isiiistrimeitn, llokken louw. L. Bfiijralö, Winkel cstórman ,|r„ DOBSCHKLËEDEN Koster Van Baieiilmrg, lïl A. van Twuijver. Sack-IMoegen, J. KOELEMEIJ, Mrïliaar lil ie Metóe DaMn. Bi ïineiilaiidsch Nieuws. ADVERTENTIEN. Alle soorten Onderdeelen en 8naren in ruime sorteering voorhanden. Reparatiën solied en billijk. Mnzïek van alle uitgaven. Grondig onderwijs op verschillende Muziekinstrumenten, met vrij gebruik der benoodigde muziekboeken. Aanbevelend, S c h a g e n, Karwijbalen. Uienbalen. Blauwstreep- en andere ZAKKEN. Verscheidene jaren wordt door mi; een Wagchmirïdel voor Schapen en Lammeren in den handel gebracht, dat, niet. tegenstaande de groote concurrentie op dat gebied, door zijn uitnemende kracht om allo ongedierte bij 't schaap op volkomen wijze te dooden en onschadelijk te maken, een toenemend succes heeft, zoodat ik met alle recht het als het beste der bestaande waschmiddelen kan aanbevelen. Fabrikant: en waterdichte dekkleeden voor kaasfabrieken, uiterst soliede bewerkt, levering tegen scherp concurreereii- de prijzen. Zeilmakers. Zaadmarkt C 65, Alkmaar, bij Koninklijk Besluit. - —oo— Haarlem, tl.—, trekt 27 Juli. Alkmaar, f0,50, 12 Sept. Zijpe, f 0.50, 16 Sept. drie- en twee-scharige Ploegen met stuurboom, te verkrijgen bij den Agent jalhnra, j£lnt, voorheen de heer Van Wtfk. menschen, doch zij vormen slechts de kleinste helft, en één mijner Inlandsche vrienden durfde mij zelfs verzekeren, dat 70% niet te vertrouwen is! lederen dag staan de plaatse lijke bladen dan ook vol berichten van dief stallen, terwijl nu en dan een griezelige moord wat variatie in het thema brengt. De politie is, zoo vertelde men mij, geheel on voldoende, niet voor haar taak berekend eD omkoopbaar. Het wordt dan hoog tijd, dat in groote plaatsen als Batavia, Soerabaja en Semarang, een korps Europeesche politie agenten wordt aangesteld. Men moet dat korps recruteeren uit de meest oppassende Europeesche fuseliers van het leger en zeer zware straffen stellen op poging tot omkoo- ping. Politiemannen, die er voor bezwijken, moeten diep de doos in. Het is ergerlijk, om te hooren, hoe het recht hier soms voor een paar gulden met voeten getreden wordt Ik sprak ook van georganiseerde roover- benden en daarmede heb ik niet te veel ge zegd. Er zijn er hier verschillende, die, naar men fluistert, voortdurend voeling houden met dienaren van den heiligen Hermandad 1 De roovers, „orang rampok" genaamd, zijn met revolvers en klewangs gewapend en vooral in de buurt van Meester Cornelis, een groote garnizoensplaats, zuidelijk van Batavia, slaan die heeren elk oogenblik hun slag. Ik zeg met opzet „een groote garnizoensplaats.", omdat het mij ten zeerste bevreemdt, dat de militairen niet nu en dan eens een flinke klopjacht mogen houden. Nu heeft men te Meester Cornelis een vliegend vendeltje van twaalf oude gegageerde Javaansche soldaten opgericht, die 's nachts er op uit moeten met een Beaumontgeweer gewapend, en zoo nu en dan klinken er dan schoten in den omtrek van het garnizoen. Ware het niet veel beter, iederen avond een compagnie infanterie te commandeeren voor dien zeer nuttigen en ook aangenamen dienst? Zoo'n compagnie van 150 bajonetten, opgelost in groepen van vijftien man, zou heel wat meer succes heb ben, dat verzeker ik u. Nu en dan, als spion- nenberichten melden, dat er weer een „ram pok" op touw is gezet, gaat het civiel be stuur op excursie 1 Er wordt dan een troepen macht bijeengetrokken, bestaande uit politie oppassers met kapmessen en ploertendooders, verschillende Inlandsche bestuursambtenaren met jacht- en andere geweren, en als kern het bovengenoemde vliegende vendel. Een en ander staat onder de bevelen van den contro leur van politie en den schout. Net als bij het leger, moet