VwtaeM Militair (Marrit
Zondag
15 November 1003
47 ste Jaargang No. 3889
EERSTE BLAD.
Dinsdag den 17 November 1903,
N o j aars paardenmarkt.
Donderdag den 26 November a. s.
Buitenlandscli Nieuws.
Politiek overzicht der week.
Gemengd Nieuws
Een millioenen-brniloft.
Het schandaal-proces Kwileeka.
Keizer Wilhelm.
Uit en voor de Pers.
BinneDlandscli Nieuws.
seis» Wiens-
MnMiÊ- k LiillnvlUI
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureaug€HA£aS£fè\ ILaan, II 4.
Uitgever t P. TRAPMAN.
Medewerker J. W 1 K E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
AfzonderliiJre nummers 5 Cent.
ADVERTKNTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 6ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Gemeente Sclingen.
BEKENDMAKINGEN.
oo
De Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat het yooi bereidend
militair onderricht in deze gemeente zal gehouden
worden in het lokaal „Cérès", des Dinsdags en
des Zaterdags, en zal aanvangen op
te 7 nur namiddags.
Behagen, den 9 November 1903.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
—000—
ROTTEWAALL, BARTHOLOMEUS WILLEM,
wordt in zijn belang aangemaand, zich ten spoedigste
ter secretarie dezer gemeente aan te melden.
ooooo
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen
ter kennis van belanghebbenden, dat de gewone
naiaarspaardenmarkt (veulenmarkt) zal gehouden
worden op
Behagen, 13 November 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN, 1. S.
De volken en partijen van en in Oosten-
rijk-Hongarije zijn aan het programma's
formeeren. Om te beginnen is de onathan-
kelijkheidspartij in Hongarije met hare
wensohen voor den dag gekomen. Zij wil
een betere indeeling der kiesdistricten,
waardoor de opkomende volkspartij meer
invloed op de verkiezingen kan krijgen.
Verder verlangt zy voor eiken Hongaar
een minimum inkomen, de invoering van
eene progressieve belasting, eene bijzondere
belasting op de grondbezitters, die van de
opbrengst van den grond in 't buitenland
leven, de conversie van hypotheken, die
het klein grondbezit bezwaren, en verleging
der rente op de beleening der goederen.
Een zuiver democratisch programma dus,
waardoor Kcssuth den steun van het volk
achter de kiezers denkt te vaDgen. De
chauvinistische eischen van de nationale
party gelijken thans wel op de liberale
groepen te zijn overgegaan. Althans, baron
Banffy, een der hoofdmannen dezer partij,
is met het volgende programma voor den
dag gekomen. Hij eischt het Hongaarsch
als legertaal, den eed op de grondwet, en
niet meer, gelijk thans gebeurt, aan den
keizer-koning, afzonderlijke vaandels, wapens
en onderscheidingsteekenen voor de Hon-
gaarsche regimenten.
Dan nog gelijkheid van het Hongaarsch
en Duitsch in buitenlandsche aangelegen
heden, en uitbreiding van het kiesrecht
door verlaging van den census. En alsof
minister Tisza het daar voorloopig niet
meê at kon, hebben ook de Kroaten be
sloten, hunne politieke en financiëele eischen
samen te vatten in eene nota, die dan aan
de Hongaarsche regeering ter hand zal
worden gesteld.
Bij deze programma's hebben de Czechen
ook het hunne gevoegd. In eene partij
vergadering te Praag is besloteD, van de
regeering eene hoogeschool te Brunn te
eischen. Voorts gelijkheid van taal en een
zelfstandig Boheemseh leger, waarbij het
Ozechisoh als legertaal moet worden inge
voerd, Wordt niet aan deze billijke wen-
scken voldaan, dan zullen de afgevaardigden
eene obstructie tot het uiterste voeren. Wij
hebben dus weldra weer amusante verga
deringen te verwachten. In Hongarije be
ginnen de Roemenen ook een duit in het
zakje te gooien. Zjj beginnen zich beslist
tegenover de Hongaren te plaatsen.
