Zondag 21 September 1903
TWEEDE BLAD.
HET NUT VAN HET
Lan d bo u wonder w ijs.
FEUILLETON.
l u i s t e rs.
la
47ste Jaargang No. 3874.
Arrondissements - Beeld
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 22 Sept. 1903.
Door de
Oud-Leerlingen der Rijkslandbouwwinter-
sokool te Schagen.
ooooo
VERVOLG.
Gehouden aan mijn voornemen, om niet
te uitgebreid te worden, vervolg ik mijn
beschouwing met de kennis der Dierkunde,
een uitgebreid bd veel afwisseling aanbren
gend leervak. Eene studie, waarmede elke
landbouwer bekend dient te zijn zij brengt ons
de bewondering van alles wat in het dieren
rijk te zien en te leeren is, de prachtige bouw
van het lichaam der dieren, hurine verrichtin
gen en de soms zoo ingewikkelde voortplan
ting.
Zoowel de schadelijke als de nuttige
dieren dient men te kennen, van laatstgenoem
de ook die, welke leven ten koste van de, voor
den landbouwer, schadelijke dieren. Ook de
gevonden bestrijdingsmiddelen, al zijn die
nog lang niet in alle gevallen afdoende,
vormen een onderwerp, dor bespreking meer
dan waard.
Wat do kennis der Dieikunde voor het
dierenrijk is, is de Plantkunde voor het plan
tenrijk. Niet minder interessant en leerzaam
is deze studie. Hoe heerlijk schoon is de ont
wikkeling en het leven der planten, het
vormen en voortbrengen der zaden, hoe fijn
is alles geconstruëerd, een levensverrichting,
voor den oppervlakkigen beschouwer slechts
heel gewoon, doch in werkelijkheid aller be
wondering dubbel waard, een bron van
kracht en leven. Het geeft ons de kennis,
welke zoo'n innig verband houdt tusschen
de vele vakken der landbouwkunde.
Meer op den weg van den eigenlijken land
bouw ligt, in het oog der practici, do kennis der
plantenteelt, in zich houdende het vele dat
men dient te weten omtrent zaaien, verple
gen en oogsten van de cultuurgewassen in
het algemeen, en de bijzondere behandeling
van de verschillende gewassen afzonderlijk.
Kent men deze wijzen tot in alle onderdeelen,
het bespreken der wijze van bewaren van
voedergewassen en laudbouwvruchton en
-zaden sluit hierbij nauw aan. Terwijl de be
strijding van plantenziekten en onkruiden
met behulp van de moderne uitvindingen
ongetwijfeld haar voordeel zal meebrengen.
Tot het verkrijgen van hoogere productie
van den grond, brengt ons de toepassing der
meer intensieve cultures der groenteteelt.
Dat de kennis dier teelt ongetwijfeld zeer
aantrekkelijk is, behoef ik niet te zeggen.
Menig jong groentekweeker zal in het vele
goede, dat op het gebied der groenteteelt
valt te leeren, bijna onuitputtelijken voorraad
leerstof vinden welke hem later zoowel in
bedrijf van uitsluitend groenteteelt, of ge
combineerd met landbouw, uitstekend ten
dienste zal staan.
Zeer goed met laatstgenoemd bedrijf te com
bineeren is de Ooftteelt. Een veel voordeel
aanbrengend deel van het bedrijf, waarvan
de toepassing zoowel met landbouw als met
groentebedrijf is te vereenigen.
Veel valt er dan ook te leeren voor deze
teelt; bijv. voor het aanleggen van boomgaar
den en fruittuinen, geheel in overeenstemming
met de eischen der nieuwere wetenschap
omtrent plantengroei, bemesting, beschutting
en wat niet al, om een goeden groei te
waarborgen. Ook de opgedane kennis tot
vorming en onderhoud der boomen, alsmede
de wijze van oogsten, bewaren en verzenden
der vruchten, zijn voor den fruitteler niet
nlt het oog te verliezen voordeelen.
Dienstig aan de veehouderij zijn de vakken
Beoordeelingsleer, Rassenkennis, Veefokkerij
en Gezondheidsleer.
