Eea droom op KerstaYoifl. Vrijdag 25 December 1005 47sle Jaargang No. 3900 TWEEDE BLAD. feuilleton. COURANT. Mmisiiii- LuHiivIliL 0 0—0- Weer was het Kerstfeest op handen en weer had J >hn Wi'son bevel gegeven om alies voor zijne gasten in gereedheid to brengen voor zijne dochter mrs Dalrymple, haar inan den majoor, en hunne kinderen. De logeerkamers bevonden zich in dl vol maaktste orde, zelfs waren er vuren aange legd, de provisiekasten en de keldeis waren goed gevuld en zelfs verlangde hij dat, nu de feestdag daar was, de tafel voor zeven of acht personen gedekt zou worden, en fraaie, kostbare geschenken lagen uit gestald voor de gastendie nimmer kwamen 1 Tien jaar lang, sinds zij getrouwd was, had hij 2ijn Augusta gebeden en gesmeekt, met de haren het Kerstfeest in de ouder lijke woning te komen vieren. Somtijds had zjj hot halt en half beloofd, maar geschreven dat hij wel van haar zou hooren als het vast bepaald was Zulk een bericht kwam evenwel nooit - - maar dan hoopte hij nog, dat zij het liet om hem te verrassen. Tien jaar geleden had zjj hem verlaten. Handen met geld had hare opvoeding hem gekost, en zij was schoon, verstandig, bezat talenten maar was daarbij hard en koud als het goud in haars vaders brandkast. Daar zij een groote bruidsschat had mee gekregen, was zij dcor de familie Dalrymple vriendelijk in hunne kringen opgenomen; maar op voorwaarde, dat zij haar vader, die zulk een burgerlijk uiterlijk en manieren had, zou laten loopen. Eens, doch ook maar ééns, had hij haar in hare woning opgezocht, maar was met een gebroken hart van die reis teruggekomen, daar hij, die zijn kind hartstochtelijk beminde, bemerkt had dat zjj door den invloed van haar man en zijn familie bedorven werd en haar hart van hem vervreemd was. Maar als zij maar eens weer thuis kwam dacht hij, dan zou zij de oude Augusta wel weer voor hem worden In veel opzichten bad hij ouderwetscbe denkbeelden zoo hechtte hij veel waaide aan het Kerstfeest en meende, dat niemand bij die gezegende herinneringsdagen hard en liefdeloos voor anderen kon zijn, en ieder keer hoopte en verwachtte bij, dat Augusta het zou kunnen schikken, dit jaar het feest bij hem te komen doorbrengen, in ieder geval moest alles voor haar klaar zijn, è,!s 't eens gebeurde Er gaat mij een rilling over den rug, als ik de tafel moet dekken voor menschen, die nooit komen het is alsof ik een feest voor geesten aanricht zei Jane, toen zjj de gezellige keuken weer intrad, waar de geur van het gebraden vleosch haar tegenkwam en een feestvreugde beerschte, die bóven geheel ontbrak. Ik denk, dat al die teleurstellingen zijn hoofd in de war hebben gemaakt zei de keukenmeid op treurigen toon. Dat komt er van als men boven zyn stand trouwtde vader van de oude mevrouw was nog een verre neef van een graaf en miss Augusta had al als kind en als meisje voorname manieren". Nou en ik neem het hardvochtig en alles behalve voornaam, je eigen vader zoó te behandelenhield Jane vol. Hij is 1 u i s f t r S. Roman van IDA BOY-ED. coooo Zijn moeder zou maar verlegen wor den, men zou niets met elkaar kunnen op schieten, het zou hoogst onaangenaam zyn voor beide partijen. En Wigus zag in zyn geest zyn ouae moeder in haar zwarte Zondagsche kleed naast Carolyne en Olga, en er leed er onder de dierbare oude vrouw verlegen te zien, misschien taktloos te hooren praten. Neen, neen. Hare knokige gestalte, haar met rimpels doorploegd gelaat, naast deze beide voor name dames Hjj zag vergelijkend Carolyne aan, dan En op eenmaal zag hij; ook het gelaat van deze vrouw was door een stil lijden doortrokken slechts een andere stift had daarin zjjn lijden gegrift ^aar 0 lichamelijke arbeid en de zorgen voor