Zondag 2 Aug. 1903.
47ste Jaargang. No. 3858.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Kecht-
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 28 Juli 1903.
Jndische ^enhra.b.'irn
Biniieiilandsch Nieuws.
Uit en voor de Pers.
f EL'ILLET O N.
fluister s.
Gemengd Nieuws.
I
1
van
UITSPRAKEN:
Sijtie Veldhuizen, Den Helder, [gedet.] dief
stal, 2 maanden gev. (met aftrek van den
tijd, in verzekerde bewaring doorgebracht).
Nog is uitgesproken een faillissement. Er is
n.1. failliet verklaard: Bernard H. A. Veld
man, te Alkmaar, in welk faillissement tot
curator is benoemdMr. A Prins, advocaat
procureur aldaar.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XXI.
Weltevreden, de bovenstad van Batavia,
is een der mooiste steden van het Oosten
en ten volle waard eens goed bekeken te
worden.
Ik heb dan ook al lang willen trakteeren
op een rijtoer, doch de veelheid van onder
werpen overstelpt me en van uitstel komt
afstel. We blijven hier niet lang meer en er
valt eigenlijk nog o zooveel te schrijven 1 Ik
zou wel iederen dag een Penkras kunnen
posten en dat maakt, de keuze der onder
werpen juist zoo moeilijk.
Het is hier onder de meer ontwikkelde
inlanders, abonné's van de „Bintang Hindia",
nu eenmaal bekend, dat ik ook voor Hol-
landsche bladen werk, want mijn mede
redacteur Aldul Rivai heeft hun het doel
dezer reisbrieven uitgelegd, en nu word ik
telkens lastig gevallet) met verzoeken, om
toch eens over dit en vooral ook over dat
iets te schrijven. Gebrek aan stof zal ik
dus wel nooit hebben Ik ontvang inlichtin
gen, loftuitingen en klachten over alles en
nog wat, en ben natuurlijk steeds verplicht de
gegevens zeer nauwgezet te controleeren.
Er wordt hier nog al eens gelogen en over
dreven Van alles neem ik intusschen nauw
keurig nota en het zal u geleidelijk in cause-
rievorm te lezen worden gegeven. Ik moet
echter voortdurend zeer op jnijn hoede zijn,
wil het mij niet gaan als den heer Van Kol.
Zyn boek over Indië bevat vele onjuistheden en
het is mij tot heden werkelijk een raadsel, hoe
een overigens ernstig man, na zoo'n wilde
jacht door onze uitgestrekte Koloniën, het heeft
durven bestaan, bepaalde conclusies te trek
ken. Zoo heeft ons Kamerlid b.v. gemeend
nu eens erg duidelijk en naar waarheid den
toestand in de Minahassa (Eendracht) bloot te
leggen en wenscht hij, natuurlijk te goeder
trouw, dat al wat hij er over schrijft, als een
evangelie in het moederland zal worden aan
genomen. Welnu, ik heb hier reeds drie
inwoners van Men ad o bij me gehad, echte
Minahassers, die zeer boos op den heer Van
Kol zijn, omdat hij, volgens hen, allerlei on
zin over hun land en volk heeft te boek
gesteld 1
Ik kan er hier op een afstand moeilijk
over oordeelen, doch zal later ter plaatse alles
nauwkeurig en op mijn gemak bestudeeren
en u dan ook eens mijn oordeel er over
zeggen.
De fout van den heer Van Kol zit 'm,
geloof ik, in de eenzijdige en oppervlakkige
voorlichting, waarmee hij, bij gebrek aan tijd
zeker, genoegen heeft genomen. Ik vernam
zulks ook reeds op Padang. Volgens mijn
Maleische en Bataksche zegslieden daar,
ging de heer Van Kol voornamelijk met
Europeanen om en sprak hij verder ook nog
enkele hoogere Inlandsche ambtenaren, doch
the man in the street, den gewonen Inlander,
dien zocht en sprak hij niet en och, die
durft zoo maar niet uit eigen beweging naar
een Pembesar kandjong Gouvernement [een
hooge heer van het Gouvernement) toe te
gaan. Men beschouwde den heer Van Kol
toch als een zeer hoog Bestuurs-ambtenaar
uit Holland, als een söort gezant van Hare
Majesteit, en een ieder, die de Inlandertjes
kent, weet, hoe vrijmoedig die lui zich tot
zoo'n autoriteit durven wenden
Men versta mij vooral niet verkeerd. Ik
heb allen eerbied voor de goede bedoelingen
van den heer Van Kol. Zoo iemand, dan
gevoelt hij warm voor Indië en den Inlander
doch het ijverige Kamerlid heeft zich heusch
aan zelfoverschatting schuldig gemaakt, waar
hij meende, zoo maar, in 'n vloek en 'n zucht,
de ingewikkeldste toestanden te kunnen
begrijpen.
