J Bitter zwaar was het afscheid van Una
geweest en zg, het verwend achterblijvend
kind, had in geen twee dagen een hap
eten aangeroerd. Doch men komt tenslotte
over alles heen, ja. het leven wordt, al
belooft het niets meer voor ons, tenslotte
toch nog wonderschoon. In den beginne
wilden die eenzame wandelingen, zoo geheel
alleen, maar niet smaken, maar Kathjin
had veel bekenden, waarheen zg kon
gaan, vele goede, arme menschen, die voor
haar door een vuur zouden zijn gegaan.
Niet omdat zij zelf zooveel verdiensten
had in hun oogen, maar omdat zij een
Mac Carthy was, en afstamde van het
geslacht, dat voor duizend jaar op den
troon had gezeten. Als een grijsaard, die
aan de dagen gekomen is waarvan hg
getuigt„zg bevallen mij niet," zoo zwelgt
het Iersche volk in zgn herinneringen uit
vroeger jaren. In den glorierijken oude
tgd, toen de duizend ruïnes, die nu den
bodem van Ierland bedekken, nog sterke
sloten en rgke kloosters waren geweest,
toen had er wjjd en zijd geen trotscher
naam geklonken dan die van Mac
Carthy Mor.
r
/.oiidag
48gteJaargang.
rpvVEEDE
Mei 1904
No. 3944.
Toen begon hij weer te werken. Ik echter,
ik dacht slechts aan verdienen, aan geld
w: ot ik had zooveel geleden. Er was des-
tijde iets van een dnivei in mij, die mijn
hart verhardde, en mij al het vertrouwen,
al mijn geloof aan hem ontetal. En eene op
ecnen dag ik hob latei gehoord, dat het
een onrecht was wijl ik geloofde, dat hij
met een model betrekkingen had aangeknoopt
toen was het uit. Ik wijdde mij met al mijne
krachten aan de studie, ik wilde hem toonen
„Neen, ik liet hem verder lijden", ging rij
uitgeput voort, „ofschoon ik wist, dat er geen
hulp of zedding mogelijk was. Ik trachtte
zijn pijnen te stillen door sterke, zeer sterke
middelen. En het scheen te helpen.... hjj
sliep in en lag onbewegelijk Ik hoopte nog
Bteeds, hem in het leven te behouden sch
God, misschien nog enkele dagen.... Toen
het was midden in den nacht, in het
geheele buis was het doodstil vloog hij
plotseling overeind, keek mij aan met een blik
gebrek aan belangstelling in 't bezit van Indië, waar de grondstoffen zoo goedkoop voor-
- -handen zijn en de Hol landsche arbeider
-—000
Eert
liep door de dicht bezette
gerechtszaak (jaar op <je bank der be-
3et i° inderdaad eene eigenaardige
V'»sg<Jf0 deze plaats. Uit haar bleek
.ersrhyn n de brandende, zwarte oogen
I (^»icb'le b-na anggtwekkende uitdrukking.
tcet, brallen omlijstten het gezicht.
BlÏÏLiiik en kort had zij de vragen betref-
i hare persoonlijkheid beantwoord, met
6 kere houding en de vaste stem van
ie ze, jje zich zijn toestand duidelijk bewust
^"„Ws verzwijgen of vergoelijken wil.
11 n, aanklacht luidde
nr med. Hilda Lemke, praktisserend arts,
rrun Tarn^aoarir Paab
wat het heet, t9 werken, ik wilde hem be- waaruit alle verstand geweken was, zonder
mij te herkennen, stiet een afgrgselijken kreet
uit en viel dan terug in zijne kussens. Of
die schreeuw hem gewekt had, hoe het zij,
hjj begon te steunen, te huilen, te brullen.
Zijn gelaatstrekken waren geheei verwrongen,
zgn lichaam kromde zich en daartnsschen
snikte hijDood mij, Hilde, je hebt het ge
zworen. Neem een bijl, hak mijn hoofd af
Hiide, als je mij lief hebt verlos mij dan.
Je kan me niet zoo laten lijden dat mag
je niet".
Zij zweeg, hare oogen hadden zich door de
herinnering aan die oogenblikken gesloten,
haar gezicht was doodsbleek. Weer greep ze
eenige minuten lang naar haar hart hare
tanden waren op elkaar geklemd.
irfente am de kliniek van professor Roos,
**"6, beschuldigd, vbton rul»
^0'® at
den dood
Bfkent
van
met voorbedachten rade
eenen zieke veroorzaakt te
schuldig to zijn zei de
in de zaal vernomen, alle blikken hingen in
spanning aan het jonge meisje.
