Onder brandende 2un. tweede blad. Zondag 3! Juli 1904. Binnenlaiidsch Nieuws. 48ste Jaargang. No. 3962. ^atearsrecht uitdrukkelijk voorbehouden. LXX. F odoeng lijkt me een verrukkelijke plaats, t DOjr toe was ik nog nergens in Indië, j L jj6t me zóó goed beviel als hier. Het t i8 er koel als op Soekaboemi, de om- u„n rijn in één woord prachtig en er if rschen een drukte en vertier, die aan de Rnedenstad van Batavia doen denken. Men f. er dus vrij wel al 't goede gecombineerd Gisteren ben ik de stad eens rondgereden Was verbaasd over de uitgestrektheid, die (galaat Ik had me zoo iets als Buitenzorg voorgesteld, doch Bandoeng is zeker wel urinaal zoo groot en breidt zich voortdurend .c, Qlt. Europeanen en Inlanders wonen er wijwel door elkaar, daar de zeer net onder raden kampongB achter de Earopeesche Wjsn gelegen zijn en door flinke, breede ^ftpaden met de groote wegen zijn ver bonden. De Earopeesche villa's zijn als overal luch- lig gebouwd, goed onderhouden en meeat omgeven door vroolijke, bloeiendo tuintjes. De wegen zijn goed bestraat en heerlijk beschaduwd door dnbbele rijen hooge boomsn. Overal, tot zelfs in de Chine«sche wijk, riekt bot frisch, dank zij vooral het flink stroomende water in de duizenden slokans en het zuive rende bergwindje, dit over de hoogvlakte ''"èe'hulzen der Inlanders zijn op stijlen ge bouwd en dus goed geventileerd, terwijl do inrichting bij velen bepaald op welvaart wijst. In is"1 vorige Penkras wees ik reeds met een enkel woord op de verscheidenheid van rassen, hier aangetroffen. Menschen nit alle streken van den Archipel hebben zich hier naast en tns'chen de Soodaneesche bevolking gevestigd. Uit den aard der zaak zijn 't ondernemende personen, die getracht, hebben zich hier een beter levenslot dan thuis te scheppen. Velen zijn daarin uitstekend ge slaagd, want onder de „orang sebrong" menschen van den overkant"), zooals za hier genoemd worden, vindt men 'n groot aantal gegoede, ja zelfs schatrijke personen. Zij leggen zich op den handel toe, of wel ze boawen huizen voor Europeanen. Ik sprak hier gisteren nog een P slem banger, die nu reeds 3COO gulden 's maands aan huis huur int; hij woont in een mooi gemeubi leerde woning dicht bij hot Kantoor Bintang flindia, doch verteert volgens zijn zeggen niet meer dan f300.— per maand! Het overige geld wordt besteed om weer nieuwe buizen bij te bouwen, en daar 't getal hier gevestigde Europeanen voortdurend toeneemt, zoo kan dsze nog jonge, energieke man eenmaal een echt Oostersche nabob worden. Twaalf jaar geleden kwam hij hier op de plaats met nog geen 600 gulden op zak, en als bijzonderheid mag ook worden meegedeeld, dat da man een onrecht geloovig Muzelman is en nog nooit ge/d heeft uitgeleend of het was om te helpen en zonder renteberekening. Bijna in elke ksmpong treft men een visch- vijver [balorg] aan, waarvan 't drabbige, stil staande water minder goed voor de gezond heid is. De bevolking teelt er goudvisschen ln, die, op de pasar verkocht, door hnn snelle vermenigvuldiging een ruime bron van in komsten opleveren. De bodem van Bandoeng en omgeving bestaat nit verweerde vulkanische gesteenten, die in den loop der eeuwen een dikke vrucht bare humuslaag hebben gevormd. De stad ligt aan de beide oevers van de Tji Kapoen- doeng, den van het Noorden komenden zijtak van don Tji Taroen, en op het hoogste ge deelte van de bekende hoogvlakte, aangeleund tegen de zuidelijke helling van den Tangkooban Pr&hoe. Wij spraken hierboven reeds van duizenden slokans [goten], waardoor voort durend water stroomt, alle ongerechtigheden met zich voerende. Dit practlsche gotenstelsel werd mogelijk, jaist omdat Baudoeng zoo hoog gelegen is en naar het Zuiden merkbaar daalt, zoodat al het