De beoordeelingsleer brengt ons de kennis
tot beoordeeling der landbouwdieren, eene
Roman van
IDA BOY-ED.
ooooo
En juist die bescheiden smart werd voor
Wigus de machtige eischeres. Hij begreep
volkomen, dat hij zijü woord houden moest,
en den man alles, alles terugbetalen, wat
hij voor hem had aangewend. En tienmaal
in het volgende uur kon er een onwaardige
komen, en den goeden man, die aan niets
weerstand kon bieden, het geld weder af
troggelen.
E n s moest Schradin het beleven, dat
er niet louter nietsnutters en zelfzuchtigon
waren. Hij zou dan ook het verschil kennen
tusschen die heilige zelfzucht, welke Wigus
dreef, om zijne bestemming na te streven,
en die andere zelfzucht, welke slechts aan
stoffelijk voordeel denkt.
Op den derden dag kwam de beloofde
brief van Frits Machin.
Gewichtig gaf zijn moeder hem de en
veloppe over, welke den naam der firma ver
meldde, waarvoor Machin reisde.
Misnoegd opende Wigus den brief- Reeds
het formaat ergerde hem, dat groote
kwarto vel, met die fijne blauwe ruitjes,
en in den rechterhoek weer de firmanaam.
Onwillig, half en half lachend, las bij
„Beste zwagerMet dezen wilde ik je
een paar voorstellen doen, welke ik mjj,
als je oudere zwager en als ervaren, alge
meen geacht man, wel veroorloven mag.
ABIT
Alurtiitit- LïiilliulW.
zaak waarop een toekomstig landbouwer niet
te veel kan worden gewezen. Da verschillen
de vormen der lichamelijke deel en, in het
oog te houden tot het verkrijgen van meik
of vleeschvorm of combinatie daarvan, bij
het rund, alsmede tot het verkrijgen van den
idealen vorm en inrichting van het lichaam
van het paard voor de verschillende wijzen
van gebruik, om hetzelfde bij schaap en
varken te verkrijgen, dienen een helder beeld
in ons geheugen te vormen.
De kennis der rassen, een onafscheidelijk
deel der beoordeelingsleer, brengt ons datgene,
wat wij dienen te weten om de verschillende
rassen, zoowel van rund, paard, schaap en
varken, van elkaar te onderscheiden, vooral
met het oog op kruising.
Veefokkerij sluit in zich, de waarde te
leeren kennen, die een dier bezit voor de
voortteling, de regelen waarop men bij het
fokken heeft te letten, en de middelen ter
verkrijging van goed fokmateriaal, allemaal
zaken, die zoowel direct als indirect voordeel
aanbrengen voor den nauwlettenden fokker.
Gezondheidsleer, de leer omtrent de ver
pleging der huisdieren, een schat van bijzon
derheden, welke nit Onbekendheid veel te
weinig in de practijk worden toegepast.
Het verkrijgen van doelmatige stallen, en
wat daarmede in verband staat, is hierbij in
de ee:ste plaats begrepen.
Een nog gewichtiger deal van dit leervak
is de veeverloskunde. Allereerst valt hieronder
de kennis, hoe zich de vrucht in het moeder-
dier ontwikkeltterwijl de kennis der ver
lossing, in die gevallen, waarin de ter-wereld-
brenging, welke vaak door verschillende,
veelal te voorkomen, oorzaken ontijdig ge
schiedt, als soms bij tijdige geboorten, waar
vaak abnormale ligging van het jong zich
voordoet, een geruststellende kracht geeft
om op tijd handelend op te treden, geheel in
tegenstelling met den onkundige, die bij der
gelijke gevallen in groote verlegenheid zal
raken.
Met het oog op den handel in paarden,
runderen enz., is het zeker ook niet ondien
stig te weten, welke gebreken als koopver
nietigend kunnen wordeD beschouwd, terwijl
de overerfelijkheid van sommige gebreken
niet uit het oog mag worden verloren.
Kortom, deze vier vakken vormen tezamen
een schat van voorlichting, in het oog te
houdon bij eene rationeele fokkerij.
Nagenoeg gelijk iu waarde met scheikunde,
stel ik het leervak Natuurkunde, wel is waar
op zichzelf geen hoofdvak, maar een on
misbaar deel, om de werking van tallooze
dingen te verklaren en te begrijpen.
