Zondag 28 Juni 1903. 478te Jaargang. No. 3848. TWEEDE BLAD. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 23 Juni 1903. FEUILLET ON] DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. Sclaicr tal van UITSPRAKEN: W. Gouda, zonder vaste woonplaats, oplich ting, vrijgesproken. G. Makelaar, Den Helder, dierenmishande ling, f B boete, subs. B dagen hecht. J. v. Wiering, Hoorn, diefstal, 21 dagen gevang. K. Zweet en J. Zweet, te Hem bij Ven huizen, mishandeling, elk f 10 boete, subs. 7 d. hecht. K. Appel, Wognum, mish. 2 maand, gevang. W. Kramer, Hoorn, mish., 2 maal gepleegd, 14 d. gevang. P. Met, Hoorn, verduistering, 3 w. gevang. F. Gielen, Warmenhuizen, mish., 6 d. gevang. J. Peereboom, Den Helder, verduistering, 1 maand, gevang. Deze maal was 't ons eene ware verrassing, te bemerken, dat 't aantal zaakjes niet onderdeed voor dat, hetwelk de vorige week in behandeling is genomen, maar precies even groot was, n.1.9 stuks. Er valt alzoo te constateerden, dat er nogal wat „kwaad dein" wordtfeitelijk is dit nu juist geen bemoe digende of opwekkende gewaarwording. Och ja, tracht ordeloozen ordelijk te krijgen en ge duwt aan den steen van Sisyphos. Tracht kwaadbedrijvers of wetsovertreders van professie tot „niet-wet-overtreders" te methamorphoseeren en ge helpt water aan dragen voor het vat der Danaïden. Zoo kan men tenminste denken ten opzichte van sommige exemplaren we zullen de goeden in hun soort niet te na spreken. Is al mooi, wanneer die zich althans nog willen beteren, dus hen ontmoedigen in goede voornemens, door ze als onverbeterlijk te qualificeeren, zou niet op onzen weg lig gen. Wanneer we ons in de eerst in behandeling genomen zaak gaan verdiepen, hebben we eigenlijk onze hersenen, (hoewel ze voor een goed begrip van 't „sakie" toch niet beneveld mogen zijn,) niet zoo bijzonder erg in te spannen, daar dit historietje betrek kelijk gauw is verteld. De veehandelaar Cor- nelis Kok, geboren te Oterleek en [als we 't wel hebben] wonende te Purmerend deed onlangs zijn familie-naam nu juist niet veel eer aan. Als „kok" zouden we hem niet bijster durven aanbevelen, want hij schepte on langs oenigszins vreemden kost op, door er de sprekendste bewijzen van te geven, dat „er op trommelen", [zij 't dan ook in een exceptio neel geval,] tot zijne lievelings-uitspanningen [of inspanningen behoort. Hij stond van daag althans terecht voor 't feit, dat hij op 20 April j.1. op klaarlichten dag, 's middags ten 3 ure, den Weledelen Heer Hermanus Admiraal heeft mishandeld en dat wel op den Dijk te Alkmaar. Dit werd echter nog een gedenkwaardige dag, [een Maandag met 'n gaatje] voor Cornelis. Immers, hoewel de aanleiding tot de door Kees gedane en door Hermanus ondergane mishandeling enkel en a.lliendig waseene koe, die voor eerlijk verkocht schijnt te wezen en toch later wel niet „eerlijk" leek te zijn, [zoo'n leelijke, oneerlijke koe), heeft Kok er maar op los ge slagen en geschopt, toen hij Admiraal eenmaal „te pakken had." Maar onze geachte subs.-Officier v. Justitie, Mr. Cnopius, nam op zijne beurt den Kok (als een „vette kluif",) te pakken, 't Zaakje toch was vol strekt niet zoo moeilijk om op te lossen, dat men 't met de draden of 't kluwen van Ariadne zou kunnen vergelijken (en al was dat wel zoo, dan nog zou bovengenoemde ambtenaar er denkelijk den „knoop" ook wel van weten weten te ontwarren), en Z.Ed.G. was dan ook doodeenvoudig.zoo vrijmoedig om eventjes de eer te hebben tegen bekl. wegens mishandeling 8 daagjes norbezoek oftewel gevangenisstraf te requireeren. Bekl. heeft hier nogal bezwaar tegen en verzoekt nederig de eer te mogen genieten om eene geldboete te mogen betalen en geen gevangenisstraf te moeten ondergaan. „Mijnheer de Rechtbank" zal zoo vriendelijk zijn, dit verzoek in over weging te nemen en daarmee „basta, Kees Cors en Cornelis Zwart stoffeeren nu 't zondaarsbankje, of neen, wacht eensze v/aren er vandaag warempel nietDaar zouden we ons leelijk verabesseerenNu dan, bij verstek werd er tegen elk hunner, (in evenredigheid met hun „verdienstelijk gedrag") een eisch ingesteld, daar ze zich, bekl. Roman van A. 0, KLAUSZMANN. 