mi Oi>der braodide Zou. No. 3948. BLAD. """"'JvVEEDE van Dinsdag 7 Juni 1904. Zitting UITSPRAKEN Sjsrsï 522»355T iïJSÜT— FEUILLETON. s /i.ndag '2 Juui 1904' 48ste Jaargang. 7^ndissémëivts~Kecht- bank te Alkmaar. O.kker Kolhorn, [gedetineerd], overtre- G' ,044 Wetb. v. Strafr., 3 jaar gevang. diDS t«r ontzetting van de vaderlijke macht. fa 8li»81 gej, klein beetje to schreien nitspraak, maar hij heeft toch waarlijk üfKirf verdiend! v de Graaf, Hoorn, eenvoudige beleediging dienstd. ambtenaar, f 10.boete of zijn vorige veroordeeling, 6 mnd. gevang. van gemaakt, zoodat spoedig de bewnste Hierna nam de verdediger mr. A. Prins het portemonnaie als oorpus deiicti door de woord, die, erkennende, dat de bewijzen vol- politie in beslag werd genomen bij vrouw ledig waren, zich alleen bepaalde tot het f Kuiter, terwijl tengevolge van dit alles Plat- wijzen op datgene, wat in 't voordeel van voet vandaag de rol van beklaagde kon spelen, een 7 dagen hecht. f 1B.boete of D.'Kaaij De Ryp, mish., hecht. j Kikkert, Den Helder, het koopen van /i[ieren van een krijgsman beneden den rang officier, behoorende tot diens uitrusting, ÜLsprokeD, met vernietiging van 't vonnia „den Helderschen Kantonrechter. ^irit Klaren beek. Alkmaar, wederspannig- wederspannigheid, d. Schaap elk f 0.60 Dz. te boete, van dit onder- gemaakt door 't is niet alleen hM 6 fiag«n ge*an%.. Joh. v. Woezlk, Zijpe, 3 weken gevang. j. B. Bakker en J. v, akersloot, eenv. beleed., [abs. 1 hecht. Worden sommige stroken „aansche weleens onveilig urvoetige roofdieren, dat men heeft te ietten; immer», de °P kogels verdienen ook geen al to r 0 vartrouwen. Zoo hadden we vandaag 5 «ar kennis te maken met een Uiltje, dat ïhtw 'wel een Valkje leek te zijn. TTiltie Hoekstra, die 24 jaren geleden op de 7uldkust der provincie Friesland het eerste «Urht te Lemmer aanschouwde, heeft met zijne lange vingers zoover gebracht, hiiop 'toogenblik logeert in 't Huis van rïmsarvaüe in Alkmaar, waaruit hij vanmor- n heel netjes werd te voorschijn gehaald, nm als beschuldigde de lij te openen. Hij wm toen hij den 16en Mei j 1. uit het Bln- n.nèasthais te Amsterdam was ontslagen, [waar hij wegena een wond aan zijn been Unigen tijd had moeten vertoeven Zaandam en vervolgens vesaan, om zijn iie aldaar in de Prins-Hendrik stichting ver pleegde is. Hoekstra Sr. deelt zjne beklaagde zou kunnen worden aangevoerd. Pleiter gaf een kort resnmé van de lotge vallen van Uiltje, die, tot voor betrekkelijk korten tijd in de ouderlijks woning hebbende vertoefd, al heel spoedig in 't gezin moest helpen verdienen, hetwelk hij eerst deed ais loopjongen in een hoeden- en pettenwinkel voor f 1.60 per week. Later verdiende hij (inmiddels was hij in kruideniersbediende ge- methamorphoseerd), f 8.per weekvervol gens in 't behangerevak overgegaan zynde, werd hij met een weekloon van f 4.— bezol digd zijn vader was toen steenkolensjouwer en ze verdienden alzoo belden wat voor 't gezin. Op 17 Mrt. j.1. echter stierf zijn moederde band was gebroken, de hoepel ging van 'tvat en 't gezin spatte niteen, zooals mr. Prins het zoo juist uitdrukte. Vader werd spoedig in de Prins-Hendrik stich ting als verpleegde opgenomen en bekl. stond toen alleen op de wereld, raakte ergens als kost ganger verzeild, maar scheen wat ongema nierd. hij at te veel, was wat ruw, kon niet veel verdienen, en de begane diefstal in 't vorige jaar zat hem ook in den weg, hoe wel hij toch na zijn ontslag nit de gevangenis nog eenige weken is werkzaam geweest, dit maal als bakker. Uit deze betrekking ontslagen, raakte hij onder dak in 't Leger des Heils, als houthakker, papiersorteerder, enz. Later kwam hij, zooals we reeds zelden, in 't Binnengasthuis