isiiistrimeitn,
llokken louw.
L. Bfiijralö, Winkel
cstórman ,|r„
DOBSCHKLËEDEN
Koster Van Baieiilmrg,
lïl
A. van Twuijver.
Sack-IMoegen,
J. KOELEMEIJ,
Mrïliaar lil ie Metóe DaMn.
Bi ïineiilaiidsch Nieuws.
ADVERTENTIEN.
Alle soorten
Onderdeelen en 8naren
in ruime sorteering voorhanden.
Reparatiën solied en billijk.
Mnzïek van alle uitgaven.
Grondig onderwijs op verschillende
Muziekinstrumenten, met vrij gebruik
der benoodigde muziekboeken.
Aanbevelend,
S c h a g e n,
Karwijbalen.
Uienbalen.
Blauwstreep- en andere
ZAKKEN.
Verscheidene jaren wordt door mi;
een Wagchmirïdel voor
Schapen en Lammeren
in den handel gebracht, dat, niet.
tegenstaande de groote concurrentie
op dat gebied, door zijn uitnemende
kracht om allo ongedierte bij 't schaap
op volkomen wijze te dooden en
onschadelijk te maken, een toenemend
succes heeft, zoodat ik met alle recht
het als het beste der bestaande
waschmiddelen kan aanbevelen.
Fabrikant:
en waterdichte dekkleeden
voor kaasfabrieken, uiterst
soliede bewerkt, levering
tegen scherp concurreereii-
de prijzen.
Zeilmakers.
Zaadmarkt C 65, Alkmaar,
bij Koninklijk Besluit. -
—oo—
Haarlem, tl.—, trekt 27 Juli.
Alkmaar, f0,50, 12 Sept.
Zijpe, f 0.50, 16 Sept.
drie- en twee-scharige
Ploegen met stuurboom,
te verkrijgen bij den Agent
jalhnra, j£lnt,
voorheen de heer Van Wtfk.
menschen, doch zij vormen slechts de kleinste
helft, en één mijner Inlandsche vrienden
durfde mij zelfs verzekeren, dat 70% niet te
vertrouwen is! lederen dag staan de plaatse
lijke bladen dan ook vol berichten van dief
stallen, terwijl nu en dan een griezelige
moord wat variatie in het thema brengt. De
politie is, zoo vertelde men mij, geheel on
voldoende, niet voor haar taak berekend eD
omkoopbaar. Het wordt dan hoog tijd, dat
in groote plaatsen als Batavia, Soerabaja en
Semarang, een korps Europeesche politie
agenten wordt aangesteld. Men moet dat
korps recruteeren uit de meest oppassende
Europeesche fuseliers van het leger en zeer
zware straffen stellen op poging tot omkoo-
ping. Politiemannen, die er voor bezwijken,
moeten diep de doos in. Het is ergerlijk, om
te hooren, hoe het recht hier soms voor een
paar gulden met voeten getreden wordt
Ik sprak ook van georganiseerde roover-
benden en daarmede heb ik niet te veel ge
zegd. Er zijn er hier verschillende, die, naar
men fluistert, voortdurend voeling houden
met dienaren van den heiligen Hermandad 1
De roovers, „orang rampok" genaamd, zijn
met revolvers en klewangs gewapend en
vooral in de buurt van Meester Cornelis, een
groote garnizoensplaats, zuidelijk van Batavia,
slaan die heeren elk oogenblik hun slag. Ik
zeg met opzet „een groote garnizoensplaats.",
omdat het mij ten zeerste bevreemdt, dat de
militairen niet nu en dan eens een flinke
klopjacht mogen houden. Nu heeft men te
Meester Cornelis een vliegend vendeltje van
twaalf oude gegageerde Javaansche soldaten
opgericht, die 's nachts er op uit moeten met
een Beaumontgeweer gewapend, en zoo nu
en dan klinken er dan schoten in den omtrek
van het garnizoen. Ware het niet veel beter,
iederen avond een compagnie infanterie te
commandeeren voor dien zeer nuttigen en
ook aangenamen dienst? Zoo'n compagnie