De minister van eeredienst had bevel
gegeven, dat het onderwys in den gods
dienst, met uitzondering van het rituöele
deel, in het Hongaarsch gegeven moet
worden. Daartegen heelt het bestuur van
de Roemeensche kerk in Zevenburgen zich
krachtig verzet. Eene motie, waarin het
beginsel werd uitgesproken, dat de Roe
meensche Kerk dezelfde rechten haeft als
de Staat, werd met algemeene stemmen aan
genomen, Wanneer men het ontbindings
proces in den Donaustaat nagaat, dan kun
nen wy het moeilijk met eene verstandige
staatkunde overeenbrengen, dat de keizer
lijke diplomatie er voortdurend naar streeft,
om nog meer volksstammen in de monar
chie op te nemen. De Oostenryksche staat
kunde is er naar ingericht, om voor den j
Staat een weg naar de Egeïsche Zee te
banen. Doch dan wordt het aantal onte-
vreden Serviërs in den lande vermeerderd
en nieuwe woelige elementen, als Bulgaren,
Arnauten en Grieken, worden opgenomen.
Het komt ons voor, dat daarmee de mo
narchie wèl vergroot, maar haar kracht niet
versterkt zal worden.
Wie weet, als eenmsal Oostenrijk het
paard van Troje heeft binnengehaald, of
men dan niet tot het inzicht zal komen, eene
verkeerde staatkunde te hebben gevolgd. De
spreuk: „bezint, eer gij begint" is overal
waar, maar bij de behandeling van gewich
tige staatkundige aangelegenheden diende
zy met gouddraad in het groene laken
geweven te zijn, waaraan de heeren hebben
plaats genomen. Men kan zoo zelden op
den eenmaal ingeslagen weg teruggaan.
Toch zijn er voorbeelden, dat bet „beter
ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald"
in toepassing wordt gebracht.
De Veroenigde Staten van Noord-Amc rika
leveren daarvan thans een eigenaardig
voorb»eld. De afscheiding van Panama van
de Vereerigda Staten van Columbia was
koren op den molen van de Unie. Er zijn
er zelfs, die beweren, dat de geheele op
stand, te Washington netjes in elkander is
gezet, en het blijkt meer en meer, dat zy,
die deze meening verkondigen, den bal
volstrekt niet misslaan.
Nauwelijks was de stichting der nieuwe
republiek bekend, of ze werd door de
regeering van president Roosevelt erkend.
Men besloot zelfs, troepen op de landengte
te ontschepen en Columbia te beletten, de
opstandelingen aan te vallen. Doch op elke
actie volgt reactie. De woorden van instem
ming, waarmee Amerika's spoedig en
krachtig optreden in den beginne werd
begroet, zijn reeds verstomd.
Professor Theodore Woolsey, hoogleeraar
in het internationaal recht, heeft de hou
ding der regeering te Washington aan een
strenge critiek onderworpen, die alles be
halve gunstig voor de bewindsmannen is.
In zijne veroordoeling wordt de professor
door andere personen van naam en positie
gesteund. Hetscbynt, dat president Roose
velt daardoor tot de overtuiging ie gekomen,
dat hij begonnen is zonder zich eerst goed
te bezinnen. Hij ziet nu in, dat zijn paardje
te vlug van meet is gegaan.
Zoodoende is do regeering reeds weder
op enkele genomen maatregelen terug ge
komen. Het bevel om Engelsche schepen
te beletten Columbiaanscho troepen naar de
landengte over te brengen, is ingetrokken.
Ook heeft de marine-commandant gewyzigde
bevelen gekregen omtrent zijne houding bij
de ontscheping van Columbiaansche troepen
op de landengte. Wat Columbia zelve be
treft, moet men verbaasd staan over do
naleveteit zijner regeering. Zoo werd in allen
ernst gemeld, dat Columbia aan Duitsch-
land het protectoraat over zijn gebied had
aangeboden. Als vergoeding voor zijne
bescherming zou Duitschland een belangrijk
gebied op de landengte ontvangen. Duitsch
land heeft zoo spoedig mogelyk te kennen
gegeven, dat het zich met de kwestie niet
wenschte in te laten.
