|jiI u i s I r s. Indische jpfnlinissrii. Zondag 25 October 1905. 47ste Jaargang No. 3883. TWEEDE BLAD. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 20 Oct. 1903. FEUILLETON. Nieuws-, COURANT. Almieniie- Liudbuwbiad UITSPRAKEN: J. W. G. Koning, Egmond a.d. Hoef, mish., f 1 boete, sufcs. 1 dag hecht. P. Rijs, Uitgeest, mish., 21 d. gevang. J. Knol, Venhuizen, wederspann., 5 d. gevang. E. Visser, Bovenkarspel, mish., 1 maand gevang. J. F. Mulder, Hoorn, eenv. beleed, van een dienstd. ambtenaar, 3 d. gevang. W. Volkers, Heerhugowaard, mish., f 1 boete, subs. 1 dag hecht. Bepaald amusant kon de zitting van heden nu juist, naar onze bescheiden meening althans, niet genoemd worden, en dit wel naar aanleiding van het feit, dat er meer dan één zaakje voorkwam, dat allesbehalve geschikt was om er een goed humeur bij te behouden. Zoo o.a. niet minder dan vijf jongeheertjes, boter gezegd kwajongens, van 11 tot 15 j iar oud, waarvan één exem plaar nota bene twee malen als beklaagde moest fungeeren, die zich niet hadden ontzien, verschillende diefstallen te plegen. Wat 'n ellendige rekelsVervolgens die hatelijke sinjeur 0. F. Buis, wiens zaakje de vorige week niet geheel werd afgehandeld, en dan nog dat tweetal miserabele jongelui Kees Veer van Schellinkhout en Ulrich Zemmerich van Hoorn, diemaar we zul len liever de tentoonstelling gaan openen op 't nummer af en alle zondaren en zondares sen, wier „zakies" vandaag in behandeling 1 kwamen, elk op hunne of hare beurt „de revue laten passeeren." Beginnen we alzoo bij 't begin, dan krijgen we als No. 1 in de rijde 75-jarige weduwe van Cornelis Pik, (Geertje Snip genaamd,) een zéér behoeftig vrouwtje, dat zich niet ontzag om op 17 Sept. j.L te Zijpe de hand aan een andermansgoed te slaan. Ze nam toen namelijk van een voorraad afgemaaid gras, dat aan den weg lag, wel een flinke hand vol weg, [ze wist niet, dat ze daar kwaad aan deed, zei ze,] en liet dit gras, gezien wordende door de moeder van den eigenaar, spoedig in haar mand vallen, waarna ze zich met den „buit" ver wijderde. 'tls toch verschrikkelijk,nietwaar? De winkelier P. Breed, aan wien 't gesto- lene toebehoorde, taxee&e 't weggenomene op eene waarde van ternauwernood een dubbeltje. Geertje heeft nögal eens eenige malen oneerlijkheden begaan, waarvoor ze door 't Kantongerecht is veroordeeld gewor- den. Ze schijnt overigens niet ongunstig bekend te staan, maar toch eischte de Heer Officier 2 dagen gevangenisstraf tegen haar. Hare 68-jarige zuster Marijtje, die getrouwd is met haar man, Willem Hoeve, had ook een beetje gras weggepakt van denzelfden P. Breed, 't Was zeker zoo ongeveer evenveel, [ook „krap-an" voor 'n dubbeltje], want tegen Marijtje werd ook 2 dagen gevang, geëischt. Nu moeten we over zee 1 Als 't nou maar stil weer is. Heel uit de Zijpe naar Texel, dat is nog al wat 1 Enfin als we d'r eenmaal zijn, dan kunnen we ook (ter afwisseling), eens een gezellig praatje gaan hooren, dat gevoerd werd tusschen den 85-jarigen koop man Jacob Rijk te Den Burg, en zijn vroegeren knecht, Hermancs Kuiper, die thans te Edam woonachtig is. 't Was op 27 Augustus j.1. Landbouwfeest op Texel en toen Kuiper in gezelschap van een paar vrienden zijn ouwen baas op 't feestterrein zag, zei hij„Kijk, dat lijkt m'n vroegere patroon wel; van hem moet ik nog f38.