het dagelijksch brood... hier de kilheid van den geliefden man. Zijn lijdenden niet van dezelfde categorie verstaan die elkaar niet in geheim begrijpen... voelt do een zich niet aan den ander verwant door de kracht van het wetende medelijden Was misschien dan tóch een ontmoeting mogelijk in echte menschelijkheid Maar Olga? Zou die niet reeds door haar zulk een goed meester, als er maar weini gen zijn, en al is hij soms wat ruw ia zijn ruimeren, ol wiize van spreken, zijn daden zijn goed en vriendelijk, en dat is toch het voornaamsteGoed is wie goed doet Ja, je hebt gelijk!" zei cudeeenige' mannelijke persoon van het gezelschap, BeDn de bottelier, „maar jelui moet denken mies Augusta had veel geld, veel meer dan je je kunt voorstellen, maar zij mist gevoel en meent dit ook niet noodig te hebben, zij Hier werd hij door de keukenmeid ge stoord, die zeide: „Mr. Bene, het eten is op tafel, wil u zoo goed zijn mijn nicht den arm te geven, dan zullen wij u volgen. Mr. Benn leidde deftig een oude juffrouw op, die ieder jaar met Kerstmis door John Wilson werd uitgenoodigd. Jane met haar jongere zuster en haar broertje volgden, terwijl de werkmeid en haar moeder hen al in de eetkamer voor de dienstboden wachtten. Weldra was het vroolijke gezel schap van de Kerstgans aan 't smullen en de eene grap volgde op de ander. Ondertusschen zat do heer des huizes bo ven alléén en wachtte 1 Hoe later het werd, zooveel te kleiner en zwakker werd zijn hoop zijn hart werd zwaar als lood en zijn gelaat geteekende diepe treurigheid. Na stond hij voor het venster om door de vallende sneeuw uit te kijken, of hij geen rijtuig zag naderen, dan liep hij met een gebogen houding weer naar den haard en nu en dan rolde langzatm een traan hem langs de warg. j Hij was niet groot van gestalte, vierkant, met plebó'scbe handen en voeten en een bur gerlijk uiterlijk. Hij was geen man om zich in een voornaam gezelschap op zijn plaats to voelen, en men kon er in komen, dat mrs. Dalrymple er tegen op zag, hem in haar kringen binnen te leiden. Maar wie hem beter kende, wist, dat onder dat uiterlijk een fijn gevoel, ja een poëtische verbeeldingskracht schuildedat vurige gehechtheid en warme menschenliefde hem den boezem verwarmden. Hij snakte naar liefde en naar iemand, aan wien hij zich kon hechten en over wien hij al de schatten van verstand en hart kon uitstorten. Genootscheppen en liefdadige vereenigingen vond bij zeer nut tig en hij toekende ruimschoots op hunne lijsten in, maar hij verlangde naar per soonlijke, menschelijke genegenheid. Zijne dochter en hare kinderen waren zijn naaste bloedverwanten, zij behoorden hem toe, maar wat gaf hem dit, als zjj nooit bij hem kwamen De eetzaal was wel mooi, maar te groot om gezellig te zijn de tafol was overladen met schitterend kristal en blinkend zil ver. De porte-brisée stord open en in de voorkamer lagen de geschenken uitgestald, die hij voor Augusta en haar man, voor Celia en Gwendolien, 70or Sidney, Lionel en de baby gekocht had. Hij kende hun aller namen en ouderdom, maar g.en van de kinderen had hij ooit gezien. De schemering viel, do kamer werd donker, John Wilson zat in zijn armstoel bij 't vuur en bedekte zijn gelaat met de handen. De vorige dagen had hij zoo vurig gebeden, dat het hart van zijn dochter zich tot hem mocht keeren, en hij gelooide vast, dat zijn gebed verhoord zou worden. Maar nu begon hij er aan te wanhopenzijn dochter had zijn hcrtelijken uitneodigings- briet in het geheel niet beantwoord, zou de hemel hem evenmin verhooren H ij voelde nu de dwaasheid van zijn herhaalde elegante verschijning zijn moeder aDgstig maken Hij keek daarop Olga aan. En eerst nu viel het hem op, hoe eenvoudig