Eea droom op KerstaYoifl.
Vrijdag 25 December 1005
47sle Jaargang No. 3900
TWEEDE BLAD.
feuilleton.
COURANT.
Mmisiiii- LuHiivIliL
0 0—0-
Weer was het Kerstfeest op handen en
weer had J >hn Wi'son bevel gegeven om
alies voor zijne gasten in gereedheid to
brengen voor zijne dochter mrs Dalrymple,
haar inan den majoor, en hunne kinderen.
De logeerkamers bevonden zich in dl vol
maaktste orde, zelfs waren er vuren aange
legd, de provisiekasten en de keldeis
waren goed gevuld en zelfs verlangde hij
dat, nu de feestdag daar was, de tafel voor
zeven of acht personen gedekt zou worden,
en fraaie, kostbare geschenken lagen uit
gestald voor de gastendie nimmer
kwamen 1
Tien jaar lang, sinds zij getrouwd was,
had hij 2ijn Augusta gebeden en gesmeekt,
met de haren het Kerstfeest in de ouder
lijke woning te komen vieren. Somtijds had
zjj hot halt en half beloofd, maar geschreven
dat hij wel van haar zou hooren als het
vast bepaald was Zulk een bericht kwam
evenwel nooit - - maar dan hoopte hij nog,
dat zij het liet om hem te verrassen.
Tien jaar geleden had zjj hem verlaten.
Handen met geld had hare opvoeding hem
gekost, en zij was schoon, verstandig, bezat
talenten maar was daarbij hard en
koud als het goud in haars vaders brandkast.
Daar zij een groote bruidsschat had mee
gekregen, was zij dcor de familie Dalrymple
vriendelijk in hunne kringen opgenomen;
maar op voorwaarde, dat zij haar vader, die
zulk een burgerlijk uiterlijk en manieren
had, zou laten loopen. Eens, doch ook maar
ééns, had hij haar in hare woning opgezocht,
maar was met een gebroken hart van die
reis teruggekomen, daar hij, die zijn kind
hartstochtelijk beminde, bemerkt had dat
zjj door den invloed van haar man en zijn
familie bedorven werd en haar hart van hem
vervreemd was. Maar als zij maar eens
weer thuis kwam dacht hij, dan zou zij
de oude Augusta wel weer voor hem
worden
In veel opzichten bad hij ouderwetscbe
denkbeelden zoo hechtte hij veel waaide
aan het Kerstfeest en meende, dat niemand
bij die gezegende herinneringsdagen hard en
liefdeloos voor anderen kon zijn, en ieder
keer hoopte en verwachtte bij, dat Augusta
het zou kunnen schikken, dit jaar het feest
bij hem te komen doorbrengen, in ieder
geval moest alles voor haar klaar zijn, è,!s
't eens gebeurde
Er gaat mij een rilling over den rug,
als ik de tafel moet dekken voor menschen,
die nooit komen het is alsof ik een feest
voor geesten aanricht zei Jane, toen zjj de
gezellige keuken weer intrad, waar de geur
van het gebraden vleosch haar tegenkwam
en een feestvreugde beerschte, die bóven
geheel ontbrak.
Ik denk, dat al die teleurstellingen zijn
hoofd in de war hebben gemaakt zei de
keukenmeid op treurigen toon. Dat komt
er van als men boven zyn stand trouwtde
vader van de oude mevrouw was nog een
verre neef van een graaf en miss Augusta
had al als kind en als meisje voorname
manieren".
Nou en ik neem het hardvochtig en
alles behalve voornaam, je eigen vader zoó
te behandelenhield Jane vol. Hij is
1 u i s f t r S.
Roman van
IDA BOY-ED.
coooo
Zijn moeder zou maar verlegen wor
den, men zou niets met elkaar kunnen op
schieten, het zou hoogst onaangenaam zyn
voor beide partijen.