„Ach, en tóch was er geen middel om de
pijnen te doen bedaren. De dood zou komen,
lieve, mooie gezicht door pijn ver- zeker, zonder twijfel misschien over eenige
uren na vreeselijk lijden en.... toen deed ik het,
ik hem door
duidde duidelijk en helder het antwoord.
Eene beweging van schrik, verbazing me£
ging dJ^he stflte^
f':hXaeu -chTan de dLd bewust, welke u
heeft volvoerd begon de president.
"Wss u der. gestorven Lodewijk Egert
djandig gezind?"
"Waarom deedt u dan die daad, waaraan u
verklaart schuldig te zijn u
TTif mecscbllevendheid en
"Qa verder."
n<> beklaagde zweeg en haalde diep adem.
T) vroeg de president vriendelijk.
Omdat ook een dokter niet gepantserd is
menschelfike gevoelens."
Verklaar ais het u belieft, wat u daar
mede bedoelt."
Ik heb als een mensch die voelt, gehandeld,
heeft de verpleging van den zieke
op u genome:-, u heeft tegen het ge
bruik in dei ziekenhuizen, de verpleegster
van den zieke verwijderd gehouden en zelfs
den laats ten nacht haar niet in de kamer
toegelatenu
Dr. Hilde Lsmke wendde het hoofd een
weinig op zijde, een gloeiende bios bedekte
plotseling haar gelaat en langzaam kwam
een traan in do koortsachtig gloeiende, groofce
oogen. Zij kromp verschrikt ineen, toen zij
voelde, hóe de tranen vielen en haar hand
nat maakten.
„Ja," kwam het nauwelijks hoorbaar over
""ed *wat gaf u hiertoe aenleiding Een
oogenblik zweeg zy, alsof zij het niet over
zich verkrijgen kon, het geheim van hare
ziel prjis te geven. Toen begon zij hortend
en stootend, daarna steeds hartstochtelijker te
ipreken. „De man, wiens verpleging ik tegen
ieder voorschrift en geheel alleen op mij nam,
was voor mij geen vreemde. Neen, ik kende
hem jaren lang reeds kenden wij elkaar.
En als ik met mijne daad een onrecht be
gaan heb Ik wilde een onrecht, jaren
alleen
wijzen, dat ik iets kon, en dat ik mijn doel
bereiken zou, ai kostte het mij bet leven. Toen
tertijd smeekte hij mij, hij leed vreeselijk,
zijn verlangen knakte zijn geestkracht, zijne
vertwijfeling werkte verlammend op hem,
maar Ik bleef hard en kond. Ach, in betere
jaren heb ik het genoeg geboet, dat ik hem
links liet liggen en mijn eigen weg ben ge
gaan. Want, toen ik mijn doel bereikt had,
hoorde ik weer iets van hemdat hij mij
nog lief had, dat hij na ernstig innerlijk
lijden zich een weg gebaand had, dat hij
komen zou, waar hij wezen wilde. Hij werkte
dag en nacht voor mij voor mij
alleen en ik ik ijlde niet naar hem
toe ik liet hem gaan in mgn hoogmoed,
in mijn koelheid En toen. het kwam
als een kreet uit haar borst „en toen heb
ik hem weergezien, toen zij hem in de kliniek
binnengebracht haddeu.
Wat was er van hem overgebleven? Dood
ziek, het
trokken en in zijn pijn herkende hij mij,
en lachte hij mij zoo blij, zoo weemoedig toe.
Ik was het liefst voor hem op de knieën
gevallen, om hem om vergiffenis te emeeken
voor al het leed, dat hij door mij gehad had."
Weer steunde zij diepZij greep haastig
naar haar hart, dat op dat oogenblik kramp
achtig samentrok, en een oogenblik hijgde zij
naar adem.
Met innig medelijden waren aller oogen op
haar gericht. Men zag dat ze leed, en reeds
maakte de president eene beweging alsof hij
de hand naar zijn glas water wilde uitstrekken,
toen zij weer begon
„Daar lag hij nu, ziek, doodziek. Wij wisten
in het begin niet, wat het was. Dat werd eerst
later vastgesteld. Maar wkt het ook zijn
zon aan zijn bed zon geen ander plaats
nemen dan ik, al kostte het mij m^n ambt,
mijn leven
„Hoe kon u die verschrikkelijke daad vol
brengen vroeg de president zacht.
