Zondag 21 September 1903 TWEEDE BLAD. HET NUT VAN HET Lan d bo u wonder w ijs. FEUILLETON. l u i s t e rs. la 47ste Jaargang No. 3874. Arrondissements - Beeld bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 22 Sept. 1903. Door de Oud-Leerlingen der Rijkslandbouwwinter- sokool te Schagen. ooooo VERVOLG. Gehouden aan mijn voornemen, om niet te uitgebreid te worden, vervolg ik mijn beschouwing met de kennis der Dierkunde, een uitgebreid bd veel afwisseling aanbren gend leervak. Eene studie, waarmede elke landbouwer bekend dient te zijn zij brengt ons de bewondering van alles wat in het dieren rijk te zien en te leeren is, de prachtige bouw van het lichaam der dieren, hurine verrichtin gen en de soms zoo ingewikkelde voortplan ting. Zoowel de schadelijke als de nuttige dieren dient men te kennen, van laatstgenoem de ook die, welke leven ten koste van de, voor den landbouwer, schadelijke dieren. Ook de gevonden bestrijdingsmiddelen, al zijn die nog lang niet in alle gevallen afdoende, vormen een onderwerp, dor bespreking meer dan waard. Wat do kennis der Dieikunde voor het dierenrijk is, is de Plantkunde voor het plan tenrijk. Niet minder interessant en leerzaam is deze studie. Hoe heerlijk schoon is de ont wikkeling en het leven der planten, het vormen en voortbrengen der zaden, hoe fijn is alles geconstruëerd, een levensverrichting, voor den oppervlakkigen beschouwer slechts heel gewoon, doch in werkelijkheid aller be wondering dubbel waard, een bron van kracht en leven. Het geeft ons de kennis, welke zoo'n innig verband houdt tusschen de vele vakken der landbouwkunde. Meer op den weg van den eigenlijken land bouw ligt, in het oog der practici, do kennis der plantenteelt, in zich houdende het vele dat men dient te weten omtrent zaaien, verple gen en oogsten van de cultuurgewassen in het algemeen, en de bijzondere behandeling van de verschillende gewassen afzonderlijk. Kent men deze wijzen tot in alle onderdeelen, het bespreken der wijze van bewaren van voedergewassen en laudbouwvruchton en -zaden sluit hierbij nauw aan. Terwijl de be strijding van plantenziekten en onkruiden met behulp van de moderne uitvindingen ongetwijfeld haar voordeel zal meebrengen. Tot het verkrijgen van hoogere productie van den grond, brengt ons de toepassing der meer intensieve cultures der groenteteelt. Dat de kennis dier teelt ongetwijfeld zeer aantrekkelijk is, behoef ik niet te zeggen. Menig jong groentekweeker zal in het vele goede, dat op het gebied der groenteteelt valt te leeren, bijna onuitputtelijken voorraad leerstof vinden welke hem later zoowel in bedrijf van uitsluitend groenteteelt, of ge combineerd met landbouw, uitstekend ten dienste zal staan. Zeer goed met laatstgenoemd bedrijf te com bineeren is de Ooftteelt. Een veel voordeel aanbrengend deel van het bedrijf, waarvan de toepassing zoowel met landbouw als met groentebedrijf is te vereenigen. Veel valt er dan ook te leeren voor deze teelt; bijv. voor het aanleggen van boomgaar den en fruittuinen, geheel in overeenstemming met de eischen der nieuwere wetenschap omtrent plantengroei, bemesting, beschutting en wat niet al, om een goeden groei te waarborgen. Ook de opgedane kennis tot vorming en onderhoud der boomen, alsmede de wijze van oogsten, bewaren en verzenden der vruchten, zijn voor den fruitteler niet nlt het oog te verliezen voordeelen. Dienstig aan de veehouderij zijn de vakken Beoordeelingsleer, Rassenkennis, Veefokkerij en Gezondheidsleer. De beoordeelingsleer brengt ons de kennis tot beoordeeling der landbouwdieren, eene