J Bitter zwaar was het afscheid van Una geweest en zg, het verwend achterblijvend kind, had in geen twee dagen een hap eten aangeroerd. Doch men komt tenslotte over alles heen, ja. het leven wordt, al belooft het niets meer voor ons, tenslotte toch nog wonderschoon. In den beginne wilden die eenzame wandelingen, zoo geheel alleen, maar niet smaken, maar Kathjin had veel bekenden, waarheen zg kon gaan, vele goede, arme menschen, die voor haar door een vuur zouden zijn gegaan. Niet omdat zij zelf zooveel verdiensten had in hun oogen, maar omdat zij een Mac Carthy was, en afstamde van het geslacht, dat voor duizend jaar op den troon had gezeten. Als een grijsaard, die aan de dagen gekomen is waarvan hg getuigt„zg bevallen mij niet," zoo zwelgt het Iersche volk in zgn herinneringen uit vroeger jaren. In den glorierijken oude tgd, toen de duizend ruïnes, die nu den bodem van Ierland bedekken, nog sterke sloten en rgke kloosters waren geweest, toen had er wjjd en zijd geen trotscher naam geklonken dan die van Mac Carthy Mor. r /.oiidag 48gteJaargang. rpvVEEDE Mei 1904 No. 3944. Toen begon hij weer te werken. Ik echter, ik dacht slechts aan verdienen, aan geld w: ot ik had zooveel geleden. Er was des- tijde iets van een dnivei in mij, die mijn hart verhardde, en mij al het vertrouwen, al mijn geloof aan hem ontetal. En eene op ecnen dag ik hob latei gehoord, dat het een onrecht was wijl ik geloofde, dat hij met een model betrekkingen had aangeknoopt toen was het uit. Ik wijdde mij met al mijne krachten aan de studie, ik wilde hem toonen „Neen, ik liet hem verder lijden", ging rij uitgeput voort, „ofschoon ik wist, dat er geen hulp of zedding mogelijk was. Ik trachtte zijn pijnen te stillen door sterke, zeer sterke middelen. En het scheen te helpen.... hjj sliep in en lag onbewegelijk Ik hoopte nog Bteeds, hem in het leven te behouden sch God, misschien nog enkele dagen.... Toen het was midden in den nacht, in het geheele buis was het doodstil vloog hij plotseling overeind, keek mij aan met een blik gebrek aan belangstelling in 't bezit van Indië, waar de grondstoffen zoo goedkoop voor- - -handen zijn en de Hol landsche arbeider -—000 Eert liep door de dicht bezette gerechtszaak (jaar op <je bank der be- 3et i° inderdaad eene eigenaardige V'»sg<Jf0 deze plaats. Uit haar bleek .ersrhyn n de brandende, zwarte oogen I (^»icb'le b-na anggtwekkende uitdrukking. tcet, brallen omlijstten het gezicht. BlÏÏLiiik en kort had zij de vragen betref- i hare persoonlijkheid beantwoord, met 6 kere houding en de vaste stem van ie ze, jje zich zijn toestand duidelijk bewust ^"„Ws verzwijgen of vergoelijken wil. 11 n, aanklacht luidde nr med. Hilda Lemke, praktisserend arts, rrun Tarn^aoarir Paab wat het heet, t9 werken, ik wilde hem be- waaruit alle verstand geweken was, zonder mij te herkennen, stiet een afgrgselijken kreet uit en viel dan terug in zijne kussens. Of die schreeuw hem gewekt had, hoe het zij, hjj begon te steunen, te huilen, te brullen. Zijn gelaatstrekken waren geheei verwrongen, zgn lichaam kromde zich en daartnsschen snikte hijDood mij, Hilde, je hebt het ge zworen. Neem een bijl, hak mijn hoofd af Hiide, als je mij lief hebt verlos mij dan. Je kan me niet zoo laten lijden dat mag je niet". Zij zweeg, hare oogen hadden zich door de herinnering aan die oogenblikken gesloten, haar gezicht was doodsbleek. Weer greep ze eenige minuten lang naar haar hart hare tanden waren op elkaar geklemd. irfente am de kliniek van professor Roos, **"6, beschuldigd, vbton rul» ^0'® at den dood Bfkent van met voorbedachten rade eenen zieke veroorzaakt te schuldig to zijn zei de in de zaal