Jndisrftc lltttiinihHni. feuilleton. Zondag J2 Juli 1903. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 7 Juli 1903. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. 34. De afschaffing der Staatsloterij. Mater tal van 47ste Jaargang. No. 3852. Gewoonlijk is het eerste gerecht, dat wordt voorgediend: „uitspraken". Daar we dit scho teltje echter de vorige week reeds hebben gepresenteerd, sullen we nu maar met de deur in huis vallen en met beklaagde no. 1 de rij openen Onder ge'eide van den rijks-veldw. Van der Molen werd dan als beschuldigde primo voorgebracht: Mejuffr. Aukje Peters, eeue eenigszins bekende persoonlijkheid uit Noord-Hollands noordelijkste punt, (van 't vaste land,) Den Helder. Zij is getrouwd ge weest met den sergeant-constabei v.d. Bergh, die echter zijne echtgenoote heeft verlaten, zoodat zij thans onbestorven weduwe is. Toen ze nog op vrije voeten was, schijnt Aukje er zoo'n soort bierhuisje op na te hebben ge houden, terwijl ze overigens nog een minder eerbaar beroep uitoefende. Thans legeert mejuffr. Peters, vroeger: v. d. Bergh—geb. Peters, als gedetineerde in 't huis van Bew. te Alkmaar, als een klaarblijkelijk bewijs van groote erkentelijkheid voor de dien sten, die zij den 'lande blijkbaar wilde bewijzen door een horloge van een harer bezoekers iD te pikken. Op Zondag 17 Meijl. kwam n.1. Pieter Zwart, een 34-jarig visscher, in gezelschap van een paar kameraden bij Aukje aan den Kanaalweg No. 20. Piet was in 't bezit van een nikkelen horloge met ketting en toen werd Aukje verliefd, d.w.z. niet op Piet, maar op z'n mooie „ktokkie". Toen Piet met z'n vrienden arriveerde, was er ook al een drietal personen bij Aukje, zoo dat deze zich geenszins in de eenzaamheid verveelde. In den loop van den avond gingen de overigen weg, zoodat Pieter met Aukje overbleef en hij (Piet) „om zeep" ging, met 't hoofd op de tafel. Aukje zat vlak naast hem. Hoe 't nu verder toeging, is niet precies weer te geven, maar zooveel is zeker, dat 't nogal een vroolijke boel moet zijn geweest en dat genoemd avondje wei veel van een dronkemanspartijtje heeft weg- gekregen. Pieter Zwart echter was bij z n ontwaken zijn remontoir-horloge kwijt en als „man van de klok" wilde hij zulk een verlies niet dulden, zoodat hij, na ijverig zoeken 't ding niet kunnende vinden, naar buiten is gegaan en vervolgens de politie met 't door hem geleden verlies heeft in kennis gesteld. Nu kwam op 18 Meijl. een zekere metselaar, "W. Bol', bij Aukje op visite en rekte dezelve tot den volgenden dag.Reeds vroeg kwam er nieuw bezoek en toen zei Aukje (schijnbaar verrast) tegen Rol, (nog present)„kijk, daar aan den stoel hangt een horloge." 't Bezoek, in den persoon van Johannes Snijders, van beroep „soldaat," nam 't horloge even in handen en zei„hé, 't is een zilverenwaarop Aukje hem happig toebeet„zeg, je moet 't stil laten hangen; anders waarschuw ik de politie Snijders, die nogal goed bekend schijnt te wezen met Aukje, heeft haar dan verder ook geen aanleiding gegeven om er de „pelisie" bij te halen. Ter aanschouwelijke voorstelling werd heden op de zitting door den Pres. een stoel met rieten mat verlangd, teneinde eens te zien, hoe het bewuste horloge wel aan zoo'n meubelstuk was komen hangen, welk verschijnsel Aukje's „verrassing" in den vroegen morgen zoo gaande maakte. Nadat de „voorstelling" (die door de EdelA. Heeren Rechters, zoowel als door 't publiek met onverdeelde aandacht werd gadegeslagen) was afgeloopen, ging 't verhoor verder door. 