„Een vreeselijke daad Een vreeselijk lijden
voor hem en ook voor mij. Vreeselijke, onduld
bare pijnen, die wij met geen enkele medicijn
stillen konden.
Daartnsschen eenige oogenblikken van ver
ademing. Dan greep hij mijne hand en knste
die teeder.
Ik had kannen schreeuwen van wanhoop.
Dan was hij zoo gelnkkig als ik mij over
hem heenböog, hem knste en van de toekomst
sprak, als hij weer gezond zou zijn.En
toch wist ik zoo zeker, dat het met hem op
zijn eind liepzeker en gewis, na eenige
dagen reeds... dat deze hevige pijnen een
voorspel waren van don laatsten grooten,
vreeselijken strijd.
Eens sloeg hij plotseling de oogen op en
zag mij aan met helderen blik, zoo ellendig,
zoo klagend, zoo vertwijfeld, en toch met dat
rustige lachje om den mond. Ik boog mij
over hem heen, greep zijn hand en zag, hoe
zgne lippen zich bewogen. Het was slechts
een ademtocht, maar ik verstond hem, wist
wat hij fluisterde. Woorden van innige liefde,
woorden van dankbaarheid, dat ik aan zijn
ziekbed zat.
Ja, hij had al het kwaad vergeten, dat lk
hem aangedaan had, en ondervond slechts het
heerlijke van het tegenwoordige, hij voelde
slechts mijo zijn bij hem. En toen ik hem,
overweldigd door medelijden en liefde, lief-
Het dnnrde slechts kort. Geen geluid werd geten
gebrek aan belangstelling in eigen
welvaart." Zeer juist! Zoo is het! Dat had
een wetenschappelijk man toch moeten be
grijpen, zon ik zoo meenen
Ten overvloede zal lk 't hier duidelijk maken!
Wanneer Indië door Japan ingepalmd werd,
dan waren in de eerste plaats onze drie voor
naamste stedenAmsterdam, Rotterdam en
's-Gravenhage, ten doode opgeschreven
Vele handelshuizen toch zonden moeten
sluiten, verschillende kantoren springen, de
veemen zonden gevoelig worden getroffen, de
stoomvaartmaatschappijen Rotterdamsche
Llovd en Nederland hadden afgedaan, tien
duizenden min of meer gefortuneerde aandeel
houders in Indische fondsen verloren een zeer
groot deel van hun kapitaal, en alle gepen-
sionneerde O. I. ambtenaren, officieren of hunne
weduwen stonden op straatOnmid
dellijk gevolg van 't bovenstaande was dan
broodsgebrek voor kantoorpersoneel, boot
werkers, veemarbeiders, scheepsofficieren en
matrozen. Indirect zonden groot nadeel lijden
huiseigenaren, kamerverhuurders, pension
houders, hotelhonderg en verder alle moge
lijke winkeliers, ambachtslieden, enz. enz.
Ook de gemeente- en rijkskassen niet te ver-
Een groote daling in Am erlkaansche spoor
wegwaarden kan al een nationale ramp voor
rijk en arm zijn, eenige mik-mak in de diamant
werkerswereld berokkent reeds nadeel aan
onze Hoofdstad, hoeveel te meer dos, als de
lieve Indische dnbbeltjee eens ophielden te
rollen, als we Indië kwijt waren
Algemeene malaise, werkeloosheid, honger,
opstand, anarchieZiedaar de vreeselijke
gevolgen, die ons alsdan staan te wachten.
Ook voor de provincie zon de ramp niet te
overzien zgnSteden als Breda, Arnhem,
Nijmegen zonden net als 't Haagje hnn melk-
koetjes, de min of meer royaal aangelegde
de stem van den "president ond-gasten, plotseling zien opdrogen en dat
nog met alle bovengeschetste ellende op den
verloste Ik hem door eene inspuiting met
het sterkste middel, dat wij in huis hebben
en spoedig was het voorbij
Zij sprak de laatste woorden als in ver
voering, toen zonk zg als vernietigd in haar
stoel terng. Nog heerschte er eene doodeche
stilte in de zaal, toen ging een gevoel van
verlichting door de rijen der toeschouwers.
Daar klonk
door de zaal.