Daar blyft me waarachtig alweer te wei
nig plaatsruimte over voor onzen rijtoer
Enfin, wat in het vat is, verzuurt niet, moe
ten we maar denken. We zullen vanavond
van den prachtigen Indischen maneschijn
profitgeren en wat gaan wandelen op Pasar
Senen, een vreolijke, druk bezochte Chlnee-
sche winkelwijk, in de onmiddellijke nabij
heid der verschillende tangsi's of militaire
kampementen, zooals men de kazernes hier
in Indië noemt.
't Krioelt er dan ook van krijgslieden,
Europeesche zoowel als Inlandsche, van alle
wapens. Hoewel in het Leger tegenwoordig
i dronkenschap gelukkig hoe langer hoe zeld-
zamer voorkomt, ontmoeten we toch nog
enkele beschonken Europeanen, kerels, die
hun ras en uniform schande aandoen en in
hun ruwe onbeschaafdheid dikwijls de lafste
baldadigheden uithalen. Het afranselen van
Inlanders en Chineezen beschouwen die
„heeren" ale een soort van sport. Ze denken
er zeker het prestige van ons Leger door
hoog te houden
De Inlandsche politie-agenten, onze „geel-
vinkies", durven natuurlijk niets tegen dat
gespuiB te beginnen en daarom hebben de
Chineezen zelf betaalde „beschermers" aange
steld, andere zeer pootige Europeesche sol
daten, die tegen eene goede belooning in
geld en jenever, de zich misdragende
collega's op hun gezicht timmeren. Fijne toe
standen, vindt u niet Ik voor mij vindt die
„beschermers" der Chineezen al even ploertig
als de dronkenlappeu en ruziemakers 1
Gelukkig worden dergelijke individuen met
den dag zeldzamer, doch het ware zeker in
't belang van de overgroote meerderheid onzer
werkelijk kranige, degelijke Europeesche
militairen, als 't restantje tuig zoo snel moge
lijk uit de gelederen kon worden verwijderd.
De eervolle soldatenstand zou dan ook in
Indië wat meer in aanzien komen. Nu wordt
hij vrijwel door blank en bruin geminacht en
dat is zeer onaangenaam voor de goed oppas
sende meerderheid. Ik heb fuseliers op be
zoek gehad, nette, flinke soldaten, die ik nog
van vroeger kende, en 't is op hun verzoek,
dat ik dit schrijf. Ze hebben mij den toestand
zeer duidelijk uiteengezet en als ik nog meer
dere garnizoenen bezocht heb, komen we
vanzelf wel eens op deze belangrijke kwestie
terug.
Alleen nog dit: er moest in het Leger flink j
schoon schip worden gemaakt en dan voor
taan te Harderwijk en Nijmegen beter wor
den uitgekeken. Kerels met echt gemeene
boeventronies keure men af, ook al zijn ze
gezond en al hebben ze hun bewijs (sic) van
goed gedrag by zich. Ook moesten sommige
politie-autoriteiten eens eindigen met de on
hebbelijkheid, om onze koloniale Krijgsmacht
als een soort van mestvaalt te beschouwen,
waarop het vuil der groote steden kan wor
den geloosd, 't Is voor die heeren anders
wel gemakkelijk, om minder gewenschte ele
menten kwijt te raken
Men werve voorts vooral goed oppassende
miliciens aan, jongens uit de provincie, tegen
desnoods het driedubbele handgeld. Belgen
moesten nooit worden aangenomen, die deu
gen over 't algemeen niet voor soldaat
Duitschers en Zwitsers zijn veel beter, doch
het liefst vuile men het Leger aan met echte
Hollandsche jongens. Lui van het platteland,
de z.g. boertjes, voldoen hier het best.
