|jiI u i s I r s.
Indische jpfnlinissrii.
Zondag 25 October 1905.
47ste Jaargang No. 3883.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 20 Oct. 1903.
FEUILLETON.
Nieuws-,
COURANT.
Almieniie- Liudbuwbiad
UITSPRAKEN:
J. W. G. Koning, Egmond a.d. Hoef,
mish., f 1 boete, sufcs. 1 dag hecht.
P. Rijs, Uitgeest, mish., 21 d. gevang.
J. Knol, Venhuizen, wederspann., 5 d.
gevang.
E. Visser, Bovenkarspel, mish., 1 maand
gevang.
J. F. Mulder, Hoorn, eenv. beleed, van
een dienstd. ambtenaar, 3 d. gevang.
W. Volkers, Heerhugowaard, mish., f 1
boete, subs. 1 dag hecht.
Bepaald amusant kon de zitting van heden
nu juist, naar onze bescheiden meening
althans, niet genoemd worden, en dit wel
naar aanleiding van het feit, dat er meer dan
één zaakje voorkwam, dat allesbehalve
geschikt was om er een goed humeur bij te
behouden. Zoo o.a. niet minder dan vijf
jongeheertjes, boter gezegd kwajongens,
van 11 tot 15 j iar oud, waarvan één exem
plaar nota bene twee malen als beklaagde
moest fungeeren, die zich niet hadden
ontzien, verschillende diefstallen te plegen.
Wat 'n ellendige rekelsVervolgens die
hatelijke sinjeur 0. F. Buis, wiens zaakje de
vorige week niet geheel werd afgehandeld,
en dan nog dat tweetal miserabele jongelui
Kees Veer van Schellinkhout en Ulrich
Zemmerich van Hoorn, diemaar we zul
len liever de tentoonstelling gaan openen op
't nummer af en alle zondaren en zondares
sen, wier „zakies" vandaag in behandeling 1
kwamen, elk op hunne of hare beurt „de
revue laten passeeren." Beginnen we alzoo
bij 't begin, dan krijgen we als No. 1 in de
rijde 75-jarige weduwe van Cornelis Pik,
(Geertje Snip genaamd,) een zéér behoeftig
vrouwtje, dat zich niet ontzag om op 17 Sept.
j.L te Zijpe de hand aan een andermansgoed
te slaan. Ze nam toen namelijk van een
voorraad afgemaaid gras, dat aan den weg
lag, wel een flinke hand vol weg, [ze wist niet,
dat ze daar kwaad aan deed, zei ze,] en liet
dit gras, gezien wordende door de moeder
van den eigenaar, spoedig in haar mand
vallen, waarna ze zich met den „buit" ver
wijderde. 'tls toch verschrikkelijk,nietwaar?
De winkelier P. Breed, aan wien 't gesto-
lene toebehoorde, taxee&e 't weggenomene
op eene waarde van ternauwernood een
dubbeltje. Geertje heeft nögal eens eenige
malen oneerlijkheden begaan, waarvoor ze
door 't Kantongerecht is veroordeeld gewor-
den.
Ze schijnt overigens niet ongunstig bekend
te staan, maar toch eischte de Heer
Officier 2 dagen gevangenisstraf tegen haar.
Hare 68-jarige zuster Marijtje, die getrouwd
is met haar man, Willem Hoeve, had ook een
beetje gras weggepakt van denzelfden P.
Breed, 't Was zeker zoo ongeveer evenveel,
[ook „krap-an" voor 'n dubbeltje], want tegen
Marijtje werd ook 2 dagen gevang, geëischt.
Nu moeten we over zee 1 Als 't nou maar
stil weer is. Heel uit de Zijpe naar Texel, dat
is nog al wat 1 Enfin als we d'r eenmaal
zijn, dan kunnen we ook (ter afwisseling),
eens een gezellig praatje gaan hooren, dat
gevoerd werd tusschen den 85-jarigen koop
man Jacob Rijk te Den Burg, en zijn vroegeren
knecht, Hermancs Kuiper, die thans te Edam
woonachtig is. 't Was op 27 Augustus j.1.
Landbouwfeest op Texel en toen Kuiper in
gezelschap van een paar vrienden zijn ouwen
baas op 't feestterrein zag, zei hij„Kijk,
dat lijkt m'n vroegere patroon wel; van hem
moet ik nog f38.— achterstallig loon hebben.