Hij ondervroeg de getnigeD, hij hoorde de
deskundigen, toen hield de president zijn
rede en daarop volgde de advocaat, die het
geval van menschelijk standpunt toelichtte.
Dr. Hilde Lemke scheen noch te hooren,
noch te zien. Zonder eenige deelneming zat
z^ op de bank, de brandende oogen wijd ge
opend, den blik zonder eenig besef.
Eerst toen de rechters zich terugtrokken,
ging een lichte trilling door haar lichaam. Zg
scheen na te begrijpen, wat de verdediger
tot haar sprakde rechters verschenen weer,
zij namen hnn plaatsen in en diepe stilte
heerschte rondom. De verdediger fluisterde
de beklaagde eenige woorden toe, zg stond
van hare zitplaats op.
„Dr. Hilde Lemke is beschuldigd, den
schilder Rudolf Egert, die onder hare behan
deling was, door vergift gedood te hebben.
Dr. Hilde Lemke is krachtens de uitspraak
der gezworenen
Een schrille, korte kreet, esn doffe, zware
val, een plotseling in elkaar zakken benam
den rechter het woord.
De verdediger ijlde naar de beklaagde toe,
hem volgde een der deskundigen
„Hartverlamming." Het woord werd slechts
gefluisterd, maar men vernam het tot in de
verste hoeken der zaal.
Of zij volgens het gerecht schnldig was
of niet zonder het menschelgk oordeel
ai te wachten, had haar ziel zich met die
van den geliefde vereenigd.
Jntlisthe |jenl$rasssen.
koop toe
Geen Indische kinderen meer en pension
Vele kostschoolhouders bankroet, hnn onder
wijzers aan de armoê prijs gegeven
Een zeer groot aantal fabrieken in den
lande zon heel of half moeten „stop zetten",
hnn volk gedaan geven en dns ook werke
loosheid en honger in Twente, Tilburg en
andere nijverheidsdistricten
Alle gegageerde oud-Indische militairen
zouden hnn gagement zien vervallen, ook zij,
die verminkt waren in den strijd
De hoofdinkomsten der spoorwegen,
't vrachtvervoer zou zeker met de helft ver
minderen, dus ontslag van overtollig spoor
wegpersoneel enz.
Geen uitweg meer open naar Indië voor
onze jonge, ondernemende krachten, integen
deel, tienduizenden zouden van 't zonneland
terugkomen, zonder betrekking, ten laste van
hnn familie.
Is 't genoeg, lezers Zeker, ik zon nog
wel verder kannen gaan, doch ik geloof, dat
't zóó al voldoende is, dat we 't er nu einde
lijk wel over eens znllen wezen, dat Nederland,
dat ons volk niet buiten Indië kan. Was ik
zooeven soms te scherp in mijn oordeel
Ook gij, directies en uitgevers van bladen,
ook gij heeren redacteuren, ja zelfs uw letter
zetters, uw drukkers, uw loopjongens, ocA
die hebben indirect belang bij ons Koloniaal
bezit, en daarom roep ik der Nederlandsche
pers toe help mee 't naderend onheil bezweren,
help mee in nw eigen belang, in 't belang
van ons allen, in het belang van den Inlander
ook „In 't belang van den Inlander vraagt
ge ongeloovig en er spreekt schuldgevoel uit
dien twijfel. Ja, ook in zijn belang, ik zal 't u
bewijzen en ik spreek daarbij nit naam van
de meer ontwikkelden onder deze overigens
nog zoo achterlijke rassen.
zgn
naast den bruinen broeder in betere levens
omstandigheden kwam.
Er zouden hier, evenals in Australië en
Amerika, groote bloeiende steden worden ge
bouwd en een langzame verplaatsing van
den onafhankelijk gezinden Nederlander naar
onze Oost zon sis een éénig feit in de wereld
historie geboekstaafd worden.
Hier in den Archipel zon een Indo-Neder-
landsch Keizerrijk kannen gesticht worden
onder Oranje en geen macht ter wereld zou
ons meer kunnen verdrijven.
Ons Kamerlid Van Koi stelde onlangs voor,
een deel onzer Bezittingen hier te verkoopen;
ik meen dat 't beter zon zgn, onze West tegen
een billijke vergoeding aan do Yankee'B af
te staan en met die som onze Oost dan flink
verdedigbaar te maken
't Is maar 'n idééWie weet er wat beters
De heer Heldring, die Oost-Azië en ook
Japan bereisde, schreef reeds in 1899
„Men heeft in 1894 gezien, hoe Japan,
zonder er veel doekjes om te wiDden, China
tot den oorlog dwong en dezelfde eerzucht,
die het tot dien stap dreef, bezielt het nog
het is dan ook wel gerechtvaardigd, met een
zeker wantrouwen de ontzaglijke strijd
macht, welke Japan verzamelt, gade te slaan.