En Wigus zag in zyn geest zyn ouae
moeder in haar zwarte Zondagsche kleed
naast Carolyne en Olga, en er leed er onder
de dierbare oude vrouw verlegen te zien,
misschien taktloos te hooren praten. Neen,
neen.
Hare knokige gestalte, haar met rimpels
doorploegd gelaat, naast deze beide voor
name dames
Hjj zag vergelijkend Carolyne aan, dan
En op eenmaal zag hij; ook het gelaat
van deze vrouw was door een stil lijden
doortrokken slechts een andere stift had
daarin zjjn lijden gegrift ^aar 0
lichamelijke arbeid en de zorgen voor het
dagelijksch brood... hier de kilheid
van den geliefden man. Zijn lijdenden
niet van dezelfde categorie verstaan
die elkaar niet in geheim begrijpen...
voelt do een zich niet aan den ander
verwant door de kracht van het wetende
medelijden
Was misschien dan tóch een ontmoeting
mogelijk in echte menschelijkheid
Maar Olga? Zou die niet reeds door haar
zulk een goed meester, als er maar weini
gen zijn, en al is hij soms wat ruw ia zijn
ruimeren, ol wiize van spreken, zijn daden
zijn goed en vriendelijk, en dat is toch het
voornaamsteGoed is wie goed doet
Ja, je hebt gelijk!" zei cudeeenige'
mannelijke persoon van het gezelschap, BeDn
de bottelier, „maar jelui moet denken mies
Augusta had veel geld, veel meer dan je je
kunt voorstellen, maar zij mist gevoel en
meent dit ook niet noodig te hebben, zij
Hier werd hij door de keukenmeid ge
stoord, die zeide: „Mr. Bene, het eten is op
tafel, wil u zoo goed zijn mijn nicht den arm
te geven, dan zullen wij u volgen.
Mr. Benn leidde deftig een oude juffrouw
op, die ieder jaar met Kerstmis door John
Wilson werd uitgenoodigd. Jane met haar
jongere zuster en haar broertje volgden,
terwijl de werkmeid en haar moeder hen
al in de eetkamer voor de dienstboden
wachtten. Weldra was het vroolijke gezel
schap van de Kerstgans aan 't smullen en
de eene grap volgde op de ander.
Ondertusschen zat do heer des huizes bo
ven alléén en wachtte 1 Hoe later het
werd, zooveel te kleiner en zwakker werd
zijn hoop zijn hart werd zwaar als lood en
zijn gelaat geteekende diepe treurigheid.
Na stond hij voor het venster om door
de vallende sneeuw uit te kijken, of hij
geen rijtuig zag naderen, dan liep hij met
een gebogen houding weer naar den haard
en nu en dan rolde langzatm een traan
hem langs de warg.
j Hij was niet groot van gestalte, vierkant,
met plebó'scbe handen en voeten en een bur
gerlijk uiterlijk. Hij was geen man om zich
in een voornaam gezelschap op zijn plaats
to voelen, en men kon er in komen, dat
mrs. Dalrymple er tegen op zag, hem in
haar kringen binnen te leiden. Maar wie
hem beter kende, wist, dat onder dat
uiterlijk een fijn gevoel, ja een poëtische
verbeeldingskracht schuildedat vurige
gehechtheid en warme menschenliefde
hem den boezem verwarmden.
Hij snakte naar liefde en naar iemand,
aan wien hij zich kon hechten en over
wien hij al de schatten van verstand en
hart kon uitstorten. Genootscheppen en
liefdadige vereenigingen vond bij zeer nut
tig en hij toekende ruimschoots op hunne
lijsten in, maar hij verlangde naar per
soonlijke, menschelijke genegenheid.