te Amsterdam en daar uit vertrekkende, waa in 't Leger des Heils inmiddels geen plaats meer voor hem, waarna hij den stsven naar Egmond wendde om zijn vader op te zoeken en de rest weten we. Pleiter verzocht de rechtbank, met 'toog op bekl.'s toekomst, een niet te laDge straf op te leggen. Gaan we thans een zeetochtje maken om ons naar Texel te begeven, doch niet met dit gevolg, dat de heer O. v. J. hem wegens diefstal, met toepassing van art. 310 Wetb. v. Strafr., een eisch liet hooren lui dende 4 weken gevang. Sletze Bobeldijk en Piet Paai, een paar lastigs klanten van Wervers hoof, waren vandaag absent als beschuldigdende heeren zagen zeker tegen de reis op. Ze waren zoo brutaal, om zich op 29 April op schandelijke wjjze te verzetten tegen het opbrengen van een beschonken sinjeur, een zekeren Arie Weel, waarmee de rijksveld wachter Veldmeier en de gemeente-veld w. Van Rijn, beiden van Medemblik, bezig waren, toen Weel aldaar In de Hooge Steeg in zeer Klaas Meester eindelijk werd, niettegen staande zijue afwezigheid, toch nog goed be dacht, met een eiach, wegens dezen diefstal tegen hem ingesteld, luidende 2 weken ge vang. De Hoornsche jonge dames zijn naar 't schijnt geen katjes om ongehandschoend aan te vatten. Mej. Jacobs Albertina Veldt aldaar, durft tenminste nogal een „windige denr an", en is volstrekt niet verkleumd, al is ze pas 18 jaar oud. Ze is van December 1902 tot Juli 1903 verloofd geweest met den fabrieksar beider Gerbrand Jacob Wuijgster te Hoorn. 't „Verkeer" raakte echter af en blijkbaar leeljjk ook, want het nummer van Maandag 27 April '04 van De Nieuwe Courant, Uitg. A. Houdijk. prijkte met een advertentie nu, wat fijns hoor!.... waarin mej. ..Veldt elk fatsoenlijk meisje voor G. J. Wuijgster haar door - ïtt waarschuwde, daar deze haar door mooie kennelyken staat verkeerde Weel waa in de tJ en Moften had ten val gebracht, enz. herberg van K. Molenaar, ür gezelschap van ,w„ v,..„ Bobeldijk, en werd daar zoo lastig eu onver- welke advertentie zij hare moeder had die Volgens de jonge dame geschiedde dit alles, omdat een geheel onschuldig jongmensch in in mekaar poiitie gezondeD, die dra verscheen. omaal een geüee, onscnuiuig jongmensen in Jï' te. S„i betrokken, dl'.» 4 op d«. wjjze van beschuldiging dacht te vrijwaren een vreemdsoortig redmiddel voorzeker Deze wijze van doen vond bij de Rechtbank dan zei„we zelle d'er nog een nemezoodat ze weer naar binnen gingen. Een poos daarna, toen de heeren dachten dat de politie weg was, gingen ze de straat op, maar liepen ook niet veel bijval en de moeder, zoowel als de dochter, alsook Houdijk, die zulk een ad- 'erttmtie plaatste, i de armen, die, toen ze dronken Weel arres teerden, op de meest ruwe wijze door diens twee metgezellen, werden aangevallen, met de woorden „hij zei niet met jullie, maar met ons meê De sabels werden getrokken en de beide Wuijgster, die zóó beleedigd wordende, een klacht had ingediend, had de voldoening, tegen zijne beleedigster f 8.boete of 4 dagen hecht, te hooren eischen. Toch scheen hij nog niet voldaan, want de zaak was al geheel afgeloopen, toen hij deftig voor 't getnigen- beklaagden, v^rnamelijk Sietze kreg^ vragen^Tf hf a^Tnog menigen welverdienden slag, en bovendien MnJwnorH1 'mBnreken proces-verbaal, en de heer Officier elschte, wegens die ernstige wederspannigheid, tegen elk 1 maand gevang. Arie Weel, die onlangs met maaien bijkans zijn halven vinger verloor, zal voor 't kan tongerecht te Medemblik wel vernemen, waarmee de kantonrechter hem wegens zijn naar vader naar Egmond aan te bezoeken, deelt zijne kamer £e7a andere verpleegden. Toen Uil dan 17 Mei aankwam en even gezeten was, moesten papa en een van zijn