er ook een ambulance mee van twee draagbaren met een Dokter Djawa (Inlandsche geneesheer). De geheele „colonne", zestig man sterk ongeveer, wordt dan in verschillende „dos a dos" geladen en zoo gaat men op marsch. Natuurlijk krijgen de „rampokkers" hiervan tijdig bericht en het gebeurt dan ook zelden of nooit, dat een dergelijke uiting van het gezag succès heeft. De heeren roovers lachen er wat meê en be grijpen natuurlijk evenmin als ik, waarom het Gouvernement geen beter gebruik van zijn soldaten maakt. De meeste Europeanen hebben tegenwoor dig vuurwapenen in huis en daarom gebeurt het maar zelden, dat zij van de roovers bezoek krijgen De „helden vallen veel liever hun weerlooze landgenooten aan, die zij bij verzet gemakkelijk kunnen dooden. Wat een verschil toch met de toestanden op Sumatra's Westkust 1 Daar hoort men nu nooit van die dingen. In heel Padang is slechts één beken de dief, een handige zakkenroller, Hassan genaamd, die iedereen met den vinger aan wijst als „anak gargasi". 't Is een jonge snuiter van Arabische afkomst, die zoo nu en dan eens zijn slag slaat, en als het dan bewezen is, voor een paar maanden wordt opgeborgen. De Maleiers zijn wel lui, maar ook eerlijk, dat moet gezegd worden en men kan op de Westkust met een handjevol politie best volstaan. De toestand op Batavia eischt echter dringend verbetering. Gelukkig wordt er zoo nu en dan eens een roovertje opgepikt en als dan zijn schuld maar wettig en overtuigend bewezen is, en meneer eenige moorden op zijn kerfstok heeft, dan wordt het feest voor Batavia. „Peest?" vraagt ge. Ja, want dan wordt zoo'n snuiter opgehan gen voor het Stadhuis in de Benedenstad. En alhoewel dat 's morgens heel in de vroegte geschiedt, is toch oud en jong, man en vrouw, rijk en arm, blank en bruin bij die gelegenheid present. Reeds de vorige maal vertelde ik, dat gedurende mijn kortstondig verblijf hier ter stede, drie van die moorde naars' werden opgeknoopt, terwijl op het oogenblik een Indo en bendehoofd, de heer Abrahams, op het fiat executie van den Gou verneur-Generaal wacht. Aangezien de beide terechtstellingen precies hetzelfde verloop hadden, zal ik u alleen maar van de eerste vertellen en zorgen,dat er een wel geslaagde kiek van in „de Prins" komt. Het was de eerste maal, dat ik zoo iets zou bijwonen en ik moet eerlijk bekennen, dat ik er wel wat tegen op zag. Mijn Maleische bedienden beschouwden het echter als een pretje en waren al een paar dagen vroolijk gestemd over de gratis vertooning, die hen wachtte. Toen ik hun vroeg of ze dan geen medelijden hadden met de oogen. Daarna liet hij ongevoelig alles met zich geschieden. Spoedig daarna verschenen een paar doctoren en hun helpers, om alles in gereedheid te brengen voor zyn transport naar het ziekenhuis. Hy zeide niets meer, zelfs geen enkele kreet van pyn ontsnapte er aan zijn lippen. Mis schien had hy reeds weder het bewust zijn verloren, toen men hem voorby de oorzaak van zijn ongeluk, de brandkast, droeg. Een uur later had mevrouw Hermine een bezoeker te ontvangen, aan wiens per soon zy de laatste weken zoo langzamer hand gewoon geraakt was. Het was de commissaris van politie Neu- berger, die zich door het dienstmeisje by haar liet aanmelden en wiens ernstig gelaat Hermine toeschreef aan deelneming in het zooeven gebeurde ongeluk. Het eerste woord van den beambte gold ook inderdaad den verongelukte„Ik hoor, dat uw broeder een ongeluk is overkomen," zeide hy, maar hy hield het tot haar ver wondering voor onnoodig, er een woord van medelyden aan toe te voegen, maar ging dadelijk op drogen, zakelyken toon voort„Ik moet derhalve eenige vragen, die ik tot hèm moest richten, aan u doen, Een beantwoording naar waarheid kan ik u in nw eigen belang zeer aanbevelen. Wat