VwtaeM Militair (Marrit Zondag 15 November 1003 47 ste Jaargang No. 3889 EERSTE BLAD. Dinsdag den 17 November 1903, N o j aars paardenmarkt. Donderdag den 26 November a. s. Buitenlandscli Nieuws. Politiek overzicht der week. Gemengd Nieuws Een millioenen-brniloft. Het schandaal-proces Kwileeka. Keizer Wilhelm. Uit en voor de Pers. BinneDlandscli Nieuws. seis» Wiens- MnMiÊ- k LiillnvlUI Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureaug€HA£aS£fè\ ILaan, II 4. Uitgever t P. TRAPMAN. Medewerker J. W 1 K E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. AfzonderliiJre nummers 5 Cent. ADVERTKNTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 6ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Gemeente Sclingen. BEKENDMAKINGEN. oo De Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat het yooi bereidend militair onderricht in deze gemeente zal gehouden worden in het lokaal „Cérès", des Dinsdags en des Zaterdags, en zal aanvangen op te 7 nur namiddags. Behagen, den 9 November 1903. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. —000— ROTTEWAALL, BARTHOLOMEUS WILLEM, wordt in zijn belang aangemaand, zich ten spoedigste ter secretarie dezer gemeente aan te melden. ooooo Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de gewone naiaarspaardenmarkt (veulenmarkt) zal gehouden worden op Behagen, 13 November 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN, 1. S. De volken en partijen van en in Oosten- rijk-Hongarije zijn aan het programma's formeeren. Om te beginnen is de onathan- kelijkheidspartij in Hongarije met hare wensohen voor den dag gekomen. Zij wil een betere indeeling der kiesdistricten, waardoor de opkomende volkspartij meer invloed op de verkiezingen kan krijgen. Verder verlangt zy voor eiken Hongaar een minimum inkomen, de invoering van eene progressieve belasting, eene bijzondere belasting op de grondbezitters, die van de opbrengst van den grond in 't buitenland leven, de conversie van hypotheken, die het klein grondbezit bezwaren, en verleging der rente op de beleening der goederen. Een zuiver democratisch programma dus, waardoor Kcssuth den steun van het volk achter de kiezers denkt te vaDgen. De chauvinistische eischen van de nationale party gelijken thans wel op de liberale groepen te zijn overgegaan. Althans, baron Banffy, een der hoofdmannen dezer partij, is met het volgende programma voor den dag gekomen. Hij eischt het Hongaarsch als legertaal, den eed op de grondwet, en niet meer, gelijk thans gebeurt, aan den keizer-koning, afzonderlijke vaandels, wapens en onderscheidingsteekenen voor de Hon- gaarsche regimenten. Dan nog gelijkheid van het Hongaarsch en Duitsch in buitenlandsche aangelegen heden, en uitbreiding van het kiesrecht door verlaging van den census. En alsof minister Tisza het daar voorloopig niet meê at kon, hebben ook de Kroaten be sloten, hunne politieke en financiëele eischen samen te vatten in eene nota, die dan aan de Hongaarsche regeering ter hand zal worden gesteld. Bij deze programma's hebben de Czechen ook het hunne gevoegd. In eene partij vergadering te Praag is besloteD, van de regeering eene hoogeschool te Brunn te eischen. Voorts gelijkheid van taal en een zelfstandig Boheemseh leger, waarbij het Ozechisoh als legertaal moet worden inge voerd, Wordt niet aan deze billijke wen- scken voldaan, dan zullen de afgevaardigden eene obstructie tot het uiterste voeren. Wij hebben dus weldra weer amusante verga deringen te verwachten. In Hongarije be ginnen de Roemenen ook een duit in het zakje te gooien. Zjj beginnen zich beslist tegenover de Hongaren te plaatsen. De minister van eeredienst had bevel gegeven, dat het onderwys in den gods dienst, met uitzondering van het rituöele deel, in het Hongaarsch gegeven moet worden. Daartegen heelt het bestuur van de Roemeensche kerk in Zevenburgen zich krachtig verzet. Eene motie, waarin het beginsel werd uitgesproken, dat de Roe meensche Kerk dezelfde rechten haeft als de Staat, werd met algemeene stemmen aan genomen, Wanneer men het ontbindings proces