tijdgenoot, 't discours op die verleden glorie probeerdet te brengen, hadt ge kans uit- gelaehon en voor niet recht snik versleten te worden. We hebben andere dingen aan 't hoofd. Onze burgervader, die Zaterdag 1. 1. de fancy-fair ten bate van de Wijkverpleging opende, zinspeelde op dat egoïste in onze wereld- en levensbeschouwing. En hij vond 't als een reactie op het niet zeer waardig filosofisch geweten onzer tijdgenooten, dat de liefdadigheid zich wat meer begint te doen gelden. Althans zoo ongeveer sprak burgemees ter, die een aanloop noodig had voor een lofrede op de ondernemers van deze fancy-fair. En al gelooven we nu, eerlijk gezeid, dat de liefdadigheid bij een fancy-fair nu eigen lijk het allerminst een stuwkracht is geweest, we willen gaarne meedoen in hulde aan de leiders. Want mooi is de fancy-fair en prach tig is zij georganiseerd en boven bidden en wenschen is zij geslaagd. Vooral op zoo'n Waterloo-dag, dag met levende herinnering aan het aangenaam ge meenschapsgevoel, dat vóór dezen steeds en j soms op verrassend hartelijke wijzewerd gecultiveerd, is men geneigd de bedoelingen van de fancy-fair-ondernemers en van allen die er aan meededen, zéér zéér hoog te stellen. Er is een mop, een simplicissimusmop, van een heer die, laat in den nacht huiswaarts koerend, aangesproken wordt door een scha- meleD, verhongerden drommel om een aal moes en die den vrager toebijt, dat hij zich schamen moest nü nog iets te vragen, nadat hij de heer die naar huis ging een hal ven nacht ten bate van de armen op een liefdadigheidsbal had gedanst Die mop is wat cynisch, maar niet geheel en al onwaar, want als deze fancy-fair bij-- voorbeeld dertigduizend gulden opbrengt en dus de Wijkverpleging voor langen tijd geheel en al uit den nood is, voelt men allicht ge neigdheid te vragen, waarom een zóó in alle opzichten mooie vereeniging zonder de fancy- fair nog niet een twintigste van de bate zou hebben gekregen, al hadden de kranten vol roerende artikelen gestaan. En om te vragen, hoevelen onder hen, die met volle beurzen naar de fancy-fair togen en platzak allerop- gewektst, zonder spijt, thuiskwamen, gedacht zouden hebben aan hot doel, aan het voorop gezette doel Doch, nog eens, dit doet nu ni t ter zake. Men mag en moet erkentelijk wezen voor de vele moeiten, aan de voorbereiding dezer ker mis gegeven en erkentelijker nog voor het resultaat. Dat resultaat is tweeledig. Er is bewezen, allereerst, dat Rotterdammers royale lui zijn, als men maar op een goede manier weet te vragen en tweedons het meest verrassende dat zij een met goeden smaak opgezet feest weten te waardeeren en aan een mondain feest kunnen meedoen. Nietwaar, ik ben zelf Botterdammer en de smaad komt dus ook op dit arm hoofd, maar ik weet, en ik dorst het nimmer tegenspreken, dat men elders al een zeer geringen dnnk had van den goeden smaak der Rotterdam mers. Dat waren geen lui voor mondainiteit. Dat waren timide, burgerlijke kooplui met Waren ze met elkaar alleen geweest en hhd hij zich niet steeds voorgehouden, dat haar liefde aan een anderen man behoorde, dan zou bij, onder den indruk van het wederzieD, zijn deelneming waarschijnlijk in veel warmer woorden geuit hebben, dan anders tusschen een verdediger en cliënte gewoonte was. Zoozeer wist hij zich te beheerschen, dat hij bij alle hartelijkheid toch nog een zeker zakelijk karakter aan hun onderhoud wist te geven. Hij vroeg haar, of zij reeds over een verdediger gedacht had, en toen ze licht blozend het hoofd schudde, bood hij haar zijn diensten aan. Hy had verwacht, dat zij zonder meer toestemmen zou en het was voor hem een zeer smartelijke ont goocheling, toen zij in zichtbare verlegen heid met haar antwoord aarzelde. „Ik bid u, mij Diet voor indringerig te houden", voegde hij er aan toe, „en