Onder brandende 2un.
tweede blad.
Zondag 3! Juli 1904.
Binnenlaiidsch Nieuws.
48ste Jaargang. No. 3962.
^atearsrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
LXX.
F odoeng lijkt me een verrukkelijke plaats,
t DOjr toe was ik nog nergens in Indië,
j L jj6t me zóó goed beviel als hier. Het
t i8 er koel als op Soekaboemi, de om-
u„n rijn in één woord prachtig en er
if rschen een drukte en vertier, die aan de
Rnedenstad van Batavia doen denken. Men
f. er dus vrij wel al 't goede gecombineerd
Gisteren ben ik de stad eens rondgereden
Was verbaasd over de uitgestrektheid, die
(galaat Ik had me zoo iets als Buitenzorg
voorgesteld, doch Bandoeng is zeker wel
urinaal zoo groot en breidt zich voortdurend
.c, Qlt. Europeanen en Inlanders wonen er
wijwel door elkaar, daar de zeer net onder
raden kampongB achter de Earopeesche
Wjsn gelegen zijn en door flinke, breede
^ftpaden met de groote wegen zijn ver
bonden.
De Earopeesche villa's zijn als overal luch-
lig gebouwd, goed onderhouden en meeat
omgeven door vroolijke, bloeiendo tuintjes.
De wegen zijn goed bestraat en heerlijk
beschaduwd door dnbbele rijen hooge boomsn.
Overal, tot zelfs in de Chine«sche wijk, riekt
bot frisch, dank zij vooral het flink stroomende
water in de duizenden slokans en het zuive
rende bergwindje, dit over de hoogvlakte
''"èe'hulzen der Inlanders zijn op stijlen ge
bouwd en dus goed geventileerd, terwijl do
inrichting bij velen bepaald op welvaart wijst.
In is"1 vorige Penkras wees ik reeds met
een enkel woord op de verscheidenheid van
rassen, hier aangetroffen. Menschen nit alle
streken van den Archipel hebben zich hier
naast en tns'chen de Soodaneesche bevolking
gevestigd. Uit den aard der zaak zijn 't
ondernemende personen, die getracht, hebben
zich hier een beter levenslot dan thuis te
scheppen. Velen zijn daarin uitstekend ge
slaagd, want onder de „orang sebrong"
menschen van den overkant"), zooals za hier
genoemd worden, vindt men 'n groot aantal
gegoede, ja zelfs schatrijke personen. Zij
leggen zich op den handel toe, of wel ze
boawen huizen voor Europeanen.
Ik sprak hier gisteren nog een P slem banger,
die nu reeds 3COO gulden 's maands aan huis
huur int; hij woont in een mooi gemeubi
leerde woning dicht bij hot Kantoor Bintang
flindia, doch verteert volgens zijn zeggen niet
meer dan f300.— per maand! Het overige
geld wordt besteed om weer nieuwe buizen
bij te bouwen, en daar 't getal hier gevestigde
Europeanen voortdurend toeneemt, zoo kan
dsze nog jonge, energieke man eenmaal een
echt Oostersche nabob worden. Twaalf jaar
geleden kwam hij hier op de plaats met nog
geen 600 gulden op zak, en als bijzonderheid
mag ook worden meegedeeld, dat da man een
onrecht geloovig Muzelman is en nog nooit
ge/d heeft uitgeleend of het was om te helpen
en zonder renteberekening.
Bijna in elke ksmpong treft men een visch-
vijver [balorg] aan, waarvan 't drabbige, stil
staande water minder goed voor de gezond
heid is. De bevolking teelt er goudvisschen
ln, die, op de pasar verkocht, door hnn snelle
vermenigvuldiging een ruime bron van in
komsten opleveren.
De bodem van Bandoeng en omgeving
bestaat nit verweerde vulkanische gesteenten,
die in den loop der eeuwen een dikke vrucht
bare humuslaag hebben gevormd. De stad
ligt aan de beide oevers van de Tji Kapoen-
doeng, den van het Noorden komenden zijtak
van don Tji Taroen, en op het hoogste ge
deelte van de bekende hoogvlakte, aangeleund
tegen de zuidelijke helling van den Tangkooban
Pr&hoe. Wij spraken hierboven reeds van
duizenden slokans [goten], waardoor voort
durend water stroomt, alle ongerechtigheden
met zich voerende.