in den Donaustaat nagaat, dan kun nen wy het moeilijk met eene verstandige staatkunde overeenbrengen, dat de keizer lijke diplomatie er voortdurend naar streeft, om nog meer volksstammen in de monar chie op te nemen. De Oostenryksche staat kunde is er naar ingericht, om voor den j Staat een weg naar de Egeïsche Zee te banen. Doch dan wordt het aantal onte- vreden Serviërs in den lande vermeerderd en nieuwe woelige elementen, als Bulgaren, Arnauten en Grieken, worden opgenomen. Het komt ons voor, dat daarmee de mo narchie wèl vergroot, maar haar kracht niet versterkt zal worden. Wie weet, als eenmsal Oostenrijk het paard van Troje heeft binnengehaald, of men dan niet tot het inzicht zal komen, eene verkeerde staatkunde te hebben gevolgd. De spreuk: „bezint, eer gij begint" is overal waar, maar bij de behandeling van gewich tige staatkundige aangelegenheden diende zy met gouddraad in het groene laken geweven te zijn, waaraan de heeren hebben plaats genomen. Men kan zoo zelden op den eenmaal ingeslagen weg teruggaan. Toch zijn er voorbeelden, dat bet „beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald" in toepassing wordt gebracht. De Veroenigde Staten van Noord-Amc rika leveren daarvan thans een eigenaardig voorb»eld. De afscheiding van Panama van de Vereerigda Staten van Columbia was koren op den molen van de Unie. Er zijn er zelfs, die beweren, dat de geheele op stand, te Washington netjes in elkander is gezet, en het blijkt meer en meer, dat zy, die deze meening verkondigen, den bal volstrekt niet misslaan. Nauwelijks was de stichting der nieuwe republiek bekend, of ze werd door de regeering van president Roosevelt erkend. Men besloot zelfs, troepen op de landengte te ontschepen en Columbia te beletten, de opstandelingen aan te vallen. Doch op elke actie volgt reactie. De woorden van instem ming, waarmee Amerika's spoedig en krachtig optreden in den beginne werd begroet, zijn reeds verstomd. Professor Theodore Woolsey, hoogleeraar in het internationaal recht, heeft de hou ding der regeering te Washington aan een strenge critiek onderworpen, die alles be halve gunstig voor de bewindsmannen is. In zijne veroordoeling wordt de professor door andere personen van naam en positie gesteund. Hetscbynt, dat president Roose velt daardoor tot de overtuiging ie gekomen, dat hij begonnen is zonder zich eerst goed te bezinnen. Hij ziet nu in, dat zijn paardje te vlug van meet is gegaan. Zoodoende is do regeering reeds weder op enkele genomen maatregelen terug ge komen. Het bevel om Engelsche schepen te beletten Columbiaanscho troepen naar de landengte over te brengen, is ingetrokken. Ook heeft de marine-commandant gewyzigde bevelen gekregen omtrent zijne houding bij de ontscheping van Columbiaansche troepen op de landengte. Wat Columbia zelve be treft, moet men verbaasd staan over do naleveteit zijner regeering. Zoo werd in allen ernst gemeld, dat Columbia aan Duitsch- land het protectoraat over zijn gebied had aangeboden. Als vergoeding voor zijne bescherming zou Duitschland een belangrijk gebied op de landengte ontvangen. Duitsch land heeft zoo spoedig mogelyk te kennen gegeven, dat het zich met de kwestie niet wenschte in te laten. Dat zou natuurlijk onvermijdelijk op een oorlog met de Vereenigde Staten hebben moeten uitloopen, en daarin heelt Duitsch land volstrekt geen Just. Mogelijk is het, dat, indien Columbia zich aan zijne finan ciëele verplichtingen zoekt te onttrekken, Europa de Unie in die kwestie zal betrek ken, daar juist de houding der Unie de aanleiding tot een staatsbankroet in Columbia zou kunnen worden. Wij zouden dan een geval krijgen als met Venezuela, doch van vry wat ernstiger aard. Dat ge voelt men ook te Washington, en daarom zou het lang Diet onmogelijk zijn, dat ten slotte de zaak tusschen de Vereenigde Staten en Columbia wordt geschikt. In allen gevalle gelooven wij niet, dat het conflict- tusschen die beiden tot ernstige verwikkelingen aanleiding zal geven. De heeren diplomaten hebben de handen vol doende vol met Oost-Azië. Ze zullen