HARTEPIJN. Zondag 18 October 1005. 47 ste Jaargang No. 3880 DERDE BLAD. Binnenlandsch Nieuws. 373ste Staatsloterij. Getrokken Pr ij zen. tuil Sieiws- Aimteitit- k Luiliiillil o—o—o liet is niet noodig dat men tot de zoogenaamde „beschaafde" kringen behoort, om diep in de ziel te lijden of door niet-lichamelijke pijnen ten doode bedroefd te zijn. De smart is wereld burgeres en tiert even goed in de palmen wouden van het zuiden, als op deSrnalandsche heide. De zorg is demokratisch en betreedt met dezelfde voldoening den leemen vloer des armen, als het Perzisch tapijt van den rijke. De foltering des harten vindt haren weg door zijden japonnen en kant, maar zij ver smaadt evenmin de harde legerstede in de hnt van den arme. In de eerste helft der eeuw, die nog niet lang geloden eindigde, woonde in de buurt van Vexio een deftige, welgestelde boer. Hij bezat eene flinke boerderij en eenen mooien Teestapel, vrouw en kind, vele buidels vol harde daalders en een nog harder gemoed. Ik wil hem Magnusson noemen, opdat de be jaarde lieden uit de streek hem niet herkennen, en ik voeg er tot waarschuwing der jongeren bij, dat hij eon hoogmoedig en opbruisend karakter had. Niettegenstaande dit, was hij in menig op zicht het toonbeeld van een eerlijk man. Nooit had hy door bedrog zijn aardsche goed ook maar met eenen enkelen penning ver groot, zijn woord was als de bank en zijne velden brachten hem jaar op jaar rijkeren oogst dan zijne buren op hunne akkers kon den verbouwen. Maar het was of de steenen die van zijnen akker verwijderd werden, in zijn hart werden opgestapeld, en een verzoek tot Johann Magnusson had evenveel uit werking gehad, als wanneer men den Troll- hatta-waterval met eene spons had trachten op te houden. En zoo gebeurde dan weer de oude ge schiedenis. Hans, de knecht op de boerderij, was een flinke borst, die, trots een leven,rijk aan ontberingen gedurende drie-en-twintig jaren, toch krachtige spieren en roode wangen had gekregen. Stina, de dochter des huizes, had achttien jaren onder vader Magnusson's strenge tucnt geleefd, muar dit belette niet, dat zij jong en schoon was als eene jonge berk in de lente, als de schors het blankst en het loover het teerst is. Maar in de lente in de lonte van den kalender en van het leven begint het in jonge berken en jonge meisjes te gisten en te bruisen. Sap en jeugdfrischheid doen de blanke schors en de blanke borst zwellen. In de berketwijgeu zingen gevleugelde elfen van zon en zomer in de borst der jonkvrouw spreekt het kloppende hart van liefdelust. Hans, de jonge knecht, was doof noch blind. Daar hem de melodie beviel, lei hij zijn hoofd aan Stina's hart, om beter te kunnen hooren. En toen hij ze van buiten kende, ging hij, zoo arm als hy was, tot vader Mag nusson en trachtte hem die weer voor te zingen. Maar merkwaardigerwijze is het hart van een rijken boer en grondbezitter vele octaven lager gestemd dan dat van een jongen knecht. Vader Magnusson begon een ander lied te zingen, dat beter vorr zijn stem paste en sloeg met zijn rechterhand de maat op de wang van Hans. De vrouwen schreiden en jammerden. Hans reisde ver, ver weg naar Norrland, en toen de zomer kwam, had do boer eenen nieuwen kleinen knecht, die wel de ronde wangen van Hans had goërfd, maar nog lang op zijne sterke armen moest wachten en daarom hulpeloos, ach, zoo hulpeloos, daar bovon in het dakkamertje lag. Moeder Magnusson had veel gesproken en vele tranen vergoten, maar