water, zoowel beneden als boven den grond, een vrij sterk verval heeft en alle afvalstoffen, faecaliën enz. door de gemet- •elde slokans naar de Tji Kapoendoeng worden afgevoerd en den bodem der stad niet kunnen verontreinigen. Op verschillende punten der plaats voor zien Artesische putten in de behoefte aan zuiver drinkwater. Alle wegen, ook buiten de stad, zjjn keurig onderhouden en aan beide zijden beplant met on afgebroken rijen van schadu wboomen. Men ban er uren wandelen zonder last van het Icdische zonnetje te hebben, en men ziet hier veel meer Europeanen te voet dan b. v. op Batavia. Wat de temperatuur betreft, die is zeer constant. Bijna het geheele jaar toont de thermometer 's morgens om 6 uur pi. m. 2C° C., '8 middags na 1 uur pl. m. 26° C. en 's avonds te 8 nar pl. m. 22* C. Bij regen, die hier in den middag nog al eens valt, daalt de thermometer meestal 4 15 graden. Sommigen beweren,dat Bandoeng een vochtige plaats is, zeker vanwege den regen, doch deze conclusie is totaal verkeerd. De lucht is zelfs betrekkelijk droog en de gemiddelde vochtigheid blijft altijd ver beneden die te Batavia. Boeken, schoenen, sigaren enz. be schimmelen hier dan ook veel minder gauw, dan op andere plaatsen. In de morgenuren echter hangt er over de stad dikwijls«een dichte novel, die meestal na 8 unr zich op lost, maar toch minder prettig is voor hen, die, zooals ik, veel van een ochtendwandeling honden. Alles bij elkaar genomen, komen we tot de conclusie, dat Bandoeng niet te kond en niet te warm Is, niet te vochtig en niet te droog, niet te winderig en niet te stil, en daarom 'n uitgezochte woonplaats voor ouden van dagen. Evenals op Soekaboemi, vestigen zich hier meer en meer gepensionneerden en ik zou deze plaats zelfs verkiezen, omdat men in allen gevalle hier meer leven om zich ziet en zich dus minder gauw verveelt. Om u een denkbeeld te geven van de snelle toename der bevolking, geven wij u hier eenige staatjes, ons welwillend door hot Residentiekantoor verstrekt. Het getal Inlanders bedroeg in 1889 16424 pers. 1894 22754 pers. 1899 36342 p. 189016656 pers. 1895 23731 pers. 1900 42171 p. 1891 19240 pers. 1896 26247 pers. 1901 43405 p. 1892 19370 pers. 1897 29472 pers. 1902 45607 p. 1893 22000 pers. 1898 32056 pers. 1903 48902 p. Het getal Chineezen bedroeg in 1889 974 pers. 1894 1453 pers. 1899 2544 p. 1890 923 pers. 1895 1756 pers. 1900 2630 p. 1891 1140 pers. 1896 1958 pers. 1901 2653 p. 1892 1150 pers. 1897 2172 pers. *1902 2700 p. 1893 1182 pers. 1898 2354 pers. 1903 2741 p. Het getal Europeanen bedroeg in 1889 339 pers. 1894 724 pers. 1899 1433 p. 1890 467 pers. 1895 968 pers. 1900 1607 p. 1891 691 pers. 1896 1134 pers. 1901 1510 p. 1892 601 pers. 1897 1256 pers. 1902 1515 p. 1893 548 pers. 1898 1372 pers. 1903 1522 p. Het getal Arabieren bedroeg in 1889 263 pers. 1894 67 pess. 1899 43 p. 1890 68 pers. 1895 69 peis. 1900 43 p. 189 L 69 pers. 1896 43 pers. 1901 43 p. 1892 60 pers. 1897 43 pers. 1902 42 p. 1893 69 pers. 1898 43 pers. 1903 40 p. Zooals wij boven zien, daalde in 1890 het getal Arabieren plotseling zeer. De oorzaak van dezen teruggang is te vinden in hunne uitzetting gedurende genoemd jaar en wel j van diegenen, welke zich zonder vergunning heimelijk ln deze plaats gevestigd hadden. Dank zij de krachtige maatregelen, door het Bestuur genomen, verminderde toen dit voor i den Inlander zoo schadelijke element, wat natnurlyk niet anders dan toe te jnichen was. We spraken hierboven van de bekende hoogvlakte van Bandoeng en wezen ook in vorige Penkrassen op dit plateau en wel in verband met de verdediging van Java. Het heeft dan ongeveer den vorm van eene ellips met een lengte-as van 50 kilome ter bij eene breedte-as van 18 kilometer (oppervlakte 