Do leervakken Nederlandsche Taal en Reke
nen, voor sommigen ten deele een herhaling
van het vroeger op school geleerde, brengen ;j
m. i. een voldoende hoeveelheid kennis op
dat gebied aan, om later de zaken genoeg
zaam te kunnen beschrijven en administreeren. j
Zie hier dus in zeer beperkte bewoordingen i
de voornaamste voordeelen der onderdeelen
van het gegeven onderwijs.
Het is helaas tot mfjn spijt nog maar al
te veel een onomstootelijke waarheid, dat de
belangstelling in landbouwonderwijs in onze
Provincie zoo gering is, ja bijna aan alge- I
heele onverschilligheid grenst.
Welke de redenen zijn van het vooroordeel
hieromtrent, zai ik niet trachten te om-
schrijven.
Ik betreur het evenwel ten zeerste, dat men j
de gelegenheid tot het aanleeren van zooveel
zaakrijks, nuttig voor het bedrijf van onzo
toekomstige landbouwers, voorbij laat
gaan.
Toch is het evenwel mijn heilige overtui
ging dat alle vooroordeel tegen landbouw
onderwijs in de toekomst zal wijken.
Het landbouwonderwijs nl. brengt aan hen,
die hun tijd goed besteden gedurende het
onderwijs, een macht van zelfvertrouwen (en
wat is meer waard dan dat in hun vak,
en alles wat daarmee in verband staat; een
kracht welke hen in staat stelt het bedrijf
in verschillende richtingen te wijzigen en te
Verbeteren, al naarmate hun ijver en ziens
wijze hoor daartoe aansporen. Kortom, het
brengt een geest van nieuw leven door het
begrijpen van het vele, dat in de natuur te
leeren valt, een waardeering van het vele
nieuwe, een streven naar hooger. In één
woord, landbouwonderwijs is, en
zal in de toekomst meer blijken te zijn,
noodzakelijk om gelijken tred
te houden met de ontwikkeling
van den landbouw, zoowel in
als buiten ons land.
De aan de school geleerde theorieën zullen,
voor zoover zij geschikt zijn, in practijk wor
den gebracht, om na verloop van korter of
langer tijd als praktijk te worden beschouwd
vele op theoretischen grond gebaseerde vin
dingen van weleer zijn, na geschikt bevon
den te zijn, zonder meer als een oorspronke
lijk deel der practijk beschouwd. Met welk
recht nu de practijk, na deze toeëigening, de
wetenschap en theorie zoo laakt, weet ik
nietwèl weet ik, dat de wetenschap voort
gaat de praktijk te steunen en voor to lich
ten, en dit zal blijven doen, wijl hare stel
lingen oneindig veel krachtiger zijn dan
voorheen.
Als slotresumé nog dit
Landbouwonderwijs brengt ons de kennis
van landbouwzaken, gebaseerd op de bewe
zen feiten der wetenschap en praktijk, welke
ons aanspoort tot vooruitgang in het goede,
evenwel met inachtneming van do grootst
mogelijke voorzichtigheid bij het nemen van
proeven, en uitspreken der resultaten. Niets
voor waar te beweren wat niet bewezen is,
zij daarbij de leus
En die kennis kan niet anders dan voor
dcel aanbrengen, zoowel voor den persoon in
kwestie, als voor de algemeene weivaart.
UITSPRAKEN:
W. Stuifbergen, Castricum, valscliheid in
geschrifte, niet wett. en overt. bewez., ergo
vrijgesproken.
J. J. Altenkirch, Amsterdam, oplichting,
niet wett. en overt. bewez,, ook vrijgespr.
Verderbevel tot teruggave van de 2 iu
beslag genomen potlooden aan W. Stuifbergen,
en teruggave van f200.aan den heer D.
den Otter te 's-Gravenhage, (die, als hij
de f200.— heeft ontvangeu, evengoed nog
een schadepostje van f150.kan boeken.
Behalve landbouwtentoonstelling, harddra
verij en wat de oude Victorie-stad vandaag
meer voor feestelijks mocht hebben aan te
bieden, was er ook nog: hondententoonstelling
en welin de Rechtszaal. Dat wil zeggen
er was behandeling van verschillende zaakjes,
waarin de viervoeters Indirect de misdadigers
waren.