vernomen, alle blikken hingen in spanning aan het jonge meisje. „Ach, en tóch was er geen middel om de pijnen te doen bedaren. De dood zou komen, lieve, mooie gezicht door pijn ver- zeker, zonder twijfel misschien over eenige uren na vreeselijk lijden en.... toen deed ik het, ik hem door duidde duidelijk en helder het antwoord. Eene beweging van schrik, verbazing me£ ging dJ^he stflte^ f':hXaeu -chTan de dLd bewust, welke u heeft volvoerd begon de president. "Wss u der. gestorven Lodewijk Egert djandig gezind?" "Waarom deedt u dan die daad, waaraan u verklaart schuldig te zijn u TTif mecscbllevendheid en "Qa verder." n<> beklaagde zweeg en haalde diep adem. T) vroeg de president vriendelijk. Omdat ook een dokter niet gepantserd is menschelfike gevoelens." Verklaar ais het u belieft, wat u daar mede bedoelt." Ik heb als een mensch die voelt, gehandeld, heeft de verpleging van den zieke op u genome:-, u heeft tegen het ge bruik in dei ziekenhuizen, de verpleegster van den zieke verwijderd gehouden en zelfs den laats ten nacht haar niet in de kamer toegelatenu Dr. Hilde Lsmke wendde het hoofd een weinig op zijde, een gloeiende bios bedekte plotseling haar gelaat en langzaam kwam een traan in do koortsachtig gloeiende, groofce oogen. Zij kromp verschrikt ineen, toen zij voelde, hóe de tranen vielen en haar hand nat maakten. „Ja," kwam het nauwelijks hoorbaar over ""ed *wat gaf u hiertoe aenleiding Een oogenblik zweeg zy, alsof zij het niet over zich verkrijgen kon, het geheim van hare ziel prjis te geven. Toen begon zij hortend en stootend, daarna steeds hartstochtelijker te ipreken. „De man, wiens verpleging ik tegen ieder voorschrift en geheel alleen op mij nam, was voor mij geen vreemde. Neen, ik kende hem jaren lang reeds kenden wij elkaar. En als ik met mijne daad een onrecht be gaan heb Ik wilde een onrecht, jaren alleen wijzen, dat ik iets kon, en dat ik mijn doel bereiken zou, ai kostte het mij bet leven. Toen tertijd smeekte hij mij, hij leed vreeselijk, zijn verlangen knakte zijn geestkracht, zijne vertwijfeling werkte verlammend op hem, maar Ik bleef hard en kond. Ach, in betere jaren heb ik het genoeg geboet, dat ik hem links liet liggen en mijn eigen weg ben ge gaan. Want, toen ik mijn doel bereikt had, hoorde ik weer iets van hemdat hij mij nog lief had, dat hij na ernstig innerlijk lijden zich een weg gebaand had, dat hij komen zou, waar hij wezen wilde. Hij werkte dag en nacht voor mij voor mij alleen en ik ik ijlde niet naar hem toe ik liet hem gaan in mgn hoogmoed, in mijn koelheid En toen. het kwam als een kreet uit haar borst „en toen heb ik hem weergezien, toen zij hem in de kliniek binnengebracht haddeu. Wat was er van hem overgebleven? Dood ziek, het trokken en in zijn pijn herkende hij mij, en lachte hij mij zoo blij, zoo weemoedig toe. Ik was het liefst voor hem op de knieën gevallen, om hem om vergiffenis te emeeken voor al het leed, dat hij door mij gehad had." Weer steunde zij diepZij greep haastig naar haar hart, dat op dat oogenblik kramp achtig samentrok, en een oogenblik hijgde zij naar adem. Met innig medelijden waren aller oogen op haar gericht. Men zag dat ze leed, en reeds maakte de president eene beweging alsof hij de hand naar zijn glas water wilde uitstrekken, toen zij weer begon „Daar lag hij nu, ziek, doodziek. Wij wisten in het begin niet, wat het was. Dat werd eerst later vastgesteld. Maar wkt het ook zijn zon aan zijn bed zon geen ander plaats nemen dan ik, al kostte het mij m^n ambt, mijn leven „Hoe kon u die verschrikkelijke daad vol brengen vroeg de president zacht. „Een vreeselijke daad Een vreeselijk lijden voor hem en ook voor