mi
Oi>der braodide Zou.
No. 3948.
BLAD.
""""'JvVEEDE
van Dinsdag 7 Juni 1904.
Zitting UITSPRAKEN
Sjsrsï 522»355T iïJSÜT—
FEUILLETON.
s
/i.ndag '2 Juui 1904'
48ste Jaargang.
7^ndissémëivts~Kecht-
bank te Alkmaar.
O.kker Kolhorn, [gedetineerd], overtre-
G' ,044 Wetb. v. Strafr., 3 jaar gevang.
diDS t«r ontzetting van de vaderlijke macht.
fa 8li»81 gej, klein beetje to schreien
nitspraak, maar hij heeft toch waarlijk
üfKirf verdiend!
v de Graaf, Hoorn, eenvoudige beleediging
dienstd. ambtenaar, f 10.boete of
zijn vorige veroordeeling, 6 mnd. gevang. van gemaakt, zoodat spoedig de bewnste
Hierna nam de verdediger mr. A. Prins het portemonnaie als oorpus deiicti door de
woord, die, erkennende, dat de bewijzen vol- politie in beslag werd genomen bij vrouw
ledig waren, zich alleen bepaalde tot het f Kuiter, terwijl tengevolge van dit alles Plat-
wijzen op datgene, wat in 't voordeel van voet vandaag de rol van beklaagde kon spelen,
een
7 dagen
hecht.
f 1B.boete of
D.'Kaaij De Ryp, mish.,
hecht.
j Kikkert, Den Helder, het koopen van
/i[ieren van een krijgsman beneden den rang
officier, behoorende tot diens uitrusting,
ÜLsprokeD, met vernietiging van 't vonnia
„den Helderschen Kantonrechter.
^irit Klaren beek. Alkmaar, wederspannig-
wederspannigheid,
d. Schaap
elk f 0.60
Dz. te
boete,
van dit onder-
gemaakt door
't is niet alleen
hM 6 fiag«n ge*an%..
Joh. v. Woezlk, Zijpe,
3 weken gevang.
j. B. Bakker en J. v,
akersloot, eenv. beleed.,
[abs. 1 hecht.
Worden sommige stroken
„aansche weleens onveilig
urvoetige roofdieren,
dat men heeft te ietten; immer», de
°P kogels verdienen ook geen al to
r 0 vartrouwen. Zoo hadden we vandaag
5 «ar kennis te maken met een Uiltje, dat
ïhtw 'wel een Valkje leek te zijn.
TTiltie Hoekstra, die 24 jaren geleden op de
7uldkust der provincie Friesland het eerste
«Urht te Lemmer aanschouwde, heeft
met zijne lange vingers zoover gebracht,
hiiop 'toogenblik logeert in 't Huis van
rïmsarvaüe in Alkmaar, waaruit hij vanmor-
n heel netjes werd te voorschijn gehaald,
nm als beschuldigde de lij te openen. Hij
wm toen hij den 16en Mei j 1. uit het Bln-
n.nèasthais te Amsterdam was ontslagen,
[waar hij wegena een wond aan zijn been
Unigen tijd had moeten vertoeven
Zaandam en vervolgens
vesaan, om zijn
iie aldaar in de Prins-Hendrik stichting ver
pleegde is. Hoekstra Sr. deelt zjne
beklaagde zou kunnen worden aangevoerd.
Pleiter gaf een kort resnmé van de lotge
vallen van Uiltje, die, tot voor betrekkelijk
korten tijd in de ouderlijks woning hebbende
vertoefd, al heel spoedig in 't gezin moest
helpen verdienen, hetwelk hij eerst deed ais
loopjongen in een hoeden- en pettenwinkel
voor f 1.60 per week. Later verdiende hij
(inmiddels was hij in kruideniersbediende ge-
methamorphoseerd), f 8.per weekvervol
gens in 't behangerevak overgegaan zynde,
werd hij met een weekloon van f 4.— bezol
digd zijn vader was toen steenkolensjouwer
en ze verdienden alzoo belden wat voor
't gezin. Op 17 Mrt. j.1. echter stierf zijn
moederde band was gebroken, de hoepel
ging van 'tvat en 't gezin spatte niteen,
zooals mr. Prins het zoo juist uitdrukte.