medeverpleegden, die beiden zicb op de kamer bevonden, eten, waarna papa zoontjelief, [die vermoeidheid voorgaf], aanbeval om nog wat alt te rusten. Doch hiervan maakte Hoekstra Jr. een zeer onwaardig gebruik, door, eenmaal alleen zijnde, zijn Uilenklauwtjes naar het horloge van den kamergenoot van zgn vader, den 68 jarigen Klaae Roos, nit te steken en het meê te pakken, alsmede 2 andere horloges van de verpleegden J. C. Lippes en Harmen Wlllems de Boer, waarvoor sinjeur nog i andere kamers moest betreden. Daar de kamerdeuren, zooals de verpleegden verklaar den, ongesloten [zelfs niet van sloten voor zien] waren, viel het onzen roofvogel tamelijk gemakkelijk om zijn slag te slaan. Volmondig bekende hg heden de gepleegde feiten. Van beroep zoowat behanger zijnde, was 't hem tegengeloopen en was hy den laatsten tijd al zonder vaste woonplaats, ter wijl hy, na het plegen van dezen drievondigen diefstal nit de Prins-Hendrlk-stichtiDg ver trokken zijnde, spoedig door de politie werd achterhaald en in verzekerde bewaring geno men, daar de huismeester der Stichting drommels gauw wist, wat er waa geschied en zonder verwijl de politie in kennis had gesteld met het gebeurde. De 0. v. J. beschreef dezen beklaagde als Iemand met weinig energie, die zich illnsiën had gesteld van hoogere loonen te kunnen ver dienen dan die, waarmee bij in werkelijkheid tevreden moest zijnZEG. vond 't verder verre van mooi, om zulke bejaa/de verpleegden op deze manier van de weinige dingen die ze nog hebben, te berooven en zeker strekte het niet tot aanbeveling, dat bekl. in 1908 ook al tot gevangenisstraf is veroordeeld wegens diefstal, voor den tyd van 8 maanden, en wel door 't Amsterdamsche Gerechtshof, welke straf hy van 9 Sept. tot 8 Dec. van dat jaar heeft ultgebromd. De 0 v. J. achtte het dan ook noodig, hem thans een hoogere straf op te leggen en elschte wegens het plegen van diefstal, ter wijl nog geen 6 jaren zijn verloopen sinds om ons d 4 4 r te verheugen In de eerlykheid van alle menschen zonder uitzondering. Neen, de 18-jarige Klaas Antonins Platvoet, geboren dronkenschap zaï bëdenkèn en wonende te Texel, is waarlijk geen toon-1 beeld van eerlykheid. Dit jeugdige arbeidertje was op Zondag 1 Mei j.1. in gezelschap van een paar kameraden en welle. Cornelis Glas, een dwergachtig klein visschertje van 19-jarigen leeftijd. en 2e. de 19 jarige taaie jongeheer Jacob Boom, ook vlsscherman, dia vandaag zoo vreeselijk en vei velend lang werk had om zijn getuigenis af te leggen, dat men wel een paar kalmeerende poeders, Ia, een geheelen ijskelder in zijn maag mocht lebben, om niet te stampvoeten van ongeduld. Dit waardige drietal nu kwam in den kruidenierswinkel van het echtpaar Cornelis Kniter en Marretje Eelman te Den Burg op Texel, om koekjes te koopen. Laatstge noemde, die den winkel zelfstandig drijft, daar haar man, die visscher is, er zich niet geregeld meê kan bemoeien, had hare porte monnaie, inhoudende 1 Rijksdaalder, f 6.26 aan klein zilvergeld, benevens 6 „gelukscenten", [welke laatste zij er den heelen zomer al in had gehad even vóór de komst der jongens op een van de twee toonbanken gelegd, ter- wyl ze aan de andere toonbank Iemand be diend had. Platvoet was bij 't binnenstappen De 26-jarige arbeider Jan Appelman uit Heerhugowaard stond terecht, omdat hy z(jn 63 jarigen ambtgenoot Gerrit Bnisman, een klein gebrekkig mannetje, die Jan's ega had uitgescholden vooi eierendief, op den grond had gesmeten. Buisman had dan beweerd, dat eieren, voor zijne (B. s) vrouw bestemd, door vrouw Appelman waren weg genomen en deswege stond Appelman op 28 April zijn bnurman Buisman op te wachten om hem eens de waarheid te zeggen, 't Dnurde kort of