Hij vroeg om dit geld, maar Rijk was zeker
niet erg rijk, tenminste, na eenig over en
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
26.
Lena had achttienhonderd mark salaris,
maar men had er de bepaling bij gemaakt,
dat zij zich wat moderner moest friseeren.
En zoo verscheen ze op een goeden dag
met een haartooi, dien Wigus afschuwelijk
vond. Hoog op haar hoofd zat een in
elkaar gedraaide knot, en in krulletjes om
gaf het dikke, zwarte haar heur gelaat.
Lena was reeds een dor meisje, maar ze
had er toch steeds fatsoenlijk uitgezien nü
kon dat echter niet meer van haar gezegd
worden. En daar ze zelve vond, dat het
haar goed stond en zij er verjongd uitzag,
nam zij er onwillekeurig de drukke bewe
gingen by aan, die ze van een collega had
afgekeken.
Toen Wigus haar duidelijk maken wilde,
dat zy plotseling allen goeden smaak met
voeten trad, werd Lena boos.
Zij verdiende achttienhonderd mark en
had vierhonderd-vijf-en-twintig mark op de
spaarbank. Wat had hij Wat verdiende
hy Niets. Zy ging alle dagen tien uur
naar de zaak. Precies van 's morgens acht
uur tot 'e avonds acht uur, met twee uur
in den middag voor het eten, met de ver
plichting om in de herfst- en lentedrukte tot
middernacht te moeten werken. Wat waren
z n„ arheidsuren Wanneer besteedde hij
nu zijn tijd eens nuttig 1
weer praten zei hij dan, dat Kuiper maar zien
moest, dat hij dat geld kreeg. (Kuiper was
„binnentijds" weggegaan, zie je en dat „zinde"
mijnheer Rijk al zeer slecht.) Het gesprek
werd wel een beeije al te geanimeerd, want
Kuiper bezigde het woord smeerlap aan 't adres
van zijn vroegeren gebieder ook s c h ij n t
hij den heer Rijk nog een „smerige vent"
genoemd te hebben, deze eeretitels bezigende,
omdat hij (Kuiper) geen centen van zijn ex-baas
in ontvangst kreeg, iets, waarop hy bij de
ontmoeting zeker had gerekend. Hoe dit zij,
vriendschappelijk was hunne verhouding stellig
niet te noemen.
Niet alleen toch, dat ze mondeling zich niet
bepaald pleizierig met elkaar onderhielden,
ook schriftelijk hebben ze „conversatie" gehad,
maar niks aardig hoor't Zaakje is eigenlijk
een heele herrie met een boel (wederzijdsche)
beleedigingen, en al zei bekl. Kuiper nu, dat
hij wel een driedubbelen eed durit afleggen,
(dat zou de moeite nog ereis wezen, zeker
met 6 vingers tegelijk in de hoogte,) dat
't genoemde achterstallige loon hem eerlijk
toekomt,.... toch mag hij geen „smeerlap"
zeggen, in 't geheel nietWat die andere,
niet genoeg te waardeereu eerenaam „smerige
vent betreft, daarbij vond de O. v. J. nog al
variatie, alssmerige vent, beroerde vent,
lamme vent, akelige vent, enz., enz.hiervan
was dan ook geen wettig en overtuigend
bewijs; wèl van 't feit, dat Kuiper Rijk
't woord „smeerlap" heeft toegevoegd, en
voor deze „eenvoudige beleediging, den wel
edelen heer Jacobus Rijk aangedaan, eischte
Z.E.G., naar aanleiding van art. 266 van het
W. v. 8., f 3 boete of 2 d. hecht.
We zijn nu toch op Texel, laten we ons
nu aldaar voldoend logies verschaffen tot 13
September, dan kunnen we nog hooren
een paardekooperspraatje, dat op genoemden
gedenkwaardigen Septemberdag werd ge
houden, om daarna „voldaan" naar het
vasteland terug te zwemmen of te varen,
ad libitum.
De bekl. [de beleediger] is Johannes Bakker,
een 82-jarig blokmaker en commissionnair in
paarden, geboren Texelaar, wonende te Den
Helder. De beleedigde partij is Cornelis Boon,
die op Texel woont en net precies even oud
(en even wijs) is als Bakker.
Te Den Burg, in gezelschap van nog een
paar lui, zei Boon „zie je, als ik een paard
wil koopen, doe ik 't in het vervolg zelf!"