Vader werd spoedig in de Prins-Hendrik stich
ting als verpleegde opgenomen en bekl. stond
toen alleen op de wereld, raakte ergens als kost
ganger verzeild, maar scheen wat ongema
nierd. hij at te veel, was wat ruw, kon niet
veel verdienen, en de begane diefstal in
't vorige jaar zat hem ook in den weg, hoe
wel hij toch na zijn ontslag nit de gevangenis
nog eenige weken is werkzaam geweest, dit
maal als bakker. Uit deze betrekking
ontslagen, raakte hij onder dak in 't Leger
des Heils, als houthakker, papiersorteerder,
enz. Later kwam hij, zooals we reeds zelden,
in 't Binnengasthuis te Amsterdam en daar
uit vertrekkende, waa in 't Leger des Heils
inmiddels geen plaats meer voor hem, waarna
hij den stsven naar Egmond wendde om zijn
vader op te zoeken en de rest weten
we. Pleiter verzocht de rechtbank, met
'toog op bekl.'s toekomst, een niet te laDge
straf op te leggen.
Gaan we thans een zeetochtje maken om
ons naar Texel te begeven, doch niet
met dit gevolg, dat de heer O. v. J. hem
wegens diefstal, met toepassing van art. 310
Wetb. v. Strafr., een eisch liet hooren lui
dende 4 weken gevang.
Sletze Bobeldijk en Piet Paai, een paar
lastigs klanten van Wervers hoof, waren
vandaag absent als beschuldigdende heeren
zagen zeker tegen de reis op.
Ze waren zoo brutaal, om zich op 29 April
op schandelijke wjjze te verzetten tegen het
opbrengen van een beschonken sinjeur, een
zekeren Arie Weel, waarmee de rijksveld
wachter Veldmeier en de gemeente-veld w.
Van Rijn, beiden van Medemblik, bezig waren,
toen Weel aldaar In de Hooge Steeg in zeer
Klaas Meester eindelijk werd, niettegen
staande zijue afwezigheid, toch nog goed be
dacht, met een eiach, wegens dezen diefstal
tegen hem ingesteld, luidende 2 weken ge
vang.
De Hoornsche jonge dames zijn naar 't schijnt
geen katjes om ongehandschoend aan te vatten.
Mej. Jacobs Albertina Veldt aldaar, durft
tenminste nogal een „windige denr an", en
is volstrekt niet verkleumd, al is ze pas 18
jaar oud. Ze is van December 1902 tot Juli
1903 verloofd geweest met den fabrieksar
beider Gerbrand Jacob Wuijgster te Hoorn.
't „Verkeer" raakte echter af en blijkbaar
leeljjk ook, want het nummer van Maandag
27 April '04 van De Nieuwe Courant, Uitg.
A. Houdijk. prijkte met een advertentie
nu, wat fijns hoor!.... waarin mej. ..Veldt
elk fatsoenlijk meisje voor G. J. Wuijgster
haar door
- ïtt waarschuwde, daar deze haar door mooie
kennelyken staat verkeerde Weel waa in de tJ en Moften had ten val gebracht, enz.
herberg van K. Molenaar, ür gezelschap van ,w„ v,..„
Bobeldijk, en werd daar zoo lastig eu onver-
welke advertentie zij hare moeder had
die
Volgens de jonge dame geschiedde dit alles,
omdat een geheel onschuldig jongmensch in
in mekaar
poiitie gezondeD, die dra verscheen. omaal een geüee, onscnuiuig jongmensen in
Jï' te. S„i betrokken, dl'.» 4 op d«.
wjjze van beschuldiging dacht te vrijwaren
een vreemdsoortig redmiddel voorzeker Deze
wijze van doen vond bij de Rechtbank dan
zei„we zelle d'er nog een nemezoodat
ze weer naar binnen gingen. Een poos daarna,
toen de heeren dachten dat de politie weg
was, gingen ze de straat op, maar liepen
ook niet veel bijval en de moeder, zoowel als
de dochter, alsook Houdijk, die zulk een ad-
'erttmtie plaatste, i
de armen, die, toen ze dronken Weel arres
teerden, op de meest ruwe wijze door diens
twee metgezellen, werden aangevallen, met
de woorden „hij zei niet met jullie, maar
met ons meê
De sabels werden getrokken en de beide
Wuijgster, die zóó beleedigd wordende, een
klacht had ingediend, had de voldoening,
tegen zijne beleedigster f 8.boete of 4 dagen
hecht, te hooren eischen. Toch scheen hij nog
niet voldaan, want de zaak was al geheel
afgeloopen, toen hij deftig voor 't getnigen-
beklaagden, v^rnamelijk Sietze kreg^ vragen^Tf hf a^Tnog
menigen welverdienden slag, en bovendien MnJwnorH1 'mBnreken
proces-verbaal, en de heer Officier elschte,
wegens die ernstige wederspannigheid, tegen
elk 1 maand gevang.