Zijne dochter en hare kinderen waren
zijn naaste bloedverwanten, zij behoorden
hem toe, maar wat gaf hem dit, als zjj
nooit bij hem kwamen
De eetzaal was wel mooi, maar te groot
om gezellig te zijn de tafol was overladen
met schitterend kristal en blinkend zil
ver. De porte-brisée stord open en in de
voorkamer lagen de geschenken uitgestald,
die hij voor Augusta en haar man, voor
Celia en Gwendolien, 70or Sidney, Lionel en
de baby gekocht had. Hij kende hun aller
namen en ouderdom, maar g.en van de
kinderen had hij ooit gezien.
De schemering viel, do kamer werd
donker, John Wilson zat in zijn armstoel
bij 't vuur en bedekte zijn gelaat met de
handen. De vorige dagen had hij zoo vurig
gebeden, dat het hart van zijn dochter zich tot
hem mocht keeren, en hij gelooide vast,
dat zijn gebed verhoord zou worden. Maar
nu begon hij er aan te wanhopenzijn
dochter had zijn hcrtelijken uitneodigings-
briet in het geheel niet beantwoord,
zou de hemel hem evenmin verhooren H ij
voelde nu de dwaasheid van zijn herhaalde
elegante verschijning zijn moeder aDgstig
maken
Hij keek daarop Olga aan. En eerst nu
viel het hem op, hoe eenvoudig zij gekleed
was. Dat scheen waarlijk wel een zwarte
japon, zooals Lena er steeds een droeg. Hij
had dat nooit opgemerkt. Olga scheeD steeds
zoo iets bijzonders in hare verschijning te
hebben, steeds zag zjj er voornamer uit dan
ardere vrouwen. Dus aan de kleeren lag
het niet. Het was haar heerlijke schoonheid
die geen kanten of juweelen noodig had.
Maar daar aan haar hand schitterden toch
die kostbare steenen.
Olga scheen dien blik te begrijpen. Zjj
nam haar linkerhand in haai rechter, be
keek een poosje den ring, en zeide: „Dien
heeft mijn gestorven veder mij cadeau ge
geven. Ik draag hem ter herinnering niet
als versiering."
Hij kreeg een kleur toen hij bemerkte,
dat zjj hem zoo doorzien had.
Het „neen" was gesproken geworden.
Hij kon en wi'de het ook niet terugnemen.
Maar in zjjn gedachten bleef er nog een
„misschien" achter.
Hjj besloot, bjj zijn moeder eens te vragen,
of een bezoek aan mevrouw Wallraven haar
erg beangstigen zou, óf dat ze er wel eens
gaarne zou heengaan.
Olga wilde echter niet meer wachten. Zij
had een plan in haar hoofd. Het was wat
onnatuurljjk, dat plan, dat was niet te
loochenen.
Maar het lag nu eenmaal in haar aard,
ook in de heiligste diBgen het zonlicht van
de levensvreugde overmoedig te doen
spelen. Toen Carolyne van haar plan hoorde,
wilde zjj haar do uitvoering ervan ver
hinderen. Maar zjj verkeerde tegenover
toebereidseleniedereen zou hem vcor
krankzinnig aanzien Maar op dit ge
zegend feest heeit de meDscbheid altijd ge
hoopt, dat het goede het kwade zou over
winnen en dat liefde en vrede machtiger
zouden blijken to zijn, dan haat en wrok.
Was dit dwaasheid een ijdele droom
misschien? Hij had zijn best gedaan om in
deze dagen anderen gelukkig te maken, i
maar zijn eigen hart was droef te moede
en troosteloos
Dót was zeker die dwaze vertooning
zou niet meer herhaald worden 1 Misschien
beleefde bij het volgend Kerstfeest wel
niet meer oud, eenzaam en verlaten, waar
om zou hij het wenschen
Het grijze hoofd viel voorover en de oogen j
sloten zich, zoodat, toen Jane de deur
zachtjes opende om naar het vuur te zien,
zij niet andera dacht dan dat hjj in slaap
was gevallen en ongemerkt weg ging.
Den hemel zij dank riep zij uit, toen
zij bij haar vrienden teruggekeerd was.