mij. Vreeselijke, onduld bare pijnen, die wij met geen enkele medicijn stillen konden. Daartnsschen eenige oogenblikken van ver ademing. Dan greep hij mijne hand en knste die teeder. Ik had kannen schreeuwen van wanhoop. Dan was hij zoo gelnkkig als ik mij over hem heenböog, hem knste en van de toekomst sprak, als hij weer gezond zou zijn.En toch wist ik zoo zeker, dat het met hem op zijn eind liepzeker en gewis, na eenige dagen reeds... dat deze hevige pijnen een voorspel waren van don laatsten grooten, vreeselijken strijd. Eens sloeg hij plotseling de oogen op en zag mij aan met helderen blik, zoo ellendig, zoo klagend, zoo vertwijfeld, en toch met dat rustige lachje om den mond. Ik boog mij over hem heen, greep zijn hand en zag, hoe zgne lippen zich bewogen. Het was slechts een ademtocht, maar ik verstond hem, wist wat hij fluisterde. Woorden van innige liefde, woorden van dankbaarheid, dat ik aan zijn ziekbed zat. Ja, hij had al het kwaad vergeten, dat lk hem aangedaan had, en ondervond slechts het heerlijke van het tegenwoordige, hij voelde slechts mijo zijn bij hem. En toen ik hem, overweldigd door medelijden en liefde, lief- Het dnnrde slechts kort. Geen geluid werd geten gebrek aan belangstelling in eigen welvaart." Zeer juist! Zoo is het! Dat had een wetenschappelijk man toch moeten be grijpen, zon ik zoo meenen Ten overvloede zal lk 't hier duidelijk maken! Wanneer Indië door Japan ingepalmd werd, dan waren in de eerste plaats onze drie voor naamste stedenAmsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage, ten doode opgeschreven Vele handelshuizen toch zonden moeten sluiten, verschillende kantoren springen, de veemen zonden gevoelig worden getroffen, de stoomvaartmaatschappijen Rotterdamsche Llovd en Nederland hadden afgedaan, tien duizenden min of meer gefortuneerde aandeel houders in Indische fondsen verloren een zeer groot deel van hun kapitaal, en alle gepen- sionneerde O. I. ambtenaren, officieren of hunne weduwen stonden op straatOnmid dellijk gevolg van 't bovenstaande was dan broodsgebrek voor kantoorpersoneel, boot werkers, veemarbeiders, scheepsofficieren en matrozen. Indirect zonden groot nadeel lijden huiseigenaren, kamerverhuurders, pension houders, hotelhonderg en verder alle moge lijke winkeliers, ambachtslieden, enz. enz. Ook de gemeente- en rijkskassen niet te ver- Een groote daling in Am erlkaansche spoor wegwaarden kan al een nationale ramp voor rijk en arm zijn, eenige mik-mak in de diamant werkerswereld berokkent reeds nadeel aan onze Hoofdstad, hoeveel te meer dos, als de lieve Indische dnbbeltjee eens ophielden te rollen, als we Indië kwijt waren Algemeene malaise, werkeloosheid, honger, opstand, anarchieZiedaar de vreeselijke gevolgen, die ons alsdan staan te wachten. Ook voor de provincie zon de ramp niet te overzien zgnSteden als Breda, Arnhem, Nijmegen zonden net als 't Haagje hnn melk- koetjes, de min of meer royaal aangelegde de stem van den "president ond-gasten, plotseling zien opdrogen en dat nog met alle bovengeschetste ellende op den verloste Ik hem door eene inspuiting met het sterkste middel, dat wij in huis hebben en spoedig was het voorbij Zij sprak de laatste woorden als in ver voering, toen zonk zg als vernietigd in haar stoel terng. Nog heerschte er eene doodeche stilte in de zaal, toen ging een gevoel van verlichting door de rijen der toeschouwers. Daar klonk door de zaal. Hij ondervroeg de getnigeD, hij hoorde de deskundigen, toen hield de president zijn rede en daarop volgde de advocaat, die het geval van menschelijk standpunt toelichtte. Dr. Hilde Lemke scheen noch te hooren, noch te zien. Zonder eenige