Roman van IDA BOY-ED. ooooo En juist die bescheiden smart werd voor Wigus de machtige eischeres. Hij begreep volkomen, dat hij zijü woord houden moest, en den man alles, alles terugbetalen, wat hij voor hem had aangewend. En tienmaal in het volgende uur kon er een onwaardige komen, en den goeden man, die aan niets weerstand kon bieden, het geld weder af troggelen. E n s moest Schradin het beleven, dat er niet louter nietsnutters en zelfzuchtigon waren. Hij zou dan ook het verschil kennen tusschen die heilige zelfzucht, welke Wigus dreef, om zijne bestemming na te streven, en die andere zelfzucht, welke slechts aan stoffelijk voordeel denkt. Op den derden dag kwam de beloofde brief van Frits Machin. Gewichtig gaf zijn moeder hem de en veloppe over, welke den naam der firma ver meldde, waarvoor Machin reisde. Misnoegd opende Wigus den brief- Reeds het formaat ergerde hem, dat groote kwarto vel, met die fijne blauwe ruitjes, en in den rechterhoek weer de firmanaam. Onwillig, half en half lachend, las bij „Beste zwagerMet dezen wilde ik je een paar voorstellen doen, welke ik mjj, als je oudere zwager en als ervaren, alge meen geacht man, wel veroorloven mag. ABIT Alurtiitit- LïiilliulW. zaak waarop een toekomstig landbouwer niet te veel kan worden gewezen. Da verschillen de vormen der lichamelijke deel en, in het oog te houden tot het verkrijgen van meik of vleeschvorm of combinatie daarvan, bij het rund, alsmede tot het verkrijgen van den idealen vorm en inrichting van het lichaam van het paard voor de verschillende wijzen van gebruik, om hetzelfde bij schaap en varken te verkrijgen, dienen een helder beeld in ons geheugen te vormen. De kennis der rassen, een onafscheidelijk deel der beoordeelingsleer, brengt ons datgene, wat wij dienen te weten om de verschillende rassen, zoowel van rund, paard, schaap en varken, van elkaar te onderscheiden, vooral met het oog op kruising. Veefokkerij sluit in zich, de waarde te leeren kennen, die een dier bezit voor de voortteling, de regelen waarop men bij het fokken heeft te letten, en de middelen ter verkrijging van goed fokmateriaal, allemaal zaken, die zoowel direct als indirect voordeel aanbrengen voor den nauwlettenden fokker. Gezondheidsleer, de leer omtrent de ver pleging der huisdieren, een schat van bijzon derheden, welke nit Onbekendheid veel te weinig in de practijk worden toegepast. Het verkrijgen van doelmatige stallen, en wat daarmede in verband staat, is hierbij in de ee:ste plaats begrepen. Een nog gewichtiger deal van dit leervak is de veeverloskunde. Allereerst valt hieronder de kennis, hoe zich de vrucht in het moeder- dier ontwikkeltterwijl de kennis der ver lossing, in die gevallen, waarin de ter-wereld- brenging, welke vaak door verschillende, veelal te voorkomen, oorzaken ontijdig ge schiedt, als soms bij tijdige geboorten, waar vaak abnormale ligging van het jong zich voordoet, een geruststellende kracht geeft om op tijd handelend op te treden, geheel in tegenstelling met den onkundige, die bij der gelijke gevallen in groote verlegenheid zal raken. Met het oog op den handel in paarden, runderen enz., is het zeker ook niet ondien stig te weten, welke gebreken als koopver nietigend kunnen wordeD beschouwd, terwijl de overerfelijkheid van sommige gebreken niet uit het oog mag worden verloren. Kortom, deze vier vakken vormen tezamen een schat van voorlichting, in het oog te houdon bij eene rationeele fokkerij. Nagenoeg gelijk iu waarde met scheikunde, stel ik het leervak Natuurkunde, wel is waar op zichzelf geen hoofdvak, maar een