Boontje voegde daar nog aan een der anderen
den raad bij „je moet ook niet door Bakker
een paard laten koopen, want dan wordt je
beetgenomen Boon had namelijk voorheen,
naar 't schynt, zich eens laten „bedienen"
door Bakker en 't paardje of ketje, waaraan
Boontje bij die gelegenheid verviel, was niet
„goed naar de geëerde meening van laatst
genoemde. Bakker werd echter driftig, boos,
(zoo boos als hij nog nooit geweest was)
en was zóó vermetel, (ja,schrikt niet,
waarde lezeressen en lezers), om den heer
Boon te slaan.
Dat was waarlijk wreed en zeer boosaardig
We prijzen het dan ook niet in den commis
sionnair Bakker. Maar Boon, dit moet gezegd,
is toch ook geen erg aardig ventje. Wij waren
althans zoo vrij om 'tzeer leeljjkto
vinden, dat Z.Ed. (toen hij in „rustige rust"
op de rustbank voor de getuigen zat uit te
rusten van zijne onrustige verklaring), zat te
grinneken en te grijnzen of hij een school
jongen was, iets waarvoor de Pres. hem een
welverdienden uitbrander gaf.
Verder wilde Boontje nog voor de Recht
bank met Bakker in een woordenwisseling
treden, maar ook nti snoerde Mr. Mulder hem
spoedig den mond. Bakker kreeg ook loon
naar werken, want de heer Officier eischte
tegen hem f 6 boete of 5 d. hecht.
Nu zullen we eens gauw een overschotje
van de vorige week opknappen, 't Spreekwoord
zegt wel„Wat In 't vat is, verzuurt niet,"
maar we honen nu eenmaal niet van „kliekjes."
Zooals we reeds boven aanhaalden, is C. F.
Zy had gelijkzij was in haar recht.
En de oude vrouw knikte daarbij en keek
trotsch naar haar vlijtige dochter.
Wigus antwoordde niet op dit gekijf.
Hy leed en zweeg.
Dat roerde nu weder de moeder. En toen
Lona weg was, kwam zij in zijn kamer en
wilde hem eens ernstig toespreken en aan
manen, geregeld te werken.
Waarom ging hij 's morgens zoo lang en
zoo dikwyls uit Waarom verbrandde hij
's avonds met dat nachtwerk zooveel petro
leum Dat kostte toch noodeloos veel
De dag was toch wel anders in te deelen.
Frits had dat ook gemeend
En juist deze laatste woorden verander
den Wigus' liefdevol geduld in hellen
toorn.
Frits Machin moest zich maar met zyn
eigen rommel bezighouden en niet met zijn
doen en laten
Hij had veel te werken in de koninklijke
bibliotheek, diDgen na te slaan, aanteeke-
ningen te maken, hy had behoefte aan
lange wandelingen om over zijn werk
na te denken.
Dat begreep de moeder niet. Alle men-
schen, die zij kende, arbeidden op geregelde
uren en spaarden gaarne petroleum. Maar
wanneer haar zoon, haar jongen, zeide
dat het moest, dan wés het bepaald in zijn
beroep wel zoo.
Deze stille nederigheid roerde hem weder
diep.
Maar tóchde kloof had zich opnieuw
verbreed.
Hy begreep dat dadelyk. Byna vijandig
waren de blikken zijner zusters en van
zijn zwager. En zy trachtten hem steeds
door vragen en aanmerkingen te kwetsen.
Buis geen erg sympathiek jongmensch. Hij
wilde o.a. op 6 Sept. zijn eigen moeder door
de glazen gooien. Bahwat een jongen
De getuige, Cornelis Veer, (zelf trouwens
ook niet veel bijzonders), aan wien verleden
week gebrek was, was nu present, zoodat
Buis' zaakje doorgang had. De O. v. J. vond
't niet overbodig, 't onhebbelijke gedrag van
dit 17-jarig zoontje tegenover zijne moeder
bij 't opleggen van de straf in aanmerking
te nemen, en requireeróe 10 dagen gevang.
Thans mocht Cornelis Veer [een schilders
knecht van Schellinkhout] zijn baantje van
„getuige", dat hij in C. F. Buis' zaakje had,
verwisselen voor de betrekking van „beklaag
de". Waarlijk geen voordeelige ruil, Kees!