Dit practlsche gotenstelsel werd mogelijk,
jaist omdat Baudoeng zoo hoog gelegen is
en naar het Zuiden merkbaar daalt, zoodat
al het water, zoowel beneden als boven den
grond, een vrij sterk verval heeft en alle
afvalstoffen, faecaliën enz. door de gemet-
•elde slokans naar de Tji Kapoendoeng
worden afgevoerd en den bodem der stad
niet kunnen verontreinigen.
Op verschillende punten der plaats voor
zien Artesische putten in de behoefte aan
zuiver drinkwater.
Alle wegen, ook buiten de stad, zjjn keurig
onderhouden en aan beide zijden beplant met on
afgebroken rijen van schadu wboomen. Men ban
er uren wandelen zonder last van het Icdische
zonnetje te hebben, en men ziet hier veel meer
Europeanen te voet dan b. v. op Batavia.
Wat de temperatuur betreft, die is zeer
constant. Bijna het geheele jaar toont de
thermometer 's morgens om 6 uur pi. m.
2C° C., '8 middags na 1 uur pl. m. 26° C.
en 's avonds te 8 nar pl. m. 22* C. Bij regen,
die hier in den middag nog al eens valt,
daalt de thermometer meestal 4 15 graden.
Sommigen beweren,dat Bandoeng een vochtige
plaats is, zeker vanwege den regen, doch
deze conclusie is totaal verkeerd. De lucht is
zelfs betrekkelijk droog en de gemiddelde
vochtigheid blijft altijd ver beneden die te
Batavia. Boeken, schoenen, sigaren enz. be
schimmelen hier dan ook veel minder gauw,
dan op andere plaatsen. In de morgenuren
echter hangt er over de stad dikwijls«een
dichte novel, die meestal na 8 unr zich op
lost, maar toch minder prettig is voor hen,
die, zooals ik, veel van een ochtendwandeling
honden.
Alles bij elkaar genomen, komen we tot de
conclusie, dat Bandoeng niet te kond en niet
te warm Is, niet te vochtig en niet te droog,
niet te winderig en niet te stil, en daarom
'n uitgezochte woonplaats voor ouden van
dagen. Evenals op Soekaboemi, vestigen zich
hier meer en meer gepensionneerden en ik
zou deze plaats zelfs verkiezen, omdat men
in allen gevalle hier meer leven om zich ziet
en zich dus minder gauw verveelt.
Om u een denkbeeld te geven van de
snelle toename der bevolking, geven wij u hier
eenige staatjes, ons welwillend door hot
Residentiekantoor verstrekt.
Het getal Inlanders bedroeg in
1889 16424 pers. 1894 22754 pers. 1899 36342 p.
189016656 pers. 1895 23731 pers. 1900 42171 p.
1891 19240 pers. 1896 26247 pers. 1901 43405 p.
1892 19370 pers. 1897 29472 pers. 1902 45607 p.
1893 22000 pers. 1898 32056 pers. 1903 48902 p.
Het getal Chineezen bedroeg in
1889 974 pers. 1894 1453 pers. 1899 2544 p.
1890 923 pers. 1895 1756 pers. 1900 2630 p.
1891 1140 pers. 1896 1958 pers. 1901 2653 p.
1892 1150 pers. 1897 2172 pers. *1902 2700 p.
1893 1182 pers. 1898 2354 pers. 1903 2741 p.
Het getal Europeanen bedroeg in
1889 339 pers. 1894 724 pers. 1899 1433 p.
1890 467 pers. 1895 968 pers. 1900 1607 p.
1891 691 pers. 1896 1134 pers. 1901 1510 p.
1892 601 pers. 1897 1256 pers. 1902 1515 p.
1893 548 pers. 1898 1372 pers. 1903 1522 p.
Het getal Arabieren bedroeg in
1889 263 pers. 1894 67 pess. 1899 43 p.
1890 68 pers. 1895 69 peis. 1900 43 p.