't Komt in 't kort hierop neer Snijders is met Aukje even „aan den wandel" geweest. Ze had, volgens S'. verklaring, zeker wel al 100 maal gezegd „ik zon hier 't boeltje wel willen opdoeken en dan naar Amsterdam gaan." Om aan dat voornemen gevolg te kunnen geven, had Aukje heur „boeltje tot een bundel gemaakt en vastgeknoopt, in welken bundel zich o. m. „toevallig ook 't bewuste horloge bevond, terwijl een gedeelte van een deken in bovenbedoeld pak zichtbaar was. Op deze wandeling vroeg Aukje aan haren metgezel, of hij ereis even haar pakje wilde dragen en Snijders heeft zeer hoffelijk, zooals dat een flink lands verdediger betaamt, dit verzoek ingewilligd. Bij de herberg van Rolmeier gekomen, viel 't horloge zeer verraderlijk uit 't pak en zekere Ariën Masséus, een stoker bij de Marine, inmiddels ook ten tooneele verschenen, 't horloge ziende, zei„dat 's een mooi klokje waarop Aukje hem toevoegde „geef hier, 't is het mijne." Vervolgens is 't ding op last van bekl. door zekeren Willem Remmers [een schoenmaker en kaartlegger Roman van A. 0. KLAUSZMANN. 0-0-0 Juist wilde Hermine haar broeder van den tweeden Hamburger brief vertellen, die gister ook haar was getoond en dien zij, in tegenstelling met Martha, beslist voor echt had verklaard, toen het dienstmeisje de kamer binnenkwam. „Neem mjj niet kwalijk, mevrouw, maar mijnheer de directeur-generaal laat vragen, of u misschien ook weet, waar de sleutels zijn van de drie oude brandkasten, die op den corridor staan. Er is daar iemand, die ze graag zou willen koopen. Maar hjj wil ook de kasten van binnen zien en de heeren weten niet, hoe zij ze moeten open- krijgen." „Daar kan ik ze jammergenoeg óók niet aan helpen", zeide Hermine. „Ik heb mjj nooit om de sleutels van mjjn man be kommerd. Maar ik meen, dat hjj ze allen aan één sleutelring had en dien zal hij met de sleutels van de groote, nieuwe brand kast hebben meêgenomen. Zeg tegen den directeur-generaal, dat ik hem tot m\jn spijt onmogelijk kan helpen." Haar broeder was opgestaan en op het dienstmeisje toegetreden. „Zyc die brand kasten te koop Heb ik je goed verstaan vroeg hij belangstellend. «Ja, de ouden, die op den corridor staan, ook een combinatie van belang !J naar den lommerd gebracht voor f 2.50, hoewel Aukje, die een beetje sikkerig was, 't droom beeld had, er f 4.voor te zullen speren. Later heeft ze nog wat suiker en sigaren laten halen, [van welke laatste zij er heel dapper een heeft opgestoken Emancipatie en Remmers heeft 10 Holl. centen gekregen voor z'n gang naar „oome Jan," eigenlijk naar Jochem Mannheim, wonende a.d. Loods- gracht. We zullen 't soms wel amusante getuigenverhoor niet weergeven, [daar dit te veel ruimte in beslag zou nemen] en alleen nog vermelden, dat Aukje tamelijk hard nekkig ontkende. De O. v. J., Mr. Carsten, kon zich met Aukje's ontkenning echter volstrekt niet vereenigen, op grond van de verklaringen der respectieve getuigen. Een en ander „in onderling verband en samenhang beschouwd", was 't naar Z.E.G.'s meening vermoedelijk Aukje's plan geweest, 't horloge in 't pak goed meê te nemen naar Amsterdam en daar hetzelve te verkoopen, 't geen nu mislukte, doordat 't „klokkie" uit het bun deltje viel en ze 't nu maar in Den Helder heeft laten beleenen en een gedeelte van de opbrengst tot zich heeft genomen. Wegens verduistering eischt de O. v. J. tegen bekl. 4 maanden gev. Haar verdediger, Mr. A. Prins, oordeelt, dat er geen bepaalde aan wijzingen zijn, waaruit schuld is te distilleeren. Verder vindt Z.Ed. de verklaringen van Aukje geloofwaardiger dan die van de getuigen en daar volgens de meening van Mr. Prins hier 't wettig en overtuigend bewijs niet is geleverd van 't aan bekl. ten laste gelegde, verzoekt de verd. vrijspraak voor zijne cliënte. 