Voor baren is het in den beginne een erg
vreemd gezichtdie Javaansche soldaten op
hun bloote kakie's [voeten] en vooral zoo'n
Inlandsch onderofficiertje piek-piekfijn met
z'n képi en sabel, doch zonder schoeisel,
maken een grappigen indruk 1
De niet Europeesche militairen gedragen
zich bijna zonder uitzondering netjes en fat
soenlijk op straat. Ze bedrinken zich trou
wens niet.
Behalve van militairen wemelt het hier j
natuurliik ook nog van kakelende Chineezen 1
Die lui doen altijd net alsof ze ruzie hebben!
Er -----
Als er geknoeid wordt, dan knoeien de oefenen van krachtigen invloed èn op de wet-
Europeaneii meêVraag maar aan iederen geving èn op de stemming in den lande, on-
oud-gast, wat hier onder „smeer" verstaan misbaar is.
wordt.
Zeker, ik geef toe, er zijn bloedzuigers en
afzetters en knoeiers onder, evenals onder de
Arabieren, Javanen, Maleiers enEuro
peanen, doch ik ken ook tal van brave huis
vaders, eerlijke kooplui, die prompt hun schuld
betalen en veel goed doen met hun geld.
Dat men den invoer van zulke gevaarlijke
concurrenten op de levensmarkt wat tempe
ren moest, desuoods verder maar geheel ver
bieden, ha, dat is een tweededaar voel ik
veel voor, doch om de Chineezen en bloc van
al de zwijnerij hier in Indië de schuld te
geven, dat is natuurlijk wel zeer gemakkelijk,
maar schandelijk onrechtvaardig.
Al pratende, is de tijd omgevlogen en we
moeten naar huis om te eten.
We vinden in Indië overal zulke Chinee-
sche wijken en zullen dus nog wel eens meer
een kijkje bij de „staarten" nemen.
Nu vlug een „doos" [dos a dos] opgeschar
reld en dan naar de „roemah makan" 1
('t hotel).
Lt. Clockener Bbodsson, b.d.
Batavia, 3 Juni 1903.
Rechts en links. Naar aanleiding van de
opmerking van den Haagschen correspondent
van het Hdbld. over het optreden van de
meerderheid in de Tweede Kamer, waarvan
we destijds mededeeling deden, schrijft nu de
„Standaard"
„Feitelijk is dit niet geheel onjuist. Bij
tellen en wegen heeft links een overwicht.
Maar het feit eischt nadere toelichting. In de
eerste plaats treden minlsterieele partyen niet
met even zware cavallerie op, als oppositie
partijen.
Herhaaldelijk heeft men links in den loop
van dit jaar de rechterzijde bijna getart, om
zich in het debat te mengen, en dat deze
toch In haar zwijgen volhardde. Doch waar
om Stellig niet uit. onmacht, maar dood
eenvoudig, omdat dit tarten om uit te komen
geen ander doel had, dan óf tweedracht
rechts te constateeren, óf ook een deel der
rechterzijde tegen het Kabinet uit te spelen.
En is het in zulk geval geen politieke wijs
heid, zoo men de val niet inloopt
Bovendien vergete men niet, dat de rech
terzijde, haast immer oppositie, zich aan de
nieuwe toestanden moet gewennen.
In de eerste plaats mag niet uit het oog
worden verloren, dat de liberale Kabinetten
de onzen bijna stelselmatig uit alle hoogere
betrekkingen weerden, zoodat de samenstel
ling der minderheid brjna geen mannen aan
wees, die op het hoogere Staatsterrein hun
sporen verdiend hadden. Slechts twee oud
ministers behooron tot de rechterzijdede
heer Mackay, die als president buiten het
debat stond, en de heer Lohman, die zich
waarlijk niet onbetuigd liet. Daarbij verloor
de rechterzijde een harer beste sprekers door
het afstaan van den heer Van Asch van
Wijck aan het Kabinet, en zag de heer
Heemskerk zich belemmerd door zijn druk
ambt op het Raadhuis te Amsterdam. Voor
een niet gering deel bestond bovendien de
anti-revolutionnaire partij uit nieuwe, jongere
leden, die tot dusver buiten alle bewinds
ervaring hadden gestaan.