ik zou het ook in elk ander geval trouw heb ben afgewacht, of gij niet liever een ander verdediger zoudt hebben, dan mij. Alleen de dringende wensch, u zoo spoedig moge lijk uit dezen onaangonamen toestand te ver lossen. heeft mij tot dezen stap gebracht, dien ik, zooals ik u reeds zeide, onder geen andere omstandigheid zou hebben gedaan. En wanneer het u misschien uit een of ander oogpunt gewenscht voorkomt, uw belangen door een mijner collega's te doen behartigen, dan zal ik natuurlijk zeer gaarne als bemiddelaar optreden." Er was in zijn toon geen ergernis, en toch voelde Martha, dat haar aarzelen hom pijn had gedaan. Had ze zooeven b:j de beschamende herinnering aan de giftige verdachtmakingen van haar schoonzuster plompe opvattingen, zonder eenig begrip voor luchtig, kleurig, weelderig fostijn. Die ver gaapten zich aan carnavalsvreugde elders, maar konden er niet aan meedoen en veel minder, eindeloos veel mj" der, er zelf eene aanrichten. 1 Maar dit is nu bewezen onjuist te zijn. Wie een paar avonden in den Doele de fancy- fair heeft meegemaakt en de galavoorstelling in den grooten schouwburg niet de gala pauze in de foyers, die zal verrast zijn geweest door de waarlijk bijzondere geslaagd heid. Er ontbrak niets aan, het kon de ver gelijking met de meest mondaine avondfees telijkheid elders volkomen doorstaan. Er was in de avonddrukte, in de volle, kleurige Doelezaal, zoo smakelijk volgebouwd met Jftpansche tentjes en versierd en verlicht in den stijl van het Oostersche land, een be schaafde opgewektheid, een sierlijke, lenige, bekoorlijke feeststemming, die eenvondig niet-Rotterdamsch leek en waaraan toch Rot terdam zonder vreemde inmenging deelnam. Het was prachtig georganiseerd, zeker, de voorbereiding van de feestgelegenheid liet niets te wenschen, dat is waar, maar niemand heett knnnen verwachten, dat 't zóó slagen zou. Ik weet, dat er in het voorbereidend comité gezegd isals dit niet slaagt, knnnen we in Rotterdam voorgoed onze matten wel oprollen. Dit is gezegd, voorzichtig en be scheiden, alsof men vreesde te spoedig en te volkomen voor de consequentie van deze op merking te worden geplaatst. Maar het werd gezegd en zeker goed geméénd. Dat nu deze fancy-fair-week voor 't beter gesitueerde Rotterdam werkelijk een f eest- week is geweest, en een feestweek van zulk een bijna voorname stemming, trouw volge houden, dat is, naast het financiëel resultaat, een gelukkig ding. Dat geeft ec-n burger moed. Er blijkt, dat, mits goed aangepakt, Rot terdam ook voor hen, die Den Haag zoeken, omdat het leven daar zooveel bekoorlijker is, wel bewoonbaar is te maken. Als we het fancy-fair-comité eens diligent verklaarden en tot ceremoniemeestei in het. Rotteraamsche openbare leven benoemden D. Vergadering van don Raad dergemeenteBAR8INGERHORN, op Dinsdag 23 Juni 1903, des namiddags te 2 ure. Aanwezig alle leden, [1 vacature.] Na opening der vergadering door den Voor zitter, den heer J. Spaans Dzburgemeester, volgt lezing der notulen door don Secretaris, den heer P. Bronder en vervolgens de goed keuring. Ingekomen waren een tweetal missives van Gedeputeerde Staten met goedkeuring van do besluiten tot af- en overschrijving en tot kwijting uit den post van onvoorziene uitgaven, en verder een schrijven van den heer G. Beers Cz., waarin hij bedankt als lid der Commissie tot wering van schoolverzuim. Wordt gelezen procesverbaal van de laatste kasverificatie,waaruit blijkt,dat de ontvangsten bedroegen f29.135.125, de uitgaven f26726.85, dus was in kas en moest zijn f 2408 275. Was ingekomen oen adres van de afdeeling van Het Witte Kruis, met verzoek op den Noordoosthoek van het speelplein van de school te Barsingerhorn een gebouwtje te mogen plaatsen voor de berging van het verplegingsmateriaal. Het gebouwtje zon