Mijnheer slaapt, en deze ongeluksdag is
voor hem bijna ten einde. Ik had wel willen
huilen, toen ik hem zoo heen «n weer zag
loopen en door het venster bjjken, of zjj
nog niet kwamen.
Hij sliep evenwel niet en hoorde dadelijk
het geluid van een rijtuig, dat voor de deur
stil hield. De sneeuw had gemaakt, dat hij
het niet had hooren aankomen. Bevend ging
zou zij nog, ter elfder
hij recht-op zitten
ure, gekomen zijn haar woning lag wel
niet zoo ver verwijderd, maar door de
sneeuw kon het toch wel een lastige reis
zijn geweest.
Daar was beweging in de vestibule, hij
hoorde de stem van een kind en wilde
opstaan maar zijn knieën knikten, hij
moest weer gaan zitten.
Nu werd de kamerdeur geopend en
iemand trad bintenhij hoorde Jane
zeggen „daar is hij, ga maar naar hem
toe!" en ontwaarde een klein meisje op
krukken, dat naar hem toe kwam strompe
len. Haar mager, b'eek gezichtje zag er
treurig uit, zij was misvormd en een leelijke
mantel, waarvan de kap haar hoofd bedekte,
deed haar op een tocvarheksje lijken.
Grootpapaklonk het zwakke stem
metje, „ik ben naar u toe gekomen, is het
goed
Een gevoel van teleurstelling vervulde
hemhij had zich altijd voorgesteld, dat
Augusta's kinderen zoo aanvallig en engel
achtig er uit zouden zien, als met haar het
geval was geweest. Hoe kon dat leelijke,
wanstaltige wezen haar kind zijn droom
de hij misschien nog
Grootvader sprak ze opnieuw, ik
ben Celia en ik bon hier gekomen, om het
Kerstfeest met u te vieren, daar thuis
niemand zich om mij bekommerde. O,zeg toch
niet, voegde zij er smeeketd bij, dat u
mij ook niet noodig hebt, want wat zal ik
dan doen dit zeggende, stonden haar de
tranen in de oogen en slaakte zij een pijn
lijken zucht.
Op het hooren daarvan kwam een knaap,
dien John Wilson nog niet had opgemerkt,
driftig naar voren, hij was een leelijke
jongen met rood haar en een gezicht vol
zomersproeten, en hield een versleten pet
in de hand, terwijl hij uit zijn buis en bro3k
gegroeid was.
Huil nu niet, miss Celia", begon hij,
„uw grootvader heelt u natuurlijk noodig
de oude meneer heeft al zoo laDg op u
zitten wachten" terwijl hjj zoo sprak, gaf
hij den grootvader een weck, dien deze
eindelijk begreep.
Hebt u mij noodig, och toe, zeg eens
wat", vroeg zij opnieuw, en als antwoord
trok de grijsaard haar teeder naar zich toe,
nam haar in de armen en zette haar op
zijn knieën de knaap nam haar hare kruk
ken af en knikte haar bemoedigend toe.
Mijn arm, lief meisje 1" zei JohD Wil
son zacht, want het was hem, als zat er een
brok in zjjn keel, „heeft je moeder je naar
mij toegezonden en wie is de knaap
Neen, moeder zond mij niet", sprak
het kind, „zij weet zelfs niet, dat ik hier
ben. Twee dagen geleden giügen zij allen
naar tante Muriël, maar lieten mij thuis,
omdat ik lam en leelijk ben, weet u
Hij nam haar kleine handjes en warmde
die in de zijnen hij kon niets zeggen. Zij
was erg koud en keek hem dankbaar aan.
--- Dank u, Grootpahet is hier zoo ge
zellig en zoo warm, en ik ben zoo moe en
was zoo koud 1 Ik hoop, dat u mij bij u
zult laten blijven
Toen legde zjj haar hoofdje weer tegen
zijn borst, haar kap was afgevallen en bet
lange, donkere haar van het meisje viel
ovet haar schouders.