weet u dus van het aandeel, dat uw broeder gehad heeft in den diefstal van de vennootschap Hermine staarde den commissaris eerst een seconde lang met groote oogen aan maar dan riep ze met verontwaardiging uit „Wat moet dat beteekenen, mynheer Myn die twee kerels, die toch ook menschen waren, antwoordden ze, dat die lui blijkbaar ook geen medelijden met hunne slachtoffers hadden gehad en dat zoo'n ophanging een goed voorbeeld voor slechte menschen was. Feitelyk zeer juist gezien, wanneer de roovers maar niet zoo ijzig kalm en onverschillig hun straf ondergingen en op die wijze ten slotte nog de bewondering opwekten. Het was nog donker, toen ik wakker werd van het geloop en gerij langs het hotel. Mijn jongens waren al op en druk in de weer. Ik vlieg mijn bed uit, ga naar buiten en zie nu tal van Inlanders en Chineezen zich met bekwamen spoed voortbewegen. Het wordt dus ook voor mij hoog tijd. In een kwartiertje ben ik klaar en nu trakteer ik myn Maleiers op een doos (dos a dos) en voort gaat het in de richting der Benedenstad. Het is intusschen dag geworden en nu eerst kan men zien, hoevelen zich wel opmaken naar het Stadhuis. Verschillende Europeesche en Inlandsche ambtenaren in groot tenue met witte handschoenen aan, rijden in eigen „bakjes" ons voorbij. Dan hooren we trom geroffel en weldra passeeren we een bende, pardon een „afdeeling" piekeniers, allemaal „uit de pas," netjes in het wit en gewapend met lansen van verschillend model. Ze worden gecommandeerd door Inlanders in allerlei fantasie-uniformen, die in de verte wel iets van Indische officieren hebben. Die comman danten dragen lange sleepsabels en witte hand schoenen en voelen zich wat gewichtig 1 Het „bataljon" heeft waarachtig een vaandel ook 1 Die piekeniers nu, zijn kampongmenschen, Batavianen, welke bij verschillende feestelijke gelegenheden voor ornament moeten dienst doen, zich daartoe vrijwillig opgeven en dan vrijgesteld zijn van belasting. Propvolle stoomtrams passeeren ons, evenals equipages met Europeesche dames en heeren, die vóór hun ontbyt nog wat emotie willen genieten. Bij" de Inlandsche gevangenis op Glodok stap ik uit en laat mijn jongens alleen doorrijden. Het terrein is afgezet door „geelvinken oftewel politie-oppassers, zoo genoemd naar hun kanariegele uitmonstering. Met de brutaliteit ons „overheerschers" hier in Indië nu eenmaal eigen, stoor ik mij natuurlijk niet aan deze handhavers der orde, die mij dan ook zonder eenig protest tot aan de gevangenispoort laten doorloopen. Hier wacht mij een eigenaardig schouwspel. De twee moordenaars, geheel in het wit gekleed met een bloemenkrans om den hals, staan als rustige offerdieren geduldig te wachten tot het half zeven zal zijn. Naast hen, lachende met den cipier, zien we een schout, netjes in het zwart, de ambtspet met een zilveren band op het hoofd. Een tiental geelvinkjes bewaken de beide boosdoeneis, die met hot kalmste gezicht van de wereld om zich heen kijken en nu en dan elkaar een opmerking toevoegen. Daar komt een rijtuig, een soort van tentwagen, met twee paarden bespannen, begeleid door vijf oppassers te paard. Een wenk van den schout en kalm gaan de beide misdadigers naar den wagen, stappen in, op den voet gevolgd door dezen politie-ambtenaar en een oppasser. De tentwagen wordt daarop dichtgemaakt, aan beide zijden van het rijtuig stellen zich drie oppassers op, de ruiters trekken hun cavaleriesabels en stapvoets zet de treurige stoet zich in bewegiDg. Ik loop er vlak naast en hoor duidelijk hoe de boeven een Maleisch liedje zingen. Omstuwd door honderden Inlanders gaat het als in gedrang voorwaarts. De voorzorgsmaatregelen zijn miniem, want een bende van 40 onver schrokken kerels zou de beide veroordeelden met gemak kunnen