deelneming zat z^ op de bank, de brandende oogen wijd ge opend, den blik zonder eenig besef. Eerst toen de rechters zich terugtrokken, ging een lichte trilling door haar lichaam. Zg scheen na te begrijpen, wat de verdediger tot haar sprakde rechters verschenen weer, zij namen hnn plaatsen in en diepe stilte heerschte rondom. De verdediger fluisterde de beklaagde eenige woorden toe, zg stond van hare zitplaats op. „Dr. Hilde Lemke is beschuldigd, den schilder Rudolf Egert, die onder hare behan deling was, door vergift gedood te hebben. Dr. Hilde Lemke is krachtens de uitspraak der gezworenen Een schrille, korte kreet, esn doffe, zware val, een plotseling in elkaar zakken benam den rechter het woord. De verdediger ijlde naar de beklaagde toe, hem volgde een der deskundigen „Hartverlamming." Het woord werd slechts gefluisterd, maar men vernam het tot in de verste hoeken der zaal. Of zij volgens het gerecht schnldig was of niet zonder het menschelgk oordeel ai te wachten, had haar ziel zich met die van den geliefde vereenigd. Jntlisthe |jenl$rasssen. koop toe Geen Indische kinderen meer en pension Vele kostschoolhouders bankroet, hnn onder wijzers aan de armoê prijs gegeven Een zeer groot aantal fabrieken in den lande zon heel of half moeten „stop zetten", hnn volk gedaan geven en dns ook werke loosheid en honger in Twente, Tilburg en andere nijverheidsdistricten Alle gegageerde oud-Indische militairen zouden hnn gagement zien vervallen, ook zij, die verminkt waren in den strijd De hoofdinkomsten der spoorwegen, 't vrachtvervoer zou zeker met de helft ver minderen, dus ontslag van overtollig spoor wegpersoneel enz. Geen uitweg meer open naar Indië voor onze jonge, ondernemende krachten, integen deel, tienduizenden zouden van 't zonneland terugkomen, zonder betrekking, ten laste van hnn familie. Is 't genoeg, lezers Zeker, ik zon nog wel verder kannen gaan, doch ik geloof, dat 't zóó al voldoende is, dat we 't er nu einde lijk wel over eens znllen wezen, dat Nederland, dat ons volk niet buiten Indië kan. Was ik zooeven soms te scherp in mijn oordeel Ook gij, directies en uitgevers van bladen, ook gij heeren redacteuren, ja zelfs uw letter zetters, uw drukkers, uw loopjongens, ocA die hebben indirect belang bij ons Koloniaal bezit, en daarom roep ik der Nederlandsche pers toe help mee 't naderend onheil bezweren, help mee in nw eigen belang, in 't belang van ons allen, in het belang van den Inlander ook „In 't belang van den Inlander vraagt ge ongeloovig en er spreekt schuldgevoel uit dien twijfel. Ja, ook in zijn belang, ik zal 't u bewijzen en ik spreek daarbij nit naam van de meer ontwikkelden onder deze overigens nog zoo achterlijke rassen. zgn naast den bruinen broeder in betere levens omstandigheden kwam. Er zouden hier, evenals in Australië en Amerika, groote bloeiende steden worden ge bouwd en een langzame verplaatsing van den onafhankelijk gezinden Nederlander naar onze Oost zon sis een éénig feit in de wereld historie geboekstaafd worden. Hier in den Archipel zon een Indo-Neder- landsch Keizerrijk kannen gesticht worden onder Oranje en geen macht ter wereld zou ons meer kunnen verdrijven. Ons Kamerlid Van Koi stelde onlangs voor, een deel onzer Bezittingen hier te verkoopen; ik meen dat 't beter zon zgn, onze West tegen een billijke vergoeding aan do Yankee'B af te staan en met die som onze Oost dan flink verdedigbaar te maken 't Is maar 'n idééWie weet er wat beters De heer Heldring, die Oost-Azië en ook Japan bereisde, schreef reeds in 1899 „Men heeft in 1894 gezien, hoe Japan, zonder er veel doekjes om te wiDden, China tot den oorlog dwong en dezelfde eerzucht, die