wol niet méér hooi op hun vork laden. Oost- Azië heeft veel overeenkomst met den barometer in Nederland. De toestand schommelt daar voortdurend tusschen storm en mooi weêr. Het gevaar wordt grooter, nu China ook een woordje denkt meê te spreken, De Russen hebben opnieuw Moek- den bezet. Nu is Moekden de bakermat der Chineesche dynastie, de heilige plaats, waar de gebeenten van China's keizers rusten. China zou nu besloten hebben, deze piaats met geweld weer aan Rusland te ontrukken. Ëon leger van 45000 man zou marschvaardig zijn. Wanneer China Rus land te lfjf gaat, zal Japan geen toekyker blijven. Dat zou een algemeenen oorlog tot gevolg kuanen hebben. We lxebben reeds het een en ander meege deeld over het huwelijk van de millionnairs- dochter, May Goelet, te New-York mot den Engelschen hertog van Roxburghe. Hieronder nog eenige bijzonder heden „De kerk leek een bloementuin. Ontzaglijke manden Engelsche sleutelbloemen hingen langs de zuilen en daaruit slingerde zich klimop, zoodat de zware kolommen bijna schuil gingen. Het koor was opgevuld met hooge palmen en chrysanten, het altaar- scherm met wingerden gedrapeerd, waarin bundels witte rozen. Lange witte leliën sier den het marmeren altaar, terwijl de kansel weelderig behangen was met orchideeën en asperge-loof. Alle zetels, die niet gebruikt werden, en de galerijen waren met levende planten en palmen opgevuld." Aldus begint de Herald haar verslag van de bruiloft. „Miss Goelet was een mooie bruid", schrijft de verslaggever. „Haar kleed, dat ongeveer zestigduizend gulden kostte, bestond bijna geheel uit oude Point d'Augleterre-kant, over zwaar satijD, met tulle bedekt, en het was versierd met slingers Engelsche hage- doorn of mayflower, met takjes oranjebloe sem. Zij had een in ivoor gebonden gebeden boekje in de hand en een ruikertje gardenia's, orchideeën en Schotsche hei op de borst. De bruidsmeisjes waren in licht-rose, met hoeden van rose fluweel. Ook worden de voornaam ste dor vijfhonderd genoodigden opgenoemd Vanderbilt, Astor en andere millionnairsnamen zijn schering en inslag. Vele detectives bewaken de huwelijksge schenken, uitgestald in het huis te New-York, welke een waarde vertegenwoordigen van meer dan één millioen dollars. De helft der geschenken is niet tentoongesteld. De grootvader van de bruid gaf parels, welke 400 000 dollars waard zijn. De moeder van de bruid een gouden eet-servies en een diamanten tiara ter waarde van een half millioen dollars. De bruidsjapon kostte 25000 dollars. De belangstelling voor deze gebeurtenis was zoo groot, dat de weg naar 't station bijna versperd was en de politie ruim baan moest maken. De getuigenvorhooren in dit onverkwikke lijke proces gaan nog maar dag in, dag uit, ongestoord hnn gang. Belangrijke incidenten of verklaringen zijn niet te vermelden geweest, daar de verhooren voornamelijk betrekking hadden op de min of meerdere betrouwbaar heid van de hoofdgetuigen a charge en a décharge. De belangrijkste getuige was de reeds zoo dikwijls genoemde Cecilia Meyer, die beweert, dat zij zelve de moeder is van het z.g. zoontje der gravin. Volgens haar mededeelingen had zij den 25en Januari 1897 haar tweede, buitenechtelijk geboren kind verkocht, en was zij er nooit in geslaagd, te weten te komen, wat er later van den jongen geworden was. Het kind was geboren den 22en December 1896. Op een dag in Januari 1897, zoo vertelde zij, zijn drie vrouwen bij haar gekomen, de vroedvrouw Moll, die haar bij hare verlossing I had bijgestaan, en twee anderen, die haar vroegen, of zij haar kind niet wilde afstaan. De vrouwen hebben het kind bekeken. De oudste dame zeide, dat het eigenlijk al te groot was, maar dat het haar aanstond. Zij twijfelde eerst, of zij het kind zou afstaan, j maar men bepraatte haar en zeide dat de knaap het zeer goed zon hebben, en dus gaf zij het kind over tegen een som van 100 gulden. Aan een commissie van deskundigen was opgedragen, te onderzoeken de beweerde familiegelijkenis bij den jongen „graaf." Dit vorderde ruim drie unr. Men kwam tot de conclusie, dat