Arie Weel, die onlangs met maaien bijkans
zijn halven vinger verloor, zal voor 't kan
tongerecht te Medemblik wel vernemen,
waarmee de kantonrechter hem wegens zijn
naar
vader
naar
Egmond aan
te bezoeken,
deelt zijne kamer
£e7a andere verpleegden. Toen Uil dan 17
Mei aankwam en even gezeten was, moesten
papa en een van zijn medeverpleegden, die
beiden zicb op de kamer bevonden, eten,
waarna papa zoontjelief, [die vermoeidheid
voorgaf], aanbeval om nog wat alt te rusten.
Doch hiervan maakte Hoekstra Jr. een zeer
onwaardig gebruik, door, eenmaal alleen
zijnde, zijn Uilenklauwtjes naar het horloge
van den kamergenoot van zgn vader, den
68 jarigen Klaae Roos, nit te steken en het
meê te pakken, alsmede 2 andere horloges
van de verpleegden J. C. Lippes en Harmen
Wlllems de Boer, waarvoor sinjeur nog i
andere kamers moest betreden. Daar de
kamerdeuren, zooals de verpleegden verklaar
den, ongesloten [zelfs niet van sloten voor
zien] waren, viel het onzen roofvogel tamelijk
gemakkelijk om zijn slag te slaan.
Volmondig bekende hg heden de gepleegde
feiten. Van beroep zoowat behanger zijnde,
was 't hem tegengeloopen en was hy den
laatsten tijd al zonder vaste woonplaats, ter
wijl hy, na het plegen van dezen drievondigen
diefstal nit de Prins-Hendrlk-stichtiDg ver
trokken zijnde, spoedig door de politie werd
achterhaald en in verzekerde bewaring geno
men, daar de huismeester der Stichting
drommels gauw wist, wat er waa geschied
en zonder verwijl de politie in kennis had
gesteld met het gebeurde.
De 0. v. J. beschreef dezen beklaagde als
Iemand met weinig energie, die zich illnsiën
had gesteld van hoogere loonen te kunnen ver
dienen dan die, waarmee bij in werkelijkheid
tevreden moest zijnZEG. vond 't verder
verre van mooi, om zulke bejaa/de verpleegden
op deze manier van de weinige dingen die
ze nog hebben, te berooven en zeker strekte
het niet tot aanbeveling, dat bekl. in 1908
ook al tot gevangenisstraf is veroordeeld
wegens diefstal, voor den tyd van 8 maanden,
en wel door 't Amsterdamsche Gerechtshof,
welke straf hy van 9 Sept. tot 8 Dec. van
dat jaar heeft ultgebromd.
De 0 v. J. achtte het dan ook noodig,
hem thans een hoogere straf op te leggen en
elschte wegens het plegen van diefstal, ter
wijl nog geen 6 jaren zijn verloopen sinds
om ons d 4 4 r te verheugen In de eerlykheid
van alle menschen zonder uitzondering. Neen,
de 18-jarige Klaas Antonins Platvoet, geboren dronkenschap zaï bëdenkèn
en wonende te Texel, is waarlijk geen toon-1
beeld van eerlykheid. Dit jeugdige arbeidertje
was op Zondag 1 Mei j.1. in gezelschap van
een paar kameraden en welle. Cornelis
Glas, een dwergachtig klein visschertje van
19-jarigen leeftijd. en 2e. de 19 jarige taaie
jongeheer Jacob Boom, ook vlsscherman, dia
vandaag zoo vreeselijk en vei velend lang
werk had om zijn getuigenis af te leggen,
dat men wel een paar kalmeerende poeders,
Ia, een geheelen ijskelder in zijn maag mocht
lebben, om niet te stampvoeten van ongeduld.
Dit waardige drietal nu kwam in den
kruidenierswinkel van het echtpaar Cornelis
Kniter en Marretje Eelman te Den Burg op
Texel, om koekjes te koopen. Laatstge
noemde, die den winkel zelfstandig drijft,
daar haar man, die visscher is, er zich niet
geregeld meê kan bemoeien, had hare porte
monnaie, inhoudende 1 Rijksdaalder, f 6.26
aan klein zilvergeld, benevens 6 „gelukscenten",
[welke laatste zij er den heelen zomer al in
had gehad even vóór de komst der jongens
op een van de twee toonbanken gelegd, ter-
wyl ze aan de andere toonbank Iemand be
diend had. Platvoet was bij 't binnenstappen
De 26-jarige arbeider Jan Appelman uit
Heerhugowaard stond terecht, omdat hy
z(jn 63 jarigen ambtgenoot Gerrit Bnisman,
een klein gebrekkig mannetje, die Jan's ega
had uitgescholden vooi eierendief, op den
grond had gesmeten. Buisman had dan
beweerd, dat eieren, voor zijne (B. s) vrouw
bestemd, door vrouw Appelman waren weg
genomen en deswege stond Appelman op 28
April zijn bnurman Buisman op te wachten
om hem eens de waarheid te zeggen, 't
Dnurde kort of ze raakten slaags bekl. zegt
dat zijn buurman 't eerst aanpakte, en deze
beweert precies 't tegendeel, maar zeker is
't, dat de 63-jarige Gerrit niet tegen zijn
jongere tegenpartij was afgewasschen en de
O. v. J. raadde Appelman dan ook, voor 't
vervolg een beetje water by zyn wijn te doen
en elschte wegens mishandeling tegen bekl.