513 K.M.1). Da lengte as valt vrijwel samen met die ven Java en loopt dus van West naar Oost. Het plateau ligt 650 k 680 Meter boren den spiegel der zee en is geheel omringd door een reeks van bergen. Als voornaamste toppen noemen wij den Boerang-rang in het Westen, den Tangkoo ban Prahoe in het Noorden, den Boekit Toenggoel in het Oosten en dan Goentoer, Malabar, Tiloe, Patoera, en Massigtt in het Zuiden. Genoemde bergen zijn allen vulkanen, waar van echter aleen nog de Tangkoeban Prahoe merkbaar werkzaam is. De bodem van de hoogvlakte bestaat uitsluitend uit vulkanische uitweipselen (over elkander heen gevloeide lavastroomen) en goed beschouwd, is het hier een zeer gevaarlijk plekje op aarde. Als plot seling het inwendige vuur eens tot uitbar sting kwam, zaten wij bier vrijwel in een kom, waaruit geen ontvluchten meer mogelyk was en zou Bandoeng oen tweede Pompeji kun nen worden Volgens de geleerden Is dit plateau in vroegere eeuwen niet veel hooger geweest dan de westelijk daaraan grenzende vlakte van Radjamandsla, n.1. pl.m. 330 Meter, en alleen door de uitwerpselen der rondom lig gende vulkanen tot do hoogte van 680 Meter opgevoerd. We leven hier dus werkelijk, zooals het spraakgebruik zegt, „boven een vulkaan" en wie hiervan nu nog niet,;geheel overtuigd mocht zijn, herinner ik aan het feit, dat op 27 Augustus 1883 Krakatau in de Straat Soenda plotseling tot uitbarsting kwam, na sinds Mei 1680 niets meer van zich te hebben doen hoorenen daarbij in twee nar tijds 18 K.M.' puimsteen, lava enz. heeft nitgebiaakt, eene hoeveelheid, reeds voldoende om de tegenwoordige oppervlakte van het Bandoengsche plateau 500 Meter te verhoogen (per minuut 4'/6 meter Ten slotte een sprookje of legende, net zooals ge wilt, dat ons echter leeren zal, hoe bij de inheemsche bevolking nog steeds de berinnering bewaard bleef, dat de geheele vlakte van Bandoeng in overoude tijden ceD meer geweest isEigenaardig, dat ook de geologen, natuurlijk langs wetenschappelijken weg, tot dezelfde conclusie zijn gekomen. „Er heerschte, nu duizenden jaren geleden", zoo vertellen de Soendaneezec, „hier over West-Java een vorstin van buitengewone schoonheid, en prinsen uit alle oorden der wereld kwamen naar hier, alleen maar om haar te zien. De begeerde vorstin was echter eene groote mannenhaatster en liet niemand tot zich toe; zelfs hare slaven hadden nog nimmer haar aangezicht aanschouwd en het paleis werd dag en nacht door talrijke wach ten bewaakt. „De schoone, doch zonderlinge prinses was eene gunstelinge van booze geesten en Siwab, in hoogst eigen persoon, had haar eeuwige j jeugd en schoonheid toegezegd, mits zij slechts nimmer haar hand of hart aan een man zoude schenken. „Eens, 's morgens tegen het baduur, wacht ten hare slavinnen tevergeefs op haar komst de vorstin bleek plotseling verdwenen en haar groote, zwarte jachthond mèt haar 1 „Haar oom, de broer van haar vader, nam de regeering voorloopig waar en liet het geheele land van Java afzoeken, doch nergens vond men eenig spoor van de hooge Vrouwe. „Zes jaar later kwam zij echter plotseling weer te voorschijn. „Zij bracht toen een knaapje als haar zoon mede, doch van haar echtgenoot, levend of dood, sprak zij maar niet. Ook de hond was weer bij haar. Dadelijk nam zij van haar oom het bestuur weder over en niemand kwam sedert ooit te weten, waar zij toch gedurende al dien tijd gezeten had. Wel ging zij nu en dan met den hond naar het gebergte, doch kwam steeds na eenige dagen weder terug, zonder zich ook maar eenigszina te storen aan de praatjes, die men nitstrooide. „Het knaapje groeide intnsschen tot een krachtig en kloek man op en begon zich eindelijk angstig af te vragen, wie toch wel zijn vader zou zijn. Toen hij nu