on misbaar deel, om de werking van tallooze dingen te verklaren en te begrijpen. Do leervakken Nederlandsche Taal en Reke nen, voor sommigen ten deele een herhaling van het vroeger op school geleerde, brengen ;j m. i. een voldoende hoeveelheid kennis op dat gebied aan, om later de zaken genoeg zaam te kunnen beschrijven en administreeren. j Zie hier dus in zeer beperkte bewoordingen i de voornaamste voordeelen der onderdeelen van het gegeven onderwijs. Het is helaas tot mfjn spijt nog maar al te veel een onomstootelijke waarheid, dat de belangstelling in landbouwonderwijs in onze Provincie zoo gering is, ja bijna aan alge- I heele onverschilligheid grenst. Welke de redenen zijn van het vooroordeel hieromtrent, zai ik niet trachten te om- schrijven. Ik betreur het evenwel ten zeerste, dat men j de gelegenheid tot het aanleeren van zooveel zaakrijks, nuttig voor het bedrijf van onzo toekomstige landbouwers, voorbij laat gaan. Toch is het evenwel mijn heilige overtui ging dat alle vooroordeel tegen landbouw onderwijs in de toekomst zal wijken. Het landbouwonderwijs nl. brengt aan hen, die hun tijd goed besteden gedurende het onderwijs, een macht van zelfvertrouwen (en wat is meer waard dan dat in hun vak, en alles wat daarmee in verband staat; een kracht welke hen in staat stelt het bedrijf in verschillende richtingen te wijzigen en te Verbeteren, al naarmate hun ijver en ziens wijze hoor daartoe aansporen. Kortom, het brengt een geest van nieuw leven door het begrijpen van het vele, dat in de natuur te leeren valt, een waardeering van het vele nieuwe, een streven naar hooger. In één woord, landbouwonderwijs is, en zal in de toekomst meer blijken te zijn, noodzakelijk om gelijken tred te houden met de ontwikkeling van den landbouw, zoowel in als buiten ons land. De aan de school geleerde theorieën zullen, voor zoover zij geschikt zijn, in practijk wor den gebracht, om na verloop van korter of langer tijd als praktijk te worden beschouwd vele op theoretischen grond gebaseerde vin dingen van weleer zijn, na geschikt bevon den te zijn, zonder meer als een oorspronke lijk deel der practijk beschouwd. Met welk recht nu de practijk, na deze toeëigening, de wetenschap en theorie zoo laakt, weet ik nietwèl weet ik, dat de wetenschap voort gaat de praktijk te steunen en voor to lich ten, en dit zal blijven doen, wijl hare stel lingen oneindig veel krachtiger zijn dan voorheen. Als slotresumé nog dit Landbouwonderwijs brengt ons de kennis van landbouwzaken, gebaseerd op de bewe zen feiten der wetenschap en praktijk, welke ons aanspoort tot vooruitgang in het goede, evenwel met inachtneming van do grootst mogelijke voorzichtigheid bij het nemen van proeven, en uitspreken der resultaten. Niets voor waar te beweren wat niet bewezen is, zij daarbij de leus En die kennis kan niet anders dan voor dcel aanbrengen, zoowel voor den persoon in kwestie, als voor de algemeene weivaart. UITSPRAKEN: W. Stuifbergen, Castricum, valscliheid in geschrifte, niet wett. en overt. bewez., ergo vrijgesproken. J. J. Altenkirch, Amsterdam, oplichting, niet wett. en overt. bewez,, ook vrijgespr. Verderbevel tot teruggave van de 2 iu beslag genomen potlooden aan W. Stuifbergen, en teruggave van f200.aan den heer D. den Otter te 's-Gravenhage, (die, als hij de f200.