van 150 bajonetten, opgelost in groepen van
vijftien man, zou heel wat meer succes heb
ben, dat verzeker ik u. Nu en dan, als spion-
nenberichten melden, dat er weer een „ram
pok" op touw is gezet, gaat het civiel be
stuur op excursie 1 Er wordt dan een troepen
macht bijeengetrokken, bestaande uit politie
oppassers met kapmessen en ploertendooders,
verschillende Inlandsche bestuursambtenaren
met jacht- en andere geweren, en als kern
het bovengenoemde vliegende vendel. Een en
ander staat onder de bevelen van den contro
leur van politie en den schout. Net als bij
het leger, moet er ook een ambulance mee
van twee draagbaren met een Dokter Djawa
(Inlandsche geneesheer). De geheele „colonne",
zestig man sterk ongeveer, wordt dan in
verschillende „dos a dos" geladen en zoo
gaat men op marsch. Natuurlijk krijgen de
„rampokkers" hiervan tijdig bericht en het
gebeurt dan ook zelden of nooit, dat een
dergelijke uiting van het gezag succès heeft.
De heeren roovers lachen er wat meê en be
grijpen natuurlijk evenmin als ik, waarom
het Gouvernement geen beter gebruik van
zijn soldaten maakt.
De meeste Europeanen hebben tegenwoor
dig vuurwapenen in huis en daarom gebeurt
het maar zelden, dat zij van de roovers
bezoek krijgen De „helden vallen veel liever
hun weerlooze landgenooten aan, die zij bij
verzet gemakkelijk kunnen dooden. Wat een
verschil toch met de toestanden op Sumatra's
Westkust 1 Daar hoort men nu nooit van die
dingen. In heel Padang is slechts één beken
de dief, een handige zakkenroller, Hassan
genaamd, die iedereen met den vinger aan
wijst als „anak gargasi". 't Is een jonge
snuiter van Arabische afkomst, die zoo nu
en dan eens zijn slag slaat, en als het dan
bewezen is, voor een paar maanden wordt
opgeborgen. De Maleiers zijn wel lui,
maar ook eerlijk, dat moet gezegd worden en
men kan op de Westkust met een handjevol
politie best volstaan. De toestand op Batavia
eischt echter dringend verbetering. Gelukkig
wordt er zoo nu en dan eens een roovertje
opgepikt en als dan zijn schuld maar wettig en
overtuigend bewezen is, en meneer eenige
moorden op zijn kerfstok heeft, dan wordt
het feest voor Batavia. „Peest?" vraagt ge.
Ja, want dan wordt zoo'n snuiter opgehan
gen voor het Stadhuis in de Benedenstad.
En alhoewel dat 's morgens heel in de
vroegte geschiedt, is toch oud en jong, man
en vrouw, rijk en arm, blank en bruin bij die
gelegenheid present. Reeds de vorige maal
vertelde ik, dat gedurende mijn kortstondig
verblijf hier ter stede, drie van die moorde
naars' werden opgeknoopt, terwijl op het
oogenblik een Indo en bendehoofd, de heer
Abrahams, op het fiat executie van den Gou
verneur-Generaal wacht.
Aangezien de beide terechtstellingen precies
hetzelfde verloop hadden, zal ik u alleen maar
van de eerste vertellen en zorgen,dat er een wel
geslaagde kiek van in „de Prins" komt. Het
was de eerste maal, dat ik zoo iets zou
bijwonen en ik moet eerlijk bekennen, dat
ik er wel wat tegen op zag.
Mijn Maleische bedienden beschouwden
het echter als een pretje en waren al een
paar dagen vroolijk gestemd over de gratis
vertooning, die hen wachtte. Toen ik hun
vroeg of ze dan geen medelijden hadden met
de oogen.