de boer was karig met woorden en beslist in de daad. Toen het hem helder was geworden, dat hij binnenkort grootvader zou zijn, sloot hij Stlna in het dakkamertje op en bracht haar een maal daags voedsel. Buiten hem mocht ge durende verscheidene maanden niemand met haar spreken. Zij scheen ook aan het onder houd met haren vader genoeg te hebben gehad, want toen zij na eene zware ziekte genas, was zij eene dier gebroken vrouwen gestalten, die wy somwijlen op onzen levens weg ontmoeten en wien men het aanziet, dat zij met het leven hebben afgerekend en hunne eenige hoop op den dood stellen. Eens vroeg zij haren vader „Waar is Hans „Dat gaatje niet aan," luidde het antwoord. „Is mijn kind dood?" „Je hebt geen kind." Eenige maanden later deelde hare moeder haar angstig en aarzelend in vertrouwen mede, dat Hans bij eene aardstorting in Norrland om het leven was gekomen. Het kimj, een knaapje, had de vader ver, ver weg in den kost gedaan, bij lieden die hij met do ver schrikkelijkste straffen had bedreigd, als zjj het ooit dorsten wagen hem klaren wijn te schen ken over zijn afkomst. Vader Magnusson was despoot. Hy wilde wat geschied was ongeschied maken, en dat was het ook, voor zoover hot in menschelijke macht stond. Eu op do boerderij werd gezaaid en geploegd, het gebabbel over Stina's ongeluk verstomde, en in vader Magnusson's zwarte haren ver scheen de eene witte streep na den anderen. Moeder begon te krukken en lag menigmaal bleek en gelaten achter de gebloemde gordijnen der alkoof, en Stina liep rond als een scha duw en werkte als een slavin. Op een zekeren dag kwam de boer van eene vrij lange reis terug. Waar hij geweest was, wist niemand. Toon hij de zweep in hoek geplaatst en zijn laarzen voor den i (jvjymmon vu <iiju luurnc'u vvw ompen verwisseld had, wendde hij zich om naar de keukendeur. „Stina 1" „Ja vader," antwoordde eene schuehtere, seeweediga stee». „Zondag is hier verlovingsfeest. Zorg er voor, dat alles in orde is. De staljongen kan naar stad gaan en koffie, suiker en wat er nog meer noodig is, halen." Achter de gordijnen, waar de moeder lag, begon eenige beweging te komeD. „Vader, heb je een van de meisjes uitgehu welijkt De boer keek zoo verbaasd op, als kon hij maar niet begrijpen wat die zaak eigenlijk de moeder aanging, en antwoordde toen „Ja, dat heb ik 1" „Lena of Brita?" „Neen, Stina. De boer in Bolsakra laat niet uitzoeken onder zijne dochters. Zij trouwen volgens de rij, zooals ze op de wereld zijn gekomen de oudste het eerst." Noch moeder, noch Stina deden verdere vragen. Het vierde gebod werd in Bolsakra op een bijzondere wijze verklaard Den eerst volgen den Zondag kwam de vrijer. Een scheefgegroeide boerenzoon vol zomer sproeten, met zestigduizend daalders, uit de buurt van Kalmar. Hij reed voor de huisdeur en liet daarna zijne paarden nog tweemaal om het grasperk op het erf draven, om hunne voortreffelijkheid te toonen. Toen trad hij het pronkvertrek binnen, in zijne ganscho heer lijkheid met vunrrood haar, groote overschoenen en eenen geweldigen wollen doek, die, trots de Juli-hitte, driemaal om den mageren hals was geslagen. Stina wenschte in dit oogenblik vurig, dat de aarde zich opende om haar te verzwelgen. Vijf jaren lang had zij tijd gehad er zich aan te wennen, dat hare zusters, de dienstboden en de buren hare schande kenden, maar nu zou een vreemde ze vernemen een vreem de, die in zoo nauwe betrekking tot haar zou komen te staan. De