— heeft ontvangeu, evengoed nog een schadepostje van f150.kan boeken. Behalve landbouwtentoonstelling, harddra verij en wat de oude Victorie-stad vandaag meer voor feestelijks mocht hebben aan te bieden, was er ook nog: hondententoonstelling en welin de Rechtszaal. Dat wil zeggen er was behandeling van verschillende zaakjes, waarin de viervoeters Indirect de misdadigers waren. De zitting van heden dan onderscheidde zich eigenlijk door drie, eenigszins opvallende eigenschappenle. doordat er niet minder dan vier zaakjes waren, waarin de viervoetige kelfers, de fikjes of bulhonden te Eukhuizeu, eene gansch niet onbelangrijke rol speelden 2e. dat er wel elf zaakjes in 't geheel in be handeling werden genomen, [oen aantal, dat in dit kwartaal sis een „stijging" mag wor den aangemerkt] en de zitting niettemin reeds vroeg was geëindigd 3a. dat er [meer dan waarschijnlijk doordat er harddraverij, enz. in Alkmaar was], een zeer klein per centage van de balie-habitnó's was opge komen, wat aan den luister der zitting niet weinig afbreuk deed. Nomen we om te beginnen fikkenzaak numero 1 maar eens onderhanden. Cornelis Huijgens, geboren heel te Nieuw-Vosmeer en wonende te Enkhuizen (we dachten eerst aan bloedverwantschap met den giooten dichter j C. Huijgens], [hij schitterdo vandaag door afwezigheid] had vergeten dat hij een „geel achtig zwarten" hond van 't mannelijk ge slacht bezit; althans hij had verzuimd aan gifte te doen van 't bezit van dit beestje, want ten kantore van den Gemeente ontvanger te Enkhuizen, den heer Johan Wilhelm Lakeman, was zulks niet geschied, terwijl de agent v. pol. Joh. v. d. Berg, in I Juni j.1. op den Havendijk surveilleerende, het beestje „losloopende en zich vrij bewe gende" had aangetroffen. Een en ander was oorzaak, dat de Weled. Heer C. Huijgens een ambts-eedig proc.-verbaal aan zijn maag 1 kreeg. De Heer Off. eischte heden tegen den bezitter van het niet aangegeven diertje f 6. boete, subs. 1 dag hechtenis. „Hoedenzaak no. 2" kwam op den visscher Pieter Blom zijn welgevulden visschersbuidel een aanvalletje doen, tenminste, als de uit- spraak gelijk luidt als do eisch (en Piet niet wil zitten voor één dagje.) Blommetje, (een respectabel Enkhnizer burger) heeft ook zoo'n mannelijk reutje laten losloopen en meer dan eens, terwijl ook geen aangifte van 't beestje i was gedaan aan des heeren ontvanger Lake- i man's kantoor. Piet schijnt, wat dit laatste j betreft, verklaard te hebben, dat hij geen centen en ook geen lust had om te betalen, een j paar eigenschappen, die den belastingplich tigen bewoner van dit aardsche tranendal jnist niet tot eer strekken. De O. van J. vond er geen bezwaar in, om f6.boete subs. 1 dag hecht, te vragen. „Driemaal is scheepsrecht," zullen we zeg gen, of (zooals de jongens wel eens beweren) „driemaal scheeps is recht", ea daarom likje numero drie, een beestje van pikzwarte kleur. De benijdenswaardige bezitter van dit lieve dier, de heer Johan Wilhelm Steen, een „Henk'uuzer" visscherman, liet „Caro" of „Prinsje," of hoe ze heette van tyd tot tijd losloopen, terwijl 't diertje niet was voorzien van den in Enkhuizen voorgeschreven penning en er 't zat er niet an ook geen be lasting van mopjelief was betaald en geen aangifte van 't beestje was gedaan. De heer Off. eischte ook nu weer f6.boete subs. I dag hechtenis. We spraken hierboven van vior zaakjes van blaffende viervoeters en dus nog één nummertje toe! 