En in de derde plaats mag evenmin uit
het oog worden verloren, dat de miniBterieele
groep, die een Coalitie-Kabinet steunt, zelve
kwalijk anders dan een coalitie-meerderheid
zijn kan. Dit nu dwingt onwillekeurig om
op zijn hoede te zijn, en niet, door te onstui
mige deelneming aan het debat, de verschil
len te zeer op den voorgrond te doen treden.
Toen de heer Staalman dit opzettelijk niet
in het oog hield, behaalde hij terstond onge
meen succes bij alle groepen, die aan
de positieve belijdenis van den Christus
gram zijn
Intusschen, al laat zich uit een en ander
de voorzichtige houding der rechterzijde ver
wordt van" geen landaard in Indië zoo- klaren, het feit ligt er eenmaal toe, dat de
veel kwaad verteld en geschreven als van
deze „staarten". Nu, ik geloof gaarne, dat er
heel wat schoeljes onder loopen, doch onder
welken landaard vindt men die hier niet
In koloniën komt nu eenmaal altijd veel
schuim bovendrijven, dat zien we overal, waar
maar Westersche naties de vlag planten.
Dimana goela, di sitoe semoet, [waar suiker
is, komen veel mieren samen] zegt een spreek
woord der Maleiers,
Over 't algemeen echter zijn de Chineezen
arbeidzame kerels, mannen met ondernemings
geest en handelsenergie in hun lyf. Zie maar
eens, hoe ze tot laat in den avond doorwer
ken, hard zwoegende, om toch maar gauw
wat geld te kunnen overleggen. Menige
rijkaard is als een koelie begonnen en heeft
zijn geld niet altijd oneerlijk verdiend. We
kunnen er geen van allen tegen op, en omdat
dus die Chineezen zoo van aanpakken houden
en den meer iudolenten Europeaan en Inlan
der in den strijd om het bestaan achter zich
laten, daarom zijn het allen bloedzuigers,
afzetters en knoeiers
oppositie beschikt over een aantal gerouti
neerde staatslieden en onde parlementairiërs,
die rechts ontbrekenen evenmin valt te
i ontkennen, dat het geen weelde in het woord
zal zijn, als de rechterzijde in de twee jaren,
die ons in deze legislatieve periode nog res
ten, in vaster organisatie en in betoon van
meer kracht optreedt.
Niet om voortaan de sluizen het volle
etmaal open te laten, en thans door exces
het vroeger defect te doen vergeten, maar
ten einde zelve, door meerdere deelneming
aan het debat, zich zakelijk te oefenen en
parlementair te sterken.
Ons eindoordeel kan daarom moeilijk anders
zijn, dan dat de mindere activiteit der rech
terzijde in de beide afgeloopen zittingjaren,
deels uithoofde van normale, deels uithoofde
van buitengewone oorzaken, tot op zekere
hoogte voorzichtig en geboden wasmaar
tevens, dat de verwachting mag gekoesterd,
dat de beide jaren, die ons nog resten, de
drie partijen rechts tot die volle parlementaire
ontwikkeling zullen brengen, die voor het
Als een bewijs, dat aan den
LANGEDLJK nog steeds veel ratten wor
den aangetroffen, dient te worden vermeld,
dat de werklieden van den heer M. Rootjes
te Oudkarspel, 29 jonge ratten in één
nest op het veld hebben gevonden. Voor elk
dezer dieren ontvingen zij 10 cent premie,
zoodat deze vangst een aardig voordeeltje
opleverde.
Iemand uit HOORN, die zich in
den laatsten trein van Alkmaar naar Hoorn
bevond, had zich te slapen gelegd. Wijl ver
zuimd was hem te wekken sliep hij gerust
door, en ontwaakte eerst, toen 's nachts be
gonnen werd met het rangeeren van den
trein. De reiziger stak eensklaps, tot groote
verbazing van het personeel, het hoofd buiten
het raampje met de vraag„Waar zijn we
nu Spoedig was hij nu uit den coupé en
vervolgde zyn weg naar huis.
Prettige verhouding. Het
schoolhoofd N. te AMSTERDAM tot een
van „zyn" onderwijzers van buiten
„Was jjj maar achter den ploeg gebleven."
Onderwijzer „En jij er voor. Wat zou ik
je geranseld hebben 1" (Volksonderwijzer.)
De heer Ds. H. J. W i t k o p Ezn.,
predikant te Beets [N.-H.] heeft het beroep
naar de Ned. Herv. Gemeente NOORD-
SCHAR WOUDE aangenomen.