„Europa zal in de volgende eeuw de ambitie
van Japan op haar wegen in Azië ontmoeten
en Nederland als koloniale mogendheid heeft
dat vooruitzicht voor oogen te houden."
V
Dat ook de RegeeriDg zich bewust is van
't Japan sche gevaar, znllen we in de volgende
Penkras zien, alleen wil ik hier nog even
meer duidelijk aantoonen, dat ook de Inlander
er belang bij heeft, niet onder 'n Mongoolsch
bestnnr te komen.
De Japanners hebben zich plotseling ontrukt
aan hun droomerig Oostersch plantenleven.
Zg hebben bovendien een merkwaardig talent
voor oppervlakkige nabootsing, kunnen zich
daarom gemakkelijk het air van beschaafd
geven, doch blgven voorloopig nog Aziaten,
met zeer despotische opvattingen van recht.
Eenige honderden hebben hunne opvoeding
in Europa genoten en onder hen komen ook
werkelijk hoogst ontwikkelde, beschaafde en
geleerde mannen voor.
De groote massa echter aapt hen na, maar
kan hen niet volgen.
Macht gaat bij den Aziaat boven recht
Ik wees er reeds bg mijne Havelaarcritiek
op, en nu eindelijk, na drie eeuwen nacht, bij
de Nederlanders het ethische zonnetje in de
koloniale politiek doorschemert, nu een betere
tijd voor deze rassen gaat aanbreken, nu van
alle kanten stemmen weerklinken„recht
ook voor den Inlandernu zeg ik, als
onverhoopt die half-barbaarsche Mongolen
ons met een overval bedreigden en die overval
niet zou kunnen worden afgeslagen, dat dan
deze ongelukkige, onmondige volkeren weder
teruggeworpen zonden worden in het dnister
„Wij zouden het Holland nooit vergeven,"
sprak een ontwikkeld Soendanees, „als het
ons overgaf aan den Japanner, laat het ons
wapenen en oefenen, we willen gaarne vechten
als 't moet, doch na alles wat Nederland van
ons geprofiteerd heeft, na alles wat 't heeft
genoten, mag het ons niet aan ons lot over
laten J)
„Nederlandsch-Indië zal dns
verdedigd moeten worden!" zei
Multatuli enterecht.
Lt. Clookener Brousson. b.d.
Sindanglaja.
geleden door mij bedreven, weer goed maken
Zij zweeg en staarde voor zich heen, alsof koozend over zgn hoofd streek en hem eenige
haar geest in lang vervlogen tijden
wglde.
En ais een echo uit het verleden, klonk
haar stem, toen zij na een poosje begon
„Ik had hem lief ja, ik moet het be
kennen. Dat was, toen ik mijn studie voor
dokter beginnen zou ZijD eerste schil
derijen, die ik zag, bevielen mij en hij
Zoo mooi zoo vol levenslust vol
hoop op de toekomsten zoo lichtzinnig, een
echte Zigeuner in zijn kunst. Eu wij beiden
waren zoo arm welk een ontberingen
en zorgen heeft het mij gekost, mijne studiën
te kannen voltooien een vreeselijken tijd,
ellendige jaren. En ik had hem lief, ik werd
door zijn hoop voortgedreven, slechts zgne
lichtzinnigheid. Maar wg hoopten
Hij wilde werken, beroemd worden
wij wilden gauw trouwen ik wachtte.
Ik zon eerst niet etudeeren, maar het geluk
wilde niet komen. Eerat werkte hij vljjtig;
de schilderijen vonden geen koopers. Mijn
hemel, hij was nog onbekend en hij
verloor den moed, de stemming, het willen.
En ik ook ik verloor den moed. Ik
was zoo zelfzuchtig, ik had al zoo onder
mijne armoede geleden ik werd koel
tegen hem En hij smeekte mij, te wachten,
geduld met hem te hebben het moest,
moest beter worden.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
T.XÏÏ.