Dat zou natuurlijk onvermijdelijk op een
oorlog met de Vereenigde Staten hebben
moeten uitloopen, en daarin heelt Duitsch
land volstrekt geen Just. Mogelijk is het,
dat, indien Columbia zich aan zijne finan
ciëele verplichtingen zoekt te onttrekken,
Europa de Unie in die kwestie zal betrek
ken, daar juist de houding der Unie de
aanleiding tot een staatsbankroet in
Columbia zou kunnen worden. Wij zouden
dan een geval krijgen als met Venezuela,
doch van vry wat ernstiger aard. Dat ge
voelt men ook te Washington, en daarom
zou het lang Diet onmogelijk zijn, dat ten
slotte de zaak tusschen de Vereenigde
Staten en Columbia wordt geschikt. In
allen gevalle gelooven wij niet, dat het
conflict- tusschen die beiden tot ernstige
verwikkelingen aanleiding zal geven. De
heeren diplomaten hebben de handen vol
doende vol met Oost-Azië. Ze zullen wol
niet méér hooi op hun vork laden. Oost-
Azië heeft veel overeenkomst met den
barometer in Nederland. De toestand
schommelt daar voortdurend tusschen storm
en mooi weêr. Het gevaar wordt grooter,
nu China ook een woordje denkt meê te
spreken, De Russen hebben opnieuw Moek-
den bezet. Nu is Moekden de bakermat
der Chineesche dynastie, de heilige plaats,
waar de gebeenten van China's keizers
rusten. China zou nu besloten hebben, deze
piaats met geweld weer aan Rusland te
ontrukken. Ëon leger van 45000 man zou
marschvaardig zijn. Wanneer China Rus
land te lfjf gaat, zal Japan geen toekyker
blijven. Dat zou een algemeenen oorlog
tot gevolg kuanen hebben.
We lxebben reeds het een en ander meege
deeld over het huwelijk van de millionnairs-
dochter, May Goelet, te New-York mot den
Engelschen hertog van Roxburghe. Hieronder
nog eenige bijzonder heden
„De kerk leek een bloementuin. Ontzaglijke
manden Engelsche sleutelbloemen hingen
langs de zuilen en daaruit slingerde zich
klimop, zoodat de zware kolommen bijna
schuil gingen. Het koor was opgevuld met
hooge palmen en chrysanten, het altaar-
scherm met wingerden gedrapeerd, waarin
bundels witte rozen. Lange witte leliën sier
den het marmeren altaar, terwijl de kansel
weelderig behangen was met orchideeën en
asperge-loof. Alle zetels, die niet gebruikt
werden, en de galerijen waren met levende
planten en palmen opgevuld."
Aldus begint de Herald haar verslag van
de bruiloft.
„Miss Goelet was een mooie bruid", schrijft
de verslaggever. „Haar kleed, dat ongeveer
zestigduizend gulden kostte, bestond bijna
geheel uit oude Point d'Augleterre-kant,
over zwaar satijD, met tulle bedekt, en het
was versierd met slingers Engelsche hage-
doorn of mayflower, met takjes oranjebloe
sem. Zij had een in ivoor gebonden gebeden
boekje in de hand en een ruikertje gardenia's,
orchideeën en Schotsche hei op de borst. De
bruidsmeisjes waren in licht-rose, met hoeden
van rose fluweel. Ook worden de voornaam
ste dor vijfhonderd genoodigden opgenoemd
Vanderbilt, Astor en andere millionnairsnamen
zijn schering en inslag.
Vele detectives bewaken de huwelijksge
schenken, uitgestald in het huis te New-York,
welke een waarde vertegenwoordigen van
meer dan één millioen dollars. De helft
der geschenken is niet tentoongesteld.
De grootvader van de bruid gaf parels,
welke 400 000 dollars waard zijn. De moeder
van de bruid een gouden eet-servies en een
diamanten tiara ter waarde van een half
millioen dollars.
De bruidsjapon kostte 25000 dollars.