roodharige was een oogenblik vóór vader Magnusson do kamer binnengetreden en keek met een dom glimlachje Stina van terzijde aan, die doodsbleek zich aan de leuning der houten bank vasthield. Met ietwat tevreden blik staarde de bruidegom naar het koper werk en de tinnen kroezen, waarmee de wan den behangen waren. Een oogenblik later kwam de boer. „Ja Stina, hier heb je nu je aanstaanden man," begon de boer, maar toen vielen zijne oogen op den kleinen herdersjongen bij de deur. „De denr nit, kwajongen!" riep hij barsch, en vervolgde toen „Ja, zooals afgesproken is, daar heb je ze nu, Nils Petter. Je krijgt er een flinke en gehoorzame vrouw aan en heelemaal zonder eenen cent komt zij ook niet bij je. Eu zeg jy, Stina, blijf daar nu niet zoo staan en sla ja oogen niet neer. Niemand kan zeggen, dat de boer in Bolsakra de lui met zijne waren bedriegt. Nils Petter weet, hoe het mot je gesteld is en daarvoor krijgt hij dan ook drieduizend daalders meer dan ik den anderen meisjes meegeef. Zie zoo, nu is de zaak af gedaan. De boer in Bolsakra draait niemand een rad voor de oogen, om zijne oudste dochter aan den man te brengen." Vernedering, opwinding en de loensche blikken van den roodharige joegen Stina het bloed naar de wangen en deden het lang uitgedoofde licht in haar oogen weer opflik keren. De blik van den roodharige gleed van den grooten schotel met zoetemelksche kaas naar de vrouwengestalte, die tegenover hem stond. Een trek van tevredenheid kwam op het sproetig gelaat. Er ging hem een licht op en hij begon te vermoeden, dat hij op het punt stond, behalve de beloofde daalders, bed den en koeien, nog iets anders in zijn bezit te krijgen. Begeerig omvatte hij Stina en streelde haar met zijn plompe vuisten de wangenZij voelde een onweorstaanbaren drang hem in hot gezicht te slaan, maar plotseling liet zij het hoofd zinken en nam hare vorige dee moedige houding weer aan. Zij, de onteerde, had geen recht de trotsche en preutsche te spelen. Achter de groot-bloemige gordijnen der alkoof hoorde men een zacht hoesten. Nils Petter keek schuw onder zijn roode haren uit, als een hond, wien men zijn been wil afpakken. „Je kunt je schoonmoeder goeden dag zeg gen", zei de boer onverschillig. Jaren kwamen en jaren vloden. Stina en Nils Petter sleepten lijdzaam hun huwelijks juk voort. Zij bedwong haren alkeer en maakte nooit eene ruwe of kwetsende op merking over wat er geschied was. Met drie duizend daalders was het betaald, en daar mee was de zaak afgedaan. Maar toen Stina het eerste kind van haar en Nils Petter in de armen hield toen vlogen hare gedach ten met eon grooter verlangen dan ooit naar het kleine, verstooten wicht, het kind der liefde, dat haar nooit met den moedernaam had genoemd. En in lange, lange slapelooze nachten lag zij, en streed met haar verlangen naar het nooit geziene kind den hopeloozen strijd, welks schild geduld is, welks wapen tranen zijn. Zij ging tot haren vader en smeekte hem op de knieën den sluier op to heffen, die haar kind voor haar verborgen hield, maar hij zeide „neen" en stierf ten laatste met een „neen" op de lippen. Het menschelijk hart en hot glas breken, als zy door kommer of kokend water al te snel worden aangetast, maar zij hebben eene onbegrensde gave om belden te ver dragon, als zij er van lieverlede aan gewend worden. Eu weder kwamen en vloden de jaren. Nils Petter's haar was niet meer zoo vuurrood en de zorg voor de kinderen bond Stina aan