Eén troost had sinjeur [als men het tenmin
ste een troost wil noemen], namelijk dat hij
niet alléén stond, want zijn „kunstbroeder"
en medebeklaagde, Ulrich Zemmerich, stond
naast hem en was als zoodanig een waardig
pendant. Ulrich is een Hoornsch sjouwerman
en was op 14 Sept. j.1. in gezelschap van
Veer, die jarig was en daarom tracteerde.
Zoo tracteerendo-weg raakte het stel aardig
„aangeschoten". Ze liepen op den Berkhou-
terweg, onder Hoorn, toen tot zijn ongeluk
J. J. van 't Hoff hen met zijn hondenkar ont
moette. Er was bij dit tweetal beklaagden toen
eigenlijk nog een derde boosdoener, Dirk
Buis genaamd, maar deze is den dans zeker
ontsprongen, althans hij was vandaag niet
als beklaagde opgeroepen. Toch was h ij het,
die Van 't Hofi's wagen vastgreep, waarna
zijn beide brave vrienden den bestuurder van
't rijtuig brutaalweg om geld vroegen. Ja,
geld moesten ze hebben 't Is wél zooals de
Pres. zei, n.1. dat de deugnieten als roovers
zijn opgetreden, als schandelijke bandieten
zich hebben gedragen, op een manier, die,
ware ze geen uitzondering, do streek hier
onveilig en in een slechten reuk zou brengen.
Z.E A. vond 't ongehoord en gaf den sujetten
een ongemakkelijk standje. Van 't Hoff, een
spraakgebrekkige stumper, die aan vallende
ziekten lijdt, wilde geen geld geven, [waarom
zoo hij 't ook hebben moeten doen en kreeg
slaag van de lage jongens, die bovendien zijn
wagen te water wilden rijden. Later onder
ging de melkventersknecht P. Krijgsma, die
ook met een hondenwagen de bengels pas
seerde, hetzelfde lot ongeveer als Van 't Hoff.
't Spreekt vanzelf, dat de beide slachtoffers
er werk van maakten, door naar den Comm.
van politie te gaan. Den O. v. J. mishaagden
deze feiten ook ten zeerste. Z.E Gestr. ver
klaarde echter, dat er dienzelfden dag nog
meer gebeurd is. 't Is nog niet miserabel
genoeg. Verbeeld je, ze hebben een paar witte
ieidsels gestolen, een jongen beneden de jaren
op schandelijke wijze dronken gevoerd en
verder hebben ze op 14 Oct. j.1. nog erger
lijke baldadigheden gepleegd bij de openbare
school te Oostwoud. Welk een lief tweetal
De heer Off. stak zijn ergernis onder geen
stoelen of banken en achtte [zeer terecht] een
gevoelige les hier geenszins overbodig, redenen
waarom Z.E.G. tegen Veer wegens mishan
deling, twee malen gepleegd, 3 maanden
gevang, eischte. Meheer Zemmerich hoorde
wegens mishandeling (één maal gepleegd)
precies dezelfde straf tegen zich eischen en
had niets meer in te brengen. Veer vroeg
asjeblieft een genadige straf!! [Hij heeft
het er nogal naar gemaakt
Ten slotte rest ons nog de jeugdige [de t. e
jeugdige] wanbedrijvers op te sommen, die
in Den Helder diefstallen pleegden.
VooreerstPiet Nannings, 13 jaar [krul
lenjongen], Willem Bruin, nog tehuis, alhoe
wel hy 15 jaar is, en Johannes Zwagerman,
12 jaar, [nog scholier]. Dit drietal heeft op
22 Aug. j.1. touw gestolen van zekeren Dirk
de Vries, een zéér dooven 64-jarigen inwoner
van Den Helder. Hij had een kiellichter, die
in de Buitenhaven lag, met een stevig touw
aan een paal vastgemeerd. De drie jongens
kaapten dit touw en verkoohten het 'aan den
koopman Pieter Bot, bijgenaamd „Botje",
tegen wien ze zeiden het gekregen te heb
ben, waarna Botje niets meer vroeg en er
den jongens 25 cents voor betaalde. Ze haal
den 1 cent snoepgoed en verdeelden de rest
[elk 8 cents alzoo]. De vader van Piet Nan
nings en de moeder van Joh. Zwagerman
waren vandaag ook aanwezig en beproefden
zooveel mogelijk een goed woordje voor de
kinderen te doen, [hetgeen niet te verwon
deren is]. De O. v. J. vertelde, dat 't in Den
Helder vrij erg is met allerlei [zij 't dan ook
zeer geringe] diefstalletjes, door jeugdige per
sonen gepleegd, en [een geldboete hier een
onpractische straf achtende] meende Z E.G.
naar aanleiding van de artt. 310 311 van
't Wetb. van Strafrecht voor alle drie jongens
elk 2 dagen gevang, te moeten eischen.