De belangstelling voor deze gebeurtenis
was zoo groot, dat de weg naar 't station
bijna versperd was en de politie ruim baan
moest maken.
De getuigenvorhooren in dit onverkwikke
lijke proces gaan nog maar dag in, dag uit,
ongestoord hnn gang. Belangrijke incidenten
of verklaringen zijn niet te vermelden geweest,
daar de verhooren voornamelijk betrekking
hadden op de min of meerdere betrouwbaar
heid van de hoofdgetuigen a charge en a
décharge.
De belangrijkste getuige was de reeds zoo
dikwijls genoemde Cecilia Meyer, die beweert,
dat zij zelve de moeder is van het z.g. zoontje
der gravin. Volgens haar mededeelingen had
zij den 25en Januari 1897 haar tweede,
buitenechtelijk geboren kind verkocht, en was
zij er nooit in geslaagd, te weten te komen,
wat er later van den jongen geworden was.
Het kind was geboren den 22en December 1896.
Op een dag in Januari 1897, zoo vertelde
zij, zijn drie vrouwen bij haar gekomen, de
vroedvrouw Moll, die haar bij hare verlossing I
had bijgestaan, en twee anderen, die haar
vroegen, of zij haar kind niet wilde afstaan.
De vrouwen hebben het kind bekeken. De
oudste dame zeide, dat het eigenlijk al te
groot was, maar dat het haar aanstond. Zij
twijfelde eerst, of zij het kind zou afstaan, j
maar men bepraatte haar en zeide dat de
knaap het zeer goed zon hebben, en dus gaf
zij het kind over tegen een som van 100
gulden.
Aan een commissie van deskundigen was
opgedragen, te onderzoeken de beweerde
familiegelijkenis bij den jongen „graaf." Dit
vorderde ruim drie unr.
Men kwam tot de conclusie, dat tusschen
den in 1895, buiten echt, geboren éérsten zoon
dor baanwachteres Cecilia Meyer en den
6-jarigen majoraats-pretendent Kwileeka „in
geen enkel opzicht eenige gelijkenis te be
speuren valt." Veeleer, zoo luidt de uitspraak
verder, mag men zeggen, dat de gelaatstrek
ken en het uiterlijk van den kleinen graaf en
van de beklaagde, gravin Kwileeka, een sterk
opvallende gelijkenis vertoonen. Vooral wat
den vorm der oorschelpen betreft, schijnt die
overeenkomst scherp aan 't licht te zijn ge
komen.
Mocht dit bericht juist blijken, dan zouden
de vrijspraak en bet volledig eerherstel der
beklaagden onmogelijk kannen uitblijveD. Op
de getnigenverhooren toch, valt niet af te
gaan. De onder eede afgelegde verklaringen
der meeste hoofdgetuigen zijn zoo weinig
met elkaar in overeenstemming te brongen,
dat het voor de gezworenen heel moeilijk zal
zijn, de waarheid van de opzettelijke en on
bewuste leugens te onderscheiden.
Over den gezondheidstoestand van Keizer
Wilhelm wordt aan de „New-York Herald"
nit Berlijn het volgende onrustbarende bericht
geschreven
„Op het oogenblik speelt zich een pijnlijko l
trogedie af binnen de muren van het konink
lijke paleis te Potsdam.
„Al sedert jaren wordt de Keizer vervolgd
door het idée-fixe dat hij zal sterven aan j
dezelfde ziekte als zijn vader en moeder. Toen
hij, twee maanden geleden, begon te klagen
over pijn in de keel, maakte zich een ver
schrikkelijke angst van de Keizerin en hare
kinderen meester.
„Hare Majesteit ontbood dr. Von Lenthold
en vroeg hem, haren gemaal te onderzoeken,
zonder evenwel zijn ongorustheid gaande to
maken. Het eerste onderzoek toonde slechts
het bestaan van een aantal kleine ronde
korrels.