Daarna liet hij ongevoelig alles met
zich geschieden. Spoedig daarna verschenen
een paar doctoren en hun helpers, om alles
in gereedheid te brengen voor zyn
transport naar het ziekenhuis. Hy zeide
niets meer, zelfs geen enkele kreet van
pyn ontsnapte er aan zijn lippen. Mis
schien had hy reeds weder het bewust
zijn verloren, toen men hem voorby de
oorzaak van zijn ongeluk, de brandkast,
droeg.
Een uur later had mevrouw Hermine
een bezoeker te ontvangen, aan wiens per
soon zy de laatste weken zoo langzamer
hand gewoon geraakt was.
Het was de commissaris van politie Neu-
berger, die zich door het dienstmeisje by
haar liet aanmelden en wiens ernstig gelaat
Hermine toeschreef aan deelneming in
het zooeven gebeurde ongeluk.
Het eerste woord van den beambte gold
ook inderdaad den verongelukte„Ik hoor,
dat uw broeder een ongeluk is overkomen,"
zeide hy, maar hy hield het tot haar ver
wondering voor onnoodig, er een woord
van medelyden aan toe te voegen, maar
ging dadelijk op drogen, zakelyken toon
voort„Ik moet derhalve eenige vragen,
die ik tot hèm moest richten, aan u doen,
Een beantwoording naar waarheid kan ik
u in nw eigen belang zeer aanbevelen.
Wat weet u dus van het aandeel, dat uw
broeder gehad heeft in den diefstal van de
vennootschap
Hermine staarde den commissaris eerst
een seconde lang met groote oogen aan
maar dan riep ze met verontwaardiging uit
„Wat moet dat beteekenen, mynheer Myn
die twee kerels, die toch ook menschen
waren, antwoordden ze, dat die lui blijkbaar
ook geen medelijden met hunne slachtoffers
hadden gehad en dat zoo'n ophanging een
goed voorbeeld voor slechte menschen was.
Feitelyk zeer juist gezien, wanneer de roovers
maar niet zoo ijzig kalm en onverschillig hun
straf ondergingen en op die wijze ten slotte
nog de bewondering opwekten.
Het was nog donker, toen ik wakker werd
van het geloop en gerij langs het hotel. Mijn
jongens waren al op en druk in de weer.
Ik vlieg mijn bed uit, ga naar buiten en zie
nu tal van Inlanders en Chineezen zich met
bekwamen spoed voortbewegen. Het wordt
dus ook voor mij hoog tijd. In een kwartiertje
ben ik klaar en nu trakteer ik myn Maleiers
op een doos (dos a dos) en voort gaat het
in de richting der Benedenstad. Het is
intusschen dag geworden en nu eerst kan
men zien, hoevelen zich wel opmaken naar
het Stadhuis. Verschillende Europeesche en
Inlandsche ambtenaren in groot tenue met
witte handschoenen aan, rijden in eigen
„bakjes" ons voorbij. Dan hooren we trom
geroffel en weldra passeeren we een bende,
pardon een „afdeeling" piekeniers, allemaal
„uit de pas," netjes in het wit en gewapend
met lansen van verschillend model. Ze worden
gecommandeerd door Inlanders in allerlei
fantasie-uniformen, die in de verte wel iets
van Indische officieren hebben. Die comman
danten dragen lange sleepsabels en witte hand
schoenen en voelen zich wat gewichtig 1 Het
„bataljon" heeft waarachtig een vaandel ook 1
Die piekeniers nu, zijn kampongmenschen,
Batavianen, welke bij verschillende feestelijke
gelegenheden voor ornament moeten dienst
doen, zich daartoe vrijwillig opgeven en dan
vrijgesteld zijn van belasting.
Propvolle stoomtrams passeeren ons, evenals
equipages met Europeesche dames en heeren,
die vóór hun ontbyt nog wat emotie willen
genieten. Bij" de Inlandsche gevangenis op
Glodok stap ik uit en laat mijn jongens
alleen doorrijden. Het terrein is afgezet door
„geelvinken oftewel politie-oppassers, zoo
genoemd naar hun kanariegele uitmonstering.