het leven. Niet zooals het geluk bindt, maar zoo als boeien binden. Ongeveer zóó als ver moeienis en rheumatiek hunne offers kluisteren. Op eenen zekeren avoDd, toen allen in huis reeds in de rust waren, werd er zachtkens aan het raam getikt. Daarbuiten stond een jonge voetganger, die om nachtverblijf ver zocht. Hy kreeg het en den volgenden morgen kreeg hy ook een ontbjjt, toen ai do overige huisgenooten naar de wei waren om te hooien en Stina zich alleen in huis bevond. Het was een bloeiend jonkman, krachtig gebouwd en ongeveer twintig jaar ond. Zijn haar was vlasgeel, zijne handen vereeld van het werk, zijn eetlust voortreffelijk en zijne oogen blauw ea zacht, misschien ietwat dom. Toen hij den schotel met dikke melk tot op den bodem had leeggeschept, droogde hij den lepel aan de mouw van zijn buis af, keek Stina aan, die bij de kast aan den wand met het een of ander bezig was, en zeide „Je bent mijne moeder." Tien minuten later zat Stina, de oogen vol tranen, de armon op do tafel leunend en het hoofd op de handen rustend en zocht in de trokken van den jonkman de gelijkenis met het kind, dat zij al twintig jaren lang in haro wakende droomen gezien had. Zijne pleegmoeder had op haar sterfbed bezoek gehad van een predikant, die haar overtuigd had dat men Gode meor moest gehoorzamen dan de menscben. De nabijheid van den dood had de tong ontboeid, dio zoo lang door vader Magnusson's goudstukken gekluisterd was geweest, en de zoon begaf zich op weg, om ten minste eenmaal in ziju leven zijne moeder te zien. Mot dit offer en deze ontmoeting hield hot dan ook op. Aan verdere overgevoeligheid maakte hij zich niet schuldig. Daar zaten zij nu aan weerszijden van de tafel moeder en zoon. Zij badden elkander niets te zeggen, waBt het jonge mensch had twintig jaren lang zijne moeder niet gekend, noch van haar hooren spreken, en zij wat had zij hem wel kunnen zeggen Tegenover het mysterie van het moederhart zwijgt iedere dichter, die eenig begrip heeft van wat hij kan hoe hadden aan dit mysterie dan woor den kunnen gegeven worden door deze simpele boerenvrouw De geweldige stroom dor liefde was sedert twintig jaren ingedamd. Slechts een paar onbeduidende, nietszeggende woorden uitte de moedor. „Moeder, je hebt toch geen verdriet om mij? Gisteren avond zei ik maar niets, toen je man thuis was." „O teen, neen, mijn hoe hoe heet je?" „August. Zij hebben mij genoemd naar iemand, die peet over mij is geweest. „Ben je ben je niet boos op mij, Au gust, omdat ik me niets aan je gelegen heb laten liggen „Neen je vader heeft immers voor mij betaald en ik heb het den heelen tijd heel goed gehad." „En hoe gaat het je nn „Ik heb voor den zomer eenen dienst bij den dominéé. Daar krijg ik vijftig daalders, een paar laarzen gezoold, een pond wol en een hemd wel, ik heb het heel goed." Stina ging heen en knoopto twintig daal ders in eenen zakdoek, waarin zij zes krake lingen en een paar nieuwe kousen vastbond, welke eigenlijk voor Nils Petter bestemd waren. Dit alles gaf zij hem. „Dank je wel, moeder. Ja, nu zal het maar het beste zijn, dat ik weer eens opstap." „Zul je zul je mij nog wel eens komen opzoeken, August „O noen het is maar het beste zooals het is hot dient toch tot niets. Nu, dank je nog hartelijk Stina kreag lust hem te omhelzen toen hy heenging, maar tegenover den grooten, ver- standigen jonkman voelde zij zich zoo verlegen, zoo schuchter. En toon ging hij heen, rustig, krachtig, blond