— achterstallig loon hebben. Hij vroeg om dit geld, maar Rijk was zeker niet erg rijk, tenminste, na eenig over en Roman van IDA BOY-ED. 00000 26. Lena had achttienhonderd mark salaris, maar men had er de bepaling bij gemaakt, dat zij zich wat moderner moest friseeren. En zoo verscheen ze op een goeden dag met een haartooi, dien Wigus afschuwelijk vond. Hoog op haar hoofd zat een in elkaar gedraaide knot, en in krulletjes om gaf het dikke, zwarte haar heur gelaat. Lena was reeds een dor meisje, maar ze had er toch steeds fatsoenlijk uitgezien nü kon dat echter niet meer van haar gezegd worden. En daar ze zelve vond, dat het haar goed stond en zij er verjongd uitzag, nam zij er onwillekeurig de drukke bewe gingen by aan, die ze van een collega had afgekeken. Toen Wigus haar duidelijk maken wilde, dat zy plotseling allen goeden smaak met voeten trad, werd Lena boos. Zij verdiende achttienhonderd mark en had vierhonderd-vijf-en-twintig mark op de spaarbank. Wat had hij Wat verdiende hy Niets. Zy ging alle dagen tien uur naar de zaak. Precies van 's morgens acht uur tot 'e avonds acht uur, met twee uur in den middag voor het eten, met de ver plichting om in de herfst- en lentedrukte tot middernacht te moeten werken. Wat waren z n„ arheidsuren Wanneer besteedde hij nu zijn tijd eens nuttig 1 weer praten zei hij dan, dat Kuiper maar zien moest, dat hij dat geld kreeg. (Kuiper was „binnentijds" weggegaan, zie je en dat „zinde" mijnheer Rijk al zeer slecht.) Het gesprek werd wel een beeije al te geanimeerd, want Kuiper bezigde het woord smeerlap aan 't adres van zijn vroegeren gebieder ook s c h ij n t hij den heer Rijk nog een „smerige vent" genoemd te hebben, deze eeretitels bezigende, omdat hij (Kuiper) geen centen van zijn ex-baas in ontvangst kreeg, iets, waarop hy bij de ontmoeting zeker had gerekend. Hoe dit zij, vriendschappelijk was hunne verhouding stellig niet te noemen. Niet alleen toch, dat ze mondeling zich niet bepaald pleizierig met elkaar onderhielden, ook schriftelijk hebben ze „conversatie" gehad, maar niks aardig hoor't Zaakje is eigenlijk een heele herrie met een boel (wederzijdsche) beleedigingen, en al zei bekl. Kuiper nu, dat hij wel een driedubbelen eed durit afleggen, (dat zou de moeite nog ereis wezen, zeker met 6 vingers tegelijk in de hoogte,) dat 't genoemde achterstallige loon hem eerlijk toekomt,.... toch mag hij geen „smeerlap" zeggen, in 't geheel nietWat die andere, niet genoeg te waardeereu eerenaam „smerige vent betreft, daarbij vond de O. v. J. nog al variatie, alssmerige vent, beroerde vent, lamme vent, akelige vent, enz., enz.hiervan was dan ook geen wettig en overtuigend bewijs; wèl van 't feit, dat Kuiper Rijk 't woord „smeerlap" heeft toegevoegd, en voor deze „eenvoudige beleediging, den wel edelen heer Jacobus Rijk aangedaan, eischte Z.E.G., naar aanleiding van art. 266 van het W. v. 8., f 3 boete of 2 d. hecht. We zijn nu toch op Texel, laten we ons nu aldaar voldoend logies verschaffen tot 13 September, dan kunnen we nog hooren een paardekooperspraatje, dat op genoemden gedenkwaardigen Septemberdag werd ge houden, om daarna „voldaan" naar het vasteland terug te zwemmen of te varen, ad libitum. De bekl. [de beleediger] is Johannes Bakker, een 82-jarig blokmaker en commissionnair in paarden, geboren Texelaar, wonende te Den Helder. De beleedigde partij is Cornelis Boon, die op Texel woont en net precies even oud (en even wijs) is als Bakker. Te Den Burg, in gezelschap van nog een paar lui, zei Boon „zie je, als ik een paard wil koopen, doe ik 't in het vervolg zelf!" Boontje voegde daar nog aan een der anderen den raad bij „je moet ook niet door Bakker een paard laten koopen, want dan wordt je beetgenomen Boon had namelijk voorheen, naar 't schynt, zich eens laten „bedienen" door Bakker en 't paardje of