ze raakten slaags bekl. zegt dat zijn buurman 't eerst aanpakte, en deze beweert precies 't tegendeel, maar zeker is 't, dat de 63-jarige Gerrit niet tegen zijn jongere tegenpartij was afgewasschen en de O. v. J. raadde Appelman dan ook, voor 't vervolg een beetje water by zyn wijn te doen en elschte wegens mishandeling tegen bekl. f 7.boete of 7 dagen hechtenis. Mljoheer liefhebber schitterend wezigheid. Klaas Meester, die een groote van kaatsballen schynt te zyn, vandaag als beklaagde door af- Waar hij vandaan komt, is ons een woordje mocht spreken 't Was echterhelaas voor hem Goddank voor ons te laatde jonge heer kon zwijgende en buigende afmarcheeren De 60-jarige Simon Vriesman, timmerman te Oadcarspel, was vandaag de laatste bekl. Simon had op 80 April j.1. den 79-jarigen oud-timmerman Jacob van der Busse toege voegd, dat die liever vrjj wou van werken. Simon liet 't hier echter niet by, maar voegde er nog aan toe, dat hijzelf ook daarvan wel vrij wilde, maar niet zoo goed in de gelegen heid was om te stelen als Van der Bnsse, die dief! Van der Busse dacht, dat bekl. deze beleedlging uitbraakte, omdat hy (Van der Busse) zqn zaak aan kant gedaan had. Ook scheen een rol asphalt, waaraan zoo- of zooveel meter had moeten zitten, hierin geen onbelangryke rol te spelen. Enfin, hoewel bekl. dronken was, hetgeen wel eens meer gebeurd, [zyn lievelinge thema is wellicht: „Die nooit ereis dronken is geweest, Dat is geen ferme fent!" etc.] wou Van der Busse 't toch niet voor zoete koek opeten en vertelde een en ander tegen Piys, den gemeenteveldwachter, die voor de rest zorgde. De 44-jarige landbouwer Simon Kruier had 't trouwens ook gehoord en Vries man, die in dronkenschap wel meer leelijke dingen zegt, was er dan ook secnnr meê by. De eisch was f 8.boete of 2 dagen hecht. Uitspraken over 8 dagen. dra op de toonbank gaan zitten, waar de niet bepaald bekend; vermoedelijk wel van portemonnaie lag. Ieder kocht 6 cent Andykdaar behoort die familienaam nogal thnis. Deze Meester nu kwam met zyn „kameraad" Dirk Kok, die geen haar beter schijnt te zyn dan hyzelf, op 26 April j. 1. 's avonds ten 10 ure in Klaas Blokker's winkel te Zwaagdijk, gem. Wognum, waar Dirk 60 cent vijgen kocht. De 19 jarige Adriaantje, de dochter des hnizes, had geen geld om te wisselen, tengevolge waarvan ze naar 't achterhals by moe geld ging halen, Dat ging toch te hard Marretje zoodat de beide „heeren" een oogenblik alleen in den winkel waren, waarvan Meester ge- koekjes Klaas was by 't betalen zoo mild, om, terwijl hy een dubbeltje gaf, te zeggen „die 4 cent mag je wel honden hoorHet edele klaverblad vertrok en een poosje daarna bemerkte vrouw Kuiter dat hare duiten, de 6 „gelukscenten," zooals zij ze noemde, incluis, ['t waren 6 centen met gaatjes er in], waren verdwenen. De heele f 7.80, plas de portemonnaie, weg Dat ging herinnerde zich de jongens en speciaal de royaliteit van Klaas, en zjj ging ze achterna. Bij Bnrgaing in een cafe trof ze de heeren alle drie aan. Platvoet gaf daar „een rondje". Zij vroeg, of de jongens de portemonnaie by vergissing hadden meegenomen, in welk geval zy deze gaarne en dringend terugverzocht. Platvoet had inmiddels de portemonnaie 't binnenste bulten gekeerd en 'tgeld zoo in zijn zak laten glijden, waarna hij vrouw Kuiter de „fuut" weer ter hand stelde, die, vertrekkende, tegen den kastelein zei„zie zoo, ik heb mgn portemonnaie weerom, het geld zal nn ook wel komen." Ons Klaasje werd 't zeker benauwd om 't hart, want hij verzocht Marretje even buiten te mogen spreken, waarna hy op 76 cent na al het geld terugga!, belovende het ontbrekende spoedig aan te znllen vullen en met varzoek, tegen niemand er over te