van haar en breed van schouders, zonder ook maar eene enkele maal om te zien. „Wat drommel I hoe komt het dat de grutten nou weer aangebrand zijn 1 Pas een volgenden keer beter op, of anders zal ik je loeren 1" bromde Nils Petter, toen hij thuis kwam voor het middagmaal. Stina zweeg, droogde zich de oogen af met den mg van de hand en hield haren boezelaar voor het gelaat. Nils Petter had eens moeten weten, waar zijne kousen waren gebleven 1 Maar zooals de wereld nu eenmaal is, kan men Nils Pettor niet anders dan gelijk geven. Wel kreeg hij, toen hij zijne vrouw nam, drieduizend daalders voor de schade, die de waar had, maal daarmee waren dan ook alle redenaties en gevoelskwesties afgedaan. En daarom was hij ook werkelijk in zijn recht, als hij voor zich en zyn huis eene trouwe vrouw, strikte gehoorzaamheid en niet-aan- gebrando grutten eischte. N. R. Ct. Vergadering van den Raad der Gemeente WIER1NGEN, gehouden, op Woensdag 14 Oct. 1903, namiddags 2 ure. Afwezig de heer J. Hermans. Na opening door den Voorzitter, den heer Cavaljé, worden door den Secretaris, den heer W. J. Brunl, de notulen der vorige vergade ring gelezen en onveranderd goedgekeurd. Voorz. deelt mede, dat door den heer Be taalmeester te Amsterdam aan den gemeente ontvanger is betaald de som van f 1121.—. Wordt gelezen een missive van de com missie tot wering vun schoolverzuim, ver meldende, dat door die commissie tot voorz. is benoemd de heer C. Rijkeboer en tot secre taris de heer W. J. Bruul. Worden ter inzage aangeboden de maand staten der Zeegras-exploitatie over Augustus en September 1903. Is aan de orde vaststelling der gemeente- begrooting voor 1904. Gedurende 14 dagen had deze op de secretarie voor belangstellenden ter visie gelegen en reclames waren niet iDgekomen. Met algemeene stemmen wordt tot vaststelling besloten, tot een bedrag in ontvangst en uitgaaf van f 19390 305. RondvraagDe heer Kuut vestigt de aan dacht op het kerkhof hek te Stroe, en zou het noodig oordeelen, dat de nieu wgemaakte ge deelten daarvan eens geverfd werden. Voorz. zegt, dat dit met het oog op de aanhoudende regens niet geschieden kon, doch zoodra het weer wat verbetert eu het hout droog is, zal het hek geverfd worden. De heer Kuut be weert verder,dat de rioleering in deNieuwstraat niet uitmuntte en het water daar geregeld staan bleef, hetgeen eea onaangenamen vuilen boel veroorzaakte. Voorz. zegt, dat de rioleering nagezien zal worden. De heer Peereboom acht het wenscheüjk, dat een afschrift der begrooting bij de raadsleden circuleerde en men het volgende jaar daarmee begon. De leden kunnen do begrooting dan thuis eens op hun gemak bestudeeren, tenminste als de leden hierin geen bezwaar hadden. Do heer Obreen zegt, dat de leden op de secretarie de begrooting kunnen inzien, en desnoods den secretaris om inlichtingen omtrent de posten kuunen vragen. De Voorz. zegt, dat de primitieve begrooting moeilijk bij de leden kan circuleeren, want als er b. v. eens vlekken op voorkwamen, zou hem dat spijten, omreden de begrooting naar Ged. Staten ter goedkeuring moet worden opgezonden en hij liefst net werk inzendt. Verder, zegt Voorz., geeft een afschrift maar meerder werk voor den Secretaris.De heer Peereboom wil hier verder niet op ingaan en zegt, dat de Raad later wel beslissen kan. Ook vraagt de heer Peereboom of het eenigezins mogelijk is, dat de oproepingsbriefjes voor de vergadering wat vroeger bezorgd worden hij had het zijne