Terwijl de gebroeders d. W. te
HETEREN elkaar al Btoeiende een geladen
revolvertje wilden ontnemen, ging het wapen
af en drong het kogeltje den 24-jarigen J.
in de zijde. De te hulp geroepen geneesheer
vreesde, dat lever of nieren waren getroffen,
zoodat de gewonde Woensdagmiddag naar
Arnhem is vervoerd om aldaar een operatie
te ondergaan.
B 1 y f t jenever.
Men schrijft aan het Hbld. uit LIMBURG
By de aanstaande verkiezing voor de Tweede
Kamer zal het district Sittard zijne treurige
reputatie behouden. De heer Beckers, wiens
verkiezing tot lid van de Provinciale Staten
duizenden guldens aan bier en jenever heeft
gekost, is nu ook zwaar favori. Zijne partij-
genooten leiden de campagne met een waar
veldheerstalent oefening baart kunst
en het schijnt, dat de verontwaardiging der
Nederlandsche pers hen niet zal weerhouden
bier en jenever als projectielen te gebruiken.
Familieleden en vrienden van den candidaat
rijden de dorpen rond en bieden in elk café
een koelen dronk aan de gasten. Het is te
vreezen, dat op den dag der stemming nog
royaler zal geschonken worden. In een klein
plaatsje van het district opereerde heden een
agent, die de wegwerkers van het spoor aan
zette op den heer B. te gaan stemmen. Drinken
mochten ze, naar hartelust, hij zou alles be
talen. Als men weet, dat deze werver met
hard werken zijn brood moet verdienen, ligt
het voor de hand, dat hij door belanghebben
den van de noodige gelden is voorzien.
Deze verkiezingsagenten kunnen met ver
trouwen de toekomst tegemoet zien. De heer
B. zal o. i. bij de eerste stemming worden ge
kozen. [Alzoo is geschiedde heer B. is
gekozen],
Een straattooneeltje te HAAR
LEM.
Even voor éénen op de Oude Groenmarkt
bij de paaltjes.
Jongmensch, fietsrijder, rijdt tegen een
voorbijganger op.
Komt agent aan. Agent vraagthoe heet
je Jongmensch George.
Agent boekje uit zijn zak. Agent schrijft.
Jongmensch „Agent, George is niet met een
SI" Agent denkt, dat jongmensch hem be
driegt.
Jongmensch: „Heusch agent,'t begint met
G." Agent vraagt, 't hem voor te spellen.
Jongmensch spelt G e o.
Agentniet zoo gauw, dan kan ik niet. Pu
bliek lacht. Agent verontwaardigd. Stemmen
uit het publiekhi, hij kan geen George
schrijven.
Agent verzoekt nijdig elk zijns weegs te gaan.
Agent af.
Een eigenaardige wraakne-
ming heeft te Zeelst (bij EINDHOVEN)
plaats gehad. Een zeker persoon dreigde na
een hevige woordenwisseling met vrouw v.
G. aldaar, haar huis af te breken. En werke
lijk, de man hield woord. Na des nachts de
vrouw en haar dochter uit het huis gejaagd
te hebben, brak hij, geholpen door eenige
vrienden, de woning tot den grond toe af.
Dat dit brutaal stuk ongestoord kon uitge
voerd worden, vindt hierin zjjn oorzaak, dat
het huisje op een afgelegen gedeelte van het
dorp stond.
- Verloting te WINSCHOTEN.
Langzamerhand schijnt er nauwer toezicht
op de verlotingen te zullen worden uitge
oefend.
Roman van
IDA BOY-ED.
ooooo
Niets dergelyks. Haar gereserveerde goed
heid bleef steeds gelyk.
vroeg mevrouw
2.
En daar zijn gausohe ziel vervuld was
van respect voor deze vrouw, wachtte
Hennegall, wat zij hem vragen wilde.
In gewichtige levensmomenten kan plot
seling de banaalste, eenvoudigste gedachte
de meest opgewonden hersens doorflitsen.