meerderjarig worden zon, eischte hij van mamalief de waarheid en zij lachte teen somber en fluis terde het hem in 't oor „Den volgenden dag was de prins ver dwenen en vond men het lijk van den hond met een kris in 't hart „Wederom verliepen er vele jaren. Nog regeerde Bteeds de grimmige, eeuwigjengdige en schoone prinses, nog weigerde zij eenige toenadering tot de vele vorsten, die om haar hand kwamen dingen. „Toen geschiedde het,dat een onbekend jonk man zich in haar gebied vertoonde. Men roemde algemeen zijne dapperheid en kracht. Met zijn stalen vingeren wrong hij den strot van den koningstijger dicht, met een enkelen krissteek doodde hij den wilden stierNog nimmer had men in de Soendalanden zulk een schoon man gezien en het wekte algemeene vreugde, toen de vorstin hem tot zich riep en voor 't eerst, dus aan een man haar van schoonheid schitterend gelaat vertoonde „Deze raakt e dadel ijk in geestdrift en zijn oogen spraken tot haar van hartstochtelijke liefde. „Het was op de jacht, dat zij zich met hem wist af te zonderen van het gezelschap en eindelijk alleen wierp hij zich voor haar neder en kuste haar de vosten. „De vorstin zag met een boosaardigen grim lach op den in 't stof gebukte neder, wendde toen haar schoon hoofd van hem af en sprak tot Siwah„Als nog dezen nacht de zee tot hier doordringt, als nog dezen nacht een vorstelijk vaartuig wordt gebouwd en hij komt mij dan halen hier aan deze plaats nog jaist vóór de dageraad het Oosten kleuren zal, dan zeker zal ik mij met dezen jonkman inschepen en hem vergezellen, werwaarts hij maar wil. Voer mij thans heen." En op hetzelfde oogenblik was zij voor den jongeling verdwenen. Omstreeks 4 nur des nachts gebeurden er zonderlinge dingenPlotseling kwam het water van de Javazee over de bergen naar hier opstijgen en weldra was de oppervlakte der vallei geheel met water bedekt. Het groote dj atlbosch in't Zuidoosten werd geveld en de stammen tegen den rug van een vuurberg opgedragen „Kort voor hot aanbreken van den dag stond de vorstin op het bergpad, waar zij Siwah had aangeroepende vallei was in een golvende zee veranderd, slleen nog begrensd door den bergketen in 't Noorden, dia als een dam het water tegenhield. „Baar kwrm ook een koninklijke prauw, als door onzichtbare handen voortbewogen, en de jonkman zelf stond vóór haar en wilde haar met zich voeren. „Vol woede, dat haar toeleg mislukt was, dat Siwah blijkbaar haar verliet, dat nu toch een man en nog wel haar zoon, haar de zijne zou noemen en dus haar schoonheid FEUILLETON. Roman van C. SCHROEDER. 000 1 Tweede Boek. 20. Er zijn menschen, die die lijkverbran dingen poëtisch vinden; tot hen behoordeDick niet. Hij zag er alleen het ijselijke van. Nog nooit, meende hg, had hij zulk een afschu- velgke vertooning gezien, en ondanks de hitte, liep hem rilling op rilling langs den rag- Als gekluisterd zat hij daar, strak starend naar de vlammen, die juist het lgk een jonge vrouw aangrepen. Dat was ^alada, de vrouw van Dulluk, zoo vertelde hem een der bootslieden, lichtvoetig als Sema en schoon ais Sita, de gemalin ^an Rama In weinige dagen bad een ziekte haar weggerukt. Opdat zelfs in den dood geen mannenoog haar zou ontwijden, hed sien haar geheel in een rose sluier gewik keld en haar op het gelaat neergelegd. j5 echts een enkele donkere lok haar was 10 kJ6n ^a's van °°der den sluier zichtbaar geuleven en die had Dick bepaald behekst, htet was heel erg dwaas en ijseiijk, maar 9 moest steeds weer aan Kitty's haar 6jhen, en op eenmaal ging het hem door de gedachten „Stel je eens voor, dat Kitty ho!wi t" h>an schudde hg toornig het oorboden van een zonnesteek," hg tot zichzelf. „Ik bèn reeds gek, of ik wórd het, wanneer ik niet maak dat ik wegkom." Maar