eerst gisteren (Dins dag) ontvangen. Ook de heer Kuut had het gisteren ontvangen. Voorz. zegt, dat ze Maan dag al waren afgegeven, en zal hiernaar informeeren. Verder niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorz. de vergadering. Door eigen honden ge beten. Gisternacht is te UTRECHT een spoorwegdiefatal gepleegd, doch aan de oplettendheid van een politie-agent is het ditmaal te danken, dat hierover geen geheimzinnig waas bleet uitgespreid. Er hoerschte stikdonkere duisternis, toen de agent, die aan den Leidschen weg geposteerd stond, eenige schimmen tusschen de rails meende te zien. Het was in het holle vaD den nacht. Hier en daar brandde slechts een klein lichtje, zoodat hij niet duidelijk kon zien wat de personen eigenlijk in hun schild voerden. Hun aanwezigheid was echter een verdacht verschijnsel en daarom bleef de agent zijn volle aandacht daaraan wijden. De schimmen kwamen nader, verlieten de spoorbaan en bleven onder de spoor brug aan het confereeren het waren er drie. De agent, die bij het schijnsel van de lantaarn gezien had, dat zij pakjes bij zich droegen, trad thans plotseling te voorschijn en sommeerde het drietal, mede te willen gaan naar da Catharijne- barrière. In stede van hieraan evenwel gevolg te geven, zetten zij het op een loopen. De agent volgde en het mocht hem werkelijk gelukken, een hunner bij den kraag te pakken en naar de wacht te brengen. De anderen werden thans eveneens afgehaald, uit hun bed gelicht en met de geroofde zaken naar het po litiebureau gebracht. Alle drie waren spoorwegambtenaren in unitorm. Men schrijft uit VEEN- DAM De daling van den waterstand in de veenkanalen is slechts tijdelijk geweest, want reeds Maandagmiddag wies het water geducht en bereikte een hoogte als nooit te voren. Hoewel de polder besturen zeer nauwlettend op de dijken laten toezien, was de drang van het buitenwater zoo groot, dat toch vele velden blank staan. Het landvolk kan in den drassigen bodem onmogelijk wer ken, zoodat de boeren steen en been beginnen te klagen. Een slechte tijd is het voor de schip pers. Zijn die menschen gewoon om dezen tijd een flinke winterteriug er uit to halen, de vrachtvaart aan de fabrieken is zoo goed als gestremd. Ja, enkele werken zelfs niet en hebben vele ar beiders Maandagmorgen naar huis ge zonden. Ook de vracht vaart van turf ligt geheel stil, wijl er met de sluizen op Stadska naal niet geschat mag worden. Geen turfje komt er uit de venen en dat in een tijd dat anders vele tjalken groote ladingen halen voor de steenfabrieken in Holland. En deze gedwongen stilstand duurt nu reeds bjjna veertien dagen En wie weet, hoe lang hij nog zal duren. Hoe meer venen er achter op Stadska naal en in den zuidoosthoek van Drente aan de snee komen, hoe grooter de toevloed van water zal worden, zoodat te verwachten staat, dat deze ongehoorde toestand zich telken jare in ergere mate zal herhalen. Zondagmiddag liepen vier jongens van HUIZEN in oostelijke richting langs den zeedijk. Door zuide lijken wind was de zee betrekkelijk laag en stroomde het water van de pas overstroomde Huizermeent met kracht door de duikers naar zee. Door eene tot nog toe niet opgehelderde oorzaak vielen op eens twee jongens te warer eon greep zich aan eon uitsteken den balk vast en wist zich te redden, doch de andere, de 16-jarige knecht van schipper Jan Kaptein, te Huizen, afkom stig uit Zwartsluis, werd door den stroom gegrepen, door den duiker gedreven