't Volgende, de handelende personen met de Justitie in aanraking brengende misdrijf is door 3 jonge kereltjes in vereeniging ge pleegd, [allen verpleegden in 't rijksopvoe- dings-gesticht te Alkmaar. Wouter Visser, 16 jaar, fungeerde heden als 1ste bekl., Elias Cohen, 17 jaar, als 2e bekl. Beiden zijn gedetineerden in 't H. v. Bew. te Alkmaar. De 3e medeplichtige, Marinus de Haan, is niet present als bekl. hij is thans ged. te Medemblik. De heeren De Haan en Visser nu waren op 26 April jl. zoo brutaal om door een raam in het kantoor van den directeur van genoemd gesticht [den heer Johannes Christianus Engelbertus Mühlmeis- ter] te klimmen, terwijl Cohen, met 't oog op eventueel onraad, op post stond. Toen 't tweetal binnen was, gingen ze eens aan 't snuffelen en vonden in een kast tegen den muur een ijzeren geldkistje. Daar de jonge heeren 'c plan hadden, eenig geld van den Directeur weg te nemen, was het hun een doorn in 't oog, dat dit ijzeren geldkistje gesloten was, terwijl ze 't geld konden hooren rammelen. Hun geldwegnemers-plannetje dreigde dus belemmerd te worden, maar 't toeval wilde dat ze een stok van een bewaar der [een knoet, zooals Visser zei] vonden, alsmede een pook. Daar ze nog ongerou tineerde inbrekers zijn en in bedrevenheid bij de klanten van een Lammertje Zondag nog verre ten achter staan, waren ze niet van loopers of valsche sleutels voorzien en moesten zich dus met dezen knoet en pook behelpen. Maar ze wisten zich te redden. De pook werd onder 't deksel van de kist gestoken, toen sloegen ze met den knoet den pook er verder onder en na een poosje tobbens was de kist overwonnen en de zege aan de zijde der aanvallers, die eene som van f 23.25 wegnamen, en vervolgens deelden, terwijl er nog wat geld door hen is bestopt ook. 't Opengebroken geldkistje met zijn inhoud behoort aan 't rijksopv.-gest. te Alk maar, zoodat de brutale jongens feitelijk de genoemde som hebben ontvreemd aan hunne medeverpleegden, of eigenlijk aan 't rijk der Nederlanden. De direct, v. h. gest. was op 26 April jl. afwezig, zoodat op dezen dag de onder-direct., de heer Jan Kootsma, 't beheer over bureau en gelden had. Zaterdagavond 25 April vóór de wegname van het geld had Kootsma nog geverifiëerd en den boel precies in orde bevonden en Zondags vond hij de geldkist opengebroken en meteen constateerde hij een tekort van f 23.26. Volgens den direct, v. h. gest. is Visser een jongen, die zich zeer slecht gedraagt en een veinzend karakter heeft. Cohen is van een zwak karakter en kon best op den verkeerden weg worden gebracht. De O. v. J., overwegende, dat de een-slecht- karakter-bezittende Visser van kwaad tot erger komt, acht een strenge straf noodig en requireert tegen Wouter Visser wegens diefstal 9 mnd. gev. en tegen Elias Cohen voor zijn medewerking aan den diefstal 3 mnd. gev. Als verdediger trad op Mr. Kraakman Jr. (die tamelijk doof schijnt te zjjn], die voor Cohen een lichte straf vroeg op grond van diens zwak karakter en 't feit, dat hij als niet zoo slecht beschreven wordt als Visser. De volgende bekl. kan, wat zijn jaren aan gaat, wel overgrootvader zijn van de vorige jonge rekels. Pieter Tuinman, geb. en wonende te Alkmaar, is reeds 71 jaar en 2 maanden oud, ongerekend nog de dagen en uren, die Z.Ed. moeten verkocht worden." „Dan moet ik toch even gaan kijken", wendde hij zich tot zijn zuster. „Ik heb er een noodig en als ik deze nu billijk koopen kan, kan ik het zaakje dadelijk afhandelen. Verontschuldig mij een oogen- blik, ik ben dadelijk weer bjj je." Zonder hoed verliet hij de kamer. Van het eind van den gang klonk een schel dende stem. „'t Is een verduivelde geschiedenis, wan neer we die oude kasten met geweld moe ten openbreken. Maar ik kan je ook eigen lijk niet kwalijk nemen, dat je geen kat in den zak wilt koopen, Priewer. Heelt de schavuit de sleutels meêgenomen, dan bljjft ons niets anders over, dan een paar slotenmakers te halen uit de brandkasten- fabriek." Hij zweeg plotseling, want eensklaps stond George Miller tusschen hem en een kleinen, ontevreden kijkenden man, die blijk baar degene was, die de kasten koopen wilde. Over het plotseling verschijnen van den Amerikaan, die door Winter vroeger aan den directeur-generaal was voorgesteld geworden, was deze zeer verwonderd. „Wat drommel, gij