een oppervlakte beslaan van 12 M!. Voorzitter zegt, dat B. en W. er anders niet voor zyn, gemeente-eigendommen in gebruik af te staan, maar dat zij in dit geval hebben ge meend, gunstig te moeten adviseeren, omdat werkelijk met een wee hart er aan gedacht, om zyn grootmoedig aangeboden hulp te wei geren. nu zou ze het tot geen prijs meer van zich hebben kunnen verkrijgen, hem door 'zulk een afwijzing te krenken. Neen, dat had hij niet aan haar verdiend en of ze door het aannemen van zijn hulp haar naam aan de booze tongen prijsgaf wat had dat ten slotte nog te beduiden, nu men haar toch het brandmerk der schande op het voorhoofd had gedrukt „Neen, mijnheer Schriller," zeide zy en de toon harer woorden maakte voor hem alles weer goed, wat haar aarzelen had misdaan, „ik ken niemand, dien ik de waar neming mijner zaak met meer vertrouwen kan opdragen, dan u. Zeker, ik had gehoopt geen verdediger noodig te zullen hebben om van dore ellendige verdenking gezui verd te worden. Maar do behandeling die ik van de zijde van den rechter en zyn beambten heb ondervonden, heeft mij be reids geleerd, dat een goed geweten niet steeds een voldoende bescherming is tegen brutale onrechtvaardigheid. Wanneer u aan mijn onschuld gelooft en uit eerlijke over tuiging mij helpen wilt, dan geef ik mjjn lot gaarne in uw honden." Zonder zijne bevrediging over haar besluit aan den dag te leggen, reikte Hermann Schröder haar een volmacht-formulier toe. dat hij op do ondorteekening na reeds had ingevuld. „Wilt u zoo goed zyn uw naam daar even onder te zetten. Slechts wanneer ge in alle vormen mij als uw verdediger aan wijst, kan ik vorderen, dat my alle acten ter inzage worden gegeven, en mag ik u ook elk oogonbiik van den dag spreken." deze vereeniging zoo nuttig werkzaam is voor de ingezetenen. Met algemeeue stemmen wordt het ge- j vraagde toegestaan. i Ingekomen was van eenige leden van de j Vereeniging „Denk en Doe" en parti- culieren van Kolhorn een verzoek, om een i zestal lantaarns te zetten op plaatsen, met name genoemd, omdat de verlichting van Kolhorn zeer veel te wenschen overlaat en er op genoemde plaatsen bepaald gevaar bestaat. Voorzitter zegt, dat B. en W. meenen, dat het 'b beste is, het vooreerst te laten bij de plaatsing van één lantaarn bij de Waard- I polderbrng, omdat het daar het meest nood- j zakelijk is. Voorloopig laten de financiën der gemeente geen hooger uitgaven toebij een volgende begrooting kan eens worden nage gaan, in hoeverre aan het geuite verlangen kan worden voldaan. Te meer adviseerden B. en W. zoodanig, omdat er op andere punten der gemeente eveneens gevaar bestaat, b.v. hier te Barsingerhorn bij den Leekerweg, daar is het even noodzakelijk, zoo niet noodzake lijker, dan op sommige plaatsen, in het adres genoemd. Do heer De Zeeuw zou het zeer betreuren, els niet aan het verzoek werd voldaan. Zijn de kosten hoog Spr. acht het hoogst nood zakelijk, dat het gebeurt, b.v. vooral op het „Keeren", daar is een plaats bij den hoek, waar men recht-uit op het water aanstapt, 't ligt daar geheel open. Voorz. wil daar een poortje maken, dat uit zichzelf dichtvalt, dan is het euvel daar op goedkooper wijze ondervangen. De heer De Zeeuw meent, dat, als men steeds zekerheid had dat het poortje dicht bleef, het dan ging, maar nu men dat niet heeft, acht hij het maken van een poortje het gevaar vergrootenmen gaat op dat poortje veitronwen, 'tis open per ongeluk, door baldadigheid van jongens of zoo iets, en er gebeurt een ongeluk. Dan zon er in worden voorzien, maar moet de put dan gedempt worden, als het kalf verdronken is Voorz. stemt toe, dat het daar een gevaarlijk punt is bij donkere avonden, maar meent, dat op bndere, goedkoopore wijze het gevaar kan worden ondervangen. De heer Jonker oppert het bezwaar, dat, als