tusschen den in 1895, buiten echt, geboren éérsten zoon dor baanwachteres Cecilia Meyer en den 6-jarigen majoraats-pretendent Kwileeka „in geen enkel opzicht eenige gelijkenis te be speuren valt." Veeleer, zoo luidt de uitspraak verder, mag men zeggen, dat de gelaatstrek ken en het uiterlijk van den kleinen graaf en van de beklaagde, gravin Kwileeka, een sterk opvallende gelijkenis vertoonen. Vooral wat den vorm der oorschelpen betreft, schijnt die overeenkomst scherp aan 't licht te zijn ge komen. Mocht dit bericht juist blijken, dan zouden de vrijspraak en bet volledig eerherstel der beklaagden onmogelijk kannen uitblijveD. Op de getnigenverhooren toch, valt niet af te gaan. De onder eede afgelegde verklaringen der meeste hoofdgetuigen zijn zoo weinig met elkaar in overeenstemming te brongen, dat het voor de gezworenen heel moeilijk zal zijn, de waarheid van de opzettelijke en on bewuste leugens te onderscheiden. Over den gezondheidstoestand van Keizer Wilhelm wordt aan de „New-York Herald" nit Berlijn het volgende onrustbarende bericht geschreven „Op het oogenblik speelt zich een pijnlijko l trogedie af binnen de muren van het konink lijke paleis te Potsdam. „Al sedert jaren wordt de Keizer vervolgd door het idée-fixe dat hij zal sterven aan j dezelfde ziekte als zijn vader en moeder. Toen hij, twee maanden geleden, begon te klagen over pijn in de keel, maakte zich een ver schrikkelijke angst van de Keizerin en hare kinderen meester. „Hare Majesteit ontbood dr. Von Lenthold en vroeg hem, haren gemaal te onderzoeken, zonder evenwel zijn ongorustheid gaande to maken. Het eerste onderzoek toonde slechts het bestaan van een aantal kleine ronde korrels. „De Keizer werd desniettegenstaande steeds somberder en stiller. Hij sprak minder en had minder opwellingen van de innemende en openhartige vroolijkheid, welke zijn ge zelschap zoo aangenaam maken. De veran dering in den klank van zijn stem werd dui delijker, en vooral 's ochtends en 's avonds was zij buitengewoon schor. „Prinses Karl van Hessen, die te Berlijn kwam om het gedenkteeken voor keizerin Eriedrich te onthullen, werd door de Keizerin op de hoogte gesteld, en toen zij te Darm- stadt terug was, wendde zij zich tot prof. Moritz Schmidt. „De laatste maakte, na een onderzoek, de diagnose, dat er een gezwel aan de stemban den zat. Hij zag aan het verschrikte gezicht van de Keizerin, dat deze geneeskundige ver klaring, verre van haar gerust te stellen, haar vrees vermeerderde. „Door een noodlottig toeval was dit de zelfde uitdrukking, die gebruikt werd in het eerste bulletin betreffende de ziekte van keizer Eriedrich. „De keizerlijke familie verzette zich tegen het denkbeeld om de operatie bekend te maken. De Keizer wilde daar echter niets van weten „Mijn volk heeft het recht om te weten," zoo zeide hij, „hoe het met mijn gezondheid staat. Ik wensch dus dat de ge heele waarheid gezegd worde." „Op het oogenblik dat hij dit zeide, dacht de Keizer dat hij ernstig ziek was. „Prof. Orth stelde den Keizer voor, cm hem aan het geneeskundig genootschap een mededeeling te laten doen over de poliep, die hij had onderzocht, erbij voegende dat zijn naam als geneesheer hem dierbaarder was dan iets anders ter wereld en dat zijn mede deeling de volle waarheid zon bevatten. „De zusters en schoonbroeders van den Keizer kregen hot verzoek om geen telegram men te zenden om inlichtingen over Zr. Ms. gezondheidstoestand. Id één woord, er werd niets verzuimd, om hem vertrouwen in te boezemen. „Thans voelt de keizerlijke familie zich ge ruster. Nochtans zal men niets volstrekt zekers kunnen zeggen over de gezondheid van den Keizer, voor vier of vijf weken voor bij zijn. Indien de wond in dien tijd volko men geheeld is en indien de verwijderde woekering niet terugkomt, zal dit bewijzen dat men slechts te maken heeft gehad met een onbeteekenend nitwasja, veroorzaakt door buitengewone inspanning van de stem, bjj het spreken in het openbaar, welke niet in verband staat met 's Keizers algemeenen ge zondheidstoestand." Uit dr. Bronsveld's