0-0-0 30 „Je hebt werkelijk al het mogelijke gedaan, om je in de oogen van den rechter zoo zwaar mogelijk te belasten", daeht de advocaat, en hij voelde op dat oogenblik zulk een onbegrensde bewondering voor de groote waarheidsliefde van dit dappere jonge meisje, dat het gevoel van zijn onmacht om aan hare onaangename positie een einde te maken, hem met diep leedwezen vervulde. Maar hij toonde het haar niet en bepaalde er zich toe, haar eenige opbeurende woor den te zeggen, zooals hy gezegd zou hebben misschien tot elk ander. Vervolgens keek hy op zyn horloge. Ik moet me haasten, wanneer ik den rechter van instructie nog op zijn kantoor wil vinden. Zoodra de omstandigheden het eischen, kom ik u weer opzoeken. Hebt u nog iets te zeggen, juffrouw Winter Of..." en de woorden kwamen op een maal veel langzamer over zijn lippen,„of hebt u mij misschien ook nog een bood- schep te gevenvoor een derden per soon Zij schudde onbevangen met het hoofd. „Ik dank u wel voor uw vriendelijke bereidwilligheid, mijnheer, maar er ia naar myn weten niemand, die zich over mijn lot in zoo hooge mate zal interesseeren, Mat ik u zou moeten lastig vallen met een No. 1 direct en No. 2 indirect hebben ver zet tegen den agent von politie J. de Wit van Egm. aan Zee, alwaar de heeren ook thuis- behooren. Cornelis Zwart heeft verkeer met eeu dochter van zekeren Dekker. Nu loopt 't met dat verkeer, naar 't schijnt, niet al te erg mee, tengevolge van welke niet-zeer-veel- pleizier-oplevercnde verlovingshistorie Kees wel ereis een beetje minder pleiziorig ge stemd is, (op z'n zachtst uitgedrukt.) Zoo was 't ook weer eens „oerémus" op den llen Mei jl. Toeu wilde nl. 't toeval, dat Cors, [een broer van Cornelis], dronken was en de orde ver stoorde te Egm. aan Zee. Eigenlijk is dit niet zoo toevallig, naar de door ons aange hoorde verklaringen nopens Cors te oordeolen, daar deze werd beschreven als geen zeer op passend kereltje, integendeel! De agent van politie J. de Wit te Egm. aan Zee, wilde Cors om z'n onordelijk gedrag op den ge noemden gedenkwaardigen llden dag van Mei arresteeren. Dit was echter een alles be halve mooi baantje, daar Cors op hutten of klompen liep en hiermee zeer wild in alle richtingen naar De W. schoptedeze kreeg gelukkig assistentie van eenige vis- schersgezellen, die 'm zagen tobben, en toen heeft de agent den bekl. netjes van de klompjes ontdaan,zoodat monsieur van deze ge vaarlijke wapens geen gebruik meer kon ma ken gedurende de verdere actes van de voorstel ling. Niet zoodra echter had agent De Wit hulp erlangd in de gedaante van eenige zee banketverzamelaars, of ook Cors kreeg iemand terzijde, die hem bijstond en bij zichzelf zwoer „wij strijden als broeders en sneven te zaam." Die iemand was niemand anders dan z'n bloedeigen broer Cornelis, die, hoe wel hij overigens veel beter bekend schijnt te staan dan Cors, nu toch, zooals gezegd, danig „op de non" was. Hij verzette zich dan ook heftig tegen het inbeslagnemen van broerlief Cors, en voor zijne wederspannig- heid tegen den agent van politie J. de Wit en diens drie helpers [de visscherlui], meende de O. v. J. eerst een eisch in te stellen tot 't betalen van een geldboete, [de beste kan zich eens even vergissen, niet waar doch zich bezinnende, hervat de geachte Off, dat dit feit niet met geldboete kan worden ge straft, zoodat de eisch ten slotte luidt6 dagen gevangen. Tegon Cors requireerde de O. v. J. 14 dagen gevang. Een zekere „Kikkert", ter onderscheiding van zijne vele, onlangs zeer druk zingende, groenrokkige naamgenooten met de doop namen: Hendrikus Adrianus aangeduid, was