duikt op als een theaterspook, dat door een valluik te voor schijn komt. Maar wanneer u gekomen is om uw arme zuster wat te troosten, zal ik u in 's hemelsnaam dezen schrik maar ver geven. Maar dat hadt ge wel wat vroeger kunnen doen." „Zaken hielden mij tot mijn groote spijt in Berlijn. Ik ben juist zooeven aangeko men en ik zou u in den loop van den dag een bezoek hebben gebracht om u te be danken voor de grootmoedigheid, waar mede u mijn zuster hebt behandeld." daarboven telt. Deze sinjeur is ook al een gedeti neerde in 't huis van bew. te Alkmaar. (Daar komt vandaag nogal zoo'n variante verzame ling vandaan). Tuinman vroeg op 8 Juni j.1. in bedelende houding, eerbiedig met de pet in de hand, aaa den politie-agent P. Grondsma om een paar centen, daar hij 't zoo arm had. Naar aanleiding hiervan werd voor Pierre 2 dagen hecht, geëischt met opzending naar de rijkswerkinrichting voor den tijd van 2 j. en 9 maanden. [Dat is de moeite nog al). Thans komt er aan de ordeeen eenden- historietje, waarin niet minder dan 3 beroemde Europeesche eendenspecialiteiten als deskun digen optreden, n.1.de heeren Tennis Sint, Pieter Bos Cz. en Arie Voorhout. Op 19 Nov. 1902 ging de WelEd. heer Jan Rol Jz. (een 62-jarig arbeider, tevens eendenhouder, te Krommeniedijk) eens uit om z'n eendjes te zoeken. Rol heeft een eendenhok en -loop, beiden van „schalen" gemaakt. Op 's Presi denten vraag, of 't hok wel behoorlijk dicht was, antwoordde Rolja, ziet u, voor 'n mensch is 't wel dicht, maar voor een eend, dat weet ik niet precies. Enfin Hij vertelde verder, dat zijne eenden zijn gemerkt met een T. Nu wilde 't toeval, dat Rol zijn een den vond op één na. Deze baarde den eige naar zeker onrust en in ieder geval, men wil ze ook thuis hebben. Nu woont er te Uitgeest een 29-jarige Heidensche Piet, o neen, Pieter Heide beet hij 't is een vee houder, die ook eenden „houdt." Rol herkende op een gegeven oogenblik zijn vermisten woerd onder Heide's eenden en nam 't beest op, tegen H.'s vrouw zeggende: ,,'kNeem dien woerd mee hoor! Die is van mij, en datgaat zoo ook niet goed 1" Neen, goed ging 't zoo ook niet. 't Heeft dan ook allen schijn, alsof de door Rol vermiste woerd door Heide was ingepikt met 't doel, 't dier zich weder rechtelijk toe te eigenen, terwijl 't vee- en eenden hou dertje nog zoo brutaal is geweest, om door 't merk van Rol een ander merk aan te brengen. Dit merk bracht Pieter ech ter ook al een beetje in de klem, want een der 3 deskundigen, de Assendelfter koopman P. Bos Cz., verklaarde, dat hij (Bos) indertijd 52 eenden en 2 woerden voor Heide heeft gekocht en nk den koop, in 't begin van Febr. '02, voor dezen heeft gemerkt. Deze merken zijn dus meer dan een jaar oud en daarom wel van 't merk te onderscheiden, 't welk Heide veel later op Rol's woerd heeft aangebracht, daar dit nog eenigszins versch ziet. Rol had vandaag voor alle zekerheid den woerd in een hengselbennetje zorg vuldig verpakt, meegenomen en toonde 't beestje in quaestie aan de Ed.A. heeren, die met veel belangstelling naar 't merk van 't diertje keken,'t welk Rol, [onderwijl 't mandje tusschen zijne beenen houdende,] hun zeer ge dienstig aan alle kanten liet beschouwen, ter wijl deskundige No. 1, de 61-jarige T. Sint, er leukjes met de handen in zijne „dizakken" bijstond. Achtereenvolgens moesten de des kundigen hun advies laten hooren en Rol is dan ook herhaaldelijk met z'n eendvogeltje voor de balie gecommandeerd, teneinde 't corpus delicti te vertoonen, welk een en ander soms een aardige groep vormde. Wel waren we ernstig beducht, dat de woerd dit gefemel een beetje moede zou worden en dientengevolge pogingen in 't werk zou gaan stellen om „uit handen te raken", maar die vrees bleek gelukkig ongegrond te zijn- Mis schien was 't zwemvogeltje wel „korwiekt". 