De kwestie van onze Indische landsverde
diging is voor het oogenblik zóó belangrijk,
is zóó nrgent ook voor U Nederlanders, dat
ver- teerdere woorden influisterde, straalde zijn ik besloten heb m'n verblijf hier in dit heer- zon dus wel een ramp wezen voor onze
gezicht, zijn oogen glinsterden, zijn gezicht lijk bergklimaat nog wat te rekken en vóór natie, ja zelfs 't klinkt n misschen wel
was mooi als vroeger, en met eene beweging ik verder ga, een paar Penkrassen te wijden wat vreemd, maar 't is toch zoo zelfs nog
van zijn arm trok hg mij naar zich toe. aan het militaire vraagstuk van den dag. grooter ramp dan de annexatie van 't Euro-
Een Indisch Hoofdofficier vertelde mij
Het neerhalen van onze vlag in Oost-Indië
F EülLLETO N.
u
Roman van
C. SCHROEDER.
000
Eerste Boek.
2.
J», dat alles was in den grond van de
zaak treurig genoeg, maar leed. dat men
van booren-zeggen kent, drukt niet al te
zwaar. Wat de ondere zusters van de
dagen der ellende te vertellen wisten, had
aan Katblin'a oor geklonken als een droeve
vertelling. Warneer men haar had ge
sproken van de tranen, die haar moeder
"ad geweend, dan waren ook haar oogjes
vochtig geworden, en wanneer men haar
verteld had, dat haar vader bitter geleden
om de doode, dan was zg onder bang
"artklopp^n naar den bedroefden man
loslopen, om hem stil de slip van zgn
J*8- of, als haar moed groot genoeg was,
de neerhangende hand te streelen. Maar
koele en vreemde blik, die haar dan
zijn oogen trof, deed haar met een
donkerrood hoofd wegloopen. Hg had haar
"jets te geven gehad en had daarom ook
"l®ts van haar verlangd. De gouden vrij-
h®id, die hij haar in zgn doffe onverschillig-
*'d onverkort liet, d i e dankte zg aan
111 Overigens telde deze steenen gast
van een vader in haar herinnering nauwe-
lyks meêi.
Oe zuster hadden getracht, haar wat op
Heb je mg lief, Hilde
Ja, lieveling.
Werkelijk
Met geheel mgn hart.
Beloof mij dan, Hilde, laat mij uitspreken
zweer mij „Alles", verzekerde ik hem.
Hilde, myne pijnen zijn ondragelijk, vreese
lijk, ach, als ze terug komen of nog erger
worden Hilde, laat mij niet zóó sterven
ik smeek jeals ze weerkomen, verlos mij
er dan van Ililde, lieveling
„Maar Rudolf!zei ik verschrikt.
Neen, neen, je hebt gezworen, Hilde, je
kan het immers. Ik smeek je, als je mij een
beetje lief hebtdoe het om mijnent
wille toe, het laatste wat ik je vraag.
„Maar je zal weer beter worden", trachtte
ik hem te troosten, dan zullen we zoo gelnkkig
zijn.
Zijn oogen gingen dicht, een beven ging
door zijn lichaam. De pijnen begonnen
opnieuw.
Je hebt het gezworen, vergeethet
niet
„En u deedt wat hg wenschte viel ten
laatste de president haar in de rede.
on
langs, hoe een bekend kundig man in Neder
land hem eens schamper had toegevoegd: „Och!
jelnl altjjd met je Indische verdedigingHol
land heeft Indië heelemaal niet noodig,hoor!
Ik zon 't verlies van dat lastige aanhangsel
niet eens zoo heel erg vinden
Waar aldus door een wetenschappelijk ge
vormd man, door een der upper ten op intel
lectueel gebied in patria, zoo'n ontzettende
domheid kan worden gedebiteerd, daar schijnt
't wel noodig te wezen, eerst even nit te leg
gen, hoe het verlies van onze Oost een natio
nale ramp zou zgn, een ramp vooral ook op
sociaal gebied
U weet, lk ben geen erge groote vriend
van Multatuli, doch in zgn Minnebrieven trof
ik een passage, die ik geheel onderschrijf.
Lïes slechts „De vraag voor Nederland is
of 't goed is het (d. w. z. Indië) te laten
nemen, door wien ook
„Ik vertrouw, dat ge volmondig neen zegt
op deze vraag.
„Nederlandsch-Iudië zal dus verdedigd
moeten worden."