op den 2Ben Mei jl. ietwat ongehoorzaam aan een politie-agent, die ons Kikkertje ver bood, om met 3 volgeladen wagens achter elkaar te rijden, en hem gebood den derden wagen af te spannen, ('t Komt zóó ook wel wat erg op de trekdieren aan.) Dit verbod „zinde" den bekl. juist niet erg en dienten gevolge verzuimde Kikkert niet, om den agent van pol., Jan Corn. v. d. Pol, toe te kwaken „Je ken stikke, je ken verrrekke 1" Dit „zinde" v. d. P. weer uitermate slecht, zoo dat deze waardige man Kikkert heeft „uitge daagd" om hier in de rechtszaal eens even zijn stemmetje te laten liooren, maar jawel, sinjeur geeft de voorkeur aan 't verblijf in 't heer lijke water van de droge slooten op Texel, zoodat hy [Kikkert] niet kon hooren al werd 't nog zoo duidelijk gezegd dat de eisch tegon hem [Kikkert] wegens eenv. beleed, van een ambtenaar luidde f 1B boete subs. 8 dagen hecht. Wat 'n herrie op straat! Waar? Wel te Hoorn! Dat is wel eens een enkele maal meer 'ttooneel van wanordelijkheden. Maar zooals nu 1 't Is een nare, vreeselijke, schrikwekkende, ontzettende, allerdroevigste, zwakke zenuwen op stutten brengende, gedenkwaardige, hartverscheurende geschie denis, [we komen wel 126 bijvoegelijke naam woorden te kort om deze „historische bijzon derheid" naar bohooron aan te duiden wie heeft er alzoo nog eenige disponibel eene geschiedenis, waarvan men in Hoorn jaren na datum nog zal kunnen gewagen. Verbeeld je, dat Jacob Wortel van Hoorn op 26 April jl. zoo dronken was „as 'n tol", dat hij door de Hoornsche. politie-agenten T. W. v. Dijk en Pizoo, voor zijne eigen veiligheid in 't bijzonder en voor de openbare veiligheid in 't algemeen, werd ingerekend. Hij verzette zich echter zeer hardnekkig tegen deze arrestatie door de agenten to schoppen, te trappen en op andere manieren verzet te plegen. Bekl., door den Pres. ondervraagd wordende, mompelde zoo'n beetje van „dronken weest" en „niks meer van weten", enz., o. i. een variatie op een oud thema. 't Einde van (hu 11) van deze huiveringwekkende geschiedenis is, dat de O. v. J. o.m. zegt, dat bekl. in 't midden laat, wat gebeurd is en voorgeeft dronken te zijn geweest. Dit praatje is explicatie en excuus tegelijk (vqpr 't eerste bruikbaar, voor 't laatste echter niet bruikbaar.) Daar bekl bovendien niet gunstig bekend staat, requireert Mr. Cnopius wegens wederspannigheid, naar aanl. van art. 180 van 'tWetb. van Strafr., 10 dagen gev., alhoewel bekl. liever geldboete zou wil len betalen, maar„lieverkoekjes worden niet altijd gebakken 1" boodschap voor zoo iemand." „Zij zal er de voorkeur aan geven", zoo dacht Schröder, „zich zonder mij'n hulp met hem in verbinding te stellenhet was dwaas, to vermoeden, dat zij van myn hulp gebruik zou willen maken" Hy was echter tevreden, want hoe gaarne hy ook al zijn krachten wilde inspannen om haar bij te slaan, lachte het hem niet toe, de liefdesbode te zijn tusschen Martha George Miller. Hun afscheid was zoo kort en afgemeten, als het onder dergelijke omstandigheden, onder het oog van den politie-beambte, noodig was. Dadelijk begaf Hermann Schröder zich van uit de gevangenis naar den rechter van instructie, om het door Martha ge- teekende stuk. dat hem als den verdediger aanwees, over te geven. Toon hij sprak over de dadelijke in-vrij- heid-8telling van zijn cliënte, haalde de oude heer de schouders op. „Ik geloof nauwelijks, dat er eenige notitie van genomen zal wor den," antwoordde hij. „Als er ooit in een strafzaak het gevaar voor verdonkeremanen aanwezig was, dan is het wel in deze lamme historio, en ik zal al mijn invloed aanwen den, om te zorgen dat men haar vasthoudt." „Zult u my hst inzien der akten wei geren „Neen. Maar ik heb een verzoek. U weet uit de mededeelingen, die ik u tevoren heb gedaan, dat we een boekje met nummers hebben van de gestolen banknoten, en dat we dus zoodoende kunnen vaststellen, welke