't Was alweer een visscher uit Eukhuizeu, [Joh. Teunisz], die oen houd had, waarvan hij geon aangifte en evenmin betaling had gedaan, terwijl 't beestje los heeft geloopen op straat. Tennisz kan tevre den zijn, want eveDals tegen zijn rampgenoo- ten, eischte de Off. ook tegen hém f 6 boete subs. 1 dag hecht. Stappen we thans eens van ons onderwerp „Honden en nog eens honden" af, en begeven we ons vanuit de keffende hondenwereid in de verzet-plegende menschenwereld, dan ko men we allereerst terecht in de koolstreek bij uitnemendheid, waar onder meer welva rende dorpjes, ook 't bloeiende Broek opLan- gendjjk ligt. In den nacht van 2 op 3 Ang. j.1. was een bewoner van dit bekoorlijk gedeelte van 't ondermaunsche, Arie Bakker genaamd, bezig zich te oefenen in sierlijke buigingen, bevallige wendingen, enz. Hoogst waarschijnlijk waren 't oefeningen in de nieuwe dansen Joieuse, Charmouse, Pas des Patineurs, Tiroiièue, enz enz. Hoe bevallig de herhaalde zwaaien en verder de geheele actie des heeren Bakker ook was, toch meende de rijksveldwachter C. v. d. Molen uif Alkmaar, (met kennersblik bespeurende, dat 't „ophebben" van te veel drank en niet de liefde tot beoefening der nieuwe dansen de oorzaak van B.'s gesticulaties was), hier aan een einde te moeten maken, temeer daar B. in bovenbeschreven toestand een „lastig portret" is. Hiervan gaf bekl. dan ook na weer 't bewijs. Van der Molen trof Bakker aan op den openbaren weg te Oudorp en wilde hem iu zijn [B.'s] eigen belang, zoo wel als in 't belang van do openbare veiligheid opbrengen en bood hem te dien einde zeer hoffelijk zijn geleide aan. Hoe groot die eer, Bakker aangedaan, ook was, toch bedankte de bescheiden mail er voor, maarop eene alles behalve nette manier. Hij begreep drommels goed, dat 't niet nit louter beleefdheid was, dat V. d. M. hem wilde geleiden en verzette zich zeer heftig en schopte V. d. M. pijnlijk raak en bij het verzet raakte des rijksveldwachters linkerhand ook terdege ontveld, zoodat genoemde ambte naar zijn lachen best kon ophouden en in tegendeel zoo slecht in den zin was over Bakker, dat voor dezen een proces-verbaal volgde. De Off. v. Just., Mr. Cnopius, die thans weer op de zitting fungeerde, eischte tegen den beklaagde wegens wederspannig- heid, naar aanleiding van de artt. 180181 van 't W. v. S., 8 dagen gevang. We zijn wat haastig geweest met zoo Enkhuizen nit te 6tsppen, want we hewwen er nog niet dein. We krijgen vandaar nu vier beklaagden aan één bos dat is de moeite nog eens, nietwaar Mogen we ze gauw eventjes voorstellen? Ja? Nu dan: Primo, Jan de Vries, 62 jaar, arbeider te Enkhuizen S e c u n d o, Mevrouw Jan de Vries, (heet van d*r eigen zei vers Ger- bregje Roemer;) Tertio, les deux filles Johanna en Gerbregje de Vries. Ter juiste onderscheiding diene, dat Johanna de oudste en Gerbregje de jongste der beide dochters is. Op 2 Aug. j.1. kreeg de stiefzoon van Jan de Vries, Erederik Hasselman genaamd, woor den met bovengenoemd viertal. Deze Has selman is overigens ook de braafste niet, lijkt 't wei, want, vader van 4 kinderen zijnde, heeft hij zijn goed ingepakt en zijne vrouw met die kleinen achtergelaten en is onlangs naar Vlaardingen of Rotterdam vertrokken, I zooals een der getuigen thans verklaarde. Ook drinkt H. bij tusschenpoozen nogal een extra krachtig bittertje en heeft hij Mevr. De Vries, zijne niet teerbeminde stiefmama, leelijk I besproken, naar 't schijnt. Freek kreeg, na een woordenwisseling, waarin een voort durend crescendo tot driedubbel fortis simo oversloeg, van Jan de Vries een klap, nee maar die raak was hoor en op een kleinen afstand niet alleen gezien, maar ook gehoord kon worden. Do drie dames roerden hare respectieve tongetjes op „lofwaardige wijze", dat kun je begrijpen, en op 't laatst turfden ze d'r ook nog terdege op los, zooals de getuigen ver klaarden, althans ó&n dezer, (de timmermans knecht Gerbrand Lub), verklaarde, dat eene der schoonen zelfs met een emmer de hardheid van Hasselman's bolletje op de proef en een harde proef!! stelde. De stiefmoeder en de ega van Hasselman verstaan elkaar slecht, de familie-verhouding deugt dus niet erg en ze wonen dicht bij elkaar, zoodat bij zulk een gespannen verhouding een woordentwist of zooiets geen wonder is. Gerbregje, de eenige tegenwoordig zijnde van de engel achtige dames, verklaarde op 's Presidenten vraag, „of ze met de hand, de muil, de slof of de klomp had geslagen, dat ze heelo- maal niet had geslagen", wel gescholden.