Met de brutaliteit ons „overheerschers" hier
in Indië nu eenmaal eigen, stoor ik mij
natuurlijk niet aan deze handhavers der orde,
die mij dan ook zonder eenig protest tot aan de
gevangenispoort laten doorloopen. Hier wacht
mij een eigenaardig schouwspel. De twee
moordenaars, geheel in het wit gekleed met
een bloemenkrans om den hals, staan als
rustige offerdieren geduldig te wachten tot
het half zeven zal zijn. Naast hen, lachende
met den cipier, zien we een schout, netjes
in het zwart, de ambtspet met een zilveren
band op het hoofd. Een tiental geelvinkjes
bewaken de beide boosdoeneis, die met hot
kalmste gezicht van de wereld om zich heen
kijken en nu en dan elkaar een opmerking
toevoegen. Daar komt een rijtuig, een soort
van tentwagen, met twee paarden bespannen,
begeleid door vijf oppassers te paard. Een
wenk van den schout en kalm gaan de beide
misdadigers naar den wagen, stappen in, op
den voet gevolgd door dezen politie-ambtenaar
en een oppasser. De tentwagen wordt daarop
dichtgemaakt, aan beide zijden van het rijtuig
stellen zich drie oppassers op, de ruiters
trekken hun cavaleriesabels en stapvoets zet
de treurige stoet zich in bewegiDg. Ik loop
er vlak naast en hoor duidelijk hoe de boeven
een Maleisch liedje zingen. Omstuwd door
honderden Inlanders gaat het als in gedrang
voorwaarts. De voorzorgsmaatregelen zijn
miniem, want een bende van 40 onver
schrokken kerels zou de beide veroordeelden
met gemak kunnen bevrijden. Intusschen
gebeurt dit niet en komen we goed en wel
aan het Stadhuis. De veroordeelden gaan een
poortje binnen en een hunner, de ontzaglijke
menschenmassa ziende, roept nog ironisch
„Banjak hormat sekali 1" [Buitengewoon veel
eer 1] Ik baan mij nu een weg naar het Plein,
't Is er vol van menschen van allerlei
landaard. De galg, een vierkant geraamte
van zwarte balken boven een verhevenheid,
werd den vorigen avond op de stoep van
het Stadhuis opgericht. De beul is een oude,
magere Inlander, met een dierlijk gemeen
gezicht, nog gemeener dan de boeven 1 Hii
staat met zijn zoon, die het vak van hem
leeren moet, een boom op te zetten. Voor
den ingang van het Stadhuis zien we ver
schillende hooge oomes, zoowel blanke als
bruine, in groot pontificaal. Door piekeniers
en een peleton huzaren is een flinke ruimte
om de galg afgezet en daarachter verdringt
zich de kijkgrage,'vroolijke menigte. Eindelijk,
10 minuten voor zeven, zie ik de veroor
deelden welr. Langzaam treden ze naar
buiten. Op hun gelaat nog steeds geen spoor
van ontroering 1 De Hoofddjaksa (Inlandsche
officier van justitie) leest hun het vonnis
voor, net of de kerels niet reeds weten, dat
ze er aan gelooven moeten. De kleinste van
de twee bedankt met een buiging voor de
beleefde kennisgave en daarna worden ze
naar het schavot gebracht. Met vasten tred
gaan ze, de handen op den buik gebonden,
naar boven, komen onder den dwarsbalk met
ijzeren haken te staan, en laten zich dood
bedaard den strop om den hals binden, ze
krijgen gen witten doek over het hoofd
ongelukkige broeder zou
„Kalmte s.v.p., geen onnoodige opwin
ding, mevrouw Winter. Uw broeder heeft
vandaag aan den advocaat Schröder als
borgtocht voor de gewenschte vryheid van
juffrouw Martha Winter een som van tien
duizend mark gestort en dat wel in bank
noten, die dezelfde nummers dragen als op
onze lyst staan aangegeven, en die dus onge
twijfeld afkomstig zyn uit de beroofde
brandkast van de vennootschap. Zyn mede
plichtigheid in den diefstal is dus voor ons
zeker en er is alleen nog maar sprake
van het vaststellen van den loop der zaken.