we eenmaal met de verlichting beginnen, er geen eind zal komen. Men zal steeds meer vragen en weldra zal heel Kolhorn verlicht worden. Men zal dan al heel spoedig in conflict komen met de andere dorpen, ook daar zal men licht vragen, al is het dan misschien niet zoo erg noodig, daarop wordt dan niet gelet. Laten we ons bepalen tot extra gevaarlijke punten, waar het voor het open baar verkeer noodzakelijk is. En dat is daar in het „Keeren" toch niet het geval, dat is geen punt van algemeen verkeer. De heer De Zeeuw vraagt, of de heer Jonker daar wel bekend ie De heer Jonker zegt van ja. Rijtuigen en fietsen komen er niet, alleen voetgangers, en al# ei dan een poortje komt, zal er weinig gevaar bestaan. De heer Breebaart maakt de opmerking, dat het gevaar juist bestaat voor de vuefc- gangers. Rjjtuigen en fietsen zijn verlicht en zorgen dus reeds voor zichzelf. De heer Blaauboer meent, dat het mis schien wel gaan zal, om de stoep, die in de sloot staat en waarvoor de opening ge laten is, af te breken en verder te plaatsen. Dan kon men misschien een overpad krijgen over het terrein daar, naar do groote sloot, en het hek doortrekken. De heer Jonker zegt, dat de raadsleden niet-inwoners van Kolhorn, niet stemmen mogen voor het toestaan der zes lantaarns. Men zou in Kolhorn verlicht zijn en elders in de gemeente in donker zitten; als dat ge beurde, zegt Spr., liep men bij ons op z'n kop. Men heeft daar van die verlichting heel geen revenuen en men kan er aan meê be talen, dat gaat niet. Wanneor het zoo noodig is te Kolhorn lantaarns te plaatsen, welnu, laat Kolhorn er zelf voor zorgen 't is een plaatselijk belang. De heer De Zeeuw doet het voorstel, twee lantaarns te plaatsen op het Keeren en bij de Waardpolderbrug. Dit voorstel wordt ver worpen. Vóór de heeren Breebaart en De Zeeuw, de andere heeren tegen. Aangenomen wordt nu het voorstel, om één lantaarn ce plaatsen aan de Waard polderbrug en pogingen aan te wenden, den gevaarlijken toestand aan het Keeren op de eene of andere manier te verbeteren. Met algemeeue stemmen wordt goedgekeurd den toren te Haringhuizen te doen herstellen. De kosten waren begroot op f 151.65; het werk zal worden opgedragen aan den timmerman i Westenberg. Voorz. stelt namens B. en W. voor aan de 2 gemeente-veldwachters en aan den rijksveld wachter, hier tijdelijk gestationneerd geweest, ieder een gratificatie te verleenen van f 15 voor het meerdere werk, door hen verricht tijdens de stakingsdagen. Voorz. brengt alle hulde aan hun ijver en toewijding. Tevens deelt Voorz. mede, dat een rekening van f 10 is ingekomen van den bewoner van het tram koffiehuis voor meerdere kosten., van licht en verwarming en eenige ververschingen, den veldwachters verstrekt. De heer Breebaart is, evenals de andere heeren, zeer gaarne bereid de gratificatie te ver leenen, maar spr. zou de f 45 verdeeld wen schen te zien onder de twee gemeente-veld wachters. De rijksveldwachter toch is door het rijk gezonden en zal van het rijk extra loon ontvangen. Geeft de gemeente dezen man een gratificatie, dan kan het zijn, dat hij dubbel beloond wordt. Is dat evenwel 't geval niet, dan zou spr. zieh knn nen vereenigen met het voorstel van B. en W. De heer De Zeeuw is er voor, den rijksveld wachter over dezelfde kam te scheren als de gemeente-veldwachters, en elk dus f15 te geven. Spr. acht deze belooning ook goed voor de toekomst. Het voorstel van den heer Breebaart wordt evenwel aangenomen. Alleen de heer De Zeeuw was tegen. Tot leden van het stembureau voor de a.s. gemeenteraadsverkiezing worden gekozen de heeren Breebaart, Blaauboer en Jonker, de andere heeren als plaatsvervangers. Tot lid van de Commissie van Schoolver zuim, vacature-G. Beers Cz., wordt benoemd de heer J. Bood IJz.mede op de aanbeveling stond