„De Keizer werd desniettegenstaande steeds
somberder en stiller. Hij sprak minder en
had minder opwellingen van de innemende
en openhartige vroolijkheid, welke zijn ge
zelschap zoo aangenaam maken. De veran
dering in den klank van zijn stem werd dui
delijker, en vooral 's ochtends en 's avonds
was zij buitengewoon schor.
„Prinses Karl van Hessen, die te Berlijn
kwam om het gedenkteeken voor keizerin
Eriedrich te onthullen, werd door de Keizerin
op de hoogte gesteld, en toen zij te Darm-
stadt terug was, wendde zij zich tot prof.
Moritz Schmidt.
„De laatste maakte, na een onderzoek, de
diagnose, dat er een gezwel aan de stemban
den zat. Hij zag aan het verschrikte gezicht
van de Keizerin, dat deze geneeskundige ver
klaring, verre van haar gerust te stellen,
haar vrees vermeerderde.
„Door een noodlottig toeval was dit de
zelfde uitdrukking, die gebruikt werd in het
eerste bulletin betreffende de ziekte van keizer
Eriedrich.
„De keizerlijke familie verzette zich tegen
het denkbeeld om de operatie bekend te
maken. De Keizer wilde daar echter niets
van weten „Mijn volk heeft het recht om
te weten," zoo zeide hij, „hoe het met mijn
gezondheid staat. Ik wensch dus dat de ge
heele waarheid gezegd worde."
„Op het oogenblik dat hij dit zeide, dacht
de Keizer dat hij ernstig ziek was.
„Prof. Orth stelde den Keizer voor, cm
hem aan het geneeskundig genootschap een
mededeeling te laten doen over de poliep, die
hij had onderzocht, erbij voegende dat zijn
naam als geneesheer hem dierbaarder was
dan iets anders ter wereld en dat zijn mede
deeling de volle waarheid zon bevatten.
„De zusters en schoonbroeders van den
Keizer kregen hot verzoek om geen telegram
men te zenden om inlichtingen over Zr. Ms.
gezondheidstoestand. Id één woord, er werd
niets verzuimd, om hem vertrouwen in te
boezemen.
„Thans voelt de keizerlijke familie zich ge
ruster. Nochtans zal men niets volstrekt
zekers kunnen zeggen over de gezondheid
van den Keizer, voor vier of vijf weken voor
bij zijn. Indien de wond in dien tijd volko
men geheeld is en indien de verwijderde
woekering niet terugkomt, zal dit bewijzen
dat men slechts te maken heeft gehad met
een onbeteekenend nitwasja, veroorzaakt door
buitengewone inspanning van de stem, bjj
het spreken in het openbaar, welke niet in
verband staat met 's Keizers algemeenen ge
zondheidstoestand."
Uit dr. Bronsveld's Kroniek.
Dr. A. W. Bronsveld schrijft in zijn kroniek
in „Stemmen voor Waarheid en Vrede"
Misschien komt de gedachte ons troosten,
dat wij in Nederland worden geregeerd door
een „christelijk" ministerie. Daar zijn er nog
altijd velen, die zich daarover verblijden, maar
hun aantal neemt eerder af, dan toe, en van
geestdrift voor dit ministerie bemerkt men
niet veel meer. Het regeeren valt ook aan
bekwame mannen zelden meê. Eu onze tegen
woordige ministers hebben met eigenaardige
moeilijkheden to kampen. Maar opmerkelijk
is het groot aantal commissiën, dat dit minis
terie heeft benoemd en aan don arbeid heeft
gezet. Van hen staat een ware zondvloed
rapporten te wachten. De aandacht verdient
verder het aantal partiëele wijzigingen, dat
dit ministerie voorstelt In onze belangrijkste
organieke wetten. Men kun dat niet groot en
grootsch noemen. Ook komt het hier en daar
uit, dat de heer Kcyper, hoe groot zijn
assimilatievermogen ook wezen moge, niet
een jurist is van professie, en niet thuis bijv.
in de fijnheden der gemeente-administratie.