banknoten uit de brandkast-der maatschappij afkomstig zijn. In het belang van het on derzoek is het dringend gewenscht, dat het bestaan van deze lijst een groot geheim Wel, welP. Burger van Andijk leeft ook nog, dat is goeie tijding: en in don loop van dit zaakje merkten we, dat onze hooggeëerde vriend Petrus Stegeman, de woordenaaneen- schakelende snelredenaar, antiquaris, ivoor draaier, 't de politieagenten-zeer-lastig-maker, enz., ook nog in 't land der levenden vertoeft. Nu gebeurde het in de maand Mei jl., dat er voor Burger een bevel van arrest en over brenging naar de strafgev. te Alkmaar (op 20 Mei, 's morgens ten 9 nre, nogal van Andijk's burgerpapa's band), kwam. Bnigcr werd 't arrest aangezegd door den rijksveld wachter Gorter en den gera.-veldw. Griffioen, beiden van Andijk, terwijl do eerste dier beide beambten hem (Burger] nog de boeien toonde en, zekerheidshalve, wilde aandoen. Piet Burger wou echter niet meê, hij miste nu totaal allen lust om meê te gaan en liet zich op den grond vallen, enz., verzette zich in ieder geval geen klein beetje tegen do arrestatie en weigerde beslist te loopen met de agenten, zoodat Gorter Griffioen gelastte een rijtuig op te schommelen voor mijnheer Burger, en dit gelukte Griffioen. Jammer was 't voor de beide agenten, dat ze, vóór ze Burger „hadden", al waren opgemerkt door amice Stegeman, die als de drommel commandeerdeBurger, we moeten in zee gaan varen, de politie is je op 't spoor. B. luisterde naar zijn „goeden" raadsman en een oogenblik latei hadden deze twee gewichtige personaadjes hun kostelijke body's aan de schuimende baren van de woedende Zuiderzee prijs gegeven. Toch kwamen ze na een poos weer aan land. Stegeman wildo, zoo heeft hij tenminste aan de Rechtbank geschreven, [die wel eens meer de twijfelachtige eer schijDt te hebben, om een epistel van Stegeman's hand te ontvangen) maar even varen met Burger, anders moest deze zoo lang wachten aan 't station. Nou, zoo is 't ok! ('t Zal trouwens wel heerlijke lectuur zijn voor de E. A. Heeren, zoo'n opstelletje van Petrus, wel, wel, wat zal dat goed in mekaar zitten Bekl. verontschuldigt zich betreffende zijn onwilligheid, 't zich op den grond laten vallen, enz., door te zeggen dat hij daags te voren ook al een heelen marsch (geboeid,] had gemaakt en zelfs zeere voeten had. (Arme beesie 1] Een paar getuigen a décharge worden nog gehoord en verklaren van 't verzet, dat Burger pleegde, niets te hebben gezien. Hoe vreemd! Zonden ze beiden juist een anderen kant uit hebben staan kijken We weten 't niet, doch de O. v. J. hecht meer waarde aan de verklaring van den verbali sant Gorter, [wiens verklaring desnoods nog zou kunnen worden bevestigd door zijn helper Griffioen, en daar Burger er eentje is, die onder pressie van Stegeman nogal eens lastig is, requireert Z.E.G. wegeus wederspannig heid, volgens 'art'. 180 v. 't W. v. S tegen bekl. 1 maand gevangenisstraf. Klaas v. d. Molen van Broek op Langen- dijk kwam op 17 Mei j.1. wandelende mot Jaap Stiijbis, z'n dorpsgenoot, eenige perso nen tegen, 't Was Zondagavond eri nogal laat [11 uur] en wanneer „men" dan nogal van 't inachtnemen van de goede vor men houdt, is men kwaad, boos, nijdig, of wat dan ook, als er niet behoorlijk gegroet wordt. Er ontstond althans quaeste over 't „geneivendzeggen", met 't gevolg, dat K. v. d. Molen het aan den stok kreeg met Klaas Blom, een Zuid-Scharwouder jongeling, die timmer man is van z'n geloof. Klaas sloeg Klaas en Klaas sloeg wedorkeerig Klaas ook weer, [niet de roede kussende, die hem kastijdde.] Met al die fratsen raakte K. Blom, die de aanzoeker schijnt te wezen, door de glazen bij den kas telein A. Kist, te Zuid-Scharwoude. Blom heeft v. d. Molen- echter zoo „en passant" met een scherp voorwerp nog eene wond toegebracht van ongeveer 6 cM. lengte. Die lengte gaf de dokter althans op, die