A Aimie- k LMlIi»«Ilsi Briera Ril den Folfler. K ROL, riwllilèi Zan dspritsen Japonstulen, op Mdag 27 Sepf., Ie o WITTE POETSPOMADE J. F. A. HENNEKE, Laat 27, Alkmaar. 4 Zondag 20 September 1903 47ste Jaargang No. 3872. DERDE BLAD. Over het twaalfde raadslid en het getal elf. Teunis Ploeger. Uit den Ouden Tijd. Een zonderlinge industrie. W. van Markel. Hoogzijde, Schsgen. Vraagt steeds de ROL. Vraagt met Brillantine. Merk: Kroon in een driehoek. P, LICHT Jr., Amsterdam. HOOFDAGENTEN: Advertentie te koop, a 25 et*, per «tuk, j Itoomhoumaffery en -Mchaveri) Particulier Kapitaal op Hypotheek, tegen boven staande rente, beschikbaar ten kantore van den Make laar DE KIEVIET te Wie- ringerwaard. SPORTCLUB. te BERfiKI, l>.) ILHltAiR, Aan alle tremen directe tramomnibussen, zoomede ten 12 uur v»n het Hótel „De Toelast." Toegang: Paddock, voor een heer 1 2 50 voor eene dame, alsmede kinderen beneden 15 jaren, t 1.50; westzüdeter'r«i„ 1 1.—oostzijde f 0.50. Bin SCHAKER RAAIT 49. De vriend eens arcbivarius, Wordt licht'lijk plagiarius. Onze gemeente is dezer dagen zeer voor spoedig van een 12e raadslid bevallen. De hulp van een Verkiezing blijkt niet eens te zijn noodig geweest om het ter wereld te brengen en geen aanmoediging van het reeds bestasinde gemeentebestuur heeft het baker diensten hoeven te bewijzen. Want het wicht is geen wicht! Als een Pallas Athene sprong het plotseling kant en klaar te voorschijn en zette zich dadelijk brutaalweg op een zetel neer, terwijl geen mensch op zijn komst gerekend had. En van daar uit voert hij het grootste woord alsof hij er gedurende het ontstaan van den Polder reeds had gezeten. Hij alléén breekt méér woorden den hals, dan de elf anderen te zamen, en zijn wijsheid schijnt me er een, als mij tot heden slechts te verzamelen dacht te zijn bij een leeftijd als dien van wijlen Methnsalem. Ik kan anders niet zeggen, dat ik bijster met de komst van dat heer ingenomen ben. Immers, bij de „Schager Courant" zal ik voortaan weinig meer in de melk te brokkelen hebben, nu die schreëuwleelijk er is. Maar Steven Kleikamp heeft er van te voren stellig j recht" hoewel dit door sommige ge- iets van geweten Want voor een week of leerden bestreden wordt, die beweren, dat de wat zei hij, met zoo'n misselijk glimlachje oorspronkelijke tekst luidt: „driemaal is vertellen, waardoor dat arme getal e 1 f dan toch zoo te slechter naam en faam bekend stond. Het geval wilde echter, dat ik, tot afreke ning van een jaarlijksche boterleverantie, dien dag in aanraking zou komen met iemand, die me stellig wel volkomen inlichten kon. Geen schoolmeester, geen „bestendig lezer" van Wagenaar, maar een denker, wat méér zegt, een hooggeleerde j Hem besloot ik er naar te vragen. De man schoof zijn bril op, sloeg een def- i tigen toon aan en zei„Het is u bekend of bijaldien het u niet bekend was, zoo maak ik het u bekend dat men in de j oudheid aan de getallen velerlei geheimzin- nige en bovennatuurlijke beteekenissen ver bonden heeft. Ik wil thans niet spreken van hetgeen Oostersche en Grieksche wijsgeeren van grooten roem daarover geleerd en ge- schreven hebben, nademaal wij bij de tegen- woordige kwestie ons alleen hebben te be palen tot de begrippen van onze eigene voor ouders. Ook zij hebben aan vele getallen ge- heimzinnige beteekenissen gehecht. „Van „nummer één" spreek ik nietomdat zekere Vermakelijke Spraakkunst dit al negen maal in poëzie heeft gedaan en dat ze het juist négenmaal deed, heeft ook al weer een diepen zin, maar dien ik u thans, om bn j mijn onderwerp te blijven, niet verklaren zal. „Gelukkig dacht ik bij mezelf, want het zielevoedsel, dat professor mij aanbood, vond ik erg draderig en mijn geest verwerkte het dan ook slechts met lange tanden. „Ook van het getal d r i e", ging professor voort, „zal ik niet spreken. Dit staat met de Marine in verband, want „driemaal is scheeps- hoewel dit tegen me: Haast ben je vast niet meer Benjamin, Dan neemt een ander je plaataje in, Mijn goeie, beate jongen Dan zet de S c h a g e r je neer op den grond, Dan zegt de Polderloop heen. loop rond Je wordt door een bulhond verdrongen. En zie, nu is dat al uitgekomen, 'k Was de Benjamin van onze raadsleden, maar ik voel het reeds Haast ben ik niet meer hnn Benjamin, Mijn rijk heeft uit en een nieuw neemt begin, Zoo gaat het met d' aardsche rijken. Ach ja, zoo gebeurt het maar al te vaak, lezer Eerst wordt je vertroeteld, eerst ben je de man Maar denk je, dat het lang duren kan? Wel neen, maar een poosje, mijn baasje Dan komt er een wolkjen in 't verschiet Dan komt er een aapje, dat je eerst niet ziet Het schreeuwt en zit op je plaatsje. Welnu dan, het zij zoo Dat de elf andere raadsleden echter met de komst van zoo'n schreeuwleelijk van 'n collega bijzonder inge nomen zijn, heb ik anders nog niet zoo be paald kunnen merken. Toch hebben zij reden, om den man dankbaar te wezen, zei Koosje, die mij over den schouder gekeken had. Hoe dkt zoo vroeg ik verwonderd. Wel, doordat hij, met zichzelf aan den schepensrecht", en het dus niet tot de Marine, maar tot het oude Jus behoort, wat mij ook aan de galg doet denken Alle menschen, wat waren zulke geleerden toch taai „Ik wil evenwel thans niet onderzoeken," vervolgde professor, „waarom zeven het galge-getal was. 'k Wil kort zijn (verbeeld je, dat heette „kortheid" bij den man en de galg is zoo'n gewichtig stuk, dat wie een maal daaraan gekomen is, er lichtelijk al te lang aan blijft hangen. Liever wijs ik u op die onderscheiding van de goede en de kwade negen, naarmate de dobbelsteenen 6 en 4, of 6 en 3 oogen vertoonden. [Goddank, het schoot toch wat opWe waren dan nu toch al aan 't getal negen toe]. „Ik zou u", zei professor, „hiervan een schoone uitlegging kunnen geven, en daar mee op treffende wijze in verband brengen die oude zegswijze van „veel vieren en vijven niet genoegMaar met al die vieren en vijven zou ik mijn kostelijken tijd verpraten en ik wil die goede en kwade negen hier alleen te pas brengen om u te doen opmerken, meneer Ploeger, dat men bij de verklaring van de symbolische beteekenis der getallen, vooral het dagelijksch bedrijf onzer voorouders, het dobbelen, niet mag vergetenja, het dobbelen, mijn waarde vriend, waar zij zich veel liever mee bezig hielden dan met de studie, zoodat men dan Baad toe te voegen, het getal elf [het gek- ook ten tijde der Batavieren geen enkele kennummerin twaalf [het volmaakte Academie in 't land vond. getal] heeft veranderd." „En zoo heb ik u dan, meneer Ploeger, op „Bah, wat een goedkoope aardigheidhet rechte standpunt geplaatst om te kunnen zei ik ontevreden. begrijpen, hoe aan het getal elf het denk- Dat wks 't ook stemde Koosje openhartig beeld van gek verbonden is geraakt. [Einde toe. Ook heb ik er allerminst iets hatelijks met betrekking tot onze vroedschap mee bedoeld." Maar hoe komen ze er toch bij, om elf het gekken-getal te noemen vroeg Grietje opeens. „Nu, één gek kan meer vragen, dan twee wijzen kunnen beantwoorden. Hiermeê is natuurlijk niet gezegd, dat ik Grietje voor gek houd en Koosje en ik de wijsheid in pacht zouden hebben. Maar het spreekwoord moest hier dienen tot excuus, dat ik de vraag niet kon beantwoorden. Ja, wat zou er toch wel gebeurd zijn, waardoor dat getal elf zoo'n slechte reputa tie heeft gekregen vroeg ik mezelf af. Meteen kwam er een schoolmeester binnen, die me te spreken had. De man houdt zich zelf voor een taalgeleerde en ik kwam hem dus dadelijk met nummer elf aan boord. „E 1 f," zei hjj, is volgens de spraak kunst eenlif, en twaalf tweelif; dit 1 i f is de stam van b 1 ij v e nergo elf is „er b 1 ij f t een" en twaalf„er b 1 ij f t twee"! Wij werden daar evenwel geen zier wijzer mee, en toen de man weg