De jongst-verloopeu vergaderingen der
Tweede Kamer hebben de kracht van het
ministerie ontegenzeggelijk eer verzwakt, dan
versterkt. Ook begint de naam van onzen
jeugdigen minister van koloniën aan luister
te verliezen. Misschien wachten ons verras
singen bij de behandeling der begrootingen.
Algemeen begiDt de aandacht gewekt te
worden, en nog wel iets ar.dors, door de
wijze waarop dit ministerie allerlei tenoemin-
gen doet. Behendig worden vaak op in'toog
vallende wijze tegenstanders geroepen om
een plaats in te nemep in commissies en
collegesmaar daar staat tegenover, dat man
nen, van wie tot aanbeveling niets kan wor
den aangevoerd dan hnn kerkelijk standpunt,
tegenwoordig de gonden eeuw beleven. Het
geval wil, dat jnist in dezen tijd allerlei be
trekkingen open komen, of voor 't eerst ver
vuld moeten worden, en men slaat de han
den van verbazing in elkander, als men ver
neemt, welke onbekende en onbekwame can-
didaten benoemd worden. Op den duur zal
onze Staat, in menig6n tak van dienst, de
noodlottige gevolgen daarvan ondervinden.
Niemand, die Christus belijdt, zal hot be
treuren, dat het liberaal, het onkerkelijk-zijn
niet meer een aanbeveling schijnt te wezen
om tot eer en aanzien te komen, maar het
tegenovergestelde is minstens oven bedenkelijk,
't Is een gevaarlijke toepassing van den be
kenden tekst, dat de godzaligheid de belofte
heeft ook van het tegenwoordige leven.
Maar bij die partijdigheid, uitkomende bij
velerlei benoemingen, moeten wij voegen het
doordringen in allerlei kringen van roomsche
invloeden.
De roomsche kerk wil van de haar nn ge
boden gelegenheid gebruik maken, om steeds
meerder terrein te winnen, en haar leden al
meer te brengen onder de oppermacht van
den priester.
Met de jengd zijn zij nu reeds zoo ver,
dat zij bijna alles hebben wat zij begceren.
Het rijk betaalt voor een goed doel hnn
scholen, waai de Broêrkens en Zusterkens
in de harten der kinderen reeds vroeg het
goede zaad uitstrooien, en hen onderwijzen in
de verheven zedeleer der jeznïeten, en hen
leeren vreezen voor den priester.
Nu zijn zij reeds aan het uitcijferen, hoe
veel profijt zij zullen hebben bij de aanhangige
wijzigingen in de wetten op bet middelbaar
en hooger onderwijs. Zoo al geen gouden,
een zilveren regen zal zeker op hen neder
dalen, en meesmuilend znllen de rectoren en
verdere directeuren de mandaten teekenen,
waarbij hnn verzekerd wordt de nitkeering
van de duizenden, voor verreweg het grootste
gedeelte door protestanten in 's rijks schatkist
gestort.
En als nu ons hooger onderwijs zal zijn
gecastreerd, en het zal gaan krielen van aller
lei „vrije" professoren in soutane dan
hebben die goede paters jeznïeten alle reden,
om dr. Knyper dankbaar te zijn, en hem een
volledigen aflaat te beloven voor zijn
calvinisme.
De heer Bronsveld vestigt verder de aan
dacht op een ander verschijnsel in de politieke
wereld.
Eigenlijk behoort het tehuis, zoo schrijft hij,
in de schoolwereld, maar, helaas, deze twee
werelden zijn in den laatsten tijd hoe langer hoe
meer ineengevloeid. Wij denken aan het op
treden van „christelijke" onderwijzers en
leeraars zelfs aan het hoofd van openbare
scholen voor lager en middelbaar onderwijs
on aan openbare normaalscholen. Wat zullen
wij daartoe zeggen Deze heeren zien dus
kans, om aan het hoofd eener neutrale in
richting voor onderwijs te staan, zonder hun
overtuiging en beginsel te verloochenen. Zij
znllen dus chiistenen blijven, en dat zal in
hun optreden en onderwijs openbaar worden.