er ook nog bij te pas kwam want v. d. M. door de wond, hem achter aan 't hoofd toegebracht, duizelig geworden zijnde,werd' door zijn metgezelStrijbis in eene schuit, die te Zuid-Scharwoude gauw is te vinden, naar den dokter gebracht. Bekl. Blom poogt 't nog wel te,laten voor komen, dat niet h ij, maar v. d. M. bij Kist door de ruiten is gevallen en zoo aan dé ver wonding is gekomen, enz., maar de O. v. J. gelooft dit niet, mede omdat de getuigen ook 't tegendeel verklaren, en Blommetje wordt door Z E.G. wegens mishandel, uitge- noodigd een maand, „te wasskip" te komen in de gevangenis. We raken, na de heropening der tot half twee geschorste zitting, met de eerstvolgende zaak weer verzeild op 't terrein, waar Stege man zijne leerlingen in 't lastig-zijn aankweekt. De bukl. Piet Schuurman, een 19-jarig landbouwer en veehouder, was in gezelschap van zeker een dozijn „goeie kameraden" aan 't vloeken, zwetsen, enz. Op 24 Mei jl. waren ze 's avonds met 'r stuk of dertienen op de been. Onder meer word in 't huis van zekeren Simons te Andijk eene „operatie" bewerk stelligd, welke kuur hierin bestond, dat er een vensterruit werd verbrijzeld en door deze ontstane opening waren de heeren bezig met 'n stok do meubelen „wat terecht" te zetten de heeren hielden van „orde." Hiervan gaven blijft. Ik zou u daarom wel willen verzoe ken, daar voorshands met niemand nog over to spreken." Hermann Schröder boog even met het hoofd ten teeken van toestemming. Dan keek hij vlug verschillende papieren door. Al dra kwam hem in .handen een briefje, waarvan, al wa3 het niet oaderteekend, hij toch dadelijk het handschrift herkende. Het luidde: „Ik houd het voor mijn plicht, u mede te deelen, dat de zuster van den gevluchten boekhouder Winter, do onderwijzeres Martha Winter, met het plan rondloopt morgen Breslau te veriaten. Ik geloof ook te weten dat zij van de misdaad van haar broeder uitvoerig op do hoogte is en dat ze ook weet, waar die zich nu bevindt. Maar het kon gemakkelijk gebeuren, dat zy even spoorloos verdween als hij, wanneer niet rechttijdig de noodige maatregelen worden getroffen, om haar vlucht te ver hinderen want zij is, zoo het schijnt, met geldmiddelen ryk bedeeld." „Dit is dus de ongeteekende aanklacht, op grondwaarvan de huiszoeking bij mijn cliënte heeft plaats gehad vroeg Hermann Schrö der, nadat hij den brief gelezen had. „En men weet niet, van wien die brief komt „Neen." „Nu, ik ben toevallig in de gelegenheid, het u te kunnen zeggen. Mevrouw Winter heeft zich zelfs niet eens de moeite ge geven, haar schrilt to verdraaien." „Mevrouw Winterzegt ge? De vrouw van den voortvluchtigen boekhouder?" „Ja, zij. Ik bezit eenige brieven van haar hand, die te uwer beschikking staan, om het schrift te vergelyken, voor 't geval u mijn bloote mededeeling niet voor waarheid ze ook blijken, door bar te schreeuwen, te zingen, [heel lief!!] en in één woord, zich allernaarst aan to stellen De jongeh. Schuur man werd in z'n eigen belang van den open baren weg verwijderd, [door den rijks-veldw. Jan Broere en den gem.-veldw. jan Zwier, beiden van Enkhuizen], maar verzotte zich geweldig. Toch hebben da ambtenaren hem meegenomen, alhoewel Schuurman, tijdens zijn geweldig verzet, Broere nog tegen z'n been schopte en eerst den volgenden morgen, toen Schuurman weer ontslagen was, wilde hij zijn naam opgeven. In zijn requisitoir noemt de O. v. J. dit ook weer een creatuur van. Stegeman, die zoo'n soort bende heeft opgericht, om 't dor politie lastig te maken, waarvan deze bekl. een der hoofdlui kan worden gerekend te zijn. Een flinke straf is dus niet ongewenscht, zoodat de eisch luidt 1 maand gev. De volgende beklaagde, Engel de Groot van Egmond aan Zee, heeft zich juist niet „engelachtig" gedragen, daar hij op 24 Mei jl. Engeltje Dekker hoeft mishandeld. Hieruit kan men zien, dat op dit aardsche tranendal de engelen 