't Zou anders niet onaardig zijn geweest, wanneer 't beestje, voorstander zijnde van de leus„leve de vrijheid eens aan 't vlie gen was geraakt. Dan zou 't geweest zjjn, als eertijds bij Jan Steen„leven in de brouwerij." Maar we raken zoo van ons apropos af. In eene zeer eigenaardige, diep zinnige en ingewikkelde [voor ons, leeken, totaal mysterieuze] vergelijkende eendenmer- ken-statistiek kwam 't verschil van meening tusschen de heeren Rol en Voorhout nog al uit. De eerste vond, evenals P. Bos Cz., den woerd jong. en Voorhout dacht, dat 't een tamelijk oude was. Inmiddels, bekl. ontkende nogal hardnekkig, maar werd toch door den Pres. aardig vastgepraat. De O. v. J. eischte tegen bekl. wegens diefstal 1 maand gev. De overige zaakjes hebben weinig om 't lijf, we kunnen dus nu wel kort zijn. P. J. Prins, visscher te Den Helder, is op 1 Juni jl. wederspannig geweest tegen den agent van politie J. F. Jaques. Toen laatstgenoemde den 19-jarigen visscherman wilde arresteeren [Prins was best sikker], slingerde deze den beambte een aantal grofheden en bedreigin gen naar 't hoofd, die meer dan bar waren, en verzette zich bovendien ook heftig. Bekl. herinnerde zich weinig van 't voorgevallene, (zoo dronken geweest Alleen weet hij nog van 't arrestantenhok af, waarheen hij door Jaques werd gebracht. Zóó schandalig heeft Prins zich aangesteld, dat de O. v. J. het noodig achtte, eventjes 45 dagen gevangenis straf tegen bekl. te eischen. Dat is de moeite nog ereis Joh. Ger. Duineveld, een ongev. 14-jarige Alkmaarsche jongen, gooide op 31 Mei jl. eenige glasruiten kapot in de fabriek van de firma W. F. Stoel Zn. te Alkmaar, staande „Och onzindat doet de vennootschap, niet ik. En wanneer u mij een genoegen doen wilt, praat me daar dan niet meer over, want het is geen genot, aan dergelijke fatale geschiedenissen herinnerd te worden. Brengt ge den sleutel De laatste vraag was tot het dienstmeisje van mevrouw Winter gericht. Toen ze de boodschap van haar meesteres had overge bracht, schudde de oude heer geërgerd het hoofd. „NatuurlijkDat had ik wel kunnen denken. En die aartsluiaard van een Bartel laat zich vanmorgen ook niet zien. Bij moest toch al reeds een kwartier op zijn post zijn. Zou hij de hoop om hoofd-boek- houder te worden, hebben laten varen Spitsboeven worden het ten «slotte toch allemaal, wanneer men ze niet scherp in het oog houdt en op de vingers kijktmaar men mag toch van ze verlangen, dat ze op tijd zijnWe zullen dus wel moeten besluiten om de oude ijzeren kast met ge weld open te breken." De kleine mjjnheer Priewer knikte. „Het doet me leed, mjjnheer, dat ik u zooveel moeite moet veroorzaken. Maar een groote winst is er met dergelijke kasten niet te behalen en wanneer ik dan niet eens zien kan, hoe de constructie is „Mag ik mij een vraag veroorloven, mijn heer vroeg George Miller. „Ik zie, dat er sprake is van den verkoop van deze drie kasten en ik zou wel gaarne willen weteD, of de heeren het reeds eens waren gewor den. Want eigenlijk was het mijne bedoe ling, zelf een bod op deze grootste hier te doen." „U vroeg de directeur-generaal ver wonderd, terwjjl de kleine mijnheer Priewer, aan den Elandswal. Toen de ag. v. pol. P. Grondsma den baldadigen jongen hieromtrent ondervroeg, zei deze„ik heb 't gedaan en wist ook wel dat ik 'tniet mocht doen". [Ook fraaiOverigens schijnt dit ventje toch niet slecht, bekend te staan. Toen de heer W. F. Stoel Jr. voor 't getuigenhekje stond, vroeg de Pres.