bevrijden. Intusschen gebeurt dit niet en komen we goed en wel aan het Stadhuis. De veroordeelden gaan een poortje binnen en een hunner, de ontzaglijke menschenmassa ziende, roept nog ironisch „Banjak hormat sekali 1" [Buitengewoon veel eer 1] Ik baan mij nu een weg naar het Plein, 't Is er vol van menschen van allerlei landaard. De galg, een vierkant geraamte van zwarte balken boven een verhevenheid, werd den vorigen avond op de stoep van het Stadhuis opgericht. De beul is een oude, magere Inlander, met een dierlijk gemeen gezicht, nog gemeener dan de boeven 1 Hii staat met zijn zoon, die het vak van hem leeren moet, een boom op te zetten. Voor den ingang van het Stadhuis zien we ver schillende hooge oomes, zoowel blanke als bruine, in groot pontificaal. Door piekeniers en een peleton huzaren is een flinke ruimte om de galg afgezet en daarachter verdringt zich de kijkgrage,'vroolijke menigte. Eindelijk, 10 minuten voor zeven, zie ik de veroor deelden welr. Langzaam treden ze naar buiten. Op hun gelaat nog steeds geen spoor van ontroering 1 De Hoofddjaksa (Inlandsche officier van justitie) leest hun het vonnis voor, net of de kerels niet reeds weten, dat ze er aan gelooven moeten. De kleinste van de twee bedankt met een buiging voor de beleefde kennisgave en daarna worden ze naar het schavot gebracht. Met vasten tred gaan ze, de handen op den buik gebonden, naar boven, komen onder den dwarsbalk met ijzeren haken te staan, en laten zich dood bedaard den strop om den hals binden, ze krijgen gen witten doek over het hoofd ongelukkige broeder zou „Kalmte s.v.p., geen onnoodige opwin ding, mevrouw Winter. Uw broeder heeft vandaag aan den advocaat Schröder als borgtocht voor de gewenschte vryheid van juffrouw Martha Winter een som van tien duizend mark gestort en dat wel in bank noten, die dezelfde nummers dragen als op onze lyst staan aangegeven, en die dus onge twijfeld afkomstig zyn uit de beroofde brandkast van de vennootschap. Zyn mede plichtigheid in den diefstal is dus voor ons zeker en er is alleen nog maar sprake van het vaststellen van den loop der zaken. Hoe bereidwilliger u ons daarbij helpt, des te voordeeliger zal dat voor u zeiven zyn." De nadruk, dien de commissaris op zyn woorden legde, en de blik, waarmede hy haar aanzag, konden Hermine er niet over in twyfel laten dat hij haar voor de mede schuldige aanzag, en zy gevoelde zich plotse ling door een onstuimigen angst aangegre pen, dat hy wellicht gekomen was om haar af te halen en meê te nemen naar de ge vangenis, waarheen ze haar schoonzuster had zien brengen. En niet deze angst alleen, maar in niet geringere mate een opwelling van ijverzuchtige woede bepaalde haar ge dragslijn voor het volgende oogenblik. Dus dat was zyn broederlijke liefde, waarop zy al haar hoop gevestigd had 1 Terwijl hy haar met byna brutale oprechtheid te ver staan gaf, dat zy met een bescheiden aal moes genoegen moest nemen, juist toerei kend om haar een kommervol bestaan te verzekeren, aarzelde hy geen oogenblik om voor die andere een som van tienduizend mark het venster uit te werpen. Op dat oogenblik was ze er niet ver af, ook hem te haten, en veel ijveriger dan ze het zonder plotseling valt het valluik onder hun voeten weg en ze hangen Een kwartier daarna constateert de dokter den dood. De lijken worden daarna neergela ten, in draagbaren gelegd en weggebracht. Het heeft op niemand indruk gemaakt. Alken hoor ik hier en daar de opmerking „brani 1" (flink, moedig). Aan de gerechtigheid is voldaan 1 Lt. Clockener Brousson, b.d. Batavia, 26 Mei 1908. Men schrijft van de Belgi- sche grenzen aan de N. R. Ct. Sinds vele jaren heeft België gemeend, zijne grenzen te moeten sluiten voor den in voer van levende varkens uit ons land. Niet omdat onze