't zelfs somtijds niet kunnen „rooien." De 12-jarige Engeltje Dekker (nog te jong om den eed te doen) verklaart, dat beki. haar tegen de rechterzij heeft geschopt. Haar vader, Gerrit Dekker, is genoodzaakt, als getuige, bij 't afleggen van den eed, zijn linkerhand te bezigen, daar de rechterhand of arm stijf is. Veel licht brengt papa trouwens niet in deze zaak, daar hij bij de mishandeling niet tegenwoordig was en beklaagde is niet verschenen, zoodat we weinig bijzonderheden van dit zaakje kunnen vermelden, terwijl do O. v. J. moet verzoeken, [denkelijk tot zijn leedwezen in dit geval] bekl. van deze lakenswaardige zaak vrij te spreken, maarmisschien krijgen we nog wel een „vervolg en slot." We stevenen naar Den Helder om daar te eindigen. Thans is de groote Haarlemmermeer- verlotiDg ons onderwerp. Niet minder dan 14 getuigen kwamen er aan dit zaakje te pas, maar aangezien er eentje wegbleef, hielden we er „slechts" 13 over. De eerste opgeroepen getuige, de heer Koster, koopman, wonende te Amsterdam, onderscheidde zich van de overigen door eene buitengewone zwaarlijvigheid, een' groot aantal doopnamen en het ongerijf, in vrij hevige mate doof te zijn, zoodat hij het voorrecht genoot, vlak voor de groene tafel te mogen komen staan, hetwelk den conciërge met medelijden scheen te vervullen, zoodat deze den heer Koster zeer hoffelijk een stoel aanbood, welk vrien delijk aanbod August Ernst Cornelis Joliannes Koster met de meeste welwillondheid aan vaardde. Deze naamrijke exploitant of debitant van loten der groote Haarlemmermeer- verloting kreeg in laatst van 't vorige jaar aen brief van Leendert Baars, toenmaals knecht bij Jan Verfaille te Koegras, gem. Den Helder. [Genoemde Koster, Willem Cornelis Meiboom en C. v. Waart en misschien nog eenigen schijnen de ondernemers te zijn v. d. vereeniging, welke genoemde Haar lemmermeer-verloting hield en zullen alzoo denkelijk de commissie vertegenwoordigen.] Leendert Baars nu „scharrelt" nogal eens in loten en de brief aan Koster behelsde dan ook 't verzoek, 20 loten aan den schrijver van denzelve (Baars dus) af t« sturen. Nu heeft August Koster op Baars' schriftelijke aanvraag, zonder informatie te doen, de loten afgezonden, met eeee bijgaande verklaring voor ontvangst van 20 loten, welke verklaring Baars dan ook onderteskend heeft. De loten droegen do nummers 7651-7570 en Baars kreeg alzoo deze loten in commissie. Nn beweert Koster, dat bij [K] de loten, die hjj niet verkoopt, weer kan teruggeven, doch deze 20 stuks heeft hij nu wel verkocht aan Baars en verkoopt deze ze nu niet, wel, dan is dat eenvoudig een schadopostje voor mij, zegt K. Maar do O. v. J. zegt in zijn requi sitoir, dat Koster beweerde't is dan een schadepostje, maar diezelfde Koster heeft van de zaak geen wérk gemaakt, en voelt nn misschien eenige gewetecsknaging geen informatiën ingewonnen hebbende omtrent Baars, heeft Koster het dezen betrekkelijk gemakkelijk gemaakt om de verduistering to plegen, waarvoor onze Leendert nu was gedagvaard. Alleen kan Leendertje zich maar niet begrijpen, dat bij nog straf tegen zich hoort eiachen, daar de zaak zijns inziens toch „eerlijk" is. We aullen die eerlijkheid nog even kortelijk omschrijven. Verschillende van deze 20 loten heeft Baars aan de respectieve getuigen in deze zaak, verkocht. Allemaal zoowat in Dec. '02 en in Jan. en Pebr. '03. Een der getuigen althans, heeft van Baars een lot gekocht, „net op die Zondag, meheer de Pres., toen 't sok mooi weer was en toen 't zoo sneeuwde, in die taid, toen bij Hoogschagon die brand woedde, [nn, dan weten wij het wel 1] Met onderscheidene koopers van loten deed Baars om dis helft, zoodat hij dan 50 ct. voor zoo'n guldens-lot ontving-, daar f 1.de meeste lui te veel was. Maar nu de afrekening van Baars met Koster, die toch ook moest plaats hebben én maar achterwege bleef 1 Koster heeft eindelijk