ketje, waaraan Boontje bij die gelegenheid verviel, was niet „goed naar de geëerde meening van laatst genoemde. Bakker werd echter driftig, boos, (zoo boos als hij nog nooit geweest was) en was zóó vermetel, (ja,schrikt niet, waarde lezeressen en lezers), om den heer Boon te slaan. Dat was waarlijk wreed en zeer boosaardig We prijzen het dan ook niet in den commis sionnair Bakker. Maar Boon, dit moet gezegd, is toch ook geen erg aardig ventje. Wij waren althans zoo vrij om 'tzeer leeljjkto vinden, dat Z.Ed. (toen hij in „rustige rust" op de rustbank voor de getuigen zat uit te rusten van zijne onrustige verklaring), zat te grinneken en te grijnzen of hij een school jongen was, iets waarvoor de Pres. hem een welverdienden uitbrander gaf. Verder wilde Boontje nog voor de Recht bank met Bakker in een woordenwisseling treden, maar ook nti snoerde Mr. Mulder hem spoedig den mond. Bakker kreeg ook loon naar werken, want de heer Officier eischte tegen hem f 6 boete of 5 d. hecht. Nu zullen we eens gauw een overschotje van de vorige week opknappen, 't Spreekwoord zegt wel„Wat In 't vat is, verzuurt niet," maar we honen nu eenmaal niet van „kliekjes." Zooals we reeds boven aanhaalden, is C. F. Zy had gelijkzij was in haar recht. En de oude vrouw knikte daarbij en keek trotsch naar haar vlijtige dochter. Wigus antwoordde niet op dit gekijf. Hy leed en zweeg. Dat roerde nu weder de moeder. En toen Lona weg was, kwam zij in zijn kamer en wilde hem eens ernstig toespreken en aan manen, geregeld te werken. Waarom ging hij 's morgens zoo lang en zoo dikwyls uit Waarom verbrandde hij 's avonds met dat nachtwerk zooveel petro leum Dat kostte toch noodeloos veel De dag was toch wel anders in te deelen. Frits had dat ook gemeend En juist deze laatste woorden verander den Wigus' liefdevol geduld in hellen toorn. Frits Machin moest zich maar met zyn eigen rommel bezighouden en niet met zijn doen en laten Hij had veel te werken in de koninklijke bibliotheek, diDgen na te slaan, aanteeke- ningen te maken, hy had behoefte aan lange wandelingen om over zijn werk na te denken. Dat begreep de moeder niet. Alle men- schen, die zij kende, arbeidden op geregelde uren en spaarden gaarne petroleum. Maar wanneer haar zoon, haar jongen, zeide dat het moest, dan wés het bepaald in zijn beroep wel zoo. Deze stille nederigheid roerde hem weder diep. Maar tóchde kloof had zich opnieuw verbreed. Hy begreep dat dadelyk. Byna vijandig waren de blikken zijner zusters en van zijn zwager. En zy trachtten hem steeds door vragen en aanmerkingen te kwetsen. Buis geen erg sympathiek jongmensch. Hij wilde o.a. op 6 Sept. zijn eigen moeder door de glazen gooien. Bahwat een jongen De getuige, Cornelis Veer, (zelf trouwens ook niet veel bijzonders), aan wien verleden week gebrek was, was nu present, zoodat Buis' zaakje doorgang had. De O. v. J. vond 't niet overbodig, 't onhebbelijke gedrag van dit 17-jarig zoontje tegenover zijne moeder bij 't opleggen van de straf in aanmerking te nemen, en requireeróe 10 dagen gevang. Thans mocht Cornelis Veer [een schilders knecht van Schellinkhout] zijn baantje van „getuige", dat hij in C. F. Buis' zaakje had, verwisselen voor de betrekking van „beklaag de". Waarlijk geen voordeelige ruil, Kees! Eén troost had sinjeur [als men het tenmin ste een troost wil noemen], namelijk dat hij niet alléén stond, want zijn „kunstbroeder" en medebeklaagde, Ulrich Zemmerich, stond naast hem en was als zoodanig een waardig pendant. Ulrich is een Hoornsch sjouwerman en was op 14 Sept. j.1. in gezelschap van Veer, die jarig