zij gekleed was. Dat scheen waarlijk wel een zwarte japon, zooals Lena er steeds een droeg. Hij had dat nooit opgemerkt. Olga scheeD steeds zoo iets bijzonders in hare verschijning te hebben, steeds zag zjj er voornamer uit dan ardere vrouwen. Dus aan de kleeren lag het niet. Het was haar heerlijke schoonheid die geen kanten of juweelen noodig had. Maar daar aan haar hand schitterden toch die kostbare steenen. Olga scheen dien blik te begrijpen. Zjj nam haar linkerhand in haai rechter, be keek een poosje den ring, en zeide: „Dien heeft mijn gestorven veder mij cadeau ge geven. Ik draag hem ter herinnering niet als versiering." Hij kreeg een kleur toen hij bemerkte, dat zjj hem zoo doorzien had. Het „neen" was gesproken geworden. Hij kon en wi'de het ook niet terugnemen. Maar in zjjn gedachten bleef er nog een „misschien" achter. Hjj besloot, bjj zijn moeder eens te vragen, of een bezoek aan mevrouw Wallraven haar erg beangstigen zou, óf dat ze er wel eens gaarne zou heengaan. Olga wilde echter niet meer wachten. Zij had een plan in haar hoofd. Het was wat onnatuurljjk, dat plan, dat was niet te loochenen. Maar het lag nu eenmaal in haar aard, ook in de heiligste diBgen het zonlicht van de levensvreugde overmoedig te doen spelen. Toen Carolyne van haar plan hoorde, wilde zjj haar do uitvoering ervan ver hinderen. Maar zjj verkeerde tegenover toebereidseleniedereen zou hem vcor krankzinnig aanzien Maar op dit ge zegend feest heeit de meDscbheid altijd ge hoopt, dat het goede het kwade zou over winnen en dat liefde en vrede machtiger zouden blijken to zijn, dan haat en wrok. Was dit dwaasheid een ijdele droom misschien? Hij had zijn best gedaan om in deze dagen anderen gelukkig te maken, i maar zijn eigen hart was droef te moede en troosteloos Dót was zeker die dwaze vertooning zou niet meer herhaald worden 1 Misschien beleefde bij het volgend Kerstfeest wel niet meer oud, eenzaam en verlaten, waar om zou hij het wenschen Het grijze hoofd viel voorover en de oogen j sloten zich, zoodat, toen Jane de deur zachtjes opende om naar het vuur te zien, zij niet andera dacht dan dat hjj in slaap was gevallen en ongemerkt weg ging. Den hemel zij dank riep zij uit, toen zij bij haar vrienden teruggekeerd was. Mijnheer slaapt, en deze ongeluksdag is voor hem bijna ten einde. Ik had wel willen huilen, toen ik hem zoo heen «n weer zag loopen en door het venster bjjken, of zjj nog niet kwamen. Hij sliep evenwel niet en hoorde dadelijk het geluid van een rijtuig, dat voor de deur stil hield. De sneeuw had gemaakt, dat hij het niet had hooren aankomen. Bevend ging zou zij nog, ter elfder hij recht-op zitten ure, gekomen zijn haar woning lag wel niet zoo ver verwijderd, maar door de sneeuw kon het toch wel een lastige reis zijn geweest. Daar was beweging in de vestibule, hij hoorde de stem van een kind en wilde opstaan maar zijn knieën knikten, hij moest weer gaan zitten. Nu werd de kamerdeur geopend en iemand trad bintenhij hoorde Jane zeggen „daar is hij, ga maar naar hem toe!" en ontwaarde een klein meisje op krukken, dat naar hem toe kwam strompe len. Haar mager, b'eek gezichtje zag er treurig uit, zij was misvormd en een leelijke mantel, waarvan de kap haar hoofd bedekte, deed haar op een tocvarheksje lijken. Grootpapaklonk het zwakke stem metje, „ik ben naar u toe gekomen, is het goed Een gevoel van teleurstelling vervulde hemhij had zich altijd voorgesteld, dat Augusta's kinderen zoo aanvallig en engel achtig er uit zouden zien, als met haar het geval was geweest. Hoe kon dat leelijke, wanstaltige wezen haar kind zijn droom de hij misschien nog Grootvader sprak ze opnieuw, ik ben Celia en ik bon hier gekomen, om het Kerstfeest