was, zei Grietje dan ook, dat ze er niemendal van begrepen had en dat hij haar met die lifjes maar aan liflafjes had doen denken. Een oogenblik later kwam buurman Kleikamp bij me. Hij is een „bestendig lezer" van Wagenaar en in zooverre een merkwaar dig man, mogelijk bet laatste exemplaar van een uitstervend rag. Welnu, hij meende het gevonden te hebben, gaf er Henrick Boelensen de schuld van, dien braven Amsterdam mer, die met de beste bedoeling van de wereld in 1562 te Amsterdam „tot behoef van dekrancksinnigen, elf dolhuyskens stichtte. „Zoo," zei Kleikamp, „werd elf het mallen getal." Maar van mijn neef den student, dien ik laatst opzocht, vernam ik, dat de man zich vergiste. „Vooreerst," zei neef, „behoort die gekke beteekenis van e 1 f volstrekt niet te Amsterdam alleen thuis ja, déar misschien nog minder dan ergens anders, omdat men er van ouds nog al veel met het getal elf op heeft gehad. Voorts kan de eerzame Henrick Boelensen er onmogelijk van beticht worden, want al eeuwen vóór hem wisten alle men schen dat elf het gekkengetal was. En als een veertiende-eeuwsche leeraar in de reken kunde zijn discipel tellen leerde en hij was gekomen tot het getal e 1 v e, dan durfde zoo'n bengel zijn meester al toevoegen Gewisselyc ghy 8yt er een selve I Maar met dat al wist neef me evenmin te lijk dan tochU heeft slechts te denken aan den worp 6 en 5. Wie de twee zessen wierp, won den pot, daarom was twaalf het volmaakte getal en bestond de Godenraad in den Germaanschen hemel ook uit twaalf Asen. Maar 6 en 6 te werpen, was een gekke worp, omdat die vlak aan 't kantje en toch mis was. Daarom smeet men hem, die elf wierp, het woord gek naar het hoofd, en van de dobbelbank ging die betee kenis van nummer elf in de taal van het dagelijksch leven over." Ik dankte professor en ging heen, blij dat ik er nu toch achter was, en 's avonds met neef in „Kras" gezeten, deed ik hem verheugd verslag van mijn professoraal bezoek. „Heel vernuftigriep een mathematicus, die met ons aan dezelfde tafel zat, „maar ik geloof er geen steek van Dat heb ik uit meester Willem Bartjes wel beter geleerd Volgens ons decimaal stelsel tellen wij nooit verder dan tien, bij elf beginnen wij weer van voren af aan. En daar nu ieder die, als hij eenmaal gedaan heeft, weer van voren af begint, een gek is, zoo werd e 1 f zeer natuurlijk het gekkengeta 1." „Jij en Bartjes maken dan samen pre cies twee-en-twintig riep zijn vriend,die Mid- delbaar-leeraar in historie en antiquiteiten was. „Ik zal het je op geschiedkundige gronden beter verklaren Dat gekken getal is herkomstig uit het groote rijk van Babyion. De machtige koning Nabopolassar had in zijn Raad tien vorsten. Als deze ge zeten waren, kwam de hofnar binnen en nam de èlfde plaats in. Eindelijk verscheen ook de koning als de twaafde, en de vergadering was dan voltallig. Daarom werd twaalf het volmaakte, het koninklijke, maar elf het gekkengetal genoemd." Dat was dan nu de v ij f d e geleerde ver klaring. Gelukkig kwam ik er niet méér te hooren, want bij de elfde zou ik stellig gek geworden zijn. Maar na al die geleerde verhandelingen is mij die gekheid van e 1 f nog even geheimzinnig en nevelachtig, als de zaak betreffende het nieuwe postkantoor, dat in den Polder zou verrijzen. —o— Verbazend is het aantal menschen in ons land, die aan het s p e e c h e n om zoo te zeg gen verslaafd zyn. Vandaag houden zjj een rede bjj een graf, morgen toosten zij op een brui loft, een dag later weer houden zij een rede op de eene of andere vergadering, dikwijls alleen ten genoegen van den spreker zelf en tot verveling van de menschen, die hem moe ten aanhooren. Ja, het moet gezegd worden, het speechen en oreeren is een ziekte van onze natie. Wie echter meenen mocht, dat die volks kwaal pas ontkiemd is in onze huidige dagen, kan ik de verzekering geven, dat die praat