het tot dien stap dreef, bezielt het nog het is dan ook wel gerechtvaardigd, met een zeker wantrouwen de ontzaglijke strijd macht, welke Japan verzamelt, gade te slaan. „Europa zal in de volgende eeuw de ambitie van Japan op haar wegen in Azië ontmoeten en Nederland als koloniale mogendheid heeft dat vooruitzicht voor oogen te houden." V Dat ook de RegeeriDg zich bewust is van 't Japan sche gevaar, znllen we in de volgende Penkras zien, alleen wil ik hier nog even meer duidelijk aantoonen, dat ook de Inlander er belang bij heeft, niet onder 'n Mongoolsch bestnnr te komen. De Japanners hebben zich plotseling ontrukt aan hun droomerig Oostersch plantenleven. Zg hebben bovendien een merkwaardig talent voor oppervlakkige nabootsing, kunnen zich daarom gemakkelijk het air van beschaafd geven, doch blgven voorloopig nog Aziaten, met zeer despotische opvattingen van recht. Eenige honderden hebben hunne opvoeding in Europa genoten en onder hen komen ook werkelijk hoogst ontwikkelde, beschaafde en geleerde mannen voor. De groote massa echter aapt hen na, maar kan hen niet volgen. Macht gaat bij den Aziaat boven recht Ik wees er reeds bg mijne Havelaarcritiek op, en nu eindelijk, na drie eeuwen nacht, bij de Nederlanders het ethische zonnetje in de koloniale politiek doorschemert, nu een betere tijd voor deze rassen gaat aanbreken, nu van alle kanten stemmen weerklinken„recht ook voor den Inlandernu zeg ik, als onverhoopt die half-barbaarsche Mongolen ons met een overval bedreigden en die overval niet zou kunnen worden afgeslagen, dat dan deze ongelukkige, onmondige volkeren weder teruggeworpen zonden worden in het dnister „Wij zouden het Holland nooit vergeven," sprak een ontwikkeld Soendanees, „als het ons overgaf aan den Japanner, laat het ons wapenen en oefenen, we willen gaarne vechten als 't moet, doch na alles wat Nederland van ons geprofiteerd heeft, na alles wat 't heeft genoten, mag het ons niet aan ons lot over laten J) „Nederlandsch-Indië zal dns verdedigd moeten worden!" zei Multatuli enterecht. Lt. Clookener Brousson. b.d. Sindanglaja. geleden door mij bedreven, weer goed maken Zij zweeg en staarde voor zich heen, alsof koozend over zgn hoofd streek en hem eenige haar geest in lang vervlogen tijden wglde. En ais een echo uit het verleden, klonk haar stem, toen zij na een poosje begon „Ik had hem lief ja, ik moet het be kennen. Dat was, toen ik mijn studie voor dokter beginnen zou ZijD eerste schil derijen, die ik zag, bevielen mij en hij Zoo mooi zoo vol levenslust vol hoop op de toekomsten zoo lichtzinnig, een echte Zigeuner in zijn kunst. Eu wij beiden waren zoo arm welk een ontberingen en zorgen heeft het mij gekost, mijne studiën te kannen voltooien een vreeselijken tijd, ellendige jaren. En ik had hem lief, ik werd door zijn hoop voortgedreven, slechts zgne lichtzinnigheid. Maar wg hoopten Hij wilde werken, beroemd worden wij wilden gauw trouwen ik wachtte. Ik zon eerst niet etudeeren, maar het geluk wilde niet komen. Eerat werkte hij vljjtig; de schilderijen vonden geen koopers. Mijn hemel, hij was nog onbekend en hij verloor den moed, de stemming, het willen. En ik ook ik verloor den moed. Ik was zoo zelfzuchtig, ik had al zoo onder mijne armoede geleden ik werd koel tegen hem En hij smeekte mij, te wachten, geduld met hem te hebben het moest, moest beter worden. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. T.XÏÏ. De kwestie van onze Indische landsverde diging is voor het oogenblik zóó belangrijk, is zóó nrgent ook voor U Nederlanders, dat ver- teerdere woorden influisterde, straalde zijn ik besloten heb m'n verblijf hier in dit heer- zon dus wel een ramp wezen voor onze gezicht, zijn oogen glinsterden, zijn gezicht lijk bergklimaat nog wat te rekken en vóór natie, ja zelfs 't klinkt n misschen wel was mooi als vroeger, en met eene beweging ik verder ga, een paar Penkrassen te wijden wat vreemd, maar 't is toch zoo zelfs nog van zijn arm trok hg mij naar zich toe. aan het militaire vraagstuk van den dag. grooter ramp dan de annexatie van 't Euro- Een Indisch Hoofdofficier vertelde mij Het neerhalen van onze vlag in Oost-Indië F EülLLETO N. u Roman van C. SCHROEDER. 000 Eerste Boek. 2. J», dat alles was in den grond van de zaak treurig genoeg, maar leed. dat men van booren-zeggen kent, drukt niet al te zwaar. Wat de ondere zusters van de dagen der ellende te vertellen wisten, had aan Katblin'a oor geklonken als een droeve vertelling. Warneer men haar had ge sproken van de tranen, die haar moeder "ad geweend, dan waren ook haar oogjes vochtig geworden, en wanneer men haar verteld had, dat haar vader bitter geleden om de doode, dan was zg onder bang "artklopp^n naar den bedroefden man loslopen, om hem stil de slip van zgn J*8- of, als haar moed groot genoeg was, de neerhangende hand te streelen. Maar koele en vreemde blik, die haar dan zijn oogen trof, deed haar met een donkerrood hoofd wegloopen. Hg had haar "jets te geven gehad en had daarom ook "l®ts van haar verlangd. De gouden vrij- h®id, die hij haar in zgn doffe onverschillig- *'d onverkort liet, d i e dankte zg aan 111 Overigens telde deze steenen gast van een vader in haar herinnering nauwe- lyks meêi. Oe zuster hadden getracht, haar wat op Heb je mg lief, Hilde Ja, lieveling. Werkelijk Met geheel mgn hart. Beloof mij dan, Hilde, laat mij uitspreken zweer mij „Alles", verzekerde ik hem. Hilde, myne pijnen zijn ondragelijk, vreese lijk, ach, als ze terug komen of nog erger worden Hilde, laat mij niet zóó sterven ik smeek jeals ze weerkomen, verlos mij er dan van Ililde, lieveling „Maar Rudolf!zei ik verschrikt. Neen, neen, je hebt gezworen, Hilde, je kan het immers. Ik smeek je, als je mij een beetje lief hebtdoe het om mijnent wille toe, het laatste wat ik je vraag. „Maar je zal weer beter worden", trachtte ik hem te troosten, dan zullen we zoo gelnkkig zijn. Zijn oogen gingen dicht, een beven ging door zijn lichaam. De pijnen begonnen opnieuw. Je hebt het gezworen, vergeethet niet „En u deedt wat hg wenschte viel ten laatste de president haar in de rede. on langs, hoe een bekend kundig man in Neder land hem eens schamper had toegevoegd: „Och! jelnl altjjd met je Indische verdedigingHol land heeft Indië heelemaal niet noodig,hoor! Ik zon 't verlies van dat lastige aanhangsel niet eens zoo heel erg vinden Waar aldus door een wetenschappelijk ge vormd man, door een der upper ten op intel lectueel gebied in patria, zoo'n ontzettende domheid kan worden gedebiteerd, daar schijnt 't wel noodig te wezen, eerst even nit te leg gen, hoe het verlies van onze Oost een natio nale ramp zou zgn, een ramp vooral ook op sociaal gebied U weet, lk ben geen erge groote vriend van Multatuli, doch in zgn Minnebrieven trof ik een passage, die ik geheel onderschrijf. Lïes slechts „De vraag voor Nederland is of 't goed is het (d. w. z. Indië) te laten nemen, door wien ook „Ik vertrouw, dat ge volmondig neen zegt op deze vraag. „Nederlandsch-Iudië zal dus verdedigd moeten worden." Iets verder noemt de hier Douwes Dekker peesche Rijksdeel, dan de inbezitname van den dierbaren vaderlandschen bodem, hoe grievend dit dan ook op zichzelf voor ons nationaliteitsgevoel wezen zon Immers, we kwamen dan onder andere wetten, onze vlag met oranjewimpel werd niet meer ontplooid, vreemde uniformen