met u te vieren, daar thuis niemand zich om mij bekommerde. O,zeg toch niet, voegde zij er smeeketd bij, dat u mij ook niet noodig hebt, want wat zal ik dan doen dit zeggende, stonden haar de tranen in de oogen en slaakte zij een pijn lijken zucht. Op het hooren daarvan kwam een knaap, dien John Wilson nog niet had opgemerkt, driftig naar voren, hij was een leelijke jongen met rood haar en een gezicht vol zomersproeten, en hield een versleten pet in de hand, terwijl hij uit zijn buis en bro3k gegroeid was. Huil nu niet, miss Celia", begon hij, „uw grootvader heelt u natuurlijk noodig de oude meneer heeft al zoo laDg op u zitten wachten" terwijl hjj zoo sprak, gaf hij den grootvader een weck, dien deze eindelijk begreep. Hebt u mij noodig, och toe, zeg eens wat", vroeg zij opnieuw, en als antwoord trok de grijsaard haar teeder naar zich toe, nam haar in de armen en zette haar op zijn knieën de knaap nam haar hare kruk ken af en knikte haar bemoedigend toe. Mijn arm, lief meisje 1" zei JohD Wil son zacht, want het was hem, als zat er een brok in zjjn keel, „heeft je moeder je naar mij toegezonden en wie is de knaap Neen, moeder zond mij niet", sprak het kind, „zij weet zelfs niet, dat ik hier ben. Twee dagen geleden giügen zij allen naar tante Muriël, maar lieten mij thuis, omdat ik lam en leelijk ben, weet u Hij nam haar kleine handjes en warmde die in de zijnen hij kon niets zeggen. Zij was erg koud en keek hem dankbaar aan. --- Dank u, Grootpahet is hier zoo ge zellig en zoo warm, en ik ben zoo moe en was zoo koud 1 Ik hoop, dat u mij bij u zult laten blijven Toen legde zjj haar hoofdje weer tegen zijn borst, haar kap was afgevallen en bet lange, donkere haar van het meisje viel ovet haar schouders. Hij streek er met de hand zacht over heen en zei„wat mooi haar 1 Maar ver tel my eens, lielje, wie droeg thuis zorg voor je en wat bracht je op de gedachte, hierheen te komen j --- Vertel jij Grootvader maar alles Jo, j ik ben zoo moe?" sprak zij; Jo knikte toe stemmend en begon Het kwam zóó, sir 1 Miss Celia was achtergelaten met de keuken- en werkmeid. Deze brachten haar naar de kinderkamer en zeiden, dat, als zij naar beneden kwam, zij een spook zou ontmoeten maar het waren slechts de soldaat en de politie agent, begrijpt u Toch durfde miss Calia niet beneden komen. Ik ben de jongeD, die miss Celia in haar wagentje zet en haar rijdt, en zy is altijd zoo goed en vriendelijk voor mij, dat ik het een schande vind, dat zij als een gevangene opgosloten was. Toen ik gisteren de steenkolen boven bracht, zei miss Calia zoo„Ik v/ou, dat ik maar naar Grootpapa kon gaan hij heeft ons allen gevraagd, om met Kerstmis by hem te j komen, en hij is net als ik heel alleen Ik heb moeder eens hooren zeggen, dat hij zich zeker heel eenzaam en verlaten voelt." Toen zei ik: „miss Celia, ik sie wel kans u naar uw Grootpapa toe te brengen, als u het wilt." O, Jozou je dat kunnen?" vroeg zij toen. Natuurlijk kan ik dat," was mijn ant woord, „schrijft u maar duidelijk den naam en de woonplaats op een papier, dan zal ik er straks meê naar het station gaan, om te hooren, welken trein wij moeten hebben." Des avonds kon ik het haar vertellen en wij spraken af, dat ik een rijtuig bestellen zou op het etersuur der dienstboden, die dan achter in huis zouden zijn. Toen nu vanmiddag de keukenmeid met haar agent en da werkmeid met den soldaat aan hun Kerstmaal zaten te smullen, kwam miss Celia naar buiten, waar ik op haar wachtte en ik hielp haar in het rijtuig, dat ons j naar 't station bracht. Ik liet een briefje voor de meiden achter", zei Celia, „en ik had overvloed van zakgeld voor den trein, maar o Groot papa 1 hebt u mij heusch roodig en mag