Nu volgden nog twee zulke jeugdige be
klaagden en dan is 't liedje uit.CornelisMeeldyk,
een 12-jarige jongen, en dezelfde 15-jarige
Willem Bruin uit 't vorige zaakje, hebben
met hun beiden twee stukken touw van D.
de Vries gestolen en bij Pieter Bot verkocht
voor 35 cent, die ze „eerlijk deelden". Dit
louw werd evenals 't vorige door de politie
bij Bot in beslag genomen. Bot kreeg nog
een flinken schraap voor zijn onvoorzichtig
opkoopen zonder voldoende navraag van
zulke jeugdige touw-te-koop-aanbieders. Vader
Meeldijk wilde voor Cornelisje ook nog een
goed woordje doeo, maar deed dit op ruwe
en onpractische wijze, o.a. gaf hy de politie
ook een zeer onrechtmatig standje, zoodat hij
zelf e n door den Pres., e n door den O. v. J.
terdege op zijn plaats werd gezet. Ook tegen
elk dezer twee jongens eischte de Officier 2
dagen hechtenis, zoodat Willem Bruin nu te
zamen 4 dagen hechtenis heeft als eisch.
Uitspraken heden over 8 dagen.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XXXII,
Het Waterlooplein is feitelijk niets dan een
zeer gewoon militair exercitieveld, 'n vierkante
grasvlakte, door een flinken breeden rijweg
omsloten.
Midden op 't „plein" verheft zich echter
een „monument", de leeuw van Waterloo
voorstellende, een gedenkteeken, dat met de
meest bescheiden eischen van kunst, ja zelfs
van goeden smaak, schijnt te spotten,
't Bestaat uit eene witte gekalkte kolom, waar
bovenop een naar verhouding veel te klein
wit beestje troont, iet of wat gelijkende op
een leelijken ongewasschen bastaardpoedel
Een mislukte carricatuur op 'n leeuw, Jaf
schennende de fiere majesteit van den koning
der dieren.
Ik snap heusch niet, waarom ze dat af
zichtelijke wanproduct niet eenvoudigweg
opruimen. Het ontsiert 't „plein" op belache
lijke wijze en is tot overmaat van ramp maar
een lastige sta-in-den-weg bij exercities en
j parades.
We rijden nu eerst langs de zuidzijde en
passeeren dan rechts weer een „blok" aardige,
kleine officierswoningen. Op den keper be
schouwd, zien die huisjes er wel vrij pover
tjes uit, doch de bewoners, en vooral de
gehuwden, hebben die nestjes zoo smaakvol
aangekleed, dat 't geheel après-tout een zeer
aangenamen en gezelligen indruk maakt.
Jammer maar, dat de vele onverwachte over
plaatsingen, gevolgd door schadelijke venduties,
menig jong huisvader met zijn budget in de
war helpen. Dit geldt voor subalterne offi
cieren even goed als voor de inlandsche artsen.
Alleen heele hooge menschen komen er door
eene overplaatsing wel eens bovenop. Ja,
Indië is een raar land, lezer
Een groot ongerief van die officiersblokken
is, dat de huizen niet door een flink erf ge
scheiden zijn en men dus tegen wil en dank
precies kan hooren, wat er al zoo bij de
buren omgaat.
Zij voelden zich boven hem verheven,
omdat zij nog geen vruchten van zyn arbeid
niet zagen.
En misschien ook kregen ze het land
aan hem, omdat ze bemerkten, dat hij hen
beoordeelde vanaf een standpunt, dat zij
niet begrepen. Dat maakte hen bijna
razend.
Lena vroeg hem, of bij dan in 't geheel
geen inkomsten had, daar er nooit geld
voor hem kwam. Frits vroeg naar de grootte
van zijn salaris, vertelde wonderen over de
sommen, die hij gelezen had dat de schrij
ver X, de dichter Y verdiende, en raadde
Wigus met een sarcastisch lachje aan, ook
zooiets eens te schryven.
Wat Wigus gevreesd had, gebeurde. Alle
dagen, in steeds anderen vorm, klonk het
gejammer aan zyn oor, over het door hem
weggeworpen, zekere brood.