een circulaire om mmsm3MmsgK!te!»,rwaiasasimBS>ieasxtamaauamufmaa>>am wenscht aan te nemen." „Maar dat is niet noodig, ik geloof u zoo zonder meerj en ik vind er ook niete vreemds in. De vrouw heeft tegenover den commissaris der politie en ook tegenover my er geen geheim van gemaakt, dat zij haar schoonzuster voor medeplichtig hield. Dat zij daar niet dadelijk openlijk mee voor den dag kwam, is bij hun nauwe bloed verwantschap te begrijpen, zelfs al wil men vergeten, dat vele vrouwen een zekere voorliefde hebben voor anonieme brieven. U zegt, dat zij niet eens haar hest heeft gedaan om haar hand te verdraaien. Dan zal ze, als we haar dat vrageD, zonder meer toegeven, de schrijfster van dezen brief te zijn." De advocaat zweeg, maar zijn ernstig en j nadenkend gelaat was het aan te zien, dat hij zijn onverwachte ontdekking van veel meer waarde achtte, dan de rechter. HOOFDSTUK XVII. Driemaal was Jozef Bartel op dien avond het huis van advocaat Schröder voorbijgeloopen, eer hij er toe besloot, de stoep op te gaan en aan de bel te trek ken. De huishoudster, dia hem opendeed, verklaarde, dat de advocaat thuis was, maar op dat uur geen cliënten meer ont ving. En eerst toen de vreemdeling, wiens bescheiden en bedeesd optreden een gun- stigen indruk op ka«x maakte, li aar smeekte het tenminste te beproeven, om hem een kort onderhoud met den advocaat te verschotten, liet zij zich zyn naam opgeven en meldde hem aan. Eenige minuten later stond Bartel, ver legen zyn hoed tusschen de vingers draaiend, in de werkkamer van den advo- lotenverrekening te houden, aan B. afge zonden, met bepaling, dat de verrekening voor een zekeren gestclden datum moest plaats vinden. Baars bleef echter in gebreke met de betaling't ging hem fiuanciëe! zeker niet erg naar den vleeze. Hij geeft voor, f 240 te hebben verloren, waaronder ook 't lotengeld wa» voor August Koster, zoodat hij, daar de f 240 niet terecht kwam, de loten onmogelijk kon betalen. Geloofwaardig lijkt deze verklaring echter niet, althans niet in de oogen van Joh. Wijngaard en diens ega, [alwaar Baars in den kost was.] Ook de O. v. J. hecht niet veel geloof aan 't verlies van die f 240 van Baars en haalt nog oven aan, dat bekl. al eens van iemand te Win schoten geld heeft weggemaakt en eischt tenslotte wegens verduistering tegen Leen dert Baars 3 maand. gev. Alle uitspraken heden over 8 dagen. XVI. De „Koning Willem I" was niet op tijd, zoodat we pas een dag later van Padang vertrokken dan we gedacht hadden. Slechts vijftien daagjes bleef ik op die plaats en toch voelde ik me er weer geheel thuis, geheel in geburgerd. Ik had er veel oude vrienden ontmoet en vela nienwe vrienden gemaakt, vrienden, die zoo volkomen begrepen, welke moeilijke, doch grootsche taak mij wacht. Na van allen een zeer hartelijk afscheid genomen te hebben, werd ik door Dja Eadar Moeda en zijn beide schoonzoons naar de Emma» haven gebracht, waar ik nog eenige andere Maleische en Batakscho sobats aantrof. Aan boord dronken wij een glas champagne op den goeden uitslag en na een hartelijke toe spraak in bloemrijk Maleisch van den Pa- dangschen redacteni, gingen de bruine broeders weder aan hun werk en lichtten wij om half zes 's middags het anker. De „Koning Willem I", ook een boot van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, is geheel op dezelfde wijze ingericht als de ons reeds bekende „Kouing Willem II". Ik hoorde van do passagiers al dadelyk, dat zij zich op Perim kostelijk vermaakt hadden met den door ons toegetakelden nikker, die in groot pontificaal zijn opwachting was komen maken. Hij had van de officierspet de klep afgesneden, waaruit blijkt, dat de man een vroom Mohammedaan is. Een goed Muzelman toch draagt geen klep aan zijn hoofddeksel, alhoewel er niets over in den Koran te lezen staat. Er waren geen militairen aan boord, doch des te meer kinderen, die