„U woont te Rotterdam Ziedaar de kracht der gewoonte. De Pres. [Mr. Mulder] toch, dit vergaten we bijna te zeggen is uit Rotterdam naar Alkmaar gekomen en nu hadden we de eer, Z.E.A. als nieuwbenoemden Pres. in de strafzaken voor 't eerst in functie te zien, en te hooren, hoe een oogenblik de vorige standplaats, [Rotterdam] Z.E.A. in de war bracht. Tegen den jeugdigen bekl. werd wegens opzettel. verniel, f 3.boete geëischt, subs. 6 dagen hecht. Ten slotte kunnen we nog mededeelen, dat Ariën Vlaar van Andijk, [lang geen onbekend exemplaar,] 't der politie weer eens lastig heeft gemaakt, zoodat hij op 24 Juli j.1. is gedagvaard. Als we heden, [ondanks den bul derenden wind,] goed hoorden, was Arie met kermis weer knapjes dronken (dat gebeurt wel meer) en schold de Andijker politie-agen- ten uit voor schooiers, omdat hij, op verzoek van den kastelein Smit uit 't lokaal verwij derd zijnde, er weer in wou en dit niet mocht van de dienaren v. d. H. Hermandad. Razen en schelden deed Arie, en vloeken, geen ge brek Wegens eenv. beleed, eischte Mr. Car sten tegen bekl. [die werkelijk zeer slecht staat aangeschreven] 15 dagen gevang. Alle uitspraken heden over 14 dagen. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. XVHI. Thans wil ik u eens een denkbeeld geven van Batavia, de Koningin van ons Oosten Gemakkelijk is het niet, want de steden hier in Indië zien er nu eenmaal geheel anders uit als Europeesche. We zullen het echter toch maar probeeren. Insulinde's hoofdplaats dan bestaat feitelijk uit twee deelen, de beneden- en bovenstad, of Oud- en Nieuw-Batavia. Oud-Batavia ligt noordelijk, dicht aan zee en heeft grachten en straten, die ons bepaald aan Holland zouden doen denken, indien er niet alles even vuil en verwaarloosd uitzag. Het werd in 1619 op de puinhoopen van het verwoeste Jacatra gesticht en onze voorou ders hebben er in die dagen een echt oud- Hollandsche stad van willen maken, een stad van groote en hooge huizen met stoepen en gemetselde banken vóór aan de straat. Zestien kanalen of grachten verdeelden haar toen op zijn Amsterdamsen in langwerpige vierkanten. Deze grachten werden de hoofdoorzaak van Oud-Batavia's verval. Toen namelijk in het begin der 18de eeuw de vulkaan Salak nukken kreeg en zijn gal, pardon zijn lava bedoel ik, uitspuwde, bracht de rivier van Batavia, de Tji-Liwoeng,zooveel vuil en slib van boven aan, dat alle grachten verstopt raakten en kwaad aardige dampen de zoogenaamde rotkoorts verwekten. Alhoewel thans gelukkig veel gedempt is, blijft de benedenstad nog steeds zeer ongezond en wordt zij door de Europe anen daarom dan ook niet meer bewoond. Men vindt er in de vroegere heerenhuizen alleen nog maar handelskantoren en magazij nen, waar bleeke, afgewerkte dienaren van Mercurius van acht uur 's morgens tot laat in den middag zwoegen en slaven om dan tegen den avond, afgemat naar geest en li chaam, hunne woningen in de voorsteden op te zoeken, voorsteden, die, zooals we straks wel zullen merken, een heel ander schouwspel dan dat Oud-Batavia opleveren. Een wande ling door de benedenstad is intusschen toch wel de moeite waard, vooral de Chineesche en Arabische Kamp [wijk] zien er typisch Oostersch uit, maar 't is er helaas altijd erg warm en het riekt hier en daar meer dan onaangenaam Gelegenheid om naar boven te gaan is er gelukkig te over Zoo laten de Staatsspoor en de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschap pij elk uur een trein loopen een stoomtram vertrekt om de tien minuten en gaat dan o. a. voorbij ons hotel Molenvliet, terwijl er ook nog een electrische dito langs den weg van Jacatra en Goenang Sahari loopt. Ook kan men ge bruik maken van een der honderden dos a dos, bouwvallige leelijke rijtuigjes op twee wielen, getrokken door kleine, magere, vieze paarden. Hoewel het klimaat van Oud-Batavia be paald zeer schadelijk was, duurde het toch nog tot het begin der 19de eeuw, alvorens de Hol landers zoo slim waren om „naar boven" te verhuizen. De zoogenaamde bovenstad nu maakt den in druk van een reusachtig, heerlijk schoon villa park, gebouwd langs breede, schaduwrijke la nen. De fraaie witte huizen der Europeanen zijn er bijna zonder uitzondering van steen en één verdieping hoog. Ze liggen achter vriende lijk groen en bloemen verscholen en zijn door ruime erven