Iets verder noemt de hier Douwes Dekker
peesche Rijksdeel, dan de inbezitname van
den dierbaren vaderlandschen bodem, hoe
grievend dit dan ook op zichzelf voor ons
nationaliteitsgevoel wezen zon
Immers, we kwamen dan onder andere
wetten, onze vlag met oranjewimpel werd
niet meer ontplooid, vreemde uniformen
zonden onze Btraten vullen hard, zeer
hard 1 maarwe hadden te eten Na
den oorlog toch zon alles weer moeten worden
hersteld, weer worden opgebouwd, handen
zouden er tekort komen en na enkele jaren
slechts zonden de laatste sporen van strijd
zgn nitgewischt, terwjjl op slot van rekening
alleB went en een Nederlander te Parijs,
Londen of Berlijn toch ook niet zoo diep onge
lukkig is onder vreemde vlag, vreemde wet
ten en vreemd opperbestuur.
Werden wij, na een Europeeachen volkeeen-
oorlog, ingelijfd en bleef Indië vrij, Iudië Ne-
derlandsch, dan zouden we kunnen emigreeren,
met tienduizenden uitwijken naar de koele
binnenlanden van Java en Snmatra, we zon
den dan hier kunnen koloniseeren in dewaie
beteekenis van 't woord.
Er zouden hier fabrieken verrgzen, hier
Oost-Azië en Indië, Beschouwingen en
Schetsen door E. Heldring, bg J. H. de Bussy
[prijs f 3].
Een zeer leerzaam boek
Sinds 1831 direct reeds meer dan acht
honderd vier en zestig millioen gulden, waar
van sinds 1867 twee honderd millioen
Dat deden wij nog in de egoïsten-periode
van de vorige eeuw
In de twintigste echter zegeviert ook bij
ons het recht!-
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur!
De heer Ds De Boer is het blijkbaar ééns
m6t de Synode ten opzichte van het voorge
stelde Reglement op het Beheer der Ned.
Herv. Gemeenten in Nederland, en de memorie
van toelichting daarop onderschrijft hij. Hij
meent dns ook, dat de Classicale vergaderin
gen werkelijk de Gemeenten vertegenwoor
digen. Niets nu is minder waar. In al de
Gemeenten, waar geen Kiescollege bestaat
en das de Kerker&ad zichzelf aanvult en den
domlné beroept, zijn zij, die ter Classicale
vergadering gaan: Predikant en Ouderling,
niet ln waarheid vertegenwoordiger» der
Gemeente. En zelfs daar, waar een Kiescollege
is, en alzoo de Ouderlingen tenminste nog
met een trap, door de Gemeenteleden gekozen
worden, daar is de dominé, dien men wil
nemen, maar heel moeilijk wegkrijgen kan,
meermalen, iemand, van wien men niet zeggen
mag, dat hg de Gemeente representeert.
te voeden. Eerst Alice, die zg zich nau
welijks meer voor den geest kon halen,
want het was deze gelukt, uit het be
scheiden huis aan het meer van Killarney
weg te komen en een schitterend huwelijk
te doen. Dan Edith, die, pas zeventien
jaar oud, een vriend uit haar jeugd als
zgn vrouw naar Australië was gevolgd, en
daarna Una, die hier jaren lang haar
speelkameraad en moedertje was geweest.
Voor geen strenger autoriteit dan die
van Una had zij zich ooit gebogen, want
de oude Bridget, die slechts op de wereld
scheen te zgn om de kinderen te ver
troetelen, kon als autoriteit niet gelden.
Het was een wat slordige huishoudster en
keukenmeid, die in de eerste plaats als
trouw familie-aanhangsel en dan als ver
telster in aanmerking kwam. Of er in
dit land van poëzie en bijgeloof nog een
tweede persoon was, die zóóveel sprookjes
en sagen kende als zij, dat was zeer de vraag.
Heerlijk brachten haar feeën en ridders
en reuzen de lange zomerdagen ten einde,
terwijl de gezusters de bergen doortrokken
of, op het meer in een bootje gewiegd,
naar de ondergaande zon keken.
Van Una had Kathlin lezen en schrijven
geleerd en zich door Una op een mooien
morgen laten bepraten, voor de eerste maal
naar school te gaan. Leelgk was het
geweest, de vroolgke vogel- en bloemen
wereld, den lachenden zonneschijn buiten te
moeten laten, en ook alleen ter wille van
Una had Kathlin het gedaan.Daarom had het
haar zoo onbegrijpelijk en onzusterlgk
toegeschenen, dat een paar jaar later al
haar smeekbeden niets hadden gebaat, om
Una van het ongelukkige idéé at te
brengen om Robert Macdonald te trouwen
en met hem naar Indië te trekken.