De zitting van heden dan onderscheidde
zich eigenlijk door drie, eenigszins opvallende
eigenschappenle. doordat er niet minder
dan vier zaakjes waren, waarin de viervoetige
kelfers, de fikjes of bulhonden te Eukhuizeu,
eene gansch niet onbelangrijke rol speelden
2e. dat er wel elf zaakjes in 't geheel in be
handeling werden genomen, [oen aantal, dat
in dit kwartaal sis een „stijging" mag wor
den aangemerkt] en de zitting niettemin
reeds vroeg was geëindigd 3a. dat er [meer
dan waarschijnlijk doordat er harddraverij,
enz. in Alkmaar was], een zeer klein per
centage van de balie-habitnó's was opge
komen, wat aan den luister der zitting niet
weinig afbreuk deed.
Nomen we om te beginnen fikkenzaak
numero 1 maar eens onderhanden. Cornelis
Huijgens, geboren heel te Nieuw-Vosmeer en
wonende te Enkhuizen (we dachten eerst aan
bloedverwantschap met den giooten dichter
j C. Huijgens], [hij schitterdo vandaag door
afwezigheid] had vergeten dat hij een „geel
achtig zwarten" hond van 't mannelijk ge
slacht bezit; althans hij had verzuimd aan
gifte te doen van 't bezit van dit beestje,
want ten kantore van den Gemeente
ontvanger te Enkhuizen, den heer Johan
Wilhelm Lakeman, was zulks niet geschied,
terwijl de agent v. pol. Joh. v. d. Berg, in
I Juni j.1. op den Havendijk surveilleerende,
het beestje „losloopende en zich vrij bewe
gende" had aangetroffen. Een en ander was
oorzaak, dat de Weled. Heer C. Huijgens een
ambts-eedig proc.-verbaal aan zijn maag
1 kreeg. De Heer Off. eischte heden tegen den
bezitter van het niet aangegeven diertje f 6.
boete, subs. 1 dag hechtenis.
„Hoedenzaak no. 2" kwam op den visscher
Pieter Blom zijn welgevulden visschersbuidel
een aanvalletje doen, tenminste, als de uit-
spraak gelijk luidt als do eisch (en Piet niet
wil zitten voor één dagje.) Blommetje, (een
respectabel Enkhnizer burger) heeft ook zoo'n
mannelijk reutje laten losloopen en meer dan
eens, terwijl ook geen aangifte van 't beestje
i was gedaan aan des heeren ontvanger Lake-
i man's kantoor. Piet schijnt, wat dit laatste
j betreft, verklaard te hebben, dat hij geen centen
en ook geen lust had om te betalen, een
j paar eigenschappen, die den belastingplich
tigen bewoner van dit aardsche tranendal
jnist niet tot eer strekken. De O. van J.
vond er geen bezwaar in, om f6.boete subs.
1 dag hecht, te vragen.
„Driemaal is scheepsrecht," zullen we zeg
gen, of (zooals de jongens wel eens beweren)
„driemaal scheeps is recht", ea daarom likje
numero drie, een beestje van pikzwarte kleur.
De benijdenswaardige bezitter van dit lieve
dier, de heer Johan Wilhelm Steen, een
„Henk'uuzer" visscherman, liet „Caro" of
„Prinsje," of hoe ze heette van tyd tot tijd
losloopen, terwijl 't diertje niet was voorzien
van den in Enkhuizen voorgeschreven penning
en er 't zat er niet an ook geen be
lasting van mopjelief was betaald en geen
aangifte van 't beestje was gedaan. De heer
Off. eischte ook nu weer f6.boete subs.
I dag hechtenis.
We spraken hierboven van vior zaakjes
van blaffende viervoeters en dus nog één
nummertje toe! 't Was alweer een visscher
uit Eukhuizeu, [Joh. Teunisz], die oen houd
had, waarvan hij geon aangifte en evenmin
betaling had gedaan, terwijl 't beestje los
heeft geloopen op straat. Tennisz kan tevre
den zijn, want eveDals tegen zijn rampgenoo-
ten, eischte de Off. ook tegen hém f 6 boete
subs. 1 dag hecht.