Hoe bereidwilliger u ons daarbij helpt, des
te voordeeliger zal dat voor u zeiven zyn."
De nadruk, dien de commissaris op zyn
woorden legde, en de blik, waarmede hy
haar aanzag, konden Hermine er niet over
in twyfel laten dat hij haar voor de mede
schuldige aanzag, en zy gevoelde zich plotse
ling door een onstuimigen angst aangegre
pen, dat hy wellicht gekomen was om haar
af te halen en meê te nemen naar de ge
vangenis, waarheen ze haar schoonzuster had
zien brengen. En niet deze angst alleen,
maar in niet geringere mate een opwelling
van ijverzuchtige woede bepaalde haar ge
dragslijn voor het volgende oogenblik. Dus
dat was zyn broederlijke liefde, waarop zy
al haar hoop gevestigd had 1 Terwijl hy
haar met byna brutale oprechtheid te ver
staan gaf, dat zy met een bescheiden aal
moes genoegen moest nemen, juist toerei
kend om haar een kommervol bestaan te
verzekeren, aarzelde hy geen oogenblik
om voor die andere een som van tienduizend
mark het venster uit te werpen. Op dat
oogenblik was ze er niet ver af, ook hem
te haten, en veel ijveriger dan ze het zonder
plotseling valt het valluik onder hun voeten
weg en ze hangen
Een kwartier daarna constateert de dokter
den dood. De lijken worden daarna neergela
ten, in draagbaren gelegd en weggebracht.
Het heeft op niemand indruk gemaakt.
Alken hoor ik hier en daar de opmerking
„brani 1" (flink, moedig).
Aan de gerechtigheid is voldaan 1
Lt. Clockener Brousson, b.d.
Batavia, 26 Mei 1908.
Men schrijft van de Belgi-
sche grenzen aan de N. R. Ct.
Sinds vele jaren heeft België gemeend,
zijne grenzen te moeten sluiten voor den in
voer van levende varkens uit ons land. Niet
omdat onze varkens, evenals het rundvee,
lijden aan mond- en klauwzeer of „verdacht"
zijn van tuberculose, maar omdat zij eene
ziekte zouden kunnen overbrengen, waarvan
de naam mij maar niet wil invallen. Geluk
kig leden onze grensplaatsen even weinig
door het verbod van invoer als onze varkens
onder de ziekte, wier naam mij ontsnapt is.
Zware karrevrachten varkens werden, zelfs
op klaarlichten dag, over „de schreef" gevoerd,
en het scheen, dat de douanen zooveel te
doen hadden met de gangen der rundvee
smokkelaars na te gaan, dat ze niet bemerk
ten, hoe ten allen tijde vette varkens en vooral
biggen in groote hoeveelheden België binnen
trokken, waar ze welkom ontvangen werden.
België toch, dat zelf jaarlijks een groote
hoeveelheid geslachte varkens uitvoert, heeft
steeds behoefte aan levende varkens, wijl de
Vlaamsche landbouwers zich meer op het
vetmesten, dan op het fokken toeleggen.
In den laatsten tijd kwam er eene kleine
verandering. De heer Fr. van Brussel, land
bouwer-afgevaardigde, maakte in de Kamer
van volksvertegenwoordigers de ministers
van landbouw en van financiën opmerkzaam
op die uitgebreide smokkelarij van var
kens. Hij stelde voor, op de varkens
den zoogenaamden inventaris toe te passen,
zoaals die ook op het rundvee bestaat. De
minister beloofde de zaak eens te onderzoeken
en het gevolg was, dat er aan de grens ge
durende eenige dagen wat meer gelet werd
op den smokkelhandel in varkens. Eenige
personen werden bekeurd, enkele partijtjes
varkens in beslag genomendoch spoedig
volgde weer het oude gangetje.