sprekeD, terwijl hij be- op een proces-verbaal voorkomt, al zyn de weerde, de portemonnaie tnaschen de toon- feiten dun ook vaak niet te bewijzen, als banken te hebben gevonden, hetgeen vrouw een hoogst ongunstig bekend staand individu. Kuiter beslist niet als waar won aannemen. Botterdam, 8 Juni 1904. Om den vestingdriehoek van Ond-Rotterdam, dien wij alleD, w(j min- of meer-bedaagden, uit onze jengd nog kennen, heeft zich in nauwelyks vijf-en-twintig jaren een nienwe, stad ontwikkeld, en die is nog aldoor aan het groeien, aldoor aan het groeien t De gids door het Vreemdelingenverkeer uitgegeven, deelt meê, dat Rotterdam in de tweede helft brnikt maakte om 3 kaatsballen, zeker der negentiende eeuw achtmaal grooter is Later gaf Platvoet nog 2 andere lezingen, n.1.hy had by 't Ingaan van den winkel het geld gevonden; en vervolgens weersprak hij dit zeggen weer door te beweren, dat hij bij 't uitgaan van den winkel buiten de f 7 80 had gevonden. Hoe dit zy, het geld had hij zich toegeëigend en er werd behooriyk werk Roman van C. SCHROEDER. Eerste Boek. 6. De Berljjnsche werd door de nieuwsgierige juftrouw Löffle op een zekeren middag aan taiel op de volgende wijze ondervraagd „Waar reist u eigenlijk heen, juftrouw „Naar het Kokos-eiland," luidde het antwoord. „Kokos-eiland? Waar ligt dat?" „Ergens by Australië." „Hoe Dat weet u niet eens Juftrouw Löftle liet van schrik een aardappel, dien in haar mond wilde steken, weder op kaar bord vallen. «Dat hindert niemendal, ik zal er wel komen,verzekerde de ondernemende jonge met een breeden glimlach. „Mjjn oom woont daar. Die beeft my geschreven, dat 'k komen moest: hy had daar een man voor my." «Groote God, toeh geen zwarte „Neen, wat denkt u wel Kapitein is hy geweest, evenals myn oom." „En een man, dien u in 't geheel niet kent, wilt u zoo maar trouwen „O, als mijn oom hem kent, is my dat meer dan genoeg." En hiermede was het gesprek geëindigd. Leger en marine waren door drie ge- uniformde heeren, den geleider van een transport en twee machinisten vertegen woordigd. Het waren welopgevoede en ervaren mannen, die zeer gezellig over alles konden meêpraten. Storend was in het kleine gezelschap slechts de Berljjnsche juffrouw, met haar ordinaire spraak, en hoe ijveriger men zijn best deed, om haar op een afstand te houden, des te vriendelijker en opdrin- gender werd zy. Juffrouw Löffle had het genoegen, haar een langen dag door Ant werpen te mogen sleepen, terwijl Kathlin gezellig met de Noten zich amuseerde. Dat de jonge Noor haar een weinig het hof maakte, nam zy vroolyk op den koop toe, omdat het miss Bat-es zoo vreeseiyk zou hobben geërgerd. Overigens beviel haar de zuster beter dan de broeder en de kleine Thelma nog het allerbest. Zy was steeds zoo dol op kinderen geweest. „Zulk een heerlyk liet kind," vertelde zy 's avonds verrukt tegen haar reisgezellin. „Löffeltje," (want tot deze verkleining was het reeds den tweeden dag gekomen), „gjj hebt er werkeljjk geen idéé van. Lange, lange geschiedenissen vertelt het kind my, waarvan ik geen woord kan verstaan, en met haar voetjes, zoo groot aJs myn vinger, loopt en loopt zy maar en wordt niet moe. Vier uur zyn wy in die schilderyen galerij geweest, daarna hebben wy de kathedraal bezichtigd, toen het raadhuis, de beurs, de kerk, enz. enz. enz. Wy waren ten slotte zóó moe, dat wy bijna omvielen, behalve Thelmadie wilde, in plaais van slapen gaan, nog eerst eens verstoppertje-spelen in de eetzaal. Maar mooi was allee, wat wy hebben gezien, alleen de vrouwen op die Vlaamsche schilderyen zyn allen een beetje te dik en te roodwangigvindt u geworden en dat zal wel zoo ongeveer uit komen. Wy, die vroeger ons stadje in elke straat, elke