Hij streek er met de hand zacht over
heen en zei„wat mooi haar 1 Maar ver
tel my eens, lielje, wie droeg thuis zorg
voor je en wat bracht je op de gedachte,
hierheen te komen
j --- Vertel jij Grootvader maar alles Jo,
j ik ben zoo moe?" sprak zij; Jo knikte toe
stemmend en begon
Het kwam zóó, sir 1 Miss Celia was
achtergelaten met de keuken- en werkmeid.
Deze brachten haar naar de kinderkamer
en zeiden, dat, als zij naar beneden kwam,
zij een spook zou ontmoeten maar het
waren slechts de soldaat en de politie
agent, begrijpt u Toch durfde miss Calia
niet beneden komen. Ik ben de jongeD, die
miss Celia in haar wagentje zet en haar
rijdt, en zy is altijd zoo goed en vriendelijk
voor mij, dat ik het een schande vind, dat zij
als een gevangene opgosloten was. Toen ik
gisteren de steenkolen boven bracht, zei
miss Calia zoo„Ik v/ou, dat ik maar naar
Grootpapa kon gaan hij heeft ons allen
gevraagd, om met Kerstmis by hem te
j komen, en hij is net als ik heel alleen Ik
heb moeder eens hooren zeggen, dat hij
zich zeker heel eenzaam en verlaten voelt."
Toen zei ik: „miss Celia, ik sie wel kans
u naar uw Grootpapa toe te brengen, als
u het wilt."
O, Jozou je dat kunnen?" vroeg zij
toen.
Natuurlijk kan ik dat," was mijn ant
woord, „schrijft u maar duidelijk den naam
en de woonplaats op een papier, dan zal ik
er straks meê naar het station gaan, om te
hooren, welken trein wij moeten hebben."
Des avonds kon ik het haar vertellen en
wij spraken af, dat ik een rijtuig bestellen
zou op het etersuur der dienstboden, die
dan achter in huis zouden zijn. Toen nu
vanmiddag de keukenmeid met haar agent
en da werkmeid met den soldaat aan hun
Kerstmaal zaten te smullen, kwam miss
Celia naar buiten, waar ik op haar wachtte
en ik hielp haar in het rijtuig, dat ons
j naar 't station bracht.
Ik liet een briefje voor de meiden
achter", zei Celia, „en ik had overvloed
van zakgeld voor den trein, maar o Groot
papa 1 hebt u mij heusch roodig en mag
ik hier blijven Ik voelde mij zoo verlaten
thuis in kinderkamer, en ik weet dat
moeder er niet om geven zal waar ik ben,
Olga in hetzelfde geval als Olga's moeder
zij kon nooit anders dan toegeven.
Het deed haar zoo goed, zoo goed. Haar,
de eenzame, verwarmde het het hart, wan
neer zy zag dat deze joBge vrouw, die zoo
hartelijk een man beminde, nog rjjk genoeg
was aan liefde om ook haar nog veel teeder-
heid te schenken.
Haar, die haar eigen geluk had zien be
vriezen, in de kilheid harer levensatmos
feer, verwonderde deze rijkdom steeds
meer,
Eu zoo liet zij zich er toe overhalen, met
Olga te rijden naar Berlijn N.
Onderweg scheen Olga zich weinig met
haar plan bezig te houden, want ze genoot
echt ran het eigenaardige, voor haar nog
vreemde straatleven van dit deel der groote
wereldstad.
Vlak bij den hoek van de Wittenburger-
straat hield haar rijtuig stil en zou daar
wachten.
Zij liepen tot aan het huis, dat niet ge
sloten was.
Beneden tegen den grijzen muur hing
zooals men dat noemt, een stille portier,
een lijst waarop alle bewoners stonden aan
gegeven. De naam Hennegall bevond zich
daar niet op.