zonden onze Btraten vullen hard, zeer hard 1 maarwe hadden te eten Na den oorlog toch zon alles weer moeten worden hersteld, weer worden opgebouwd, handen zouden er tekort komen en na enkele jaren slechts zonden de laatste sporen van strijd zgn nitgewischt, terwjjl op slot van rekening alleB went en een Nederlander te Parijs, Londen of Berlijn toch ook niet zoo diep onge lukkig is onder vreemde vlag, vreemde wet ten en vreemd opperbestuur. Werden wij, na een Europeeachen volkeeen- oorlog, ingelijfd en bleef Indië vrij, Iudië Ne- derlandsch, dan zouden we kunnen emigreeren, met tienduizenden uitwijken naar de koele binnenlanden van Java en Snmatra, we zon den dan hier kunnen koloniseeren in dewaie beteekenis van 't woord. Er zouden hier fabrieken verrgzen, hier Oost-Azië en Indië, Beschouwingen en Schetsen door E. Heldring, bg J. H. de Bussy [prijs f 3]. Een zeer leerzaam boek Sinds 1831 direct reeds meer dan acht honderd vier en zestig millioen gulden, waar van sinds 1867 twee honderd millioen Dat deden wij nog in de egoïsten-periode van de vorige eeuw In de twintigste echter zegeviert ook bij ons het recht!- INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! De heer Ds De Boer is het blijkbaar ééns m6t de Synode ten opzichte van het voorge stelde Reglement op het Beheer der Ned. Herv. Gemeenten in Nederland, en de memorie van toelichting daarop onderschrijft hij. Hij meent dns ook, dat de Classicale vergaderin gen werkelijk de Gemeenten vertegenwoor digen. Niets nu is minder waar. In al de Gemeenten, waar geen Kiescollege bestaat en das de Kerker&ad zichzelf aanvult en den domlné beroept, zijn zij, die ter Classicale vergadering gaan: Predikant en Ouderling, niet ln waarheid vertegenwoordiger» der Gemeente. En zelfs daar, waar een Kiescollege is, en alzoo de Ouderlingen tenminste nog met een trap, door de Gemeenteleden gekozen worden, daar is de dominé, dien men wil nemen, maar heel moeilijk wegkrijgen kan, meermalen, iemand, van wien men niet zeggen mag, dat hg de Gemeente representeert. te voeden. Eerst Alice, die zg zich nau welijks meer voor den geest kon halen, want het was deze gelukt, uit het be scheiden huis aan het meer van Killarney weg te komen en een schitterend huwelijk te doen. Dan Edith, die, pas zeventien jaar oud, een vriend uit haar jeugd als zgn vrouw naar Australië was gevolgd, en daarna Una, die hier jaren lang haar speelkameraad en moedertje was geweest. Voor geen strenger autoriteit dan die van Una had zij zich ooit gebogen, want de oude Bridget, die slechts op de wereld scheen te zgn om de kinderen te ver troetelen, kon als autoriteit niet gelden. Het was een wat slordige huishoudster en keukenmeid, die in de eerste plaats als trouw familie-aanhangsel en dan als ver telster in aanmerking kwam. Of er in dit land van poëzie en bijgeloof nog een tweede persoon was, die zóóveel sprookjes en sagen kende als zij, dat was zeer de vraag. Heerlijk brachten haar feeën en ridders en reuzen de lange zomerdagen ten einde, terwijl de gezusters de bergen doortrokken of, op het meer in een bootje gewiegd, naar de ondergaande zon keken. Van Una had Kathlin lezen en schrijven geleerd en zich door Una op een mooien morgen laten bepraten, voor de eerste maal naar school te gaan. Leelgk was het geweest, de vroolgke vogel- en bloemen wereld, den lachenden zonneschijn buiten te moeten laten, en ook alleen ter wille van Una had Kathlin het gedaan.Daarom had het haar zoo onbegrijpelijk en onzusterlgk toegeschenen, dat een paar jaar later al haar smeekbeden niets hadden gebaat, om Una van het ongelukkige idéé at te brengen om Robert Macdonald te trouwen en met