was en daarom tracteerde. Zoo tracteerendo-weg raakte het stel aardig „aangeschoten". Ze liepen op den Berkhou- terweg, onder Hoorn, toen tot zijn ongeluk J. J. van 't Hoff hen met zijn hondenkar ont moette. Er was bij dit tweetal beklaagden toen eigenlijk nog een derde boosdoener, Dirk Buis genaamd, maar deze is den dans zeker ontsprongen, althans hij was vandaag niet als beklaagde opgeroepen. Toch was h ij het, die Van 't Hofi's wagen vastgreep, waarna zijn beide brave vrienden den bestuurder van 't rijtuig brutaalweg om geld vroegen. Ja, geld moesten ze hebben 't Is wél zooals de Pres. zei, n.1. dat de deugnieten als roovers zijn opgetreden, als schandelijke bandieten zich hebben gedragen, op een manier, die, ware ze geen uitzondering, do streek hier onveilig en in een slechten reuk zou brengen. Z.E A. vond 't ongehoord en gaf den sujetten een ongemakkelijk standje. Van 't Hoff, een spraakgebrekkige stumper, die aan vallende ziekten lijdt, wilde geen geld geven, [waarom zoo hij 't ook hebben moeten doen en kreeg slaag van de lage jongens, die bovendien zijn wagen te water wilden rijden. Later onder ging de melkventersknecht P. Krijgsma, die ook met een hondenwagen de bengels pas seerde, hetzelfde lot ongeveer als Van 't Hoff. 't Spreekt vanzelf, dat de beide slachtoffers er werk van maakten, door naar den Comm. van politie te gaan. Den O. v. J. mishaagden deze feiten ook ten zeerste. Z.E Gestr. ver klaarde echter, dat er dienzelfden dag nog meer gebeurd is. 't Is nog niet miserabel genoeg. Verbeeld je, ze hebben een paar witte ieidsels gestolen, een jongen beneden de jaren op schandelijke wijze dronken gevoerd en verder hebben ze op 14 Oct. j.1. nog erger lijke baldadigheden gepleegd bij de openbare school te Oostwoud. Welk een lief tweetal De heer Off. stak zijn ergernis onder geen stoelen of banken en achtte [zeer terecht] een gevoelige les hier geenszins overbodig, redenen waarom Z.E.G. tegen Veer wegens mishan deling, twee malen gepleegd, 3 maanden gevang, eischte. Meheer Zemmerich hoorde wegens mishandeling (één maal gepleegd) precies dezelfde straf tegen zich eischen en had niets meer in te brengen. Veer vroeg asjeblieft een genadige straf!! [Hij heeft het er nogal naar gemaakt Ten slotte rest ons nog de jeugdige [de t. e jeugdige] wanbedrijvers op te sommen, die in Den Helder diefstallen pleegden. VooreerstPiet Nannings, 13 jaar [krul lenjongen], Willem Bruin, nog tehuis, alhoe wel hy 15 jaar is, en Johannes Zwagerman, 12 jaar, [nog scholier]. Dit drietal heeft op 22 Aug. j.1. touw gestolen van zekeren Dirk de Vries, een zéér dooven 64-jarigen inwoner van Den Helder. Hij had een kiellichter, die in de Buitenhaven lag, met een stevig touw aan een paal vastgemeerd. De drie jongens kaapten dit touw en verkoohten het 'aan den koopman Pieter Bot, bijgenaamd „Botje", tegen wien ze zeiden het gekregen te heb ben, waarna Botje niets meer vroeg en er den jongens 25 cents voor betaalde. Ze haal den 1 cent snoepgoed en verdeelden de rest [elk 8 cents alzoo]. De vader van Piet Nan nings en de moeder van Joh. Zwagerman waren vandaag ook aanwezig en beproefden zooveel mogelijk een goed woordje voor de kinderen te doen, [hetgeen niet te verwon deren is]. De O. v. J. vertelde, dat 't in Den Helder vrij erg is met allerlei [zij 't dan ook zeer geringe] diefstalletjes, door jeugdige per sonen gepleegd, en [een geldboete hier een onpractische straf achtende] meende Z E.G. naar aanleiding van de artt. 310 311 van 't Wetb. van Strafrecht voor alle drie jongens elk 2 dagen gevang, te moeten eischen. Nu volgden