189 L 69 pers. 1896 43 pers. 1901 43 p.
1892 60 pers. 1897 43 pers. 1902 42 p.
1893 69 pers. 1898 43 pers. 1903 40 p.
Zooals wij boven zien, daalde in 1890 het
getal Arabieren plotseling zeer. De oorzaak
van dezen teruggang is te vinden in hunne
uitzetting gedurende genoemd jaar en wel j
van diegenen, welke zich zonder vergunning
heimelijk ln deze plaats gevestigd hadden.
Dank zij de krachtige maatregelen, door het
Bestuur genomen, verminderde toen dit voor i
den Inlander zoo schadelijke element, wat
natnurlyk niet anders dan toe te jnichen was.
We spraken hierboven van de bekende
hoogvlakte van Bandoeng en wezen ook in
vorige Penkrassen op dit plateau en wel in
verband met de verdediging van Java.
Het heeft dan ongeveer den vorm van
eene ellips met een lengte-as van 50 kilome
ter bij eene breedte-as van 18 kilometer
(oppervlakte 513 K.M.1). Da lengte as valt
vrijwel samen met die ven Java en loopt dus
van West naar Oost. Het plateau ligt 650
k 680 Meter boren den spiegel der zee en is
geheel omringd door een reeks van bergen.
Als voornaamste toppen noemen wij den
Boerang-rang in het Westen, den Tangkoo
ban Prahoe in het Noorden, den Boekit
Toenggoel in het Oosten en dan Goentoer,
Malabar, Tiloe, Patoera, en Massigtt in het
Zuiden.
Genoemde bergen zijn allen vulkanen, waar
van echter aleen nog de Tangkoeban Prahoe
merkbaar werkzaam is. De bodem van de
hoogvlakte bestaat uitsluitend uit vulkanische
uitweipselen (over elkander heen gevloeide
lavastroomen) en goed beschouwd, is het hier
een zeer gevaarlijk plekje op aarde. Als plot
seling het inwendige vuur eens tot uitbar
sting kwam, zaten wij bier vrijwel in een kom,
waaruit geen ontvluchten meer mogelyk was
en zou Bandoeng oen tweede Pompeji kun
nen worden
Volgens de geleerden Is dit plateau in
vroegere eeuwen niet veel hooger geweest
dan de westelijk daaraan grenzende vlakte
van Radjamandsla, n.1. pl.m. 330 Meter, en
alleen door de uitwerpselen der rondom lig
gende vulkanen tot do hoogte van 680 Meter
opgevoerd. We leven hier dus werkelijk,
zooals het spraakgebruik zegt, „boven een
vulkaan" en wie hiervan nu nog niet,;geheel
overtuigd mocht zijn, herinner ik aan het
feit, dat op 27 Augustus 1883 Krakatau in
de Straat Soenda plotseling tot uitbarsting
kwam, na sinds Mei 1680 niets meer van
zich te hebben doen hoorenen daarbij in
twee nar tijds 18 K.M.' puimsteen, lava enz.
heeft nitgebiaakt, eene hoeveelheid, reeds
voldoende om de tegenwoordige oppervlakte
van het Bandoengsche plateau 500 Meter te
verhoogen (per minuut 4'/6 meter
Ten slotte een sprookje of legende, net
zooals ge wilt, dat ons echter leeren zal, hoe
bij de inheemsche bevolking nog steeds de
berinnering bewaard bleef, dat de geheele
vlakte van Bandoeng in overoude tijden ceD
meer geweest isEigenaardig, dat ook de
geologen, natuurlijk langs wetenschappelijken
weg, tot dezelfde conclusie zijn gekomen.
„Er heerschte, nu duizenden jaren geleden",
zoo vertellen de Soendaneezec, „hier over
West-Java een vorstin van buitengewone
schoonheid, en prinsen uit alle oorden der
wereld kwamen naar hier, alleen maar om
haar te zien. De begeerde vorstin was echter
eene groote mannenhaatster en liet niemand
tot zich toe; zelfs hare slaven hadden nog
nimmer haar aangezicht aanschouwd en het
paleis werd dag en nacht door talrijke wach
ten bewaakt.