Olga koek den heelen wand laDgs, want
daar hingen allerlei plakkatenfirma's
voor handwerken enz, en Carolyne had reeds
gezien wat ze zocht en zij lette scherp op
het jonge meisje.
Maar geen trek op het gelaat van Olga
veranderde teen zjj las: „Marie Hennegall,
mutsan- en kantenwasschery. Drie trappen
links
„Niet waar jij loopt wel een weinig op
en neer ik koin gauw terug. Ik kan
«MMUMgBMÜMMUÉ I11
zij houdt toch niets van mij
Mjjn arm, klein meisje
Ja, dat zegt iedereen, maar het zou
mij niet kunnen schelen leeljjk en lam te
zijn, als iemand mij maar noodig had. Is
dit met u het gevalheusch, Grootpa
Daar was iets zoo wonderbaarlijk liefs
en aandoenlijks in die groote, vragende
oogen, die het bind tot hem opsloeg, dat
John Wilson voelde, dat de tragedie van
zijn eigen leven niets was, vergeleken bij
die van dit kind. Hij merkte, dat zijn
gebed verhoord washier was nu een
wezentje, dat hem toebehoorde en dat
behoefte had aan zijne liefde, evenzeer als
hij het had aan hare genegenheid.
Ja, ja mijn kind," sprak hij, haar
voorhoofd kussende. Je hebt gelijk, ik
was eenzaam en ik heb al tien jaar Daar
je verlangd.
O, ik ben zoo blijriep zij en
omhelsde hem hartelijk. „Het is zoo heerlijk,
te weten dat iemand je noodig heeft, zoo
als u mij en ik u. Wij kunnen nu net
zooveel van elkaar houden, als moeder het
van de anderen doet. Het zal u niet hin
deren, dat ik lam en leelijk ben en niet op
Gwendolien en Sidney lijk Ik hoorde vader
en moeder altijd zeggen, dat ik het meest
van u had en daarom verlangde ik altijd
hierheen te gaan, om u te zien. Ik dacht
dat, als u leelijk waart ret als ik, u
misschien ook niemand zoudt hebben, die
van u hield, en dat is Diets prettig, is het
wel
Het is niet, aardig van u, dat te zeg
gen miss Celia 1" sprak nu Jo, „u weet
dat ik altijd veel van u heb gehouden
O ja, dat vergat ik" zei het kinden
reikte hem de hand. hij is zoo goed voor
mij geweest Grootpaen vandaag is hij
door mij zijn plumpudding misgeloopen.
Dat komt er niet opaan begon Jo,
en John Wilson lachte vroolijk en her
haalde neen, neen, dat komt er niet
opaan 1 Er is overvloed van plumpudding
hier in huis en ik denk, dat jelui allebei
zoo hongerig als wolven zult wezen en wij
vergeten ons Kerstmaal geheel en al. Schel
eens, Jo
Jane en mr. Benn kwamen beiden ijlÏDgs
binnen hunne nieuwsgierigheid naar de
vreemde bezoekers was groot.
Jane, ga jij met mijne kleindochter,
miss Celia, naar de logeerkamer naast mijn
slaapkamer en bezorg haar alles, wat zij
noodig heeft, en jij Benn, draag zorg voor
Jo en geel h6m een stevig maal, hij heeft
het verdiend zei hun meester vroolijk.
Grootpa, hoe wist u toch, dat ik ko
men zou, terwijl ik het zelf niet wist", zei
Ceiia. „Het is zoo vreemd, hier alles klaar
te vinden, alsof u op ons wachtte, en dan
al die mooie presentjes!"
Het middagmaal was atgeloopen, de gas
ten in de keuken waren met de bedienden
boven gekomen en hadden hun deel van de
KerstgaveD ontvangen. Celia had op verlan
gen van haar grootvader ook i-dereen wat
gegeven en nu vermoeid, maar o zoo ge
lukkig lag zy op een kleine sofa, die bij het
vuur was geschoven en vroeg opnieuw „hoe
wist u, dat ik komen zou, Grootpapa
In een droom was het mij verteld,
kind!" was het antwoord, „in een droom,
dien ik tien jaar lang ieder Kerstmis had.