van elkaar gescheiden. Gewoon lijk hebben ze een voor- en achtergalerij, die onaangenaam verrast door deze onver wachte concurrentie, zyn hoofd in rimpels trok. „Maar wat moet u met zulk een reuzenkast beginnen „Mijn boeken en papieren zou ik daar gaarne in bergen. En ik was bet al zoo on geveer eens geworden met mijn zwager, die slechts nog maar uw toestemming had willen vragen, mijnbeer." „Zoo Hij heeft er met geen stom woord over gesproken. Weet u dan, hoe die din gen er van binnen uitzien „Ik heb mij onlangs de grootste laten openmaken, omdat de beide anderen mij te klein waren, en ik kan u meêdeelen dat het van binnen slechts vier gladde wanden is en meer niet. Mijn zwager zeide mij, dat het inwendige van deze groote kost voor de tegenwoordige brandkast is gebruikt „Ja, dat kan wel waar zijn," meende de oude heer. „Ik geloof mij dat te herinneren. Dus u wilt bepaald de kast koopen „Ik heb in mjjn bureau in Berlijn reeds alle voorbereidingen gemaakt om de kast daar te plaatsen, nadat ik hier de maat had genomen. Maar wanneer deze mijnheer mjj voor is, dan „O pardon," viel de kleine heer kittelig uit. „Ik koop niets, wat ik niet eerst eens te voren onderzocht heb. En mijnheer de directeur-generaal heeft de vrije hand." Ja, wat zal ik dan doen Heeft u met uw zwager soms ook reeds over den prjjs gesproken George Miller scheen een oogenblik be sluiteloos, wat bij zou antwoorden. Dan echter, toen hij de oogen van den kleinen man spottend op zich gericht zag. zeide hjj haastig„Hij meende, dat duizend mark een billjjke koopprijs was. En ik was er door een breede gang worden verbonden, een gang, waarin de verschillende vertrekken uit komen. Terwijl de achtergalerij meer speciaal het huisvertrek vormt, dient de smaakvol ge meubileerde voorgalerij tot ontvangstkamer voor avondvisites en recepties. Op het erf achter het huis liggen nog de bijgebouwen, die bedienden kamers, keuken, badkamers, stal len enz. bevatten. Een rit door de bovenstad 's morgens in de vroegte of wel tegen het vallen van den avond en vooral ook 's nachts bij helder maanlicht, is in één woord verrukkelijk. Op het midden van den dag is het echter veel te warm om te genieten, dan is men blij, dat men het leven heeft en onverschillig voor natuurschoon. De ondragelijke hitte aan de kust is bepaald een groot ongemak, vooral voor den toerist, die dan tijdelijk tot werkeloosheid gedoemd is. De Nederlanders kwamen hier oorsponkelijk om handel te drijven en moes ten dus wel nabij het ongezonde zeestrand gaan wonen, doch zij, die zich later in het gebergte vestigden, de planters o.a., kozen het beste deel en zien er dan ook heel wat flinker uit dan de bleeke, zenuwachtige, half- zieke koopluiBatavia is niet alleen een drukke handelsstad, doch men vindt er ook de verschillende Departementen van algemeen Bestuur. Dat dit zeer verkeerd is, om meer dan één reden, zullen we later verklaren. Verder heeft Batavia nog een groot garni zoen met al den nasleep er van. Kooplieden, ambtenaren en officieren vormen dus de kern der Europeesche bevolking en betwisten elkaar den voorrang. Men is er lang niet zoo prettig „onder ons" als in het binnenland en de stijve, gedwongen gezelschapstoon der Batavia- nen is dan ook door geheel Indië berucht. Dit, wat de Europeanen betreft, die samen nog geen 9000 zielen tellen. De hier geboren en hier opgevoede Indo's van lageren stand bespreek ik later in een afzon derlijken Penkras. Indo's zijn Europeanen met min of meer Inlandsch of Chineesch bloed in hun aderen, die, voor zoover ze niet van gegoede familie zijn, der Regeering heel wat zorg en hoofdbrekens berokkenen. Behalve volbloed Europeanen en Indo's heeft men hier op Batavia nog een zeer ge mengde bevolking van Inlanders en vreemde Oosterlingen, die in Kampongs en afzonder lijke wijken wonen. De meeste Chineezen en Arabieren wonen in de