slop, elke laan kenden, die niet wisten 't vertrek der twee bezoe- van afstanden, en die vyf, tien, hóógstens vjjf- knapjes dronken waren, tien mlnnten te loopen hadden om buiten de stad te zijn, in de vr(]a landen, nog ongerept van bebouwplannen, wij kunnen nu, om op de hoogte te blijven, af eu toe onderzoekings tochten door Nieuw- Rotterdam gaan maken, zooala we dat in een vreemde stad moeten doen, en het vrije buiten ligt op halve uren afstand van ons. De bouwmaatschappijen omspinnen al meer die goede, mooie kern met hnn bouwselnetten, deftiglyk goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders van Rotterdam en we raken hoe langer hoe meer in de hnizenmassa, als oudtijds by ons kinderspelletjede-paal- die-wordt- hoe-langer- hoe-dikker, vastgekneld. Ik had onlangs een logé nit Arnhem, die zyn fiets by zich had en me den eersten morgen vroeg, waarheen ie non eens een mooien tocht kon maken. Het best doe je, aldos adviseerde ik, naar een station te gaan en per trein een nnr weg te sporen, dan vindt je wel mooie wegen. We wonen hier vlak by station D. F. en je zou, naast je fiets voor „de jongens" meê te nemen ter waarde van 8 cents per stuk. Achter zijnde, hoorde 't meisje gestommel in de klompen- afdeeling, waarboven in een netje 8 kaats ballen hingen. Na kers, die beiden vermiste men genoemde 8 ballen. Meester had echter niet veel mooi van zijne lakens waardige handelwyce, want er werd behoor iyk werk van gemaiakt en 't muisje krijgt voor heer Klaas nn nog een leelijk staartje Vriend Kok, die als getuige ondervraagd werd, gaf daarbij ook geen blyk van een groot verstand. Integendeel. Enfin, hij kreeg van den heer O. v. J. een hartige pil of wat te slikken, hoorOf ze hem Bmaakten Z.E.G. beschreef getuige Kok, die dikwyis 't Speet spreker, dat Dirkje nii den dans ook weer ontsprong en zelfs nog getnlgengeld kan „dlzakken." Echter verklaarde Mr. Cnopins, dat getnige Kok, zoowel als bekl. Meester, zich in de by- zondere belangstelling der Justitie kannen verhengen, die voortdurend 't oog op hen zal honden. loopend, of er op over de keien sukkelend, tóch een uur noodig hebben eer je iets vindt, dat op een buitenweg lijkt. Kies dus ineens de verstandigste manier en krnip in een trein. Dat was voor ons, die eraan gewend zyn de keistraten te behotsen en twintig keer per uur in de herrie kans te loopen op een gevaarlijken val, wat overdreven, maar ik dorst myn amice, die de Geldersche grint wegen en de Geldersche rust gewoon is, niet eraan te wagen. Voor ons óók, gewénden dan, is fietsen door Rotterdam geen plezier, voor een vreem deling is 't horribel. Men is tientallen van jaren vragende om behoorlyke bestrating, doch het stadsbestuur zegt, dat onze onder grond niet dengt en we honden onze keien. Myn logé, koppig, heeft het er op gewaagd en hy is doodziek thuisgekc men, ziekgeechokt, ziek van zenuwoverspanning. Wét een stad stamelde hy. Ik ben toen met 'm gaan wandelen, 'k heb 'm Nlenw-Rotterdam laten zien en door zijn frissche critieken over allerlei dingeri, ben ik óók meer gaan opmerken, hoeveel er aan dat Nieuw-Rotterdam hapert. Natuurlyk geldt dit alles niet voor ons havenkwartier, voor onze rivier, voor dat kostelyk en niet genoeg te bewonderen mooi. Maar dat is slechts een betrekkelyk klein deel van Rotterdam en het minst bewoonde, het voor pakhuizen en rijkaards gereserveerde deel. Nieuw-Rotterdam is geen mooie stad. Het is voor een deel wel tamelyk royaal aange legd met breede hoofdlanen, maar het is zoo hopeloos eentonig, 't is verstandig, maar niet kloek gemaakt, het is een gemoedelyke, maar niet een geniale schepping. Het best is de stadsuitleg geslaagd in het Westen, om den Onden Verlengden