ik hier blijven Ik voelde mij zoo verlaten thuis in kinderkamer, en ik weet dat moeder er niet om geven zal waar ik ben, Olga in hetzelfde geval als Olga's moeder zij kon nooit anders dan toegeven. Het deed haar zoo goed, zoo goed. Haar, de eenzame, verwarmde het het hart, wan neer zy zag dat deze joBge vrouw, die zoo hartelijk een man beminde, nog rjjk genoeg was aan liefde om ook haar nog veel teeder- heid te schenken. Haar, die haar eigen geluk had zien be vriezen, in de kilheid harer levensatmos feer, verwonderde deze rijkdom steeds meer, Eu zoo liet zij zich er toe overhalen, met Olga te rijden naar Berlijn N. Onderweg scheen Olga zich weinig met haar plan bezig te houden, want ze genoot echt ran het eigenaardige, voor haar nog vreemde straatleven van dit deel der groote wereldstad. Vlak bij den hoek van de Wittenburger- straat hield haar rijtuig stil en zou daar wachten. Zij liepen tot aan het huis, dat niet ge sloten was. Beneden tegen den grijzen muur hing zooals men dat noemt, een stille portier, een lijst waarop alle bewoners stonden aan gegeven. De naam Hennegall bevond zich daar niet op. Olga koek den heelen wand laDgs, want daar hingen allerlei plakkatenfirma's voor handwerken enz, en Carolyne had reeds gezien wat ze zocht en zij lette scherp op het jonge meisje. Maar geen trek op het gelaat van Olga veranderde teen zjj las: „Marie Hennegall, mutsan- en kantenwasschery. Drie trappen links „Niet waar jij loopt wel een weinig op en neer ik koin gauw terug. Ik kan «MMUMgBMÜMMUÉ I11 zij houdt toch niets van mij Mjjn arm, klein meisje Ja, dat zegt iedereen, maar het zou mij niet kunnen schelen leeljjk en lam te zijn, als iemand mij maar noodig had. Is dit met u het gevalheusch, Grootpa Daar was iets zoo wonderbaarlijk liefs en aandoenlijks in die groote, vragende oogen, die het bind tot hem opsloeg, dat John Wilson voelde, dat de tragedie van zijn eigen leven niets was, vergeleken bij die van dit kind. Hij merkte, dat zijn gebed verhoord washier was nu een wezentje, dat hem toebehoorde en dat behoefte had aan zijne liefde, evenzeer als hij het had aan hare genegenheid. Ja, ja mijn kind," sprak hij, haar voorhoofd kussende. Je hebt gelijk, ik was eenzaam en ik heb al tien jaar Daar je verlangd. O, ik ben zoo blijriep zij en omhelsde hem hartelijk. „Het is zoo heerlijk, te weten dat iemand je noodig heeft, zoo als u mij en ik u. Wij kunnen nu net zooveel van elkaar houden, als moeder het van de anderen doet. Het zal u niet hin deren, dat ik lam en leelijk ben en niet op Gwendolien en Sidney lijk Ik hoorde vader en moeder altijd zeggen, dat ik het meest van u had en daarom verlangde ik altijd hierheen te gaan, om u te zien. Ik dacht dat, als u leelijk waart ret als ik, u misschien ook niemand zoudt hebben, die van u hield, en dat is Diets prettig, is het wel Het is niet, aardig van u, dat te zeg gen miss Celia 1" sprak nu Jo, „u weet dat ik altijd veel van u heb gehouden O ja, dat vergat ik" zei het kinden reikte hem de hand. hij is zoo goed voor mij geweest Grootpaen vandaag is hij door mij zijn plumpudding misgeloopen. Dat komt er niet opaan begon Jo, en John Wilson lachte vroolijk en her haalde neen, neen, dat komt er niet opaan 1 Er is overvloed van plumpudding hier in huis en ik denk, dat jelui allebei zoo hongerig als wolven zult wezen en wij vergeten ons Kerstmaal geheel en al. Schel eens, Jo Jane en mr. Benn kwamen beiden ijlÏDgs binnen hunne nieuwsgierigheid naar de vreemde bezoekers was groot. Jane, ga jij met mijne kleindochter, miss Celia, naar de logeerkamer naast mijn slaapkamer en bezorg haar alles, wat zij noodig heeft, en jij Benn, draag zorg voor Jo en geel h6m een stevig maal, hij heeft het