f 7.boete of 7 dagen hechtenis.
Mljoheer
liefhebber
schitterend
wezigheid.
Klaas Meester, die een groote
van kaatsballen schynt te zyn,
vandaag als beklaagde door af-
Waar hij vandaan komt, is ons
een woordje mocht spreken
't Was echterhelaas voor hem
Goddank voor ons te laatde jonge
heer kon zwijgende en buigende afmarcheeren
De 60-jarige Simon Vriesman, timmerman
te Oadcarspel, was vandaag de laatste bekl.
Simon had op 80 April j.1. den 79-jarigen
oud-timmerman Jacob van der Busse toege
voegd, dat die liever vrjj wou van werken.
Simon liet 't hier echter niet by, maar voegde
er nog aan toe, dat hijzelf ook daarvan wel
vrij wilde, maar niet zoo goed in de gelegen
heid was om te stelen als Van der Bnsse,
die dief! Van der Busse dacht, dat bekl. deze
beleedlging uitbraakte, omdat hy (Van der
Busse) zqn zaak aan kant gedaan had. Ook
scheen een rol asphalt, waaraan zoo- of
zooveel meter had moeten zitten, hierin geen
onbelangryke rol te spelen. Enfin, hoewel
bekl. dronken was, hetgeen wel eens meer
gebeurd, [zyn lievelinge thema is wellicht:
„Die nooit ereis dronken is geweest,
Dat is geen ferme fent!" etc.]
wou Van der Busse 't toch niet voor zoete
koek opeten en vertelde een en ander tegen
Piys, den gemeenteveldwachter, die voor de
rest zorgde. De 44-jarige landbouwer Simon
Kruier had 't trouwens ook gehoord en Vries
man, die in dronkenschap wel meer leelijke
dingen zegt, was er dan ook secnnr meê by.
De eisch was f 8.boete of 2 dagen hecht.
Uitspraken over 8 dagen.
dra op de toonbank gaan zitten, waar de niet bepaald bekend; vermoedelijk wel van
portemonnaie lag. Ieder kocht 6 cent Andykdaar behoort die familienaam nogal
thnis. Deze Meester nu kwam met zyn
„kameraad" Dirk Kok, die geen haar beter
schijnt te zyn dan hyzelf, op 26 April j. 1.
's avonds ten 10 ure in Klaas Blokker's
winkel te Zwaagdijk, gem. Wognum, waar
Dirk 60 cent vijgen kocht. De 19 jarige
Adriaantje, de dochter des hnizes, had geen
geld om te wisselen, tengevolge waarvan ze
naar 't achterhals by moe geld ging halen,
Dat ging toch te hard Marretje zoodat de beide „heeren" een oogenblik alleen
in den winkel waren, waarvan Meester ge-
koekjes Klaas was by 't betalen zoo mild,
om, terwijl hy een dubbeltje gaf, te zeggen
„die 4 cent mag je wel honden hoorHet
edele klaverblad vertrok en een poosje daarna
bemerkte vrouw Kuiter dat hare duiten, de
6 „gelukscenten," zooals zij ze noemde, incluis,
['t waren 6 centen met gaatjes er in], waren
verdwenen.
De heele f 7.80, plas de portemonnaie,
weg Dat ging
herinnerde zich de jongens en speciaal de
royaliteit van Klaas, en zjj ging ze achterna.
Bij Bnrgaing in een cafe trof ze de heeren
alle drie aan. Platvoet gaf daar „een rondje".
Zij vroeg, of de jongens de portemonnaie by
vergissing hadden meegenomen, in welk geval
zy deze gaarne en dringend terugverzocht.