Wij moeten dat voorondersteilen van hen als
eerlijke menschen, als mannen van overtui
ging. De regeering, of welke overheid ook,
welke hen aanstelde, wist dat zy antirevo-
lntionnair (vrije of niet-vrije] waren.
Juist daarom viel op hen de keus. Maar
hoe nn Geeft men dan toe, wat wij jaren
lang beweerd hebben, dat ook een belijder
van het evangelie werkzaam kan zijn aan een
openbare inrichting van onderwijs Hecht
men nu zijn goedkeuring aan de christiani-
zeoring van do volksschool, welke men vroe
ger als iets gruwelijks bestreed Indien een
beljjder van Christus zondor bezwaar door
deze regeering aan 't hoofd eener normaal
school kan worden geplaatst waartoe dan
bijzondere, specifiek „christelijke" scholen
opgericht, behalve in die gevallen, waarin
do nood er toe dringt
Mag ik er een triomf in zien van de
denkbeelden, door ons verkondigd of valt
bij de regeering waar te nemen een „ver
flauwing van grenzen
Wij kunnen ons begrijpen, dat de getrouwe
antirevolutkmnairen dat boompje-verwisselen
van „Christelijke" met openbare scholen niet
zonder bezorgdheid gadeslaan.
Een vriendelijk oordeel van de christelijke
Standaard over onzen Bond voor Staatspen-
sioniseering
Een opgezette val.
Op meer dan één plaats worden pogiDgen
aangewend, om ook ons anti-revolntionnaire
volk te verschalken, door het te lokken in
den bond die „Staatspensionneering voor
iedereen" nastreeft.
Zelfs hoorden we, dat men reeds drie man
in de val had.
Toch strekt het tot eere van ons antl-revo-
lutionnaire volk, dat het, zonder de zaak zelf
te kunnen beoordeelen, lont rook en op een
zeer enkelen na, die nauwelyks meetelt, zich
niet liet lijmen.
Natuurlijk lijkt het schoon. Een ieder, als
I hij ivaliede wordt, of op jaren komt, een pen
sioen van Rijkswege. Maar men vergeet, dat,
I het Rijk geen ander geld bezit, en dus ook
geen ander geld kan uitgeven, dan wat het
van het volk int. En wie na nagaat, wat be
drag aRn millioenen zulk een pensioen, al be
droeg het slechts f 150 per jaar, op elk
budget kosten zou, die behoort zich dan toch
eerst af te vragen, wie dat betalen zal.
Van 65 jaar en daarboven waren naar do
laatste telling, die bekend werd, aanwezig
264.564 personen. Reeds dit zon, met f 150
vermenigvuldigd, bijna 40 millioen kosten.
En daar komen dan nog bij de invalicda
personen, die stellig 30 millioen zonden vor
deren. Se&m zon men dns een 70 millioen
moeten opbrengen. Wat dit zeggen wjl ver
staat men het best, door op te merken, dat
als ieder eens zooveel grondbelasting, eet.s
zooveel personeel, eens zooveel bedrijfsbelasting
en eens zooveel vermogensbelasting betaalde,
men nog slechts even de helft van de 70
millioen in kas zon hebben.
Of ooit zoo iets mogelijk zou zijn, latca
we nn daar.
Maar wie lieden, die van znlk een quaestio
ganschelijk niet op de hoogte zyn, als lid voor
znlk een vereeniging aanwerft, verlokt ben
tot een daad, waarbij ze niet weten wat ,e
doen.
Is dit niet onzedelijk
Brand in een brievenbus.
Een straatjongensstreek is uitgehaald b de
Groningerstraat te ASSEN. Omstreeks 9 uur
kwamen eenige personen tot de ontdekking,
dat er brand was in de brievenbus, geplaatst
aan de Groningerstraat. Dadelijk werden po
gingen in het werk gesteld om het vnnr te
dooven en te redden wat nog te redden viel.
Veel was het echter niet. Naar men verneemt
zijn slechts 2 brieven geheel onbescnadigd
gebleven.
Bij een onderzoek, ten postkantore ingesteld,
bleek, dat eenige wissels en een aantal brieven
waren verbrand. Er was eene ware ravage