zucht voor 't minst reeds een eeuw geleden óók al bestond en dat de kwaal niet ver ergerd is. In een „Boertige beschouwing der Fransche Staatsomwenteling" leest men, met betrek king tot de Nationale Vergadering en de redevoeringen, die daar gehouden werden, namelijk het volgende „Neen, het aanspraak maken en doen, moet men voor de Hollanders over laten bij dezen is 't een eigenaardig karakterproductim mers ten tjjde van hun jongst revolutietje (want dit was toch maar een fipertje, in vergelijking van de colossale revolutie der Franschen), heeft men aanspraken gehoord, staande het doen van welke de redenaar anderhalf mengelen water en melk, bjj enkele teugen en met lange tusschenpozingen uit dronk, terwijl hij, na het ik heb gezegd zwak, ja bijna ademloos uitgelispeld te heb ben, zich met gewarmd linnen moest ver- schoonen, aangezien hij door en door nat van zweet was en oogenblikkelijk te bed gebragt moest worden, ten einde door de rust zijn luttel beetje overgehoudene kracht weder aan te kweeken. „Men vindt in Holland zelfs menschen, die eene aanspraakmakerij hebben, 't welk ten boven bedoelden tijde wel eene kostelijke broodwinning opleverdewant voor eene slechts matig lange aanspraak met eene middenmatige hoeveelheid vuurs er in, moest men toch een paar dukaten neêrleggen wat blief je, lezer, was 't ook geld „Ja, ik kan u verzekeren, dat voor eene aanspraak van vier vellen druks, in folio, op groot mediaan-papier, en zóó vol vuurs, dat de redenaar dikwijls gelegenheid vond van te kunnen schreeuwen als een nachtwacht, en te kunnen slaan en schoppen als een bezetene, dat, zeg ik, voor zulk een aanspraak acht dukaten besteed is geworden, zonder eenig deeltje van een percent te korten voor prompte betaling." 't Speet dan ook de bewuste fabrikanten niet weinig, zoo vernemen wij verder, toen in 1787 de Pruisen het Hollandsche revo lutietje „aan stukken kwamen schieten." Want zij bleven met een heele mand vol aanspraken zitten, die allemaal in voorraad reeds klaar gemaakt waren, opdat de koopers keus zonden hebben niet alleen, maar oogen blikkelijk bediend konden worden. Inderdaad, wanneer in die dagen hier in Holland zoo'n fabriek niet bestaan had, hoe zouden boeren, werkbazen, kasteleins en andere gelijksoortige leden van de hooge en mindere vergaderingen des lands het gesteld hebben 't Kostte hun zonder twijfel menig dukaatje, maar dat kon van 't salaris wel af, en de goede menschen konden door dat huis middeltje hun fatsoen houden en de mode volgen. Zou zoo'n s p e e c h e n-fabriek voor een ondernemend man ook in onze dagen niet wat kunnen zijn Ik meen zoo, dat het aan bestellingen niet zou ontbreken. f=! O M CD £3 J54 53- O O O Aanbevelend, P» FABRIKANT van POETSPOMADE. Verkrijgbaar te SCHAGEN bij: J. KoelemeijS. Rentenaar Wed. S. Kruijer; J. SnijdersK. v. d. Meer en G. Dorbeckte SCHAGERBRUGJ. de Carpen- tier en Wed. Swarthof; te DIRKSHORN P. Without; te BARSINGERHORN; A. Prins Meijer en 8. Witte KOLHORNR. Krapte WOGNUMJb. Keet man J. en P. Kooterte WIERINGERWAARD J. E. Voste van Twujjver en R Waiboerte WINKELE Bakker Jb. de Vries te MOERBEEK te NIEUWE ZIJDEWIND Duin: te SPANBROEK: NIEDORPA. HovenierJ. Bruinvis en Ct Veld): J. Jongte SPIERDIJK: Wed. 8. Wed. G. Klaverte OUDENDIJKB. T. Belste 8CHERMERHORN J. Boos D. Akkerman en Lue. de Jong te St. MAARTENSBRUG A. de Leeuw; te TUITJEHORN: A. Strooperte WARMENHUIZENH. Schouten- G, Backum-Passtoors li Ondergeteekende bericht haar begunstigers, dat zij in depot ontvangen heeft van Gebroeders WOLF, Amster dam, een prachtige, nieuwe Collectie Najaars- en Winter- alsmede een prachtige collectie STALEN van den heer SCHMALZ te Schagen. Hopende veler gunst waardig te mogen zijn, Beleefd aanbevelend, Noord, SCHAGEN. Wei A. DeiMom-Marees, Toomad sMt: aan d.e te SPANBROEK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 11