Dat zg in menige hut nog behandeld
werd als een onttroonde koningin, dat
bemerkte Kathlin wel. Het had haar ge
noegen gedaan en haar gevoel van eigen
waarde verhoogd misschien een beetje
te erg, want na al die vereering, die zg
genoten had, behaagde het haar nu dubbel
slecht, zulk een gewoon menschenkind te
zgn. Maar dat was nog wel te dragen ge
weest, waren haar gevangenismuren er
maar niet geweest en die doorloopende
dwang, waaronder tg leefde. Al die jaren
had zg geen anderen wil gekend dan den
hare, en nu die kwelling van niets meer te
mogen en van den vroegen morgen tot den
laten avond te moeten doen, wat haar maar
zelden vrengde verschafte, of wat haar heel
dwaas toescheen. Toen haar het heimwee
eerst krachtig aanpakte, toen was zg er
honderdmaal aan toe geweest om te
vluchten. Maar waarheen
Sedert men haar vader naar het kerkhof
had gedragen en Bridget weenend en
weeklagend, zooals alleen een Iersche meid
dat kan, naar hare verwanten was terug
gekeerd, bezat zg immers geen thuis meer!
Hier blgven moest zg en zoolang vlijtig
werken, haar opvoeding voltooien, totdat
Lady Sealsfield, haar zuster Alice, en James
Mac Carthy, haars vaders broeder, het er
over eens waren geworden, of zg, zonder
de familie-eer te krenken, onderwijzeres
mocht worden, of dat het beter was, haar
het genadebrood te laten eten.
Zoo vrg geweest te zgn, zoo onafhankelijk,
zoo slechts voor haar eigen vreugde op de
wereld, en nu op eenmaal zoo geknecht,
een schepsel, waarvan de naaste bloedver
wanten niets willen weten, niets beter dus
dan een oud stuk huisraad, dat van den
een naar den ander wordt geschoven, onder
het voorwendsel, dat men geen kamer heeft,
waar het kan worden geplaatst. Men moet
wel een engel van tevredenheid en geduld
zijn, om dit te kunnen verdragen en
zjjzij was geen engel, zg bad óók haar
trots en in haar volgenden brief aan haar
zuster
„Juffrouw, vergeef mij. Het schijnt een
beetje onbescheiden, maar een zoo lieve
jonge dame te zien weenen, dat gaat mg
toch aan het hart. Is de een of ander
u lastig geweest, dat kan ik mij wel voor
stellen, door een ellendeling beleedigd?
Heeft u bescherming noodig, veroorloof mg
dan, u te begeleiden, daar het schijnt dat
wij toch denzelfdeo weg gaan."
Verder kwam de spreker niet, ja, het
was een wonder dat hij zoo ver kwam,
maar Kathlin had eerst moeite, haar ge
dachten in een andere richting te dwingen.
Nu hief zg het kopje op, zag den ouden
gek met den breeden mond, de waterige
oogen met die roode randen eens aan, en
zonder dat er een woord werd gesproken
verder, wist hg op eenmaal, wie de ellen
deling was die haar beleedigd had.
Zeer snel was dat gegaan. Een enkele
blik en de oude dwaas verdween. Dit was
het dua, wat een meisje kon overkomen.
Nu. daarin hadden de dames van het
pension gelijk: aangenaam was het niet
integendeel, zeer onaangenaam. En er dan
zelf de aanleiding toe te zijn geweest, door
dat domme weenen. Wat had zg eigenlijk
in haar hoofd? Was zg hier in haar een
zame Iersche bergen, of midden in Hannover,
op de Hildesheimerstraat, en omgeven door
een stroom van naar huis terugkeerende
Zondagswandelaars
Afschuwelijk beschamend! En zg had
haar tante beloofd een tram te nemen. Nu
dan maar op de eerste de beste; daar kwam
er juist een aan.
Kathlin stapte haastig de straat over en
stak haar hand in de hoogte. "De koetsier
schudde met het hoofd in plaats van
stoppen en wees op het plaatje met
en dat gaf voldoende verklaring.
„Nu, mijnentwege. Hopen wg de volgende
maal meer sucoes te hebben," zeide de
kleine weer welgemoed, toen een ademloos
te
„vol"