dus voor de noodige afleiding zorgden. Heden 18 April,'s morgens vroeg, genoten wij van het heerlijk schouw spel, dat Straat Soenda aanbiedt, de straat, die Java van Sumatra scheidt. Bij den aan blik dier goddelijke natuur staat iedereen in stille overdenking op het dek en laat zich geheel door den indruk van het oogenblik meesleepen. Een indruk to overweldigender, nu we het geluk hebben deze scnoone straat bij het eerste ochtendgloren te passeeren. Maar laten wo er niet aan denken, dat onder die hooge eilandjes Slebesie, Krakatau, Dwars- in-dan- weg en Topperhoedje vuurhaarden smeulen, die varband honden met de groote kegels van Java en Sumatra, en waardoor we zoo dikwijls herinnerd worden aan het bestaan van alles verwoestende natuurkrachten. Die honderden groene eilandjes 1 de zwaar begroeide kust 1 die rotsgevaarten midden in zee 1 wie zal dit alles naar waarde beschrijven Wij zijn daartoe niet in staat 1 Onze pen blijkt nog te ongeoefend, om een heldere voorstel ling te geven van de zoo grootache natuur in de Tropen 1 Wij gaan vrij dicht langs Krakatau, bekend door de ramp van 27 Augustus 1883. Deze thans half gebroken vulkaan is gelegen op een spleet of scheur in de aardkorst. "Volgens de geleerden is er zeewater in die scheur ge komen en naar den onderaardschen vuurhaard gevloeid. Er werd toen stoom wan zeer hoo- gen druk ontwikkeld en een uitbsfreting volgde. De stoomwolk steeg op tot 27000 M. [vijf maal de hoogte van den Mont-Blanc] terwijl 18 K.M.3 slijk en puimsteen werden uitgeworpen en een zware aschregen over geheel Zuid-Sumatra en West-Java viel. Een uitgestrektheid zoo groot als Ierland was eenige uren in volsla gen duisternis gehuld en binnen een cirkel, met straal zoo lang als de afstand van Am sterdam tot Coustantinopel, werd de uitbar sting gehoord. Door de instorting van den vulkaan steeg plotseling het wateroppervlak tot 24 M. hoogte en werd o. a. een stoomschip 3300 M. van zijn ankerplaats midden in het land geworpen. Op de westkust van Java verdronken daardoor alleen 36000 menschen. Hoo hulpeloos, hoe nietig zijn wij stervelin gen toch, wanneer we eeu dergelijk feit nader overdenken 1 Wat blijft er over van al ons gewichtig gedoe, onze beschaving, onze kennis, onze .strijdvragen, wanneer er daar plotseling wat zeewater door een spleet dringt 1 De kusten van den Stillen Oceaan zijn he es t, die Bartel door zij'n betrekking aan do vennootschap zeer goed kende. „Gaat u zitten. Waarmede kan ik u dienen „Ik bid u duizendmaal om vergeving. Het is eigenlijk ongehoord, u nog op dit late uur to storen, maar ik ben den ganschen dag op mijn bureau met werk overladen geweest en dan dacht ik ook, dat het mis schien geen uitstel tot morgen kon dulden." „Wat kan geen uitstel dulden Heeft u bet een of ander meê te deelen „Niet juist e,en mededeeling. Het is eigenlijk slechfs een vraag, ot ook een verzoek, zooals men dat noemen wil. Toen u van morgen in mijn tegenwoordigheid met den directeur-ge&eraal over juffrouw Winter sprak, hoorde ik toevallig, dat u de verdediging op zich had genomen, en toen dacht ik „Nu Spreek maar ronduit. Ik heb inder daad de verdediging van de jonge dame op mij genomen." „Ah, dat is goed!" zeide de boekhouder met een uitdrukking van oprechte vreugde. „Dan zult u de menschen zeer spoedig be- wyzen, dat zij onschuldig is en dat het een miadaad was, haar in de gevangenis te werpen." „Ik hoop het. Maar daar u zoo vast van de onschuld van juffrouw Winter over tuigd is, moet ik wel aannemen, dat u er meer van weet, en dat u is gekomen om mu' het een en ander rr.«ê te deelen." Jo?ei Bartel, die op het uiterste puntje van zijn stoel zat en nog steeds zijn hoed in de handen ronddraaide, maakte een bijna angstig afwerende handbeweging. „Neen, neen,in 't minst niet. Wat zou ik er taa weten, mijnheerIk kom

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5