Stappen we thans eens van ons onderwerp
„Honden en nog eens honden" af, en begeven
we ons vanuit de keffende hondenwereid in
de verzet-plegende menschenwereld, dan ko
men we allereerst terecht in de koolstreek
bij uitnemendheid, waar onder meer welva
rende dorpjes, ook 't bloeiende Broek opLan-
gendjjk ligt. In den nacht van 2 op 3
Ang. j.1. was een bewoner van dit bekoorlijk
gedeelte van 't ondermaunsche, Arie Bakker
genaamd, bezig zich te oefenen in sierlijke
buigingen, bevallige wendingen, enz. Hoogst
waarschijnlijk waren 't oefeningen in de
nieuwe dansen Joieuse, Charmouse, Pas des
Patineurs, Tiroiièue, enz enz. Hoe bevallig
de herhaalde zwaaien en verder de geheele
actie des heeren Bakker ook was, toch
meende de rijksveldwachter C. v. d. Molen
uif Alkmaar, (met kennersblik bespeurende,
dat 't „ophebben" van te veel drank en niet
de liefde tot beoefening der nieuwe dansen
de oorzaak van B.'s gesticulaties was), hier
aan een einde te moeten maken, temeer daar
B. in bovenbeschreven toestand een „lastig
portret" is. Hiervan gaf bekl. dan ook na
weer 't bewijs. Van der Molen trof Bakker
aan op den openbaren weg te Oudorp en
wilde hem iu zijn [B.'s] eigen belang, zoo
wel als in 't belang van do openbare
veiligheid opbrengen en bood hem te dien
einde zeer hoffelijk zijn geleide aan. Hoe
groot die eer, Bakker aangedaan, ook was,
toch bedankte de bescheiden mail er voor,
maarop eene alles behalve nette manier.
Hij begreep drommels goed, dat 't niet nit
louter beleefdheid was, dat V. d. M. hem
wilde geleiden en verzette zich zeer heftig
en schopte V. d. M. pijnlijk raak en bij het
verzet raakte des rijksveldwachters linkerhand
ook terdege ontveld, zoodat genoemde ambte
naar zijn lachen best kon ophouden en in
tegendeel zoo slecht in den zin was over
Bakker, dat voor dezen een proces-verbaal
volgde. De Off. v. Just., Mr. Cnopius, die
thans weer op de zitting fungeerde, eischte
tegen den beklaagde wegens wederspannig-
heid, naar aanleiding van de artt. 180181
van 't W. v. S., 8 dagen gevang.
We zijn wat haastig geweest met zoo
Enkhuizen nit te 6tsppen, want we hewwen
er nog niet dein. We krijgen vandaar nu
vier beklaagden aan één bos dat is de moeite
nog eens, nietwaar Mogen we ze gauw
eventjes voorstellen? Ja? Nu dan:
Primo, Jan de Vries, 62 jaar, arbeider te
Enkhuizen S e c u n d o, Mevrouw Jan de
Vries, (heet van d*r eigen zei vers Ger-
bregje Roemer;) Tertio, les deux filles
Johanna en Gerbregje de Vries. Ter juiste
onderscheiding diene, dat Johanna de oudste
en Gerbregje de jongste der beide dochters is.
Op 2 Aug. j.1. kreeg de stiefzoon van Jan
de Vries, Erederik Hasselman genaamd, woor
den met bovengenoemd viertal. Deze Has
selman is overigens ook de braafste niet, lijkt
't wei, want, vader van 4 kinderen zijnde,
heeft hij zijn goed ingepakt en zijne vrouw
met die kleinen achtergelaten en is onlangs
naar Vlaardingen of Rotterdam vertrokken,
I zooals een der getuigen thans verklaarde.
Ook drinkt H. bij tusschenpoozen nogal een
extra krachtig bittertje en heeft hij Mevr. De
Vries, zijne niet teerbeminde stiefmama, leelijk
I besproken, naar 't schijnt. Freek kreeg, na
een woordenwisseling, waarin een voort
durend crescendo tot driedubbel fortis
simo oversloeg, van Jan de Vries een
klap, nee maar die raak was hoor en op
een kleinen afstand niet alleen gezien,
maar ook gehoord kon worden.