hem naar Indië te trekken. Dat zg in menige hut nog behandeld werd als een onttroonde koningin, dat bemerkte Kathlin wel. Het had haar ge noegen gedaan en haar gevoel van eigen waarde verhoogd misschien een beetje te erg, want na al die vereering, die zg genoten had, behaagde het haar nu dubbel slecht, zulk een gewoon menschenkind te zgn. Maar dat was nog wel te dragen ge weest, waren haar gevangenismuren er maar niet geweest en die doorloopende dwang, waaronder tg leefde. Al die jaren had zg geen anderen wil gekend dan den hare, en nu die kwelling van niets meer te mogen en van den vroegen morgen tot den laten avond te moeten doen, wat haar maar zelden vrengde verschafte, of wat haar heel dwaas toescheen. Toen haar het heimwee eerst krachtig aanpakte, toen was zg er honderdmaal aan toe geweest om te vluchten. Maar waarheen Sedert men haar vader naar het kerkhof had gedragen en Bridget weenend en weeklagend, zooals alleen een Iersche meid dat kan, naar hare verwanten was terug gekeerd, bezat zg immers geen thuis meer! Hier blgven moest zg en zoolang vlijtig werken, haar opvoeding voltooien, totdat Lady Sealsfield, haar zuster Alice, en James Mac Carthy, haars vaders broeder, het er over eens waren geworden, of zg, zonder de familie-eer te krenken, onderwijzeres mocht worden, of dat het beter was, haar het genadebrood te laten eten. Zoo vrg geweest te zgn, zoo onafhankelijk, zoo slechts voor haar eigen vreugde op de wereld, en nu op eenmaal zoo geknecht, een schepsel, waarvan de naaste bloedver wanten niets willen weten, niets beter dus dan een oud stuk huisraad, dat van den een naar den ander wordt geschoven, onder het voorwendsel, dat men geen kamer heeft, waar het kan worden geplaatst. Men moet wel een engel van tevredenheid en geduld zijn, om dit te kunnen verdragen en zjjzij was geen engel, zg bad óók haar trots en in haar volgenden brief aan haar zuster „Juffrouw, vergeef mij. Het schijnt een beetje onbescheiden, maar een zoo lieve jonge dame te zien weenen, dat gaat mg toch aan het hart. Is de een of ander u lastig geweest, dat kan ik mij wel voor stellen, door een ellendeling beleedigd? Heeft u bescherming noodig, veroorloof mg dan, u te begeleiden, daar het schijnt dat wij toch denzelfdeo weg gaan." Verder kwam de spreker niet, ja, het was een wonder dat hij zoo ver kwam, maar Kathlin had eerst moeite, haar ge dachten in een andere richting te dwingen. Nu hief zg het kopje op, zag den ouden gek met den breeden mond, de waterige oogen met die roode randen eens aan, en zonder dat er een woord werd gesproken verder, wist hg op eenmaal, wie de ellen deling was die haar beleedigd had. Zeer snel was dat gegaan. Een enkele blik en de oude dwaas verdween. Dit was het dua, wat een meisje kon overkomen. Nu. daarin hadden de dames van het pension gelijk: aangenaam was het niet integendeel, zeer onaangenaam. En er dan zelf de aanleiding toe te zijn geweest, door dat domme weenen. Wat had zg eigenlijk in haar hoofd? Was zg hier in haar een zame Iersche bergen, of midden in Hannover, op de Hildesheimerstraat, en omgeven door een stroom van naar huis terugkeerende Zondagswandelaars Afschuwelijk beschamend! En zg had haar tante beloofd een tram te nemen. Nu dan maar op de eerste de beste; daar kwam er juist een aan. Kathlin stapte haastig de straat over en stak haar hand in de hoogte. "De koetsier schudde met het hoofd in plaats van stoppen en wees op het plaatje met en dat gaf voldoende verklaring. „Nu, mijnentwege. Hopen wg de volgende maal meer sucoes te hebben," zeide de kleine weer welgemoed, toen een ademloos te „vol"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5