Platvoet had inmiddels de portemonnaie
't binnenste bulten gekeerd en 'tgeld zoo in
zijn zak laten glijden, waarna hij vrouw
Kuiter de „fuut" weer ter hand stelde, die,
vertrekkende, tegen den kastelein zei„zie
zoo, ik heb mgn portemonnaie weerom, het
geld zal nn ook wel komen." Ons Klaasje
werd 't zeker benauwd om 't hart, want hij
verzocht Marretje even buiten te mogen
spreken, waarna hy op 76 cent na al het geld
terugga!, belovende het ontbrekende spoedig
aan te znllen vullen en met varzoek, tegen
niemand er over te sprekeD, terwijl hij be- op een proces-verbaal voorkomt, al zyn de
weerde, de portemonnaie tnaschen de toon- feiten dun ook vaak niet te bewijzen, als
banken te hebben gevonden, hetgeen vrouw een hoogst ongunstig bekend staand individu.
Kuiter beslist niet als waar won aannemen.
Botterdam, 8 Juni 1904.
Om den vestingdriehoek van Ond-Rotterdam,
dien wij alleD, w(j min- of meer-bedaagden,
uit onze jengd nog kennen, heeft zich in
nauwelyks vijf-en-twintig jaren een nienwe,
stad ontwikkeld, en die is nog aldoor aan
het groeien, aldoor aan het groeien t De gids
door het Vreemdelingenverkeer uitgegeven,
deelt meê, dat Rotterdam in de tweede helft
brnikt maakte om 3 kaatsballen, zeker der negentiende eeuw achtmaal grooter is
Later gaf Platvoet nog 2 andere lezingen,
n.1.hy had by 't Ingaan van den winkel het
geld gevonden; en vervolgens weersprak
hij dit zeggen weer door te beweren, dat hij
bij 't uitgaan van den winkel buiten de f 7 80
had gevonden. Hoe dit zy, het geld had hij
zich toegeëigend en er werd behooriyk werk
Roman van
C. SCHROEDER.
Eerste Boek.
6.
De Berljjnsche werd door de nieuwsgierige
juftrouw Löffle op een zekeren middag aan
taiel op de volgende wijze ondervraagd
„Waar reist u eigenlijk heen, juftrouw
„Naar het Kokos-eiland," luidde het
antwoord.
„Kokos-eiland? Waar ligt dat?"
„Ergens by Australië."
„Hoe Dat weet u niet eens Juftrouw
Löftle liet van schrik een aardappel, dien
in haar mond wilde steken, weder op
kaar bord vallen.
«Dat hindert niemendal, ik zal er wel
komen,verzekerde de ondernemende jonge
met een breeden glimlach. „Mjjn oom
woont daar. Die beeft my geschreven, dat
'k komen moest: hy had daar een man
voor my."
«Groote God, toeh geen zwarte
„Neen, wat denkt u wel Kapitein is hy
geweest, evenals myn oom."
„En een man, dien u in 't geheel niet
kent, wilt u zoo maar trouwen
„O, als mijn oom hem kent, is my dat
meer dan genoeg."
En hiermede was het gesprek geëindigd.
Leger en marine waren door drie ge-
uniformde heeren, den geleider van een
transport en twee machinisten vertegen
woordigd. Het waren welopgevoede en
ervaren mannen, die zeer gezellig over alles
konden meêpraten. Storend was in het kleine
gezelschap slechts de Berljjnsche juffrouw,
met haar ordinaire spraak, en hoe ijveriger
men zijn best deed, om haar op een afstand
te houden, des te vriendelijker en opdrin-
gender werd zy. Juffrouw Löffle had het
genoegen, haar een langen dag door Ant
werpen te mogen sleepen, terwijl Kathlin
gezellig met de Noten zich amuseerde. Dat
de jonge Noor haar een weinig het hof
maakte, nam zy vroolyk op den koop toe,
omdat het miss Bat-es zoo vreeseiyk zou
hobben geërgerd. Overigens beviel haar de
zuster beter dan de broeder en de kleine
Thelma nog het allerbest. Zy was steeds
zoo dol op kinderen geweest.
„Zulk een heerlyk liet kind," vertelde
zy 's avonds verrukt tegen haar reisgezellin.
„Löffeltje," (want tot deze verkleining was
het reeds den tweeden dag gekomen), „gjj
hebt er werkeljjk geen idéé van. Lange,
lange geschiedenissen vertelt het kind my,
waarvan ik geen woord kan verstaan, en
met haar voetjes, zoo groot aJs myn vinger,
loopt en loopt zy maar en wordt niet moe.
Vier uur zyn wy in die schilderyen galerij
geweest, daarna hebben wy de kathedraal
bezichtigd, toen het raadhuis, de beurs,
de kerk, enz. enz. enz. Wy waren ten slotte
zóó moe, dat wy bijna omvielen, behalve
Thelmadie wilde, in plaais van slapen
gaan, nog eerst eens verstoppertje-spelen
in de eetzaal. Maar mooi was allee, wat wy
hebben gezien, alleen de vrouwen op die
Vlaamsche schilderyen zyn allen een beetje
te dik en te roodwangigvindt u
geworden en dat zal wel zoo ongeveer uit
komen.