Behalve levende varkens, gaan er vooral in
de laatste maanden, nu in België het rund
vee steeds schaarscher wordt en de prijzen
blijven stijgen, vele geslachte varkens uit
ons land naar onze zuidelijke naburen. Geslacht
vleesch toch mag vrij ingevoerd worden. Al
leen is het aan strenge keuring onderworpen,
want, zooals bekend is, bestaat in België de
verplichte vleeschkeuring. Daar mag geen
vleesch verhandeld worden, of het moet eerst
door een veearts onderzocht zijn, die bij goed
keuring er een kenmerk op plaatst.
België zelf drijft een levendigen handel in
varkens. Volgens de laatste telling zyn er in
dat land 1.700.000 varkens. Deze worden ge
slacht óf voor eigen gebruik, óf voor de ver
zending. Het uitgevoerde vleesch is bestemd
voor Engeland en Frankrijk. In het vorig
jaar bedroeg die uitvoer 6.427.896 kg. tegen
4.976.295 kg. in 1901. De uitvoer naar Enge
land blijft steeds sterk toenemen, die naar
Frankrijk daalt aanmerkelijk. Niet alleen versch
vleesch, maar ook gezouten en gerookt var-
kensvleesch wordt uit België in groote hoe
veelheden uitgevoerd. Deze verzending be
draagt jaarlijks circa 5 miilioen kg. Wijl
Amerika in de laatste jaren ontzaglijke mas
sa's gezouten vleesch naar Europa 6tuurt,
neemt de Belgische verzending merkelijk af.
Door den handel met België wordt, zooals
boven reeds met een enkel woord is gezegd,
in onze zuidelijke provinciën veel aan varkens-
fokkery gedaan en de boeren, die er zich op
toeleggen, maken over het algemeen goede
zaken. Biggen van 6 8 weken worden hier
aan de grenzen geregeld opgekocht voor flinke
prijzen, variëerend tusschen 20 en 26 francs.
Rekent men, dat een zoogvarken gemiddeld
10 tot 12 stuks biggen ter wereld brengt,
dan kan in korten tijd 200 tot 800 francs ont
vangen worden. De varkenskweekerij Is dus
hier voor velen van zeer groot belang, te
meer nog, wijl het varken gemakkelijk met
de ondermelk der boterfabrieken, of de karne
melk der boerderij gevoederd kan worden,
welke voor andere doeleinden minder goed
is te benutten en door deze aanwending be
langrijk in waarde stijgt.
- WIERINGEN.
Begunstigd door prachtig
weder, maakten de leerlingen der 6e en 6e
klasse van de school te WESTERLAND
dezer dagen een uitstapje naar Amster
dam. Na eerst de „Artis" te hebben bezocht,
maakten ze per tram een ritje door de stad.
Op den „Dam" werd uitgestapt. Hier werd
hun aandacht gevestigd op het Koninklijk
paleis en andere merkwaardigheden, en ver
volgens bezochten zij het „Wereld-Panorama".
Daarna ging het langs den „Nieuwendijk"
naar het station. Opgetogen van vreugde
deze beweeggrpnden zou hebben gedaan,
deed ze nu alle best elke verdenking eener
gemeenschap tusschen haar en haar broeder
van zich af te werpen.
„Ik weet niet," verklaarde zij, „waar
die tienduizend mark vandaan komen, en
ik zweer u, dat het my geen oogenblik in
het hoofd is gekomen, dat myn broeder
in gemeenschap zou hebben gestaan met
myn man. Maar ik houd het niet voor on
mogelijk, vooral nu ik gewoon ben geraakt
om het dolste voor mogelijk te houden."