en in zee geworpen. Van hem werd niets meer gezien. Treurige toestand van de boeren. Daar de boeren in Friesland het vee wel 4 a 5 weken eerder moeten stallen dan gewoonlijk en de hooioogst veel te wenscheu overliet, moet er veel bijge- voederd worden. Kolossale hoeveelheden lijnkoeken zijn reeds verkocht door do fabrikanten aan de veehouders, door sommigen reeds zóóveel dat de fabriek het gansche seizoen onafgebroken zal moeten doorwerken om het verkochte aantal koeken te fabriceeren. Dagelijks komen nog moer bestellingen in, zoodat op menige fabriek het personeel moet vermeerderd worden om geregeld nacht en dag te kunnen werken. De veehouders moeten noodzakelijk veel met koeken bij voederen, waut de koeien hebben in de drassige weiden veel aan vleesch en melk verloren. In de bouwhoeken staat het er niet minder treurig voor, daar een gedoelte der veldvruchten Diet ge oogst kan worden en door don regen bederft. Een mislukte aanbesteding. Uit ASSEN schrijft men Volgens het reglement van het Water schap Weerdinge zijn de eigenaren ver plicht, elk jiar, wanneer het veen is verwijderd, geleidelijk 300 meter kanaal of wijk op te leggen. Een uitwonend grondbezitter bleef echter steeds nalatig aan deze bepaling te voldoen, tot groot ongerief en nadeel der aangrenzende ingelanden. Ged. Staten van Drente verleenden daarom aan het Waterschaps bestuur machtiging het werk onder hun beheer ten koste van den eigenaar te doen uitvoeren. Do aanbesleding had dezer dagen plaats en daarbij was laagste inschrijver de eigenaar voor de som van één cent. Door het prov. bestuur van Noord-Holland is aanbesteedhet egaliseeren van de duinen onder CAL- LANTSOOGminste inschrijver J, Olden- burg te Bergen voor 7753 uren werkens (1 werkman) tegen een bedrag van f 2000. Trekking van Dinsdag 13 October 1903. 5e klasse. 14e lijit. No. 3058 f 1000. No. 13107 en 15323 elk f 400. No. 345 1929 10164 10585 10705 en 20882 elk f 200. No. 1392 2761 3457 3516 4503 5014 8013 9851 10755 18141 14856 16004 18533 18974 en 20788 elk f 100. 15676 18287 696 849 774 389 791 424 869 454 988 535 16084 692 367 767 586 892 597 975 731 19843 908 379 911 389 930 647 938 656 17028 717 471 727 581 982 593 20042 661 183 785 206 844 261 853 464 902 513 18059 531 075 891 088 917 110 965 160 985 222 234 267 Trekking van Woensdag 14 October 1903. 6de klasse. 15de lijst. No. 300 en 6941 elk f 1000. No. 9212 en 12322 elk f 400. No. 806 5252 10710 12676 16131 18863en 19884 elk f 200. No. 45 2028 2246 5651 6777 8442 8623 9300 10531 15266 17482 18512 18759 en 20294 elk 1100 Trijsen van f 70. 46 2743 5530 8467 10641 13827 194 2830 6678 90 684 883 217 31 5769 8513 748 893 630 98 5846 34 878 901 54 2903 6083 8638 11007 909 600 98 6184 8944 141 14237 29 3379 6300 9189 865 290 89 3428 6487 63 420 402 761 3645 6507 9226 619 413 854 3759 6643 74 605 414 942 3941 6705 77 607 452 66 67 6861 81 658 466 1000 77 91 8316 12006 622 1162 79 6952 86 060 686 1225 4242 7036 9564 129 616 1322 4405 48 64 276 780 1608 4630 88 87 504 792 1984 4627 7100 9649 528 813 2003 28 76 9707 676 824 30 44 98 9811 706 903 2103 4822 7200 94 726 910 42 98 7383 10017 856 912 87 4935 7526 033 985 964 2292 42 48 090 13066 990 2349 43 7675 206 186 15023 72 89 7866 224 290 221 2464 6031 7977 236 302 818 90 76 8005 310 402 389 2576 6151 98 378 618 464 91 75 8242 405 655 459 2635 6360 8370 538 6S5 486 75 6446 82 656 684 663

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 9