hg gat nog geen order tot terugkeeren, ja, zelfs was hg niet bg machte om de oogen te sluiten, zoo werd hg aangedreven om te zien, water van dien zwarten haarlok werd. Het werd Dick ten slotte te machtig. „Terug 1" beval Dick den bootslieden met heesche stem en de riemen vielen in het water. In dof gepeins zat hij voor zich uit te staren gedurende den tocht. Hoe hg aan land gekomen was, wist hij niet. Het was hem, ot hg, in een woesten droom, door stinkende stegen, waar geen eind aan kwam, menschen voorbij holde, die geen menschen waren, maar van hun verstand beroofde wezens, die met afgodsbeelden een zwendelhandel dreven. Overal van die monsterachtige afgodsbeelden, wa&r hij ook keek, en juist waar het gedrang het dichtst was, de witte heilige koeien die den weg versperden. Eenmaal dreef hem het ongeduld er toe, om zulk een traag rund met een stok beenen te doen maken. Maar toen vlamde hem uit ontelbare oogen de haat tegen en het was, als wilden duizend vuisten hfm de keel dichtknijpen, maar duizerd Hindoevuisten waren niet genoeg voor een strgd met één Europeeër, zij wisten het zeer goed hij behoefde hen alleen maar barsch aan te zien en de een n8 den ander zou verdwgeen. Nu had hg het huis van Robert bereikt, en zooals hg was, met stof bedekt, met de haren aan het voorhoofd gekleefd, met met bloed doorlocpen oogen, tuimelde hij de eetzaal binnen. „Dick]'1 schreeuwde Kathlin, verschrikt van de ontbijttafel opspringend, waaraan zg zou moeten vergaan, greep zg haar kris van onder haar opperkleed en sprak met ver achting: „Verdrink u in deze diepe wateren, zoon der schande. Gij hebt uwe moeder ten huwelijk begeerd en met dezen kris. nw vader vermoord!" De ongelnkkige jonkman viel bewusteloos achterover en verdween in de golven. De Zuidoostelijke berg. waar 't djatibosch geveld was, heet Boekit Toenggal of „de berg der afgeknotte stammen". De Noordelijke keten, die het water had afgedamd, wordt Tambakkan- of „damgebergte" genaamd, de vuurspuwende berg, vanwaar het vaartuig was komen aandrijven, heet de Tangkoeban Prahoe of „omgekeerde pranw." Lt. Clockenkr Bhoüsson. b.d. Bandoeng. Vergadering van den Raad der gemeente NIEUWE NIEDORP, gehou den op Woensdag 27 Jnli 1904, 's voormid- dags 11 nre. Afwezig de heer J. Wijn. De Voorzitter, de heer Jb. v. d. Stok, opent de vergadering, waarna voorlezing en goed keuring der notulen volgt. 't Eerste punt van behandeling is het concept bouwverordening, met door de Gezond heidscommissie te Hoorn aangebrachte wijzi gingen. Deze verordening wordt nu opnienw door den Raad nauwgezet in behandeling genomen en de door de Gezondheidscommissie noodig geachte veranderingen van vele der artikelen worden met zorg gedeeltelijk ge wijzigd, waarna de verordening wordt vast gesteld ter opzending aan Ged. Staten. Daarna wordt de verordening op den Burgerlijken Stand behandeld en goedgekeurd. Ia verband met art. 149 der Gemeentewet is het salaris dier ambtenaren geregeld en wel als volgter zullen 3 ambtenaren van den Burgerlijken Stand zijn, van wie aan den len ambtenaar, die alle werkzaamheden zal ver richten, een salaris van f 30.per jaar wordt toegekend, welke bezoldiging ingaat 1 Januari 1906 en vervangen zal de belooning voor 't bijhonden der registers, welke ook f 30. 