Somtijds merkte de moeder dan op, dat
er iets in hem omging. Zij wist niet, dat
opwellingen van een razende drift hem
folterden. Zij dacht, dat hy ongelukkig was,
omdat de inkomsten niet toevloeiden.
Dan wilde ze hem troosten. Hij was
toch haar eenigste jongen. En zij had hem
zoo liefl
En zy trachtte haar kind te begrijpen,
zich op te werken tot de hoogte, waarop
hij stond.
Hij begreep dat, en dat maakte hem
weer tot den knaap, die zyn moeder vurig
verdedigde tegen de bovenmatige aanspra
ken zyner zusters.
Hij zag in zijn moeder het offer van de
invloeden van Frits Machin.
Liefdevol kon hy dan bij haar zitten en
haar vertellen van zyn plannen en verwach
tingen.
Een zeer onaangename toestand dus, zoowel
voor vroolijke vrijgezellen als brave echtgenoo-
ten.
Langs de oostzijde loopt de stoomtram, die
de u reeds bekende „oude stad" met het
Weltevreden hier en verder nog met Meester
Cornelis verbindt.
Al dadelijk zien we thans de werkelijk
prachtigo „militaire" sociëteit Concordia,
waarvan echter, behalve alle officieren, ook
nog vele ambtenaren en particulieren lid zijn.
Zoowel op Zaterdag- als op Woensdagavond
speelt hier de Indische „staf", die zich boven
dien nog des Zondags en wel tegen 5 uur
in den middag, op 't „plein" doet hooren en
dan, behalve een zeer gemengd publiek van
Inlandsche huisjongens, baboes met kinderen,
Chineezen, Indo-Europeesche klerkjes, jongelui
van de Hoogere burgerschool, mindere mili
tairen van Zee- en Landmacht en passa
gierende, meestal nog al vervelend luidruchtig
doende koopvaardijmatrozen, de Bataviasche
high-life trekt, die, lui achterover geleund
in eigen rijtuigen of wel fier in 't zaal ge
zeten, al flirtende zich misschien verbeeldt
elkaar in het Bois de Boulogne of het Hyde
Park rendez-vous te geven.
Een dwaze vertooning hier, zoo Zondags
middags tegen half zes Pourvu qu'on
s'amuse
De stafmuziek, waarbij ook vele Indo's
dienst doen, is het eenige korps militaire
vakmusici in geheel ons Neêrlandsch Indië.
Ze speelt niet onaardig, doch kan in de
verste verte niet vergeleken worden bij onze
Grenadiers b. v.
Naast de „Concor" verheft zich een kolo
saal groot wit gebouw, drie verdiepingen
hoog, dat bijna geheel de oostzyde van het
Waterlooplein beslaat. Voor het front
prijkt, te midden van een soort parkje,
het fraaie standbeeld van Jan Pieterszoon
Koen, den stichter van Batavia, 4 September
1876 door Gouverneur-GeneraalVan Lansberge
onthuld.
Het „Kantor-Palès", zooals de bruine
broeder het noemt, werd in 1808 op last
van Daendels gebouwd en was bestemd tot
Gouvernements-Hotel voor den Landvoogd.
Het bleek hier later minder geschikt voor
te wezen en thans wordt het voor verschil
lende, nog al uiteenloopende doeleinden ge
bruikt.
Zoo bevat het o.a. de Vergaderzaal voor
der Raad van Neêrlandsch Indië, alsmede de
Bureaux der beide Departementen van Oorlog
en van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid,
en verder nog de Hoofdwacht van het garnizoen
en niet te vergetende provoosten
voor ondeugende koloniaaltjes en schutters.
In den zuidelijken vleugel bevinden zich de
zetterijen en persen der Landsdrukkerij, waar
o.a. de Indische Staatsbladen, de officiëele
Java-Courant, de Regeerings-Almanak, de
bij het Leger maar al te goed bekende AJge-
meene Orders, enz., enz., worden gedrukt. Ge
ziet, men heeft met de ruimte gewoekerd.
Langs de noord- en westzijde van 't „plein"
lachen ons weêr vroolijke officierswoningen
toe, mij persoonlijk herinnerende aan die ge
lukkige dagen van 1896, toen ook ik daar
mijn eenvoudig, doch gezellig kwartier hsd
opgeslagen. Juist op den hoek bevindt zich
de nieuwe Roomsch-Katholieke Kerk met
toren, net als in Europa. De vorige stortte
in 1890 ongelukkigerwijze ineen.