„U weet dus niets vroeg de commis
saris twijfelend. „Het is u dus ook niet
bekend, waarom uw broeder indertjjd naar
Amerika is gegaan, en hoe het met zyn
vermogen gesteld was, toen hy hier terug-1
kwam
„Hy week het land uit, omdat hy een
jeugdige onbezonnenheid, een dwaasheid
had begaan, die myn vader hem niet ver-
geven wilde, en
„Kon deze jeugdige onbezonnenheid ook
het maken van een valsphen wissel zijn, j
mevrouw Winter
„Daar u het weet, waarom vraagt u er
dan naar Ik kan u niets bepaalds zeg
gen, want ik was toen nog een kind. En
wat de fortuin van myn broeder betreft,
toen hy uit Amerika terugkwam, ook daar
van weet ik niets. Het scheen, dat hy niet
onbemiddeld wasik heb er echter uit
zyn mond geen woord over gehoord."
„Uw broeder is vandaag in Breslau ge
komen en is direct van het station naar
hier gegaanzyn bagage moet zich dus
hier bevinden. Kan ik die zien
Hermine wilde heengaan, om den hand
koffer te halen, maar de politiebeambte
hield haar terug,
werd thans de terugreis aanvaard. Dat allen
volop hadden genoten, getuigde hunne opge
wektheid. Lustig zingende, kwamen ze ruim
8 uur weder in de haven te Wielingen aan.
Een zonderling heerschap.
Een zonderlinge poging tot oplichterij is
Donderdag te HAARLEM beproefd, die ge
lukkig geen, of althans geen ernstige gevol
gen heeft gehad. Tegen den middag vervoegde
zich in het kleedermagazijn „Le tailleur
modern" In de Kruisstraat alhier, een als
heer gekleede man, die voorgaf te zijn de
zoon van den heer Van Wickevoort Crom-
melinVan Lennep te 's-Gravenhagc. Hij
was pas uit Amerika teruggekeerd, had op
de wedrennen f8000 verloren en zat nu
zonder geld. Hij verzocht nu, of men voor
hem een telegram wou betalen, waarvan hij
den tekst zelf opgaf, en dat het verzoek aan
den heer v. W. C. te 's-Hage inhield om
dadelijk een postwissel van f100 te zenden,
te adresseeren aan „Le tailleur modern." Hij
zou 't geld over eenigen tijd komen halen,
wat „Alexander," zooals hij zich genoemd had,
dan ook beproefde, doch er was niets ge
komen. Toen echter vond men zijn handelin
gen zoo verdacht, dat men de politie waar
schuwde, die „Alexander" in den winkel op
wachtte, doch hij liet zich niet meer zien.
Een bediende van de firma begaf zich naar
het station, waar hij „Alexander'juist snapte,
gereed om in den trein naar Rotterdam te
stappen. Aangehouden, ontkende hij van het
telegram iets te weten, doch bleef volhouden
A. v. W. C. te heeten. In zijn bezit was toen
eenig geld, een wandelstok met zilveren knop
en een zilveren horloge, wat hij bij het be
zoek aan de bovengenoemde firma niet had
gehad. Hij gaf voor, den stok van een lood-
gietersjongen te hebben gekocht. De door hem
als verkooper aangewezen jongen ontkende
dit. De politie rekende daarop onzen zonder
lingen vriend in, en meent reeds zijn iden
titeit te kunnen vaststellen. De aangehoudene
moet een bewoner zyn van de St. Jansstraat
te Amsterdam, gehuwd en vader van drie
kinderen.
Een eigenaardig feest.
Woensdag is te MAARSSEN feest gevierd
ter eere van de honderd-jarige weduwe
Kleen—Stroom. Het vrij krasse weeuwtje
nam deel aan een rijtoer in open rijtuig in
den stoet volgden ook in rijtuigen niet minder
dan 28 ingezetenen van Maarssen, allen
boven de 80 jaren. Aan al deze oudjes werd
een diner aangeboden en daarna een concert
door Maarssen 's Fanfarekorps en vuurwerk.