'sjaars bedroeg; de 2e ambtenaar,belast met 't sluiten van hnwelijken, zal bij ontstentenis moeten worden vervangen door den 3sn ambtenaar en bij eventnëele ontstentenis van beiden, zal de le ambtenaar deze werkzaam heden doen. De 2e en 3e ambtenaar worden echter niet bezoldigd. Als Zetters treden dit jaar af de heeren W. C. Visser en J. Wijn. De volgende dub beltallen worden nu opgemaaktle. W. C. Visser en P. Koopman; 2e. J. Wijn en K. Wit Cz. Nadat deze voordracht is opge maakt, zijn we geboman aan de herziening der polltie-verordening ingevolge de bouw verordening toch worden verschillende artike len van de politie-verordening, die daardoor dienen te vervallen, geschrapt. Vervolgens wordt eene Commissie benoemd, bestaande uit de heeren Koopman, De Moor en Wit, tot het nazien van de gemeente rekening over 't jaar 1903. De ontvangsten zijn Hoofdstuk I Ontvangsten wegens vroegere diensten f 709 79hoofdst. II. Inkomsten van gemeente-eigendommen, inrichtingen en be zittingen f 375138'; hoofdst. III Opbrengst van belastingen ec heffingen f 6089 63 hoofdst. IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige baten f 6909 46'hoofdst. V Buitengewone ontvangsten f 14 70, totaal f 16 474.96 De uitgaven zijn Hoofdst. I. Kosten van huishoudelijk bestuur f 2373 67hoofdst. II. Kosten van invorde ring van plaatselijke belastingen en teruggave deswege f 136 99'; hoofdst. III. Kosten van onderhoud van gemeente-eigendommen en de deswege verschuldigde l&sten f 2629.51' hoofdst. IV. Kosten der openbare veiligheid en van de brandweer f 856.50'hoofdst. V. Kosten der plaatselijke gezondheidspolltio f 100 hoofdst VI Kosten voor het onderwijs f 6238 84'hoofdst. VII. Kosten van het armwezen, mitsgaders snbsidiën en bgdragen aan onderscheidene daarmee in verband staande instellingen f2344.47'; hoofdst. VIII. Renten en rflussingen f 632 IX. Pensioenen en wachtgelden f 126.hoofdst. X Andere uitgaven, niet onder de vorige hoofdstakken behoorende f 291 63'Onvoorziene uitgaven f 685 49 Totaal f 16414 03. Het batig saldo bedraagt das f 60 93. Deze rekening, nagezien zijnde wordt goed gekeurd, waarna, nadat de rondvraag niets opleverde, de Voorzitter deze vergadering sluit. Maandagavond tusschen 9 en 10 uur is bij den heer G. V. te BURGER- BRUG ingebroken. De inbreker schijnt door een raam binnengekomen te zijn en heeft getracht, met een koperen aschtanget je, dat hij toevallig in de kamer von/f, de linnenkast open te breken. Daar dit niet gelukte, is de indringer, die, zooals uit alles bleek, geen handig inbreker was, langs deuzelfden weg teruggekeerd. Men heeft de zaak bij de politie aangegeven. Stakende raadsleden. Te PUTTE weigeren de raadsleden ter alleen was gezeten, „wat zie je er uit Waar bsn je geweest?" Hij liet zich, in plaats van antwoord te geven, op een stoel neervallen en leunde, zwaar ademend, met gesloten oogen achterover. Zij nam hem bevend den hoed van het hoofd, droogde hem met een doek het voorhoofd af en herhaalde angstig„Wat is het dan, Dick.wat echeelt je toch Toen sloeg hg eindelijk de oogen op, als iemand die uit een diepen slaap ontwaakt en zich nog niet recht met de werkelijk heid op goeden voet kan stellen. „Kitly fluisterde gij vragend, „Kitty Dan zich langzaam oprichtend „God zij dank, dat je daar bont." „Maar Dick, gelooft ge dan Hij schudde vol afschuw het hoofd bg de herinnering aan hetgeen hg had gezien. „Verklaar je toch," bezwoer zg hem, „ik maak mg zoo angstig." „Het is niets," verklaarde hij, „ik heb alleen maar geloopen." „Geloopen met deze temperatuurAlsof dat niet waanzinnig werk is. Vanwaar kom je dan „Van de Ganges." Hij beefde van het hoofd tot de voeten. „Het was er vreeselijk." „Vreeseiijk Bij de badende Hindoes Dat begrijp ik niet." „Wacht, tot je er zelf geweest bent, of neen,... ga niet.... ga er nooit heen. Beloof mg dat, Kitty 1" Ik ben er reeds geweest, Dick en vond het schoon als een droom." „Ongelocfljjk." „Neen, jouw ontzetticg is ongelooflijk Zoo iets sprookjesachtigs ziet men zeiden in de vergadering te komen, daar de Voorzitter de vergaderingen 's ochtends uitschrijft en de vroede mannen willen alleen 's avonds ver gaderen. Na is er reeds 4 maal vergadering uitgeschreven, maar