[Non, géén beetje hoor, wees daar gerust van De Vries zei, dat de getuigen niet goed hebben kunnen zien wat er voorviel, vanwege „hot omringsel van menschen"hijzelf heeft geslagen, dat erkende hij: 't bloed begon 'm „ellendig te koken", zie je. De O. v. J. achtte 't slaan der drie dames niet wettig en overtuigend genoeg bewezen eu achtte zich dus gehouden, voor dit edele klaverblad vrijspraak te moeten vragen, maar tegen De Vr. [wiens handelingen wél bewezen waren], eischte ZEG. een week gevang. Och, waren alle menschen wijs En deden daarbij wèl; De aard' was dan een paradijs, N u is ze vaak een hel Nuzóó is 't wel Alweer zoo'n onverkwikkelijk, allervreese- lijkst leelijk, nietswaardig, miserabel, ellendig, misselijk, beroerd, walgelijk, ongelukkig, naar, Eer ik verder op de zaak inga, zeg ik dadelijk, dat Sophie en ik je op je doorreis bij ons verwachten en vragen we je drin gend, vooral aan dezen wensch te voldoen. „Nogmaals vraag ik je, in overweging te nemen, of de kansen voor jou niet beter zijn, als je Schradin accepteert. „Ik dacht zoo bij zal je een aanvangs salaris geven van drie- vierduizend Mark, waarvan je tien percent kunt laten afhou den voor delging der schuld. Schradin zal dat riet aannemen, óf tegelijk je salaris verhoogen, maar ook al doet bij dat niet, dan blijven je toch nog 2700 of 3600 Mark over. Daarvan kan je daar leven en moeder bij je nemen, die je huishouding kan be sturen. „Dat Schradin, als je je tot zyne tevre denheid in de zaak inwerkt, je zeker ook nog in zijn testament zal bedenken, is eveneens de overweging wel waard. „Terwijl ik hoop, dat ik je hiermede, als ervaren koopman, nog eens helder aan geduid heb, wat je je misschien zult laten ontsnappen, groet ik jou en moeder en Lena hartelijk, en ben met broederlijken handdruk Je zwager Frits Machin, procuratiehouder der firma Thalheim en Zonen." „Wat schrijft Frits?" vroeg de moeder angstig. De gelaatsuitdrukking van haar zoon scheen zoo boos, zoo hoonecd. „Niet veel, moeder. Hij verwisselt slechts mijn leven met een harington, die te ver- koopea is." „Maar Wigus Wat scheelt je? Frits schrijft zulke mooie brieven. Dat zegt Lena ook." „Ja, wanneer Lena het zegt...." Daar zag hij weer duidelijk de kloof, die hem van <le zijnen scheidde. Herin neringen uit zijn jeugd, zachte en milde gevoelens hadden gedurende de drie dagen, dat hij thuis wa3, daarover een fijneD sluier geweven en do kloof dus aan zijn oog verborgen. Nu dreef het den jongen man voort. Hij begreep, dat hst voor hem en voor de familie het beste was, als ze elkaar gedu rende een paar jaar niet weerzagen; totdat hij zijn moeder onder de oogen zou kunien komen als overwinnaar. Ja, wanneer zij eu Lena maar niet bet onzalige idéé hadden, naar Berlijn te komen. Met de beide vrouwen hier samenleven was moeilijk maar daar zou bet in één woord vreeselijk zijn. Want eiken dag zouden zij met opgeheven handen jammer klachten slaken en trachten in zijn levens rad te grijpen. En dan zou het bepaald zóó komen, dat hjj, in zjjn drift om voort