Zoo daoht Hennegall plotseling
„Och, ik wilde dat zij zich niet zoo
poeierde, toch niet zoo krampachtig de
rest van jeugd en schoonheid trachtte te
bewaren. Ik geloof waarlijk, dat zy het
haar aan de slapen heeft geverfd. Daar ziet
het er anders uitMijn God. waarvoor
Ja, dat was hem een raadsel, na de
twee jaren dat hy hier, bijna als een zoon
opgenomen, uit- en inging. Een zoo ver
standige vrouwEn nooit merkte hij het
minste spoor van coquetterie aan haar. Was
ook niet de volkomen onbevangenheid, die
in het verkeer met hem toonde, een
bewijs, dat zy niet behaagziek was Wan-
neer zy zich poeierde en oppronkte om
voor mannen nog begeerenswaard te zyn,
dan had zy toch ook wel een enkele maal
tegenover hem de coquette gespeeld. En al
was het dan ook niet om hèm te lokken,
dan was het toch om uit de zekerheid van hem
te bevallen, de hoop te putten, een ander,
die meer waarde voor haar had, te kunnen
veroveren,
Waaraan denkt ge?"
Wallraven.
Hij kreeg een kleur.
Hy antwoordde, wat een elk op deze vraag
pleegt te antwoorden „O, niets."
„Dat is zeer weinig voor een man, die
aan den tweesprong van zyn leven staat."
„Vergeet me dat domme antwoord Na
tuurlijk dacht ik aan iets maar het be
hoorde niet hier."
Daar zij zyn blozen wel bemerkt had,
maakte zy een conolusie in eene bepaalde
richting.
„Ik hoop van niet aan een liefdes-affaire,
niet aan een wezen dat zich over uw pro
motie verheugen zal? Maar wat vraag ik?
jonge menschen hebben steeds liefdes-
zaakjes!"
„Zeker niet zeide hy.
My schynt 't,dat hy liegt. Hy vermydt myn
bjik. Wanneer een jonge man schuw liegt,
zijn het ernstige dingen. Lichtvaardige zaken
geven ze lachend toe. Hy komt my sedert
eenigen tyd zoo geheel anders voor. Hy
moet voorwaarts. Dadelyk met een kluister
aan den voet, kan hy niet ongehinderd
hoogerop.
Dit alles dacht Carolyne Wallraven en
keek hem daarby, onbewust, met een
wat eigenaardige ongegeneerdheid aan.
Hij was reeds zeven-en-twintig jaar oud.
Door zyn familie-omstandigheden was hy eerst
laat aan de studie begonnen.
En toch was hy nog wat jongensachtig.
Misschien zag Carolyne Wallraven dat maar
alleen, die van hem wist dat hy er een was,
die niet steeds een vasten wil had.
Hy had een breed, blank, forsch voorhoofd,
een zooals menschen van zeer sterke energie
hebben. En daaronder twee gryze, schit
terende oogen. Zijn gelaat was niet regel
matig en een weinig vaal van hard werken
en 't kamerleven. Maar het was kloek
en mannelijk. Het donkere, licht krullende
haar over het voorhoofd en de puntig ge
knipte baard stonden hem zeer goed.
Zyn gestalte werd een weinig ontsierd door
het goedkoope,slecht zittende costuum van dat
duurzame grys, dat men peper en zout noemt.
„Hadhy nog maar zooveel smaak gehad,
om een colbert-costuum te koopenVan
zulk een stof en kleur een gekleede jas
foei, wat leelyk!" dacht mevrouw Wallraven.
„Hebt ge uwe familie er reeds mede
deeling van gedaan, dat ge een andere
I loopbaan wenscht in te slaan vroeg ze,
„Neen."
Ze maakte een ongeduldige beweging.
„Hoe kunt ge een zoo eenvoudige mede
deeling zoo lang uitstellen I"
„De mededeeling is onder de gegeven
omstandigheden niet eenvoudig. En vind
ik in een brief den overtuigenden toon
„Reis er dan heen en zet mondeling alles
uiteen."
„De reis is ver en kostbaar."
Plotseling hokte het snel over en weer
spreken.
,.Ja zoo," dacht Carolyne, „hy is een arme
drommel, zeer arm."