er verschijnt niemand. Brand te ZAANDAM. Uit Zaandam schrijft men over den brand In de oliekokerij van den heer J. Vis Pz. Ongeveer één nur was de brand uitgebroken in de oliekokerij, door het slaan van de vlam in een der met standolie gevolde bakken. Dat de brand bij betrekkelijk stil weer zulk een omvang kon nemen, vindt zijn oorzaak in het springen van een anderen bak [er waren 9 groote bakken in de stokerij] waar door de brandende olie over het terrein vloeide, die de belendende gebouwen en gebouwtjes in vlam zette. Achtereenvolgens werden de groote en do kleine stokerij, twee kuiperijen, bg den heer A. J. Karskens van Zaandijk in gebruik, en 3 pakhuizen door het vuur aan getast. Voor zoover de bouwstof geen steen of ijzer was, brandde alles tot den grond af. Een groote partij olie, men spreekt van 60 duizend kilo's, en duizenden kilo's lak, giogen verloren. Voor het grootste deel was dit ge borgen ln vaten en bassen ln het pakhuis „De oude Wolf." Hierin bevonden zich ook ongeveer 600 kisten met ledige blikken olie- trassen, benevens een voorraad vernis, gom en krijt. De lakstokerr, die aan de noordzijde Btond en geheel van ijzer en steen gebouwd is, bleef geheel ongedeerd. Van den heer Karskens, die op het terrein een partij ven 3000 raten had opgeslagen, gingen een 600-tal verloren do overigen wist men, door ze in de Zaan te werpen, te behouden. Het terrein aan het smalle Kalverdijkje aan Je Oostzijde van de Zaan recht tegen over de Zaandijker kerk gelegen, was voor de brandspuiten uiterst moeilijk te bereiken. Vanaf het gehucht ,,'t Kalf" is de weg niet veel meer dan een voetpad en het kostte zeer veel moeite, te verhoeden, dan de spuiten niet van het dijkje naar beneden gleden. Zeven gemeentelijke en twee spuiten van de vrijwillige brandweer, benevens twee spui ten van Zaandijk verrichten het blusschings- werk. De spuit van de V. Bda vereeniging die in de vorige maand haar 26-jarig bestaan vierde, maakte den tocht tot ,,'t Kalf per rijtuig en verder met een „boerenplat" tot het terrein van den brand. De Zaandijker spuiten werden met schuiten over de Zaan gezet. Ean schildersknecht be kwam daarbij een belangrijke hoofdwond, door dien hij bij het aftrekken van een spuit van de schuit een slag tegen het hoofd kreeg. Naar men verneemt is de eigenaar, de heer Jacob Vis Pz., zeer laag verzekerd. Met het oog op het groote brandgevaar kon de heer V. zijn eigendommen niet voldoende verzekerd krijgen. De heer V. was jaist op reis. Twintig jaar geleden is deze oliekokerij ook door brand vernield. Omtrent een drama, dat te DEN AKKER, gem. Sleen, is afgespeeld, vornemen wij het volgende: Eenigen tijd geleden is de woning van Johannes ter Luin afgebrand. Hij kreeg verlof met een lijst rond te gaan voor het verzamelen van gelden voor oen nieuwe woning. Toen hij een vol doend bedrag had, verzocht hij eenigen goeden kennissen, hem bij den bouw te helpen. Dezen deden dat, en toen het gebouw er stond, werd er getrakteerd. Nadat een flinke borrel was gedronken, bleef er nog eenig geld over, en de gasten wilden ook dat opmaken. Dat was echter niet naar den zin van Ter Luin. Er vielen woorden en weldra volgde er ruzie. H. v. d. W. trok het mes en sneed zijn gast heer zoodanig in een der beenen, dat deze doodbloedde. Men schrijft van de Belgische grenzen Om aan den smokkelhandel in varkens, vooral van biggen, een einde te maken, is door de Belgische douanen een inventaris op gemaakt van al de krulstaarten, welke zich bevinden in de hokken van de landbouwers, die dicht bij de Nederlandsche grens wonen. Bovendien moeten die landbouwers van alle veranderingen, die voortaan ln hunne hokken zullen plaats hebben, onmiddellijk kennis geven. Vroeger werden 's avonds