„De schoone, doch zonderlinge prinses was
eene gunstelinge van booze geesten en Siwab,
in hoogst eigen persoon, had haar eeuwige j
jeugd en schoonheid toegezegd, mits zij
slechts nimmer haar hand of hart aan een
man zoude schenken.
„Eens, 's morgens tegen het baduur, wacht
ten hare slavinnen tevergeefs op haar komst
de vorstin bleek plotseling verdwenen
en haar groote, zwarte jachthond mèt haar 1
„Haar oom, de broer van haar vader, nam
de regeering voorloopig waar en liet het
geheele land van Java afzoeken, doch nergens
vond men eenig spoor van de hooge Vrouwe.
„Zes jaar later kwam zij echter plotseling
weer te voorschijn.
„Zij bracht toen een knaapje als haar zoon
mede, doch van haar echtgenoot, levend of
dood, sprak zij maar niet. Ook de hond was
weer bij haar. Dadelijk nam zij van haar oom
het bestuur weder over en niemand kwam
sedert ooit te weten, waar zij toch gedurende
al dien tijd gezeten had. Wel ging zij nu en
dan met den hond naar het gebergte, doch
kwam steeds na eenige dagen weder terug,
zonder zich ook maar eenigszina te storen
aan de praatjes, die men nitstrooide.
„Het knaapje groeide intnsschen tot een
krachtig en kloek man op en begon zich
eindelijk angstig af te vragen, wie toch wel
zijn vader zou zijn. Toen hij nu meerderjarig
worden zon, eischte hij van mamalief de
waarheid en zij lachte teen somber en fluis
terde het hem in 't oor
„Den volgenden dag was de prins ver
dwenen en vond men het lijk van den hond
met een kris in 't hart
„Wederom verliepen er vele jaren. Nog
regeerde Bteeds de grimmige, eeuwigjengdige
en schoone prinses, nog weigerde zij eenige
toenadering tot de vele vorsten, die om haar
hand kwamen dingen.
„Toen geschiedde het,dat een onbekend jonk
man zich in haar gebied vertoonde. Men
roemde algemeen zijne dapperheid en kracht.
Met zijn stalen vingeren wrong hij den strot
van den koningstijger dicht, met een enkelen
krissteek doodde hij den wilden stierNog
nimmer had men in de Soendalanden zulk een
schoon man gezien en het wekte algemeene
vreugde, toen de vorstin hem tot zich riep
en voor 't eerst, dus aan een man haar van
schoonheid schitterend gelaat vertoonde
„Deze raakt e dadel ijk in geestdrift en zijn
oogen spraken tot haar van hartstochtelijke
liefde.
„Het was op de jacht, dat zij zich met hem
wist af te zonderen van het gezelschap en
eindelijk alleen wierp hij zich voor haar neder
en kuste haar de vosten.
„De vorstin zag met een boosaardigen grim
lach op den in 't stof gebukte neder, wendde
toen haar schoon hoofd van hem af en sprak
tot Siwah„Als nog dezen nacht de zee tot
hier doordringt, als nog dezen nacht een
vorstelijk vaartuig wordt gebouwd en hij
komt mij dan halen hier aan deze plaats nog
jaist vóór de dageraad het Oosten kleuren
zal, dan zeker zal ik mij met dezen jonkman
inschepen en hem vergezellen, werwaarts
hij maar wil. Voer mij thans heen." En op
hetzelfde oogenblik was zij voor den jongeling
verdwenen. Omstreeks 4 nur des nachts
gebeurden er zonderlinge dingenPlotseling
kwam het water van de Javazee over de
bergen naar hier opstijgen en weldra was de
oppervlakte der vallei geheel met water
bedekt. Het groote dj atlbosch in't Zuidoosten
werd geveld en de stammen tegen den rug
van een vuurberg opgedragen
„Kort voor hot aanbreken van den dag
stond de vorstin op het bergpad, waar zij
Siwah had aangeroepende vallei was in
een golvende zee veranderd, slleen nog
begrensd door den bergketen in 't Noorden,
dia als een dam het water tegenhield.