Binnen weg en aan Walenburg, het minst in het Noorden boven de Rotte. De Westelijke Nienwe Stad het pryze- lyke 't eerst zal, als zij voltooid is, nn wel geen schitterend voorbeeld wezen van moder nen stadsnitleg, maar zy heeft kwaliteiten, die haar wel recht op waardeering geven. Er zijn drie breede allées met middentrottoirs, tnsschen boomen, die bochtig inloopen tna schen de dwarsstraten. De eentonige reeks dier dwarsstraten wordt afgewisseld door een waarlijk mooie laan en door een singel, waar over een monumentale brug wordt gelegd. Verder is een stak kostelyk bouwterrein opge offerd voor een plantsoen. Jawel, de Westelyke stad, trouwens geheel op stadsterrelnen gebouwd, mag er wezen. Daar is, ondanks veel onbelangryke of stellig leelijke architectuur, iets ontstaan, dat je wel plezierig aandoet. In 't Oosten, in Kralingen, heeft het plan van stadsuitleg zich bepaald tot een reeks smalle en wydere straten benedendijks naar 's-Gravenweg en den Oudendijk, simpeltjes bedacht, maar door vrij geslaagde architectuur hier en daar, wel behooriyk; zoo burgerlykjes deftig, zoo tam-vriendelijk. Dat Oosten kan er wel meê door, al is daar het schitterend Park Honingen een verwijtend bewys, hoe 't eigenlijk had kunnen wezen. Over 't Zniden, het nieuwe kwartier achter de Koningshaven, kan moeilijk veel waardee ring worden betnigd. Die kerkhofdoode Oranjeboomstraat en die sinistere eindeloos lange Rozestaat met hun dwarsstraten zijn een arbeiderswyk in den banaalsten vorm. Eigenlyk heel treurig. Wat er om de Maas haven aan 't groeien is, lijkt iets beter te zullen wordeD, ook alweer door een paar breede, bochtige lanen met boomen en een singel met grasranden. Maar daar valt nog niet veel van te zeggen. Het Noorden, tusschen den Bergweg en de Rotte, waar onze stadsuitleg begonnen is en dat er geheel voltooid staat, is verreweg het allerminst. Wat een hopeloos vervelend, eentonig en benepen stadje is dat d44r. De mooie karaktervolle Schie ia bedorven door uitbraken ten behoeve van lamme, geestlooze straten, de een al killer en benanwder dan de ander. Dan volgt de Noordsingel, die althans éénige verademing geeft, maar daar achter volgt een straten-wlrwar, waarvan de cellulaire gevangenis die er in staat, 't braaf symbool is. In geen enkele nieuwe stad heb ik iets zoo hopeloos eentonigs gezien als ons Noorden is. De bestunrderen, die al deze uitlegplannen goedkeurden of ontwierpen, hebben er matig schald aan. Hnn proefstnk, het Noorden, is nog al mislukt, maar zij hebben 't gaande weg beter geleerd, althans zich aan meer royaliteit gewend en uiterlyke behoorlykheid van lijn en richting willen beproeven. Maar die bouwden, de architecten, timmerbazen, aannemers of kruideniers wat zijn het die al die huizen dorsten zetten, deze huizen als steenen lijken, deze vierkante doozen met raampjes en deurtjes erin en een dak er op I Er is nóóit in geen tijdperk van 't verleden, zóó gebonwd. De meeste dier moderne straten, vooral de volksstraten, zyn een brutale hoon aan den goeden smaak. En zelfs aan het redelyk verstand. Je kunt in de duizenden halzen, die in de laatste tien jaren gebouwd zyn, er misschien —m ook niet?" „Ach, kind, alsof ik daar veel van heb gezien," zuchtte de gevraagde van achter haar bedgordijnen, „zoo dikwyis als wy een koekwinkel voorbijkwamen, had die Schulze honger," „Arm Löffeltje „Ja, dat moogt ge wel zeggen, want heusch, het is geen kleinigheid, tien stukken taart in de maag te hebben." „Troost u," lachte Kathlin, terwyl zy voor den spiegel beur haar vlechtte „de zee is zeer rustig." „Jawel, het gaat rustigjes op South- ampton aan en dan „Zwyg f00*1' ZWÜ8"eP Kathlin, de beide handen in de ooren stoppend. „Ik heb