Ik wist, dat die eens moest uitkomen,
want herinner het je altijd, kindlief
de lietde daar men zoo vurig naar verlaDgt,
wordt eindelijk ons deel, als men zelf veel
lief heelt."
niet weten, ot ik haar wel thuis zal treffan."
Vol zorg keek Carolyne haar na, hoe
ze vlug de trappen opsnelde. Een poosje
kon zij haar volgen en Olga's schouders en
hoofd met de muts zien. Dan verdween ze
evenwel.
Olga steeg en steeg. Zij waren zeer
stijl deze trappen en schenen daarbij merk
waardig hoog.
Haar hart begon te kloppen en boven
moest zy een poosje stilstaan vóórdat ze
weer op adem was.
Wat was dat een raar huis 1 Zulk een
lange gang er dwars door en daaraan
blijkbaar niets dan kleine woningen.
Zij liep deze gaDg langs en las allerlei
Eamen.
EindelijkMarie Hennegall.
Olga belde.
Dadelyk daarop werd binnen gedruisch
gehoord. De deur werd geopend, maar
slechts een klein kiertje, en binnen ram
melde een deurketting.
„Wie is daar? Wat wil u? O, u is een
dame".
„Ik kom praten over mutsenwasschen."
Nu werd de deur geheel geopend.
Een reuk van kolen sloeg Olga tege
moet. Het was zeer dooker in het kleine
portaal. Bekennen kon men niemendal.
„Verontschuldig my s v. p. Maar in Ber
lijn gebeurt zooveel slechts. Mijn zoon
heelt mij gezegd, dat ik nooit mag open
maken, voor ik gezien heb of er niet een
vreemde kerel staat. Ziezoo, als 't u be
lieft, gaat u bionen."
Zij opende een deur rechts en Olga trad
I een eenvoudig, helder vertrek binnen. Op
de tatel lagen eenige pas gestreken mut
sen.
Olga keek de oude vrouw aan. Niet de
minste gelijkenis geen enkele trek van
hem hoe zonderling.Maar hoe ge
bogen en krom gewerktIn Olga steeg
iets op en wilde zich in haar keel zetten.
Zij slikte en deed alsof zij met den zak
doek, dien zy uit haar mot haalde, oen
atotje uit haar oog veegde.
„Waarmede kan ik u van dienst ?.ijö
vroeg Wigus' moeder en schoof een stoel,
die tegen de tafel stond, een weinig dich
terbij.
Maar Olga bleef staan.
Daar hingen allerlei portretten boven
de sota. Kleine fotografieën io lijstjes. Ea
in het midden een grootere, een man met
een hoog voorhoofd, kaal hoofd, met dunne
bakkebaarden. Hy zat met de beenen over
elkaar geslagen op een stoel, een jonge
vrouw stond naast den man en hield de
handen op zijn schouder gevouwen.
Olga vroeg zichzelf af, wie dat bon zijn, en
keek het portret vijandig aan. Zou er niet
een portretje zjjn, Wigus voorstellende in
zyn jeugd
„Wat kijkt ze toch?" dacht de oude
vrouw en vroeg nog eens, waarmede zij de
dame dienen kon.
„Ik wilde vragen, of u mij onderricht
kunt geven in het wasschen", vroeg Olga,
wat minder zelfbewust dan anders, want zij
dacht plotseling„wanneer hij nu eens
onverwacht binnenstapte!" Dat mocht niet.
Dat zou verkeerd afloopen. Hij kon haar
bezoek wel eens niet goed begrypen.
De oude vrouw lachte. Wat een
dwaze vraag „Dat leert men toch immers
vanzelt. Elke vrouw kan toch wasschen'-
zeide zy.
Een meer onverwacht antwoord kon Olga