verdiend zei hun meester vroolijk. Grootpa, hoe wist u toch, dat ik ko men zou, terwijl ik het zelf niet wist", zei Ceiia. „Het is zoo vreemd, hier alles klaar te vinden, alsof u op ons wachtte, en dan al die mooie presentjes!" Het middagmaal was atgeloopen, de gas ten in de keuken waren met de bedienden boven gekomen en hadden hun deel van de KerstgaveD ontvangen. Celia had op verlan gen van haar grootvader ook i-dereen wat gegeven en nu vermoeid, maar o zoo ge lukkig lag zy op een kleine sofa, die bij het vuur was geschoven en vroeg opnieuw „hoe wist u, dat ik komen zou, Grootpapa In een droom was het mij verteld, kind!" was het antwoord, „in een droom, dien ik tien jaar lang ieder Kerstmis had. Ik wist, dat die eens moest uitkomen, want herinner het je altijd, kindlief de lietde daar men zoo vurig naar verlaDgt, wordt eindelijk ons deel, als men zelf veel lief heelt." niet weten, ot ik haar wel thuis zal treffan." Vol zorg keek Carolyne haar na, hoe ze vlug de trappen opsnelde. Een poosje kon zij haar volgen en Olga's schouders en hoofd met de muts zien. Dan verdween ze evenwel. Olga steeg en steeg. Zij waren zeer stijl deze trappen en schenen daarbij merk waardig hoog. Haar hart begon te kloppen en boven moest zy een poosje stilstaan vóórdat ze weer op adem was. Wat was dat een raar huis 1 Zulk een lange gang er dwars door en daaraan blijkbaar niets dan kleine woningen. Zij liep deze gaDg langs en las allerlei Eamen. EindelijkMarie Hennegall. Olga belde. Dadelyk daarop werd binnen gedruisch gehoord. De deur werd geopend, maar slechts een klein kiertje, en binnen ram melde een deurketting. „Wie is daar? Wat wil u? O, u is een dame". „Ik kom praten over mutsenwasschen." Nu werd de deur geheel geopend. Een reuk van kolen sloeg Olga tege moet. Het was zeer dooker in het kleine portaal. Bekennen kon men niemendal. „Verontschuldig my s v. p. Maar in Ber lijn gebeurt zooveel slechts. Mijn zoon heelt mij gezegd, dat ik nooit mag open maken, voor ik gezien heb of er niet een vreemde kerel staat. Ziezoo, als 't u be lieft, gaat u bionen." Zij opende een deur rechts en Olga trad I een eenvoudig, helder vertrek binnen. Op de tatel lagen eenige pas gestreken mut sen. Olga keek de oude vrouw aan. Niet de minste gelijkenis geen enkele trek van hem hoe zonderling.Maar hoe ge bogen en krom gewerktIn Olga steeg iets op en wilde zich in haar keel zetten. Zij slikte en deed alsof zij met den zak doek, dien zy uit haar mot haalde, oen atotje uit haar oog veegde. „Waarmede kan ik u van dienst ?.ijö vroeg Wigus' moeder en schoof een stoel, die tegen de tafel stond, een weinig dich terbij. Maar Olga bleef staan. Daar hingen allerlei portretten boven de sota. Kleine fotografieën io lijstjes. Ea in het midden een grootere, een man met een hoog voorhoofd, kaal hoofd, met dunne bakkebaarden. Hy zat met de beenen over elkaar geslagen op een stoel, een jonge vrouw stond naast den man en hield de handen op zijn schouder gevouwen. Olga vroeg zichzelf af, wie dat bon zijn, en keek het portret vijandig aan. Zou er niet een portretje zjjn, Wigus voorstellende in zyn jeugd „Wat kijkt ze toch?" dacht de oude vrouw en vroeg nog eens, waarmede zij de dame dienen kon. „Ik wilde vragen, of u mij onderricht kunt geven in het wasschen", vroeg Olga, wat minder zelfbewust dan anders, want zij dacht plotseling„wanneer hij nu eens onverwacht binnenstapte!" Dat mocht niet. Dat zou verkeerd afloopen. Hij kon haar bezoek wel eens niet goed begrypen. De oude vrouw lachte. Wat een dwaze vraag „Dat leert men toch immers vanzelt. Elke vrouw kan toch wasschen'- zeide zy. Een meer onverwacht antwoord kon Olga

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5