benedenstad en schijnen nogal goed te gen het slechte klimaat bestand te wezen. De Inlanders daarentegen volgden meer het voor beeld der Hollanders en hebben hunne kam pongs om en tusschen de Europeesche wijken gebouwd. Het is over het algemeen een zeer onsympa thiek slag van menschen, dat allegaartje „bruine broeders" dat hier woont. Ze zijn meestal dom, brutaal, twistziek en oneerlijk en we begrijpen heel goed, dat Europeanen, die niet verder dan Batavia kwamen, later in Holland zoo weinig goeds van den Inlander wisten te vertellen. Het schijnt, dat de voortdurende aanraking met het overheerschende ras nu juist niet zoo bijzonder gunstig op den Inboorling inwerkt. Ik, die gedurende mijn vroeger verblijf in Indië,voornamelijk op Sumatra, met Maleiers in kennis kwam, krijg hier van het Bataviaasch gespuis al een heel onbevredigenden indruk en ben daarom maar wat blij, dat ik mijn bedien- denpersoneel van Padang meenam. Men vindt hier zoowat van alles, tot zelfs georganiseerde rooversbenden toe, en zoo kort als ik hier pas ben, zag ik reeds drie heeren boeven in de bene denstad ophangen. Men moet fatsoenlijke Javanen, Soendanee- zen, Maleiers en anderen, die hier in betrekking zijn, maar eens over die „Bavi anen" hooren uitpakken „Het is het gemeen ste tuig, dat men zich denken kan, mijnheer, en de „Bavianen" zijn door geheel Indië als „boeaja Betawi" [Bataviaasche krokodillen] bekend," zeide mij o. a. een leerling der School tot opleiding van Inlandsche artsen. Behalve die echte Batavianen, Inlanders van al zeer gemengd bloed, heeft men hier dus ook nog wel menschen van Sumatra, uit het binnen land van Java en van de Molukken en die steken al zeer gunstig af bij het volkje, dat hier geboren en getogen is en ontstond uit de kruising van Maleiers, Chineezen, Arabie ren, Javanen, Soendaneezen, Madoereezen en. Europeanen. Er zijn natuurlijk ook gunstige uitzonderin gen, doch ze zijn zeldzaam. Lt. Clockener Brodsson, b.d. Batavia, 22 Mei 1903. o In de troonrede, waarmede in 1901 het coalitie-ministerie zijn wetgevende loopbaan aanving, werd onder de maatregelen, die den „nieuwen koers" moesten aanduiden, mede vermeld het afschaffen der Staatsloterij. En gelijk bekend is, heeft de minister van finan ciën aan dit voornemen thans een begin van uitvoering gegeven door een daartoe strekkend dus op voorbereid, deze som te moeten betalen." De bandelaar liet een spottend lachje hooren, waarmede hij zeker zijn pleizier en medeleden wilde te kennen geven. „Ver koopen, mijnheer de directeur-generaal verkoopen. Ik kan met dien mijnheer in geen geval concurreeren. Duizend mark... neem me niet kwalijk maar het is om te stikken „Gij trekt u dus terug „Beslist. Ik zou u voor dat verouderde fabrikaat hoogstens de helft hebben ge boden, vooral als, zooals mijnheer zegt, het van binnen slechts vier kale wanden zyn." „Verlangt u, mijnheer Miller, dat de kast nog eens geopend wordt?" „Wel neen. Ik heb ze toen goed gezien. En het zal wel het beste zijn, als ik de kast eerst naar Berlijn vervoer en daar nieuwe sleutels maken laat." „MooiDan moet u ze maar hebben. Maar er zyn twee bepalingen byTen eerste verlang ik contante betaling, En dan moet de kast vandaag nog worden vervoerd. Sedert ik zooveel malen naar beneden moet om dien Bartel te contrê- leeren, ben ik reeds honderdmaal in gevaar geweest, myn hoofd te pletter te loopen tegen dit gevaarte. Ik heb daarom naar mijnheer Priewer gestuurd, omdat ik die onnutte dingen eindelyk eens wilde oprui men. Dus beslis spoedig, ot u mijn voor waarden aanneemt ot niet." „Ik ben het daarmede volkomen eens. Een expediteur, die voor het vervoer moet zorgen, zal ik dadelijk een boodschap zen den. En waar moet ik het geld brengen „Op het bureau natuurlijk. Eindelyk zal die vervloekte Bartel toch wel eens komen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5