nog twee zulke jeugdige be klaagden en dan is 't liedje uit.CornelisMeeldyk, een 12-jarige jongen, en dezelfde 15-jarige Willem Bruin uit 't vorige zaakje, hebben met hun beiden twee stukken touw van D. de Vries gestolen en bij Pieter Bot verkocht voor 35 cent, die ze „eerlijk deelden". Dit louw werd evenals 't vorige door de politie bij Bot in beslag genomen. Bot kreeg nog een flinken schraap voor zijn onvoorzichtig opkoopen zonder voldoende navraag van zulke jeugdige touw-te-koop-aanbieders. Vader Meeldijk wilde voor Cornelisje ook nog een goed woordje doeo, maar deed dit op ruwe en onpractische wijze, o.a. gaf hy de politie ook een zeer onrechtmatig standje, zoodat hij zelf e n door den Pres., e n door den O. v. J. terdege op zijn plaats werd gezet. Ook tegen elk dezer twee jongens eischte de Officier 2 dagen hechtenis, zoodat Willem Bruin nu te zamen 4 dagen hechtenis heeft als eisch. Uitspraken heden over 8 dagen. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. XXXII, Het Waterlooplein is feitelijk niets dan een zeer gewoon militair exercitieveld, 'n vierkante grasvlakte, door een flinken breeden rijweg omsloten. Midden op 't „plein" verheft zich echter een „monument", de leeuw van Waterloo voorstellende, een gedenkteeken, dat met de meest bescheiden eischen van kunst, ja zelfs van goeden smaak, schijnt te spotten, 't Bestaat uit eene witte gekalkte kolom, waar bovenop een naar verhouding veel te klein wit beestje troont, iet of wat gelijkende op een leelijken ongewasschen bastaardpoedel Een mislukte carricatuur op 'n leeuw, Jaf schennende de fiere majesteit van den koning der dieren. Ik snap heusch niet, waarom ze dat af zichtelijke wanproduct niet eenvoudigweg opruimen. Het ontsiert 't „plein" op belache lijke wijze en is tot overmaat van ramp maar een lastige sta-in-den-weg bij exercities en j parades. We rijden nu eerst langs de zuidzijde en passeeren dan rechts weer een „blok" aardige, kleine officierswoningen. Op den keper be schouwd, zien die huisjes er wel vrij pover tjes uit, doch de bewoners, en vooral de gehuwden, hebben die nestjes zoo smaakvol aangekleed, dat 't geheel après-tout een zeer aangenamen en gezelligen indruk maakt. Jammer maar, dat de vele onverwachte over plaatsingen, gevolgd door schadelijke venduties, menig jong huisvader met zijn budget in de war helpen. Dit geldt voor subalterne offi cieren even goed als voor de inlandsche artsen. Alleen heele hooge menschen komen er door eene overplaatsing wel eens bovenop. Ja, Indië is een raar land, lezer Een groot ongerief van die officiersblokken is, dat de huizen niet door een flink erf ge scheiden zijn en men dus tegen wil en dank precies kan hooren, wat er al zoo bij de buren omgaat. Zij voelden zich boven hem verheven, omdat zij nog geen vruchten van zyn arbeid niet zagen. En misschien ook kregen ze het land aan hem, omdat ze bemerkten, dat hij hen beoordeelde vanaf een standpunt, dat zij niet begrepen. Dat maakte hen bijna razend. Lena vroeg hem, of bij dan in 't geheel geen inkomsten had, daar er nooit geld voor hem kwam. Frits vroeg naar de grootte van zijn salaris, vertelde wonderen over de sommen, die hij gelezen had dat de schrij ver X, de dichter Y verdiende, en raadde Wigus met een sarcastisch lachje aan, ook zooiets eens te schryven. Wat Wigus gevreesd had, gebeurde. Alle dagen, in steeds anderen vorm, klonk het gejammer aan zyn oor, over het door hem weggeworpen, zekere brood. Somtijds merkte de moeder dan op, dat er iets in hem omging. Zij wist niet, dat opwellingen van een razende drift hem