te komen, over hen zou heenrennen. En dan zou hij toch hot heiligste bezit van den mensch verliezenmoederliefde. Neen, duizendmaal neen 1 Geen bezit der aarde was groot genoeg, om met dezen prys betaald te worden. Nog zag hij geen uitweg uit het laby- rinth van zijn plichten en twijfel. Maar voor diegenen, die in nacht en storm kampen, licht menigmaal eensklaps een ster, die hun hun levensrichting wjjst. Waarom zou ook hij niet op zulk eon ster hopen HOOFDSTUK VI. Toen Wigus weer in Berlyn aankwam, was zijn eerste reis naar Sildy. Hij verheugde zich reeds bij voorbaat over de verrassing, die zij zou toonen. Zij verwachtte hem, volgens zijn brief', eerst over acht dagen, De huisdeur was gesloten. Teleurgesteld ging hij heen en zeide tot zichzelf, dat hij dit had kunnen verwach ten. Zij zou in den schouwburg zijn hot was immers al reeds negen uur in den avond. Om nu zwart op wit te lezen, wat hij vermoedde, liep hij naar de eerste de beste aanplakzuil. Heel onder op het biljet, tus schen wel eon dertig namen van onderge schikten, stond ook baar naam. Hij kende het stuk door hetgeen Siddy ervan had verteld. Om naar den schouwburg te gaan, daarvoor ontbrak 'era den tyd, maar nog meer het geld hij had er ook gren verlangen naar, om Siddy gepoederd en aangedirkt op de planken te zien. Maar geduldig luisterde hij naar haar opgewon den vertellingen over het stuk. Zijv was ook bereid, van den directeur een vrybiljet te vragen, ofschoon deze daar verbazend zuinig mede was. Dat Wigus geen vrij- bi'jet hebben wilde, beleedigde baar eigen lijk. Hij bemerkte dat zeer goed. Siddy speelde in dit volksstuk voor het kamermeisje eecer fabelachtig rijke eu slechte gravin. Do geheele rol was nog geen pagina lang. Siddy had alleen maar te verschijnen om bevelen in ontvangst te nemen en te zeggen „Zeer goed, mevrouw de gravin." „Dadelijk, mevrouw de gravin," en dergelijke nietszeggende uitdrukkingen mesr. Maar ze moest in al de vijf bedrijven opkomen en aan hot slot moest ze met al de bedienden hot toonoel opstormen, wan neer de gravin door den edelen joDgeling, met wien zjj gespeeld had, in een aanval van jaloezie werd doodgeschoten. Er was dus op te rekenen, dat Siddy ni^t voor half twaalt thuiskwam en Wigus wist, dat haar moeder hem dan nog het recht zou weigeren, haar te bezoeken en eon uurtje met haar te praten. I Hij moest dus tot den volgenden morgen geduld hebben. En afgemat als hij w»s van de reis, oordeelde hij het 't best, maar naar bed te gaan. j Toen Wigus den volgenden morgen op stond, was zjjn eerste schrede naar Iet venster. Maar slechts voorzichtig door een kier van het gordijo, keek hij naar don overkant. Siddy en haar moeder mochten hom niet zien, anders was de aardigheid eraf. Hij had lang geslapen en het was reeds bjjna half negen. I Aan de overzijde was men, zooals elkea dag om dezen tijd, nog met het schoon maken der kamers bezig. Alle vier de vensters stonden open en de zon, die j'8 middags zjjn kamer bescheen, verlichtte nu tot in de uiterste hoekjes Siddy's thuis. Juffrouw Lindstadt maakte in de slaap- I kamer de bedden op. 1 Ln de woonkamer was niemand Wigus kon dat heel duidelijk zien. Het gordijn begon te waaien. De slaapkamerdeur werd I geopend. Siddy's gestalte werd zichtbaar, in een rood katoenen jurkje. J Hoe klopte zijn hart 1 Nu kwam ze naar het venster en hij verwonderde zich over wat hij zagzij plaatste een kostbaren ruiker, dien ze in een hoog bierglas had gezet, op de vensterbank. Wie schonk Siddy deze dure rozen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5