Do drie dames roerden hare respectieve
tongetjes op „lofwaardige wijze", dat kun je
begrijpen, en op 't laatst turfden ze d'r ook
nog terdege op los, zooals de getuigen ver
klaarden, althans ó&n dezer, (de timmermans
knecht Gerbrand Lub), verklaarde, dat eene
der schoonen zelfs met een emmer de hardheid
van Hasselman's bolletje op de proef en
een harde proef!! stelde. De stiefmoeder en
de ega van Hasselman verstaan elkaar slecht,
de familie-verhouding deugt dus niet erg en
ze wonen dicht bij elkaar, zoodat bij zulk een
gespannen verhouding een woordentwist of
zooiets geen wonder is. Gerbregje, de
eenige tegenwoordig zijnde van de engel
achtige dames, verklaarde op 's Presidenten
vraag, „of ze met de hand, de muil, de
slof of de klomp had geslagen, dat ze heelo-
maal niet had geslagen", wel gescholden.[Non,
géén beetje hoor, wees daar gerust van
De Vries zei, dat de getuigen niet goed
hebben kunnen zien wat er voorviel, vanwege
„hot omringsel van menschen"hijzelf
heeft geslagen, dat erkende hij: 't bloed
begon 'm „ellendig te koken", zie je.
De O. v. J. achtte 't slaan der drie dames
niet wettig en overtuigend genoeg bewezen
eu achtte zich dus gehouden, voor dit edele
klaverblad vrijspraak te moeten vragen, maar
tegen De Vr. [wiens handelingen wél bewezen
waren], eischte ZEG. een week gevang.
Och, waren alle menschen wijs
En deden daarbij wèl;
De aard' was dan een paradijs,
N u is ze vaak een hel
Nuzóó is 't wel
Alweer zoo'n onverkwikkelijk, allervreese-
lijkst leelijk, nietswaardig, miserabel, ellendig,
misselijk, beroerd, walgelijk, ongelukkig, naar,
Eer ik verder op de zaak inga, zeg ik
dadelijk, dat Sophie en ik je op je doorreis
bij ons verwachten en vragen we je drin
gend, vooral aan dezen wensch te voldoen.
„Nogmaals vraag ik je, in overweging
te nemen, of de kansen voor jou niet beter
zijn, als je Schradin accepteert.
„Ik dacht zoo bij zal je een aanvangs
salaris geven van drie- vierduizend Mark,
waarvan je tien percent kunt laten afhou
den voor delging der schuld. Schradin zal
dat riet aannemen, óf tegelijk je salaris
verhoogen, maar ook al doet bij dat niet,
dan blijven je toch nog 2700 of 3600 Mark
over. Daarvan kan je daar leven en moeder
bij je nemen, die je huishouding kan be
sturen.
„Dat Schradin, als je je tot zyne tevre
denheid in de zaak inwerkt, je zeker ook
nog in zijn testament zal bedenken, is
eveneens de overweging wel waard.
„Terwijl ik hoop, dat ik je hiermede,
als ervaren koopman, nog eens helder aan
geduid heb, wat je je misschien zult laten
ontsnappen, groet ik jou en moeder en
Lena hartelijk, en ben met broederlijken
handdruk
Je zwager Frits Machin,
procuratiehouder der firma
Thalheim en Zonen."
„Wat schrijft Frits?" vroeg de moeder
angstig. De gelaatsuitdrukking van haar
zoon scheen zoo boos, zoo hoonecd.
„Niet veel, moeder. Hij verwisselt slechts
mijn leven met een harington, die te ver-
koopea is."
„Maar Wigus Wat scheelt je? Frits
schrijft zulke mooie brieven. Dat zegt
Lena ook."
„Ja, wanneer Lena het zegt...."
Daar zag hij weer duidelijk de kloof,
die hem van <le zijnen scheidde. Herin
neringen uit zijn jeugd, zachte en milde
gevoelens hadden gedurende de drie
dagen, dat hij thuis wa3, daarover een fijneD
sluier geweven en do kloof dus aan zijn oog
verborgen.
Nu dreef het den jongen man voort. Hij
begreep, dat hst voor hem en voor de
familie het beste was, als ze elkaar gedu
rende een paar jaar niet weerzagen; totdat
hij zijn moeder onder de oogen zou kunien
komen als overwinnaar.
Ja, wanneer zij eu Lena maar niet bet
onzalige idéé hadden, naar Berlijn te
komen.
Met de beide vrouwen hier samenleven
was moeilijk maar daar zou bet in één
woord vreeselijk zijn. Want eiken dag
zouden zij met opgeheven handen jammer
klachten slaken en trachten in zijn levens
rad te grijpen.
En dan zou het bepaald zóó komen, dat
hjj, in zjjn drift om voort te komen, over
hen zou heenrennen.