folterden. Zij dacht, dat hy ongelukkig was, omdat de inkomsten niet toevloeiden. Dan wilde ze hem troosten. Hij was toch haar eenigste jongen. En zij had hem zoo liefl En zy trachtte haar kind te begrijpen, zich op te werken tot de hoogte, waarop hij stond. Hij begreep dat, en dat maakte hem weer tot den knaap, die zyn moeder vurig verdedigde tegen de bovenmatige aanspra ken zyner zusters. Hij zag in zijn moeder het offer van de invloeden van Frits Machin. Liefdevol kon hy dan bij haar zitten en haar vertellen van zyn plannen en verwach tingen. Een zeer onaangename toestand dus, zoowel voor vroolijke vrijgezellen als brave echtgenoo- ten. Langs de oostzijde loopt de stoomtram, die de u reeds bekende „oude stad" met het Weltevreden hier en verder nog met Meester Cornelis verbindt. Al dadelijk zien we thans de werkelijk prachtigo „militaire" sociëteit Concordia, waarvan echter, behalve alle officieren, ook nog vele ambtenaren en particulieren lid zijn. Zoowel op Zaterdag- als op Woensdagavond speelt hier de Indische „staf", die zich boven dien nog des Zondags en wel tegen 5 uur in den middag, op 't „plein" doet hooren en dan, behalve een zeer gemengd publiek van Inlandsche huisjongens, baboes met kinderen, Chineezen, Indo-Europeesche klerkjes, jongelui van de Hoogere burgerschool, mindere mili tairen van Zee- en Landmacht en passa gierende, meestal nog al vervelend luidruchtig doende koopvaardijmatrozen, de Bataviasche high-life trekt, die, lui achterover geleund in eigen rijtuigen of wel fier in 't zaal ge zeten, al flirtende zich misschien verbeeldt elkaar in het Bois de Boulogne of het Hyde Park rendez-vous te geven. Een dwaze vertooning hier, zoo Zondags middags tegen half zes Pourvu qu'on s'amuse De stafmuziek, waarbij ook vele Indo's dienst doen, is het eenige korps militaire vakmusici in geheel ons Neêrlandsch Indië. Ze speelt niet onaardig, doch kan in de verste verte niet vergeleken worden bij onze Grenadiers b. v. Naast de „Concor" verheft zich een kolo saal groot wit gebouw, drie verdiepingen hoog, dat bijna geheel de oostzyde van het Waterlooplein beslaat. Voor het front prijkt, te midden van een soort parkje, het fraaie standbeeld van Jan Pieterszoon Koen, den stichter van Batavia, 4 September 1876 door Gouverneur-GeneraalVan Lansberge onthuld. Het „Kantor-Palès", zooals de bruine broeder het noemt, werd in 1808 op last van Daendels gebouwd en was bestemd tot Gouvernements-Hotel voor den Landvoogd. Het bleek hier later minder geschikt voor te wezen en thans wordt het voor verschil lende, nog al uiteenloopende doeleinden ge bruikt. Zoo bevat het o.a. de Vergaderzaal voor der Raad van Neêrlandsch Indië, alsmede de Bureaux der beide Departementen van Oorlog en van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, en verder nog de Hoofdwacht van het garnizoen en niet te vergetende provoosten voor ondeugende koloniaaltjes en schutters. In den zuidelijken vleugel bevinden zich de zetterijen en persen der Landsdrukkerij, waar o.a. de Indische Staatsbladen, de officiëele Java-Courant, de Regeerings-Almanak, de bij het Leger maar al te goed bekende AJge- meene Orders, enz., enz., worden gedrukt. Ge ziet, men heeft met de ruimte gewoekerd. Langs de noord- en westzijde van 't „plein" lachen ons weêr vroolijke officierswoningen toe, mij persoonlijk herinnerende aan die ge lukkige dagen van 1896, toen ook ik daar mijn eenvoudig, doch gezellig kwartier hsd opgeslagen. Juist op den hoek bevindt zich de nieuwe Roomsch-Katholieke Kerk met toren, net als in Europa. De vorige stortte in 1890 ongelukkigerwijze