varkens, evenals het rundvee, lijden aan mond- en klauwzeer of „verdacht" zijn van tuberculose, maar omdat zij eene ziekte zouden kunnen overbrengen, waarvan de naam mij maar niet wil invallen. Geluk kig leden onze grensplaatsen even weinig door het verbod van invoer als onze varkens onder de ziekte, wier naam mij ontsnapt is. Zware karrevrachten varkens werden, zelfs op klaarlichten dag, over „de schreef" gevoerd, en het scheen, dat de douanen zooveel te doen hadden met de gangen der rundvee smokkelaars na te gaan, dat ze niet bemerk ten, hoe ten allen tijde vette varkens en vooral biggen in groote hoeveelheden België binnen trokken, waar ze welkom ontvangen werden. België toch, dat zelf jaarlijks een groote hoeveelheid geslachte varkens uitvoert, heeft steeds behoefte aan levende varkens, wijl de Vlaamsche landbouwers zich meer op het vetmesten, dan op het fokken toeleggen. In den laatsten tijd kwam er eene kleine verandering. De heer Fr. van Brussel, land bouwer-afgevaardigde, maakte in de Kamer van volksvertegenwoordigers de ministers van landbouw en van financiën opmerkzaam op die uitgebreide smokkelarij van var kens. Hij stelde voor, op de varkens den zoogenaamden inventaris toe te passen, zoaals die ook op het rundvee bestaat. De minister beloofde de zaak eens te onderzoeken en het gevolg was, dat er aan de grens ge durende eenige dagen wat meer gelet werd op den smokkelhandel in varkens. Eenige personen werden bekeurd, enkele partijtjes varkens in beslag genomendoch spoedig volgde weer het oude gangetje. Behalve levende varkens, gaan er vooral in de laatste maanden, nu in België het rund vee steeds schaarscher wordt en de prijzen blijven stijgen, vele geslachte varkens uit ons land naar onze zuidelijke naburen. Geslacht vleesch toch mag vrij ingevoerd worden. Al leen is het aan strenge keuring onderworpen, want, zooals bekend is, bestaat in België de verplichte vleeschkeuring. Daar mag geen vleesch verhandeld worden, of het moet eerst door een veearts onderzocht zijn, die bij goed keuring er een kenmerk op plaatst. België zelf drijft een levendigen handel in varkens. Volgens de laatste telling zyn er in dat land 1.700.000 varkens. Deze worden ge slacht óf voor eigen gebruik, óf voor de ver zending. Het uitgevoerde vleesch is bestemd voor Engeland en Frankrijk. In het vorig jaar bedroeg die uitvoer 6.427.896 kg. tegen 4.976.295 kg. in 1901. De uitvoer naar Enge land blijft steeds sterk toenemen, die naar Frankrijk daalt aanmerkelijk. Niet alleen versch vleesch, maar ook gezouten en gerookt var- kensvleesch wordt uit België in groote hoe veelheden uitgevoerd. Deze verzending be draagt jaarlijks circa 5 miilioen kg. Wijl Amerika in de laatste jaren ontzaglijke mas sa's gezouten vleesch naar Europa 6tuurt, neemt de Belgische verzending merkelijk af. Door den handel met België wordt, zooals boven reeds met een enkel woord is gezegd, in onze zuidelijke provinciën veel aan varkens- fokkery gedaan en de boeren, die er zich op toeleggen, maken over het algemeen goede zaken. Biggen van 6 8 weken worden hier aan de grenzen geregeld opgekocht voor flinke prijzen, variëerend tusschen 20 en 26 francs. Rekent men, dat een zoogvarken gemiddeld 10 tot 12 stuks biggen ter wereld brengt, dan kan in korten tijd 200 tot 800 francs ont vangen worden. De varkenskweekerij Is dus hier voor velen van zeer groot belang, te meer nog, wijl het varken gemakkelijk met de ondermelk der boterfabrieken, of de karne melk der boerderij gevoederd kan worden, welke voor andere doeleinden minder goed is te benutten en door deze aanwending be langrijk in waarde stijgt. - WIERINGEN. Begunstigd door prachtig weder, maakten de leerlingen der 6e en 6e klasse van de school te WESTERLAND dezer dagen een