En dan zou hij toch hot heiligste bezit
van den mensch verliezenmoederliefde.
Neen, duizendmaal neen 1
Geen bezit der aarde was groot genoeg,
om met dezen prys betaald te worden.
Nog zag hij geen uitweg uit het laby-
rinth van zijn plichten en twijfel.
Maar voor diegenen, die in nacht en
storm kampen, licht menigmaal eensklaps
een ster, die hun hun levensrichting wjjst.
Waarom zou ook hij niet op zulk eon ster
hopen
HOOFDSTUK VI.
Toen Wigus weer in Berlyn aankwam, was
zijn eerste reis naar Sildy. Hij verheugde
zich reeds bij voorbaat over de verrassing,
die zij zou toonen. Zij verwachtte hem,
volgens zijn brief', eerst over acht dagen,
De huisdeur was gesloten.
Teleurgesteld ging hij heen en zeide tot
zichzelf, dat hij dit had kunnen verwach
ten. Zij zou in den schouwburg zijn hot
was immers al reeds negen uur in den
avond. Om nu zwart op wit te lezen, wat
hij vermoedde, liep hij naar de eerste de beste
aanplakzuil. Heel onder op het biljet, tus
schen wel eon dertig namen van onderge
schikten, stond ook baar naam. Hij kende
het stuk door hetgeen Siddy ervan had
verteld. Om naar den schouwburg te gaan,
daarvoor ontbrak 'era den tyd,
maar nog meer het geld hij had er ook
gren verlangen naar, om Siddy gepoederd
en aangedirkt op de planken te zien. Maar
geduldig luisterde hij naar haar opgewon
den vertellingen over het stuk. Zijv was
ook bereid, van den directeur een vrybiljet
te vragen, ofschoon deze daar verbazend
zuinig mede was. Dat Wigus geen vrij-
bi'jet hebben wilde, beleedigde baar eigen
lijk. Hij bemerkte dat zeer goed.
Siddy speelde in dit volksstuk voor het
kamermeisje eecer fabelachtig rijke eu
slechte gravin. Do geheele rol was nog
geen pagina lang. Siddy had alleen maar
te verschijnen om bevelen in ontvangst te
nemen en te zeggen „Zeer goed, mevrouw
de gravin." „Dadelijk, mevrouw de gravin,"
en dergelijke nietszeggende uitdrukkingen
mesr. Maar ze moest in al de vijf bedrijven
opkomen en aan hot slot moest ze met al
de bedienden hot toonoel opstormen, wan
neer de gravin door den edelen joDgeling,
met wien zjj gespeeld had, in een aanval
van jaloezie werd doodgeschoten.
Er was dus op te rekenen, dat Siddy ni^t
voor half twaalt thuiskwam en Wigus wist,
dat haar moeder hem dan nog het recht
zou weigeren, haar te bezoeken en eon
uurtje met haar te praten.
I Hij moest dus tot den volgenden morgen
geduld hebben. En afgemat als hij w»s
van de reis, oordeelde hij het 't best, maar
naar bed te gaan.
j Toen Wigus den volgenden morgen op
stond, was zjjn eerste schrede naar Iet
venster. Maar slechts voorzichtig door een
kier van het gordijo, keek hij naar don
overkant. Siddy en haar moeder mochten
hom niet zien, anders was de aardigheid
eraf.
Hij had lang geslapen en het was reeds
bjjna half negen.
I Aan de overzijde was men, zooals elkea
dag om dezen tijd, nog met het schoon
maken der kamers bezig. Alle vier de
vensters stonden open en de zon, die
j'8 middags zjjn kamer bescheen, verlichtte
nu tot in de uiterste hoekjes Siddy's thuis.
Juffrouw Lindstadt maakte in de slaap-
I kamer de bedden op.
1 Ln de woonkamer was niemand Wigus
kon dat heel duidelijk zien. Het gordijn
begon te waaien. De slaapkamerdeur werd
I geopend.
Siddy's gestalte werd zichtbaar, in een
rood katoenen jurkje.
J Hoe klopte zijn hart 1
Nu kwam ze naar het venster en hij
verwonderde zich over wat hij zagzij
plaatste een kostbaren ruiker, dien ze in een
hoog bierglas had gezet, op de vensterbank.
Wie schonk Siddy deze dure rozen