ineen. Hier aan de westzijde verbreedt zich plot seling de rijweg en wel vlak tegenover de prachtige, schaduwrijke Willemslaan. Op deze ruimere plek dan bewonderen we een bronzen gedenkteeken, daar evenals te Padang opge richt ter eere van den dapperen Generaal Michiels, den grondvester van ons gezag op Sumatra's Westkust. We zijn benieuwd, of nu ook den overwin naar van Atjeh, oftewel Sumatra's Noordkust, een dergelijke welverdiende hulde wacht. Hst tegenwoordige geslacht is niet erg dankbaar uitgevallen en vergeet zijn groote mannen maar al te gauw, doch wij hopen, dat Neder land nu toch begrijpen zal, wat het wel aan Zij brachten dan mooie uren samen door; de oude vrouw kwam het dan voor, als verstond ze hem zoo goed, en zij beloofde zichzelf, hem flink tegen Lena, Frits en Sophie te zullen verdedigen. Maar wanneer ze dan met Lena, Sophie en Frits bij elkaar zat en zoo breed en behagelijk het kleine gedoe van het leven bebabbelde, voelde zij zich weer zóó tevreden in dit gezelschap, dat ze begon te twijfelen, wie haar nu toch nader stond. Wigus zag dat wel, en het vervulde hem met weemoed. Welke moeder verstaat de kunst, al haar kinderen gelijkmatig toe te behooren Blééf Wigus in dezen kring, dan ver stoorde hij er den vredeverliet hij hem, dan maakte hij het moederhart ongelukkig. En steeds weder klonk dat scherpe woord in zijn ziel, dat Frits indertyd tot hem had gezegd je moet het weten, of dat te rijmen is met je plicht als zoon tegenover onze goede oude moeder. Was hij maar op de fabriek gegaan, had het zekere brood aangenomen, dan had alles wel goed geweest. Maar hij voelde het iederen dag opnieuw: hy had gedaan wat hij móést doen. Liever ondergaan, dan een valsche plaats innemen en een zat burgerleven leiden. Rijk was hij in zijn armoede, ryk in al dit lyden. Want zijn leven had een waarachtig koninklijken inhoud. Drie goederen waren de zijne: arbeid, hoep en emart 1 Welke openbaringen brachten hem niet het leed om Siddy 1 Welk een bewustzyn van eigen kracht Menigmaal verwonderde hij er zich over, hoe het hem gelukte keters te verbreken, die hij voor onverbreekbaar gehouden had. Gedurende al zijn studiejaren had hy zich dikwijls en telkens weer tegen dat slaven- gevoel verzet, dat hem misschien voor altijd aan zijn weldoeners bond. Wat een strijd was dat geweest, welk een lijden der onvrijheid 1 En dan in het beslissende oogenblik de onwrikbaar, sterke, yzeren wil, die alles verbrak. Wie hem had gezegd dat hy Sidcy zou loslaten, zou hij hebben aange keken ol hy krankzinnig was. Hoe klopte zijn hart onstuimig voor haarZij was zijn geluk, zyn hoop. Een erkennen van haar onwaardigheid een schrikkelijke, korte strijdeen don kere nacht vol verzoeking en kwelling en met krachtvolle hand had hij de geliefde van zich gestooten. Dat alles bevestigde in hem het geloof aan zichzelf. Nooit had hij een zoo krachtige vreugde in de natuur, in de kurst, in de diepe waarde I van groote denkers ondervonden, als nu. Sedert hij zyn eigen kracht voelde, be greep hij eerst recht de waarde van alle kracht, die hy rondom zich zag. De wenseh, zich bezigheid te verscliaf- fen, het groote openbare leven in te treden, I vervulde hem, met verterend ongeduld. Hij ging op een goeden dag met een omvangrijk werk in de hand naar de redactie van een groot tijdschrift. Het waren drie artikelen vol historiecLe feiten, rijk aan levendigen inhcud. En terwyl hy met het gedwongen ge duld van een beginneling nog steeds op bericht wachtte over zyn andere artikelen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 7