Wy, die vroeger ons stadje in elke straat,
elke slop, elke laan kenden, die niet wisten
't vertrek der twee bezoe- van afstanden, en die vyf, tien, hóógstens vjjf-
knapjes dronken waren, tien mlnnten te loopen hadden om buiten de
stad te zijn, in de vr(]a landen, nog ongerept
van bebouwplannen, wij kunnen nu, om op
de hoogte te blijven, af eu toe onderzoekings
tochten door Nieuw- Rotterdam gaan maken,
zooala we dat in een vreemde stad moeten
doen, en het vrije buiten ligt op halve uren
afstand van ons.
De bouwmaatschappijen omspinnen al meer
die goede, mooie kern met hnn bouwselnetten,
deftiglyk goedgekeurd door Burgemeester en
Wethouders van Rotterdam en we raken
hoe langer hoe meer in de hnizenmassa, als
oudtijds by ons kinderspelletjede-paal-
die-wordt- hoe-langer- hoe-dikker, vastgekneld.
Ik had onlangs een logé nit Arnhem,
die zyn fiets by zich had en me den eersten
morgen vroeg, waarheen ie non eens een
mooien tocht kon maken. Het best doe je,
aldos adviseerde ik, naar een station te gaan
en per trein een nnr weg te sporen, dan
vindt je wel mooie wegen. We wonen hier
vlak by station D. F. en je zou, naast je fiets
voor „de jongens" meê te nemen ter
waarde van 8 cents per stuk. Achter zijnde,
hoorde 't meisje gestommel in de klompen-
afdeeling, waarboven in een netje 8 kaats
ballen hingen. Na
kers, die beiden
vermiste men genoemde 8 ballen. Meester
had echter niet veel mooi van zijne lakens
waardige handelwyce, want er werd behoor
iyk werk van gemaiakt en 't muisje krijgt
voor heer Klaas nn nog een leelijk staartje
Vriend Kok, die als getuige ondervraagd
werd, gaf daarbij ook geen blyk van een groot
verstand. Integendeel. Enfin, hij kreeg van
den heer O. v. J. een hartige pil of wat te
slikken, hoorOf ze hem Bmaakten
Z.E.G. beschreef getuige Kok, die dikwyis
't Speet spreker, dat Dirkje nii den dans ook
weer ontsprong en zelfs nog getnlgengeld
kan „dlzakken."
Echter verklaarde Mr. Cnopins, dat getnige
Kok, zoowel als bekl. Meester, zich in de by-
zondere belangstelling der Justitie kannen
verhengen, die voortdurend 't oog op hen zal
honden.
loopend, of er op over de keien sukkelend,
tóch een uur noodig hebben eer je iets vindt,
dat op een buitenweg lijkt. Kies dus ineens
de verstandigste manier en krnip in een trein.
Dat was voor ons, die eraan gewend zyn
de keistraten te behotsen en twintig keer
per uur in de herrie kans te loopen op een
gevaarlijken val, wat overdreven, maar ik
dorst myn amice, die de Geldersche grint
wegen en de Geldersche rust gewoon is, niet
eraan te wagen.
Voor ons óók, gewénden dan, is fietsen
door Rotterdam geen plezier, voor een vreem
deling is 't horribel. Men is tientallen van
jaren vragende om behoorlyke bestrating,
doch het stadsbestuur zegt, dat onze onder
grond niet dengt en we honden onze keien.
Myn logé, koppig, heeft het er op gewaagd
en hy is doodziek thuisgekc men, ziekgeechokt,
ziek van zenuwoverspanning. Wét een stad
stamelde hy.
Ik ben toen met 'm gaan wandelen, 'k heb
'm Nlenw-Rotterdam laten zien en door zijn
frissche critieken over allerlei dingeri, ben
ik óók meer gaan opmerken, hoeveel er aan
dat Nieuw-Rotterdam hapert.
Natuurlyk geldt dit alles niet voor ons
havenkwartier, voor onze rivier, voor dat
kostelyk en niet genoeg te bewonderen mooi.
Maar dat is slechts een betrekkelyk klein
deel van Rotterdam en het minst bewoonde,
het voor pakhuizen en rijkaards gereserveerde
deel.
Nieuw-Rotterdam is geen mooie stad. Het
is voor een deel wel tamelyk royaal aange
legd met breede hoofdlanen, maar het is zoo
hopeloos eentonig, 't is verstandig, maar niet
kloek gemaakt, het is een gemoedelyke, maar
niet een geniale schepping.