Kroniek. Dr. A. W. Bronsveld schrijft in zijn kroniek in „Stemmen voor Waarheid en Vrede" Misschien komt de gedachte ons troosten, dat wij in Nederland worden geregeerd door een „christelijk" ministerie. Daar zijn er nog altijd velen, die zich daarover verblijden, maar hun aantal neemt eerder af, dan toe, en van geestdrift voor dit ministerie bemerkt men niet veel meer. Het regeeren valt ook aan bekwame mannen zelden meê. Eu onze tegen woordige ministers hebben met eigenaardige moeilijkheden to kampen. Maar opmerkelijk is het groot aantal commissiën, dat dit minis terie heeft benoemd en aan don arbeid heeft gezet. Van hen staat een ware zondvloed rapporten te wachten. De aandacht verdient verder het aantal partiëele wijzigingen, dat dit ministerie voorstelt In onze belangrijkste organieke wetten. Men kun dat niet groot en grootsch noemen. Ook komt het hier en daar uit, dat de heer Kcyper, hoe groot zijn assimilatievermogen ook wezen moge, niet een jurist is van professie, en niet thuis bijv. in de fijnheden der gemeente-administratie. De jongst-verloopeu vergaderingen der Tweede Kamer hebben de kracht van het ministerie ontegenzeggelijk eer verzwakt, dan versterkt. Ook begint de naam van onzen jeugdigen minister van koloniën aan luister te verliezen. Misschien wachten ons verras singen bij de behandeling der begrootingen. Algemeen begiDt de aandacht gewekt te worden, en nog wel iets ar.dors, door de wijze waarop dit ministerie allerlei tenoemin- gen doet. Behendig worden vaak op in'toog vallende wijze tegenstanders geroepen om een plaats in te nemep in commissies en collegesmaar daar staat tegenover, dat man nen, van wie tot aanbeveling niets kan wor den aangevoerd dan hnn kerkelijk standpunt, tegenwoordig de gonden eeuw beleven. Het geval wil, dat jnist in dezen tijd allerlei be trekkingen open komen, of voor 't eerst ver vuld moeten worden, en men slaat de han den van verbazing in elkander, als men ver neemt, welke onbekende en onbekwame can- didaten benoemd worden. Op den duur zal onze Staat, in menig6n tak van dienst, de noodlottige gevolgen daarvan ondervinden. Niemand, die Christus belijdt, zal hot be treuren, dat het liberaal, het onkerkelijk-zijn niet meer een aanbeveling schijnt te wezen om tot eer en aanzien te komen, maar het tegenovergestelde is minstens oven bedenkelijk, 't Is een gevaarlijke toepassing van den be kenden tekst, dat de godzaligheid de belofte heeft ook van het tegenwoordige leven. Maar bij die partijdigheid, uitkomende bij velerlei benoemingen, moeten wij voegen het doordringen in allerlei kringen van roomsche invloeden. De roomsche kerk wil van de haar nn ge boden gelegenheid gebruik maken, om steeds meerder terrein te winnen, en haar leden al meer te brengen onder de oppermacht van den priester. Met de jengd zijn zij nu reeds zoo ver, dat zij bijna alles hebben wat zij begceren. Het rijk betaalt voor een goed doel hnn scholen, waai de Broêrkens en Zusterkens in de harten der kinderen reeds vroeg het goede zaad uitstrooien, en hen onderwijzen in de verheven zedeleer der jeznïeten, en hen leeren vreezen voor den priester. Nu zijn zij reeds aan het uitcijferen, hoe veel profijt zij zullen hebben bij de aanhangige wijzigingen in de wetten op bet middelbaar en hooger onderwijs. Zoo al geen gouden, een zilveren regen zal zeker op hen neder dalen, en meesmuilend znllen de rectoren en verdere directeuren de mandaten teekenen, waarbij hnn verzekerd wordt de nitkeering van de duizenden, voor verreweg het grootste gedeelte door protestanten in 's rijks schatkist gestort. En als nu ons hooger onderwijs zal zijn gecastreerd, en het zal gaan krielen van aller lei „vrije" professoren in soutane dan hebben die goede paters jeznïeten alle reden, om dr. Knyper dankbaar te zijn, en hem een volledigen aflaat te beloven voor zijn calvinisme. De heer Bronsveld vestigt verder de aan dacht op een ander verschijnsel in de politieke wereld. Eigenlijk behoort het tehuis, zoo schrijft hij, in de schoolwereld, maar, helaas, deze twee werelden zijn in