Hier aan de westzijde verbreedt zich plot
seling de rijweg en wel vlak tegenover de
prachtige, schaduwrijke Willemslaan. Op deze
ruimere plek dan bewonderen we een bronzen
gedenkteeken, daar evenals te Padang opge
richt ter eere van den dapperen Generaal
Michiels, den grondvester van ons gezag
op Sumatra's Westkust.
We zijn benieuwd, of nu ook den overwin
naar van Atjeh, oftewel Sumatra's Noordkust,
een dergelijke welverdiende hulde wacht. Hst
tegenwoordige geslacht is niet erg dankbaar
uitgevallen en vergeet zijn groote mannen
maar al te gauw, doch wij hopen, dat Neder
land nu toch begrijpen zal, wat het wel aan
Zij brachten dan mooie uren samen door;
de oude vrouw kwam het dan voor, als
verstond ze hem zoo goed, en zij beloofde
zichzelf, hem flink tegen Lena, Frits en
Sophie te zullen verdedigen.
Maar wanneer ze dan met Lena, Sophie
en Frits bij elkaar zat en zoo breed en
behagelijk het kleine gedoe van het leven
bebabbelde, voelde zij zich weer zóó
tevreden in dit gezelschap, dat ze begon
te twijfelen, wie haar nu toch nader
stond.
Wigus zag dat wel, en het vervulde
hem met weemoed.
Welke moeder verstaat de kunst, al haar
kinderen gelijkmatig toe te behooren
Blééf Wigus in dezen kring, dan ver
stoorde hij er den vredeverliet hij hem,
dan maakte hij het moederhart ongelukkig.
En steeds weder klonk dat scherpe
woord in zijn ziel, dat Frits indertyd tot
hem had gezegd je moet het weten, of
dat te rijmen is met je plicht als zoon
tegenover onze goede oude moeder.
Was hij maar op de fabriek gegaan, had
het zekere brood aangenomen, dan had alles
wel goed geweest.
Maar hij voelde het iederen dag opnieuw:
hy had gedaan wat hij móést doen. Liever
ondergaan, dan een valsche plaats innemen
en een zat burgerleven leiden.
Rijk was hij in zijn armoede, ryk in al
dit lyden.
Want zijn leven had een waarachtig
koninklijken inhoud. Drie goederen waren
de zijne: arbeid, hoep en emart 1
Welke openbaringen brachten hem niet
het leed om Siddy 1
Welk een bewustzyn van eigen kracht
Menigmaal verwonderde hij er zich over,
hoe het hem gelukte keters te verbreken,
die hij voor onverbreekbaar gehouden had.
Gedurende al zijn studiejaren had hy zich
dikwijls en telkens weer tegen dat slaven-
gevoel verzet, dat hem misschien voor
altijd aan zijn weldoeners bond. Wat een
strijd was dat geweest, welk een lijden der
onvrijheid 1
En dan in het beslissende oogenblik de
onwrikbaar, sterke, yzeren wil, die alles
verbrak.
Wie hem had gezegd dat hy Sidcy
zou loslaten, zou hij hebben aange
keken ol hy krankzinnig was. Hoe
klopte zijn hart onstuimig voor haarZij
was zijn geluk, zyn hoop.
Een erkennen van haar onwaardigheid
een schrikkelijke, korte strijdeen don
kere nacht vol verzoeking en kwelling
en met krachtvolle hand had hij de geliefde
van zich gestooten.
Dat alles bevestigde in hem het geloof
aan zichzelf.
Nooit had hij een zoo krachtige vreugde in
de natuur, in de kurst, in de diepe waarde
I van groote denkers ondervonden, als nu.
Sedert hij zyn eigen kracht voelde, be
greep hij eerst recht de waarde van alle
kracht, die hy rondom zich zag.
De wenseh, zich bezigheid te verscliaf-
fen, het groote openbare leven in te treden,
I vervulde hem, met verterend ongeduld.
Hij ging op een goeden dag met een
omvangrijk werk in de hand naar de
redactie van een groot tijdschrift.
Het waren drie artikelen vol historiecLe
feiten, rijk aan levendigen inhcud.
En terwyl hy met het gedwongen ge
duld van een beginneling nog steeds op
bericht wachtte over zyn andere artikelen,