uitstapje naar Amster dam. Na eerst de „Artis" te hebben bezocht, maakten ze per tram een ritje door de stad. Op den „Dam" werd uitgestapt. Hier werd hun aandacht gevestigd op het Koninklijk paleis en andere merkwaardigheden, en ver volgens bezochten zij het „Wereld-Panorama". Daarna ging het langs den „Nieuwendijk" naar het station. Opgetogen van vreugde deze beweeggrpnden zou hebben gedaan, deed ze nu alle best elke verdenking eener gemeenschap tusschen haar en haar broeder van zich af te werpen. „Ik weet niet," verklaarde zij, „waar die tienduizend mark vandaan komen, en ik zweer u, dat het my geen oogenblik in het hoofd is gekomen, dat myn broeder in gemeenschap zou hebben gestaan met myn man. Maar ik houd het niet voor on mogelijk, vooral nu ik gewoon ben geraakt om het dolste voor mogelijk te houden." „U weet dus niets vroeg de commis saris twijfelend. „Het is u dus ook niet bekend, waarom uw broeder indertjjd naar Amerika is gegaan, en hoe het met zyn vermogen gesteld was, toen hy hier terug-1 kwam „Hy week het land uit, omdat hy een jeugdige onbezonnenheid, een dwaasheid had begaan, die myn vader hem niet ver- geven wilde, en „Kon deze jeugdige onbezonnenheid ook het maken van een valsphen wissel zijn, j mevrouw Winter „Daar u het weet, waarom vraagt u er dan naar Ik kan u niets bepaalds zeg gen, want ik was toen nog een kind. En wat de fortuin van myn broeder betreft, toen hy uit Amerika terugkwam, ook daar van weet ik niets. Het scheen, dat hy niet onbemiddeld wasik heb er echter uit zyn mond geen woord over gehoord." „Uw broeder is vandaag in Breslau ge komen en is direct van het station naar hier gegaanzyn bagage moet zich dus hier bevinden. Kan ik die zien Hermine wilde heengaan, om den hand koffer te halen, maar de politiebeambte hield haar terug, werd thans de terugreis aanvaard. Dat allen volop hadden genoten, getuigde hunne opge wektheid. Lustig zingende, kwamen ze ruim 8 uur weder in de haven te Wielingen aan. Een zonderling heerschap. Een zonderlinge poging tot oplichterij is Donderdag te HAARLEM beproefd, die ge lukkig geen, of althans geen ernstige gevol gen heeft gehad. Tegen den middag vervoegde zich in het kleedermagazijn „Le tailleur modern" In de Kruisstraat alhier, een als heer gekleede man, die voorgaf te zijn de zoon van den heer Van Wickevoort Crom- melinVan Lennep te 's-Gravenhagc. Hij was pas uit Amerika teruggekeerd, had op de wedrennen f8000 verloren en zat nu zonder geld. Hij verzocht nu, of men voor hem een telegram wou betalen, waarvan hij den tekst zelf opgaf, en dat het verzoek aan den heer v. W. C. te 's-Hage inhield om dadelijk een postwissel van f100 te zenden, te adresseeren aan „Le tailleur modern." Hij zou 't geld over eenigen tijd komen halen, wat „Alexander," zooals hij zich genoemd had, dan ook beproefde, doch er was niets ge komen. Toen echter vond men zijn handelin gen zoo verdacht, dat men de politie waar schuwde, die „Alexander" in den winkel op wachtte, doch hij liet zich niet meer zien. Een bediende van de firma begaf zich naar het station, waar hij „Alexander'juist snapte, gereed om in den trein naar Rotterdam te stappen. Aangehouden, ontkende hij van het telegram iets te weten, doch bleef volhouden A. v. W. C. te heeten. In zijn bezit was toen eenig geld, een wandelstok met zilveren knop en een zilveren horloge, wat hij bij het be zoek aan de bovengenoemde firma niet had gehad. Hij gaf voor, den stok van een lood- gietersjongen te hebben gekocht. De door hem als verkooper aangewezen jongen ontkende dit. De politie rekende daarop onzen zonder lingen vriend in, en meent reeds zijn iden titeit te kunnen vaststellen. De aangehoudene moet een bewoner zyn van de St. Jansstraat te Amsterdam, gehuwd en vader van drie kinderen. Een