En Wigus Hennegall schaamde zich een
oogenblik voor zyn armoede. En ergerde
zich tegelijk over deze zyne schaamte, want
hij had zich honderdmaal voorgenomen,
innerlyk vry te worden. Hy was steeds
weder erover verrast, hoe zwaar dat is
welk een slavenzin er in een inensch steekt,
die zich angstig voor den hoogmoed en de
Nu is er weer beslag gelegd op de Win-
schoter verloting. Men schrijft hierover uit
j Winschoten:
Toen heden de trekking der Bde Groote
Prov. Groninger Verloting juist begonnen
was, werd door den rechter uit Groningen, bij
gestaan door twee marechaussees, protest tegen
de trekking aangeteekend, naar met zegt,
omdat eerst de prijsnummers getrokken
werden en daarna de lotennummers. Voorts
werd geconstateerd, dat de meeste nummers
voorzien waren van nieuwe geel-koperen
ringetjes, maar een veel kleiner getal met
oude donker gekleurde dito. Van deze laat
sten was verreweg het grootste aantal reeds
getrokken, toen de trekking werd geschorst.
Nadat de politie den officier van justitie had
geraadpleegd, werd de trekking onder politie
toezicht voortgezet. Nadere bijzonderheden
ontbreken nog, maar men vermoedt, dat de
zaak niet in orde is.
Na afloop, eerst 's avonds 10 uur, zijn de
overblijvende nummers tot nader onderzoek,
door de politie in beslag genomen.
Straatreiniging.
Uit AMSTERDAM schrijft men
Op de Stadhouderskade alhier is een proef
genomen met eene veegmachine der Dussel-
dorfer vennootschap „Salus". In het „Tech
nisch Weekblad" dezer week is deze „Salus"-
machine, die te Berlijn en Dusseldorf reeds
bekroond is, aldus beschreven:
„In hoofdzaak bestaat ze uit een op vier
wielig wagenraam aangebracht waterreservoir,
waaraan een sproei inrichting voorkomt, die
automatisch werkt, terwijl zich van achteren
een half cirkelvormigen, gebogen bezem be
vindt van ongeveer 3 m. breedte, die het vuil
naar het midden veegt en op een bewegelijke
plaat werpt. Van deze plaat wordt het vuil
weer door een krabber in de bakken van een
elevator geworpen, welke het dan weer in
den volgwagen uitstorten. Het geheele toestel
begint te werken, zoodra de wielen van
den wagen in beweging komendan
begint de bezem te draaien en veegt het vuil
op het, schoffelende bewegingen makende,
hellende vlak der bewegelijke plaatde krab
ber strijkt het in de bakken van den elevator,
die hun inhoud in den volgwagen uitwerpen.
De gevulde volgwagens kan men vlug door
leege vervangen.
De machine, die door den voerman, van
den bok af, bestuurd wordt, kan door twee
paarden, die niet van het zwaarste slag be
hoeven te zijn, getrokken worden".
Het straatvuil wordt alzoo eerst bevochtigd,
den samengevoegd, opgenomen en in een volg
wagen uitgestort, alles door het voorttrekken
van den wagen.
De s p e e 1 d u i v e 1 t e S o e r a b a j a.
In zijn wekelijksche kroniek in het Soer.
Hbl. schrijft de heer M. van Geuns
„De omstandigheden dwingen ons, eindelijk
eens met kracht te velde te trekken tegen
het afschuwelijke gedobbel, dat in de laatste
jaren, voor zoover wij konden nagaan, hand
over hand is toegenomen. Als een redacteur
alles in de krant zette, wat hem, uit den
aard zijner betrekking zoo al ter oore komt,
zou hij onwillekeurig de schrijver worden van
een waren roman die tot titel zou kunnen
hebben De geheimen van Soerabaja, of iets
dergelyks. Een der zwartste tafereelen uit de
zen roman nu zou zijn de schildering van
de door het kaartspel veroorzaakte misère.
Wij bedoelen niet het leggen van een kaartje
in de soos of op een partijtje, maar het spel
der beroepsdobbelaars; die vormen te Soerabaja
een legioen, meer respectabel in aantal dan
in zedelijke kwaliteit.
Zij zijn bijna geheel in de macht van den
speelduivel gekomenhet ritselen der kaar
ten is de mooist denkbare muziek, een hooge
troefkaart de prachtigste prent. Het spelen
is hun evenzeer een behoefte als een am-
fioenschuiver het trekken aan de opiumpijp.
Zij droomen zich het Walhalla als een speel
zaal, gelijk de oude Batavieren.
Wil men het geraamte van het hoofdstuk
in De geheimen van Soerabaja over het
werk van den speelduivel Een goed bezol
digd gouvernements-ambtenaar het is al
eenigen tijd geleden moet vendutie houden
om zijn speelschulden te kunnen betalen, voor
namelijk door zijn vrouw gemaakt. Een
ander geeft er de voorkeur aan, de stad vaar
wel te zeggen en de beeren achter te laten.