den laatsten tijd hoe langer hoe meer ineengevloeid. Wij denken aan het op treden van „christelijke" onderwijzers en leeraars zelfs aan het hoofd van openbare scholen voor lager en middelbaar onderwijs on aan openbare normaalscholen. Wat zullen wij daartoe zeggen Deze heeren zien dus kans, om aan het hoofd eener neutrale in richting voor onderwijs te staan, zonder hun overtuiging en beginsel te verloochenen. Zij znllen dus chiistenen blijven, en dat zal in hun optreden en onderwijs openbaar worden. Wij moeten dat voorondersteilen van hen als eerlijke menschen, als mannen van overtui ging. De regeering, of welke overheid ook, welke hen aanstelde, wist dat zy antirevo- lntionnair (vrije of niet-vrije] waren. Juist daarom viel op hen de keus. Maar hoe nn Geeft men dan toe, wat wij jaren lang beweerd hebben, dat ook een belijder van het evangelie werkzaam kan zijn aan een openbare inrichting van onderwijs Hecht men nu zijn goedkeuring aan de christiani- zeoring van do volksschool, welke men vroe ger als iets gruwelijks bestreed Indien een beljjder van Christus zondor bezwaar door deze regeering aan 't hoofd eener normaal school kan worden geplaatst waartoe dan bijzondere, specifiek „christelijke" scholen opgericht, behalve in die gevallen, waarin do nood er toe dringt Mag ik er een triomf in zien van de denkbeelden, door ons verkondigd of valt bij de regeering waar te nemen een „ver flauwing van grenzen Wij kunnen ons begrijpen, dat de getrouwe antirevolutkmnairen dat boompje-verwisselen van „Christelijke" met openbare scholen niet zonder bezorgdheid gadeslaan. Een vriendelijk oordeel van de christelijke Standaard over onzen Bond voor Staatspen- sioniseering Een opgezette val. Op meer dan één plaats worden pogiDgen aangewend, om ook ons anti-revolntionnaire volk te verschalken, door het te lokken in den bond die „Staatspensionneering voor iedereen" nastreeft. Zelfs hoorden we, dat men reeds drie man in de val had. Toch strekt het tot eere van ons antl-revo- lutionnaire volk, dat het, zonder de zaak zelf te kunnen beoordeelen, lont rook en op een zeer enkelen na, die nauwelyks meetelt, zich niet liet lijmen. Natuurlijk lijkt het schoon. Een ieder, als I hij ivaliede wordt, of op jaren komt, een pen sioen van Rijkswege. Maar men vergeet, dat, I het Rijk geen ander geld bezit, en dus ook geen ander geld kan uitgeven, dan wat het van het volk int. En wie na nagaat, wat be drag aRn millioenen zulk een pensioen, al be droeg het slechts f 150 per jaar, op elk budget kosten zou, die behoort zich dan toch eerst af te vragen, wie dat betalen zal. Van 65 jaar en daarboven waren naar do laatste telling, die bekend werd, aanwezig 264.564 personen. Reeds dit zon, met f 150 vermenigvuldigd, bijna 40 millioen kosten. En daar komen dan nog bij de invalicda personen, die stellig 30 millioen zonden vor deren. Se&m zon men dns een 70 millioen moeten opbrengen. Wat dit zeggen wjl ver staat men het best, door op te merken, dat als ieder eens zooveel grondbelasting, eet.s zooveel personeel, eens zooveel bedrijfsbelasting en eens zooveel vermogensbelasting betaalde, men nog slechts even de helft van de 70 millioen in kas zon hebben. Of ooit zoo iets mogelijk zou zijn, latca we nn daar. Maar wie lieden, die van znlk een quaestio ganschelijk niet op de hoogte zyn, als lid voor znlk een vereeniging aanwerft, verlokt ben tot een daad, waarbij ze niet weten wat ,e doen. Is dit niet onzedelijk Brand in een brievenbus. Een straatjongensstreek is uitgehaald b de Groningerstraat te ASSEN. Omstreeks 9 uur kwamen eenige personen tot de ontdekking, dat er brand was in de brievenbus, geplaatst aan de Groningerstraat. Dadelijk werden po gingen in het werk gesteld om het vnnr te dooven en te redden wat nog te redden viel. Veel was het echter niet. Naar men verneemt zijn slechts 2 brieven geheel onbescnadigd gebleven. Bij een onderzoek, ten postkantore ingesteld, bleek, dat eenige wissels en een aantal brieven waren verbrand. Er was eene ware ravage

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 1