Uit DEN HAAG meldt men:
De 16-jarige zoon van een der Hongaarsche
prinsen in het Kurhaus te Scheveningen ge
raakte door eigen roekeloosheid, ondanks
ernstige waarschuwing van den bediende,
met het hoofd bekneld tusschen de lift en
den deurpost van de tweede etage, waardoor
de uittree-plank brak en de knaap naar be
neden stortte. Een schedelbreuk maakte ter
stond een einde aan zijn leven.
Nemen.
In een kosthuis las men de volgende aan
kondiging
Hier neemt men kostgangers by den
dag, bij de week of bij de maand. Zij die
niet betalen, neemt men bij den kraag.
„Wy zullen te zamen gaan, wanneer het
u goed is, mevrouw. Maar tevoren zou ik
u nog wel eens beslist willen vragen, of
u my niet iets heeft meê te deelen. Al
heeft uw broeder u niet tot zyn ver
trouwde gemaakt, hy zal u vóór zyn over
brenging naar het gasthuis, toch wel een
weDk hebben gegeven. Ik herhaal uge
moogt niets verzwygen, al schijnt het u
ook van weinig beteekenis toe."
Besluiteloos aarzelde Hermine nog een
paar secondendan echter zegevierde de
zorg voor eigen veiligheid over haar
zusterlyke gevoelens. „Ja, hy heeft my
een opdraoht gegeven", zeide zy, „maar
ik geloof niet, dat die op eenigerlei wyze
in betrekking kan staan met dat, wat u
hem ten laste wilt leggen. Want mijn broe
der droeg my op, er vooral zorg voor te
dragen, dat de door hem gekochte brand
kast in zyn afwezigheid niet geopend
werd."
„Zoo Was dat alles
„Ja. Dat wil zeggen later verzocht
hy my nog, de beide zich in zyn koffer bevin
dende sleutels zorgvuldig te bewaren, want
zy behoorden by het door hem gehuurde
vak van een Berlijnsche bank, waar een i
groote som gelds, aan anderen en hem toe-
behoorende, bewaard lag."
„Nu, ik denk dat deze mededeelingen
gewichtig genoeg zyn. Laten wy dien
belangrijken handkoffer eens gaan nakijken."
Mevrouw Hermine's oprechtheid had i
haar niet voor de gevreesde gevangen
neming kunnen bewaren. En terwy'1 zij j
voor den rechter van instructie herhalen I
moest, wat zy reeds tot den commis
saris had gezegd, keerde deze laatste met
Alkmaar.
twee slotenmakers naar het gebouw van
de vennootschap terug.
Want de door den verongelukte midden
in zyn vreeselyk lijden uitgesproken wensch
leek den heeren gewichtig genoeg, oin
een samenhang tusschen de plaats gehad
hebbende misdaad en den koop van de
brandkast te zoeken. Misschien hadden de
dieven daarin een deel van hun buit ge
borgen om zich daarvan in de toekomst op
de eene of andere manier te verzekeren. In
elk geval scheen spoedig openen van de
kast onder deze omstandigheden als ge
boden en de commissaris verzocht den
directeur-generaal, dit onderzoek als ge
tuige by te wonen.
De aan zulke werkjes gewoon zijnde
werklieden hadden de ongelukskast zonder
veel moeite op den rug gekanteld en de
slotenmaker verklaarde na een kort onder
zoek
„Het is zeer soliede, echt ouderwetse!1'
werk, dat men voor ongeveer dertig jaar
gemaakt heeft. De deur is voor de be
scherming tegen het vuur, dat by ®en
brand naar binnen zou kunnen slaan, ge"
heel luchtdicht gemaakt. Eu zelfe bet
sleutelgat is door een buitengewone veer
luchtdicht gemaakt. Wanneer we die veer ter
zijde kunnen duwen is de rest van het werk
spoedig gebeurd."
Sy ging met zijn mannen aan bet
werk en het gelukte hem na korten
tyd, die veer door voorzichtig boren te
verwijderen.
WORDT VERVOLGD.