„Baar kwrm ook een koninklijke prauw,
als door onzichtbare handen voortbewogen,
en de jonkman zelf stond vóór haar en wilde
haar met zich voeren.
„Vol woede, dat haar toeleg mislukt was,
dat Siwah blijkbaar haar verliet, dat nu toch
een man en nog wel haar zoon, haar de
zijne zou noemen en dus haar schoonheid
FEUILLETON.
Roman van
C. SCHROEDER.
000
1
Tweede Boek.
20.
Er zijn menschen, die die lijkverbran
dingen poëtisch vinden; tot hen behoordeDick
niet. Hij zag er alleen het ijselijke van. Nog
nooit, meende hg, had hij zulk een afschu-
velgke vertooning gezien, en ondanks de
hitte, liep hem rilling op rilling langs den
rag- Als gekluisterd zat hij daar, strak
starend naar de vlammen, die juist het lgk
een jonge vrouw aangrepen. Dat was
^alada, de vrouw van Dulluk, zoo vertelde
hem een der bootslieden, lichtvoetig als
Sema en schoon ais Sita, de gemalin
^an Rama In weinige dagen bad een ziekte
haar weggerukt. Opdat zelfs in den dood
geen mannenoog haar zou ontwijden, hed
sien haar geheel in een rose sluier gewik
keld en haar op het gelaat neergelegd.
j5 echts een enkele donkere lok haar was
10 kJ6n ^a's van °°der den sluier zichtbaar
geuleven en die had Dick bepaald behekst,
htet was heel erg dwaas en ijseiijk, maar
9 moest steeds weer aan Kitty's haar
6jhen, en op eenmaal ging het hem door de
gedachten „Stel je eens voor, dat Kitty
ho!wi t" h>an schudde hg toornig het
oorboden van een zonnesteek,"
hg tot zichzelf. „Ik bèn reeds gek,
of ik wórd het, wanneer ik niet maak dat
ik wegkom." Maar hg gat nog geen order tot
terugkeeren, ja, zelfs was hg niet bg
machte om de oogen te sluiten, zoo werd
hg aangedreven om te zien, water van dien
zwarten haarlok werd.
Het werd Dick ten slotte te machtig.
„Terug 1" beval Dick den bootslieden met
heesche stem en de riemen vielen in het
water.
In dof gepeins zat hij voor zich uit te
staren gedurende den tocht. Hoe hg aan
land gekomen was, wist hij niet. Het
was hem, ot hg, in een woesten droom,
door stinkende stegen, waar geen eind aan
kwam, menschen voorbij holde, die geen
menschen waren, maar van hun verstand
beroofde wezens, die met afgodsbeelden
een zwendelhandel dreven. Overal van die
monsterachtige afgodsbeelden, wa&r hij
ook keek, en juist waar het gedrang het
dichtst was, de witte heilige koeien die
den weg versperden. Eenmaal dreef hem
het ongeduld er toe, om zulk een traag
rund met een stok beenen te doen maken.
Maar toen vlamde hem uit ontelbare oogen
de haat tegen en het was, als wilden
duizend vuisten hfm de keel dichtknijpen,
maar duizerd Hindoevuisten waren niet
genoeg voor een strgd met één Europeeër,
zij wisten het zeer goed hij behoefde hen
alleen maar barsch aan te zien en de een
n8 den ander zou verdwgeen.
Nu had hg het huis van Robert bereikt,
en zooals hg was, met stof bedekt, met de
haren aan het voorhoofd gekleefd, met
met bloed doorlocpen oogen, tuimelde hij de
eetzaal binnen.
„Dick]'1 schreeuwde Kathlin, verschrikt
van de ontbijttafel opspringend, waaraan zg
zou moeten vergaan, greep zg haar kris van
onder haar opperkleed en sprak met ver
achting: „Verdrink u in deze diepe wateren,
zoon der schande. Gij hebt uwe moeder ten
huwelijk begeerd en met dezen kris. nw
vader vermoord!"
De ongelnkkige jonkman viel bewusteloos
achterover en verdween in de golven.
De Zuidoostelijke berg. waar 't djatibosch
geveld was, heet Boekit Toenggal of „de berg
der afgeknotte stammen". De