Het best is de stadsuitleg geslaagd in het
Westen, om den Onden Verlengden Binnen
weg en aan Walenburg, het minst in het
Noorden boven de Rotte.
De Westelijke Nienwe Stad het pryze-
lyke 't eerst zal, als zij voltooid is, nn wel
geen schitterend voorbeeld wezen van moder
nen stadsnitleg, maar zy heeft kwaliteiten,
die haar wel recht op waardeering geven.
Er zijn drie breede allées met middentrottoirs,
tnsschen boomen, die bochtig inloopen tna
schen de dwarsstraten. De eentonige reeks
dier dwarsstraten wordt afgewisseld door een
waarlijk mooie laan en door een singel, waar
over een monumentale brug wordt gelegd.
Verder is een stak kostelyk bouwterrein opge
offerd voor een plantsoen.
Jawel, de Westelyke stad, trouwens geheel
op stadsterrelnen gebouwd, mag er wezen.
Daar is, ondanks veel onbelangryke of stellig
leelijke architectuur, iets ontstaan, dat je wel
plezierig aandoet.
In 't Oosten, in Kralingen, heeft het plan
van stadsuitleg zich bepaald tot een reeks
smalle en wydere straten benedendijks naar
's-Gravenweg en den Oudendijk, simpeltjes
bedacht, maar door vrij geslaagde architectuur
hier en daar, wel behooriyk; zoo burgerlykjes
deftig, zoo tam-vriendelijk. Dat Oosten kan
er wel meê door, al is daar het schitterend
Park Honingen een verwijtend bewys, hoe
't eigenlijk had kunnen wezen.
Over 't Zniden, het nieuwe kwartier achter
de Koningshaven, kan moeilijk veel waardee
ring worden betnigd. Die kerkhofdoode
Oranjeboomstraat en die sinistere eindeloos
lange Rozestaat met hun dwarsstraten zijn
een arbeiderswyk in den banaalsten vorm.
Eigenlyk heel treurig. Wat er om de Maas
haven aan 't groeien is, lijkt iets beter te
zullen wordeD, ook alweer door een paar
breede, bochtige lanen met boomen en een
singel met grasranden. Maar daar valt nog
niet veel van te zeggen.
Het Noorden, tusschen den Bergweg en
de Rotte, waar onze stadsuitleg begonnen is
en dat er geheel voltooid staat, is verreweg
het allerminst. Wat een hopeloos vervelend,
eentonig en benepen stadje is dat d44r. De
mooie karaktervolle Schie ia bedorven door
uitbraken ten behoeve van lamme, geestlooze
straten, de een al killer en benanwder dan
de ander. Dan volgt de Noordsingel, die
althans éénige verademing geeft, maar daar
achter volgt een straten-wlrwar, waarvan
de cellulaire gevangenis die er in staat,
't braaf symbool is. In geen enkele nieuwe
stad heb ik iets zoo hopeloos eentonigs gezien
als ons Noorden is.
De bestunrderen, die al deze uitlegplannen
goedkeurden of ontwierpen, hebben er matig
schald aan. Hnn proefstnk, het Noorden, is
nog al mislukt, maar zij hebben 't gaande
weg beter geleerd, althans zich aan meer
royaliteit gewend en uiterlyke behoorlykheid
van lijn en richting willen beproeven. Maar
die bouwden, de architecten, timmerbazen,
aannemers of kruideniers wat zijn het
die al die huizen dorsten zetten, deze huizen
als steenen lijken, deze vierkante doozen met
raampjes en deurtjes erin en een dak er op I
Er is nóóit in geen tijdperk van 't verleden,
zóó gebonwd. De meeste dier moderne straten,
vooral de volksstraten, zyn een brutale hoon
aan den goeden smaak. En zelfs aan het
redelyk verstand.
Je kunt in de duizenden halzen, die in de
laatste tien jaren gebouwd zyn, er misschien
—m
ook niet?"
„Ach, kind, alsof ik daar veel van heb
gezien," zuchtte de gevraagde van achter
haar bedgordijnen, „zoo dikwyis als wy een
koekwinkel voorbijkwamen, had die Schulze
honger,"
„Arm Löffeltje
„Ja, dat moogt ge wel zeggen, want
heusch, het is geen kleinigheid, tien stukken
taart in de maag te hebben."
„Troost u," lachte Kathlin, terwyl zy
voor den spiegel beur haar vlechtte „de zee
is zeer rustig."
„Jawel, het gaat rustigjes op South-
ampton aan en dan
„Zwyg f00*1' ZWÜ8"eP Kathlin, de
beide handen in de ooren stoppend. „Ik heb
toch al veel moeite, om die oudePonsouby
geen spoorwegongeluk toe te wenschen."