Een jonkman en een meisje zijn het met el
kaar „eens" geworden, maar plotseling maakt
de eerste het engagement af, wijl hij in zijn
aanstaande vrouw en schoonmama aartsdob-
belaarsters heeft ontdekt. Iemand ziet
zich herhaaldelijk invitaties toegezonden om
een „een partijtje te komen maken." Einde
lijk bezwijkt hij voor den aandrag; als hij
om 4 uur 's morgens den vriendelijken gast
heer verlaat, is zijn portefeuille 800 gulden
armer. Een latere uitnoodiging werd afge
slagen met de opmerking dat hij liever bij
voorbaat 300 gulden cadeau wilde geven.
Het zijn slechts enkele staaltjes uit vele.
vooroordeelen en heerschende begrippen
buigt.
Onomwonden, heel eenvoudig, zeide de
vrouw
„Myn kas staat voor je open. Wil je
eenige honderden marken hebben
De groote hartelijkheid van haar aanbod,
de vrjje, bjjna liefdevolle blik, waarvan ze
dit aanbod deed vergezeld gaan, werden
l voor hem een sterke verzoeking.
Honderd mark. Eenige honderden mar-
i ken 1 Wat was dat in dit oogenblik voor
j hem geweest 1
Zyn voorhoofd werd vochtig. Daar lag
vóór hem een kleine schat, hy behoefde
slechts toe te grjjpen en de kwellende
werkelijkheid was voor hem in een lachende
vreugde veranderd.
„Neen," sprak hij heesch, „ik dank u
zeer neen. De goedheid van den ge
heimraad gaf my reeds zooveel. Ik heb
geen collegegelden behoeven te betalen, ik
mocht steeds van zyn bibliotheek profiteeren.
Tallooze keeren ik wil het bekennen
(maar zyn stem beefde en hy moest zich
dwingen voort te gaan,) wanneer ik over
dag niets warms had kunnen eten, heb ik
aan uw tafel 's avonds myn genoegen
gegeten."
Hy ontmoette Carolyne's blik. Hy las
daarin iets
„En gij hebt dat geweten riep hy
in plotseling weten. „Nu nog dat geld
neen
„Beste Hennegall, ik heb het geraden,
dat het avondeten by ons menigen dag uw
eenig maal is geweest. Maar denkt ge dan,
dat gy de eenige arme student in de wereld
zjjtach
Het was, als was er wat tusschen hen
gebroken Een muur was weggevallen
De voegen van het gemartelde hart open
den zich en het vertrouwen kwam naar
buiten.
Hy begreep op eenmaal, dat hy in de
laatste twee jaar deze zoogenaamd koele
vrouw nader gekomen was, dan den ge-
eerden leermeester zelf. Hoe was dat moge
lijk Haar, de koele, nader dan hem, den
warmhartige, joviale
Daarover kon hy nu niet nadenken.
Hij sprong op'.
„0, mijn God, wanneer ik u alles, alles
zeggen durfdeWanneer u wist, door
welke omstandigheden ik als gevangen
ben
„Een vrouw?" vroeg zy vlug.
„Neen", zeide hy verder, „dat niet
niet zoo Ik denk aan wat anders. Dat
is een kluister. De eerste schalmen werden
reeds gesmeed in de jaren van myn kinds
heid. Maar ik weet niet, of ik u daarmede
lastig vallen mag met myre geschie
denis?Wat ben ik? De lievelingsleerling
van uw echtgenootEén meer in de lange
rjj, die hy er reeds gehad heeft. En men zegt
dat u uw levensdoel daarin ziet,om deze lieve
lingescholieren ook van uw kant op te voeden
en te helpen dan dringt u den roem
van uw nam de wereld in en hoog boven
de komende generatiën der geleerden. Wat
ben ik In het volgend studiejaar zal een
nieuwe lieveling?leerling genadig aan uw
tafel worden genoodigd."
Hy stond en keek door het gordjjn van
het andere venster naar buiten, zyn ge
stalte half van de vrouw afgewend. Hy
had vochtige oogen een traan van ver
bittering, van onmacht misschiende
eene ot andere smartelijke aandoening had