eigenaardig feest. Woensdag is te MAARSSEN feest gevierd ter eere van de honderd-jarige weduwe Kleen—Stroom. Het vrij krasse weeuwtje nam deel aan een rijtoer in open rijtuig in den stoet volgden ook in rijtuigen niet minder dan 28 ingezetenen van Maarssen, allen boven de 80 jaren. Aan al deze oudjes werd een diner aangeboden en daarna een concert door Maarssen 's Fanfarekorps en vuurwerk. Uit DEN HAAG meldt men: De 16-jarige zoon van een der Hongaarsche prinsen in het Kurhaus te Scheveningen ge raakte door eigen roekeloosheid, ondanks ernstige waarschuwing van den bediende, met het hoofd bekneld tusschen de lift en den deurpost van de tweede etage, waardoor de uittree-plank brak en de knaap naar be neden stortte. Een schedelbreuk maakte ter stond een einde aan zijn leven. Nemen. In een kosthuis las men de volgende aan kondiging Hier neemt men kostgangers by den dag, bij de week of bij de maand. Zij die niet betalen, neemt men bij den kraag. „Wy zullen te zamen gaan, wanneer het u goed is, mevrouw. Maar tevoren zou ik u nog wel eens beslist willen vragen, of u my niet iets heeft meê te deelen. Al heeft uw broeder u niet tot zyn ver trouwde gemaakt, hy zal u vóór zyn over brenging naar het gasthuis, toch wel een weDk hebben gegeven. Ik herhaal uge moogt niets verzwygen, al schijnt het u ook van weinig beteekenis toe." Besluiteloos aarzelde Hermine nog een paar secondendan echter zegevierde de zorg voor eigen veiligheid over haar zusterlyke gevoelens. „Ja, hy heeft my een opdraoht gegeven", zeide zy, „maar ik geloof niet, dat die op eenigerlei wyze in betrekking kan staan met dat, wat u hem ten laste wilt leggen. Want mijn broe der droeg my op, er vooral zorg voor te dragen, dat de door hem gekochte brand kast in zyn afwezigheid niet geopend werd." „Zoo Was dat alles „Ja. Dat wil zeggen later verzocht hy my nog, de beide zich in zyn koffer bevin dende sleutels zorgvuldig te bewaren, want zy behoorden by het door hem gehuurde vak van een Berlijnsche bank, waar een i groote som gelds, aan anderen en hem toe- behoorende, bewaard lag." „Nu, ik denk dat deze mededeelingen gewichtig genoeg zyn. Laten wy dien belangrijken handkoffer eens gaan nakijken." Mevrouw Hermine's oprechtheid had i haar niet voor de gevreesde gevangen neming kunnen bewaren. En terwy'1 zij j voor den rechter van instructie herhalen I moest, wat zy reeds tot den commis saris had gezegd, keerde deze laatste met Alkmaar. twee slotenmakers naar het gebouw van de vennootschap terug. Want de door den verongelukte midden in zyn vreeselyk lijden uitgesproken wensch leek den heeren gewichtig genoeg, oin een samenhang tusschen de plaats gehad hebbende misdaad en den koop van de brandkast te zoeken. Misschien hadden de dieven daarin een deel van hun buit ge borgen om zich daarvan in de toekomst op de eene of andere manier te verzekeren. In elk geval scheen spoedig openen van de kast onder deze omstandigheden als ge boden en de commissaris verzocht den directeur-generaal, dit onderzoek als ge tuige by te wonen. De aan zulke werkjes gewoon zijnde werklieden hadden de ongelukskast zonder veel moeite op den rug gekanteld en de slotenmaker verklaarde na een kort onder zoek „Het is zeer soliede, echt ouderwetse!1' werk, dat men voor ongeveer dertig jaar gemaakt heeft. De deur is voor de be scherming tegen het vuur, dat by ®en brand naar binnen zou kunnen slaan, ge" heel luchtdicht gemaakt. Eu zelfe bet sleutelgat is door een buitengewone veer luchtdicht gemaakt. Wanneer we die veer ter zijde kunnen duwen is de rest van het werk spoedig gebeurd." Sy ging met zijn mannen aan bet werk en het gelukte hem na korten tyd, die veer door voorzichtig boren te verwijderen. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 14