of 's nachts een aantal biggen in het hok van een of anderen Belgischen landbouwer gebracht, den volgenden dag ging men op het grenskantoor om „een passo avant" en de Nederlandsche biggen kon men dan ongehinderd naar de markt van GeDt vervoeren. Dit zal nu niet meer kunnen gebeuren en daardoor zal de smokkelhandel in varkens, die in den laatsten tijd een hooge vlucht genomen had, zeer belemmerd worden. Door een trein gedood. Woensdagmiddag had op het emplacement der Ilollandsche spoor bij de Eenhoornsluis te AMSTERDAM een droevig ongeluk plaats. Een lijnwachter van do Rijkstelegraaf, die daar to ver over de borstwering leunde, werd door een aankomenden trein gegrepen, en een eind weegs voortgesleept. Toon de trein tot stilstand wss gebracht, bleek de man ernstig gewoed. Hij werd naar het Binnen-Gasthuis gebracht, waar hij spoedig daarna overleed. De naam van den ongelukkige is Lehman. wereld. Eerst die levendige scèaes, die zich in het water afspelen en dan op de oevers op den achtergrond die heilige tempels die breede steenstoepen, die vanuit het water opstijgen en daarop het kleurige volk, dat naar den vloed afdaalt. Mannen en vrouwen met de mooiste kleeren aan, van edelge steenten schitterend, sommigen in waarlijk koninklgke houdiüg „Ja, nu ja," viel hij haar ongeduldig in de rede, „maar dat verbranden van die lijken maakt tcch al het mooie weder ijseiijk en ellendig." „Dat mag misschien zoo zgn, wanneer men er dadelgk opmerkzaam op wordt gemaakt. Ik kreeg er eerst erg in, toen wg wf-groeider; toen sloeg een geweldige vlam ten hemel op en toen Robert zeide, wat het was, toen was het mij onmogelgk, van uit de verte nog vrees of schrik daarvoor te gevoelen. Integendeel, het werkte grootsch en plechtig op mg en ik dacht, dat het toch oneindig schooner was, in weinig tgds door het vuur verteerd te worden, dan langzaam in de aarde te verrotten." Hg staarde getrcffen voor zich neer. „Het is verwonderlijk," mompelde hij, „maar je hebt een manier om de dingen te be kijken „Dick, ik ben anders, nuchterder in mijn opmerkingen, dan jij." „Nuchterder?" Hij lachte. „Neen Kitty, je leeft in een roes en ik zie alleen helder." „Meen je „Ja, en ik sidder voor den dag, waarop de gouden nevel, waardoor heen je nu dit land en volk beziet, zal optrekken en jij dit alles hier met miju oogen zult aanzien." „Dat kan ik niet, Dick, want jij ziet alles door den zwarten nevel van je haat. Die dag zal voor mij nooit aanbreken." „Eu ik zeg je, Kitty: hij zal komen." „Goed, dan zullen wg er maar op wachten." „Ach neen," riep hij, haar hand grgpend en haar angstig in het vrooljjke gelaat kijkend. „Laat ons dat niet afwachten, Kitty laten wij zoo spoedig mogclgk deze hel verlaten." Zij schudde in groote verwondering het hoofd. „Ik begrgp je niet," zeide zg. „Wel, wonderlijke jongen, zelfs al had ik hier geen plichten en ging gaarne heen, dan kon ik toch niet met jou meegaan waar zou den wij heen moeten „Naar Killarney." „Ik heb daar geen thuis meer." „M jn moeder zou je daar met open armen ontvangen." „Je moederbegon zg en zweeg verschrikt, want op eenmaal wist zij, waar bg heen wilde. »J*i" knikte hg, „in haar hcede was je veilig, totdat ik jeWat scheelt je, Kitty?" „Laat mg," stamelde zg angstig, bevreesd haar hand uit de zijne te trekken, „ik moet met de dienstboden over het eten spreken." „Och, dat heeft den tgd nog. Denk san Killarney, Kitty, aan onze meren, zoo blauw, aau onze steeds groene bosschen, aan „Zwjjg over Killarney, Dick," riep zij uit. „Krgg je dan heimwee, lieveling Wees maar stil, wg gaan er weer heen, zullen weer op het meer roeien naar Innisfallen. Weet je nog Innesfallen „Dick hoe zou ik ooit Innisfallen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5