de heer P. de Zeeuw. Tot leden van de commissie belast met het nazien der gemeente-rekening, worden aange wezen de heeren Breebaart en Jonker en voor die van de rekeningen van het Alge meen Armbestuur en het Weezenarmenbestuur ie heeren Do Zeeuw en Smit. Bij de rondvraag zegt de heer De Zeeuw, dat hij gaarne zou zien, dat in een der eerst volgende vergaderingen de bezoldigde brand weer eens aan de orde werd gesteld. Spr. vindt dat punt van groot belang en zeer urgent. Voorz. zegt, gaarne zijn best te willen doen, I om aan het verlangen van den heer De Zeeuw te voldoen. Hij zal eens met de beide Wet houders nagaan, hoe het best in deze kwestie is te handelen. De heer Do Zeeuw dankt voor deze voor- loopige toezegging, De heer Breebaart deelt mede ,dat door hem in de eerstvolgende voltallige vergadering aan de orde zal worden gesteld het puntstem- Daar pen en inkt bij de hand waren, kon Martha dadelijk aan zijn verlangen voldoen. Met een kleine buiging nam hij het papier weder in ontvangst en zeida „Ik zal t;a- tuuriijk dadelyk een eisch instellen, dat men u vrijlaat. Stelt men uw invrijheid- 1 stelling afhankelijk van een borgtocht, dan zult u mij wel toestaan, dat geld voor u te storten. Een zeker succes van mijn optreden kan ik u niet beloven. Zoolang niet is opgehelderd, waar die banknoot vandaan komt, bevinden we ons natuurlijk in een zeer ongunstige positie. Ik mag u dat niet verhelen, omdat ik als uw verdediger vóór alles openhartig moet 1 zijn. Alle andere aanklachten zyn zoo zwak, dat ze vanzelf vernietigd zijn, zoo dra het ons gelukt, dit eene aan don dag te brengen. Hebt ge geen vermoeden, wie de banknoot daar heeft neergelegd Martha schudde het hoofd.. „Ik heb me gedurende dezen langen slapeloozen nacht onophoudelijk daarover het hoofd gepijnigd, maar ik heb niets gevonden. Er moet ge durende myn afwezigheid iemand in mijn kamer zijn geweest en my deze afschuwe lijke poets hebben gebakken." „De bewuste schuiflade van uw schryf- tatel was immers ongesloten „Neen. Dat is juist voor mij het onbegrijpelijke, dat ze het niet was. Ik had juist voor eenige dagen opgamorkt, I dat er iemand in mijn papieren snuffelde, terwjjl ik op school was, en van toen af deed ik zo steeds op slot." „Dat maakt de zaak nog ingewikkelder. Antwoord me eens oprecht, juffrouw Winter: hebt ge tegen uw schoonzuster eenige ver denking „Neen. Tot zulk een schandelijke daad acht ik haar niet in staat. Het mag zijn, dat ze mij allesbehalve toegedaan is, maar ik heb haar nooit eenig leed berokkend en zy heeft daarom ook geen reden, my in het verderf te storten. Bovendien vanwaar zou zy die banknoot moeten heb ben? Om haar te houden voor degene, die mijn verderf wil, moet men toch ook aan nemen, dat ze op de eene of andere wijze betrokken is by den diefstal." „Dat moet men zeker. En gij houdt die mogelijkheid geheel voor buitengesloten „Ja", antwoordde Martha op een toon van onwrikbare overtuiging. „In dit op zicht ben ik zoo zeker van haar onschuld als van de mijne." „Dan staan we voorloopig nog voor een onoplosbaar raadsel. Of hebben zich intus- schan uw gedachten over uw broer gewijzigd?Houdt ge het voor moge lijk, dat hij toch de dief geweest kan zyn, en dat hij voor zijn vertrek de banknoot in uw schrijftafel gestopt kan hebben, om u niet geheel zonder middelen achter te laten „Dezelfde vraag heeft mij gister ook de rechter gedaan en ik was zoo gelukkig hem te kunnen antwoorden, dat zulk een verklaring reeds ddarom niet opging, om dat ik een dag na mijn thuiskomst by het zoeken naar een brief juist deze lade geheel had opgeruimd. Ik heb ieder blaadje in de hand gehad dat zich daarin bevond en h(t i? onmogelijk, dat'de banknoot aan mijn aandacht zou zyn ontsnapt." WOIiDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 1