„Ponsouby Au 1" schreeuwde Löffle,
want zy was in de haast om zich op te
richten, onzacht met de zoldering van haar
slaapplaats in botsing gekomen.
„Wat is er?" vroeg Kathlin.
„Ach God, men vergeet steeds dat men
in zoo'n pypenJft ligt," zuchtte de juffrouw,
het hoofd met een blauwe buil er op door de
gordijnen schuivend. „Dus Ponsouby heet
die dame, werkelijk Ponsouby
„Werkelijk en waarachtig."
„Dan zou het my niets verwonderen,
wanneer zy het was. Stamt zy af uit
Wales
„Kan ik niet zeggen."
„Ik geloof het. Ja, ja, verlaat u daarop.
Zy stamt at uit Wales. Ik heb zoo myn
idééën en myn droomen. Niet voor niets
heb ik den vorigen nacht steeds achter
een paard aangedraafd."
„Beste Löffeltje, wanneer ik dat be
grijpen wil
„Kind, kind, gij luistert nooit toe, wanneer
ik u iets vertel."
„Toch wel, Löffeltje, ik heb zulke slechte
hersens, en uw levensloop te onthouden, is
voor één hoofd te veel. Wat was het dan
met die mevrouw Ponsouby
„Zy had een hengst, waarop haar dochter
dagelijks vier uur moest rijden, en daar zy
geen ryjongen hadden, moest ik, on-
gelukswurm van een gouvernante, steeds te
voet daarnaast voorttippelen. Stel je zoo
iets nu eens voor. Vier uur lang over heg
en steg door de bergen. Ik had dan
geen drogen draad aan 't lijf, wanneer ik
thuiskwam, en dat schepsel behoorde nog
wel by de vereeniging voor dierenbe
scherming."
„Verschrikkelijklachte Kathlin. „Ik
had gestaakt."
„Daar dacht ik juist over endaar.... wat
denkt ge welkomt zy met een spoor-
boek aangestapt eD noemt zy my precies
den dag. het uur en den trein, waarop en
waarmede ik kon vertrekken. De reden
van myn ontslag Zij wisselde, om elke
eenzijdigheid in het onderwijs te ontgaan,
zoo dikwyis mogelijk van leersysteem.1'
„Ongehoord!" riep Kathlin. „Ongehoord!
Ha, ha, ha, haLöffeltje, neem my niet
kwalyk, maar ik lach mij nog ziek. Hoe
zag dat mevrouwtje er wel uit
„Middelgroot, nog al dik en een lijdende
gezichtsuitdrukking
„Blond ot donker
„Erg grys."
„Nu, we zullen eens zien. Is zy het, dan
wee haarIk speel nu eens zeer gaarne
voor die oude Grieksche tante met de weeg
schaal en de geblinddoekte oogen hoe
heet die ook weer?"
„Tante met de weegschaal
„BahNamen doen ook niets ter zake.
Die Ponsouby kan zich op het noodige
voorbereiden. Goeden nacht
HOOFDSTUK IV.
Den vorigen avond had het schip het invaren
van de haven van Southampton niet meer
gewaagd, 's Morgens vroeg was het by
een gunstig ty gebeurd en nu lag het
zeekasteel aan de kade vastgemeerd en
wachtte op een extra-trein, die het grootste
gedeelte van de passagiers zou aanvoeren.
Kathlin leunde rustig tegen de touwen
en keek uit naar haar nieuwe reisgezellin.
„Jongen, jongen," dacht Kathlin, „die dikke
daar heeft bijzondere haast, die loopt de
brug op in een dratje, zij pakt den hof
meester by den arm.Nog al dik, grys
haar Zou die het zyn Maar neen, zy
neemt de tweede kajuit. Een zeer voorname
mijnbeer, een oude gentleman. Die jonge
dame daar is een echte lady, maar
het kon geen kwaad, als zy dat arme last
dier van een juffrouw eens een pakje afnam.
Kijk, een paar zwartjesach, my wordt
het nu reeds gansch Indisch te moede.
Oude dame met sneeuwwit haar steunt op
den arm van haar zoon. 't Is roerend, met
welk een zorg hy haar schreden leidt
een Hindoe in een wit pak baant voor hen
den weg. Dit is een geldvorst uit de city
van Londen, wil ik wedden, zyn vrouw
hangt aan zyn arm en zyn dochtereen
net klein blond ding, alleen wat schreeuwend
toegetakeld. Nu zou ik toch eindelijk wel
eens willen
„Miss Mac Carthy, is het mogelyk
„Oliet Kathlin hooren en bloosde;