toch al veel moeite, om die oudePonsouby geen spoorwegongeluk toe te wenschen." „Ponsouby Au 1" schreeuwde Löffle, want zy was in de haast om zich op te richten, onzacht met de zoldering van haar slaapplaats in botsing gekomen. „Wat is er?" vroeg Kathlin. „Ach God, men vergeet steeds dat men in zoo'n pypenJft ligt," zuchtte de juffrouw, het hoofd met een blauwe buil er op door de gordijnen schuivend. „Dus Ponsouby heet die dame, werkelijk Ponsouby „Werkelijk en waarachtig." „Dan zou het my niets verwonderen, wanneer zy het was. Stamt zy af uit Wales „Kan ik niet zeggen." „Ik geloof het. Ja, ja, verlaat u daarop. Zy stamt at uit Wales. Ik heb zoo myn idééën en myn droomen. Niet voor niets heb ik den vorigen nacht steeds achter een paard aangedraafd." „Beste Löffeltje, wanneer ik dat be grijpen wil „Kind, kind, gij luistert nooit toe, wanneer ik u iets vertel." „Toch wel, Löffeltje, ik heb zulke slechte hersens, en uw levensloop te onthouden, is voor één hoofd te veel. Wat was het dan met die mevrouw Ponsouby „Zy had een hengst, waarop haar dochter dagelijks vier uur moest rijden, en daar zy geen ryjongen hadden, moest ik, on- gelukswurm van een gouvernante, steeds te voet daarnaast voorttippelen. Stel je zoo iets nu eens voor. Vier uur lang over heg en steg door de bergen. Ik had dan geen drogen draad aan 't lijf, wanneer ik thuiskwam, en dat schepsel behoorde nog wel by de vereeniging voor dierenbe scherming." „Verschrikkelijklachte Kathlin. „Ik had gestaakt." „Daar dacht ik juist over endaar.... wat denkt ge welkomt zy met een spoor- boek aangestapt eD noemt zy my precies den dag. het uur en den trein, waarop en waarmede ik kon vertrekken. De reden van myn ontslag Zij wisselde, om elke eenzijdigheid in het onderwijs te ontgaan, zoo dikwyis mogelijk van leersysteem.1' „Ongehoord!" riep Kathlin. „Ongehoord! Ha, ha, ha, haLöffeltje, neem my niet kwalyk, maar ik lach mij nog ziek. Hoe zag dat mevrouwtje er wel uit „Middelgroot, nog al dik en een lijdende gezichtsuitdrukking „Blond ot donker „Erg grys." „Nu, we zullen eens zien. Is zy het, dan wee haarIk speel nu eens zeer gaarne voor die oude Grieksche tante met de weeg schaal en de geblinddoekte oogen hoe heet die ook weer?" „Tante met de weegschaal „BahNamen doen ook niets ter zake. Die Ponsouby kan zich op het noodige voorbereiden. Goeden nacht HOOFDSTUK IV. Den vorigen avond had het schip het invaren van de haven van Southampton niet meer gewaagd, 's Morgens vroeg was het by een gunstig ty gebeurd en nu lag het zeekasteel aan de kade vastgemeerd en wachtte op een extra-trein, die het grootste gedeelte van de passagiers zou aanvoeren. Kathlin leunde rustig tegen de touwen en keek uit naar haar nieuwe reisgezellin. „Jongen, jongen," dacht Kathlin, „die dikke daar heeft bijzondere haast, die loopt de brug op in een dratje, zij pakt den hof meester by den arm.Nog al dik, grys haar Zou die het zyn Maar neen, zy neemt de tweede kajuit. Een zeer voorname mijnbeer, een oude gentleman. Die jonge dame daar is een echte lady, maar het kon geen kwaad, als zy dat arme last dier van een juffrouw eens een pakje afnam. Kijk, een paar zwartjesach, my wordt het nu reeds gansch Indisch te moede. Oude dame met sneeuwwit haar steunt op den arm van haar zoon. 't Is roerend, met welk een zorg hy haar schreden leidt een Hindoe in een wit pak baant voor hen den weg. Dit is een geldvorst uit de city van Londen, wil ik wedden, zyn vrouw hangt aan zyn arm en zyn dochtereen net klein blond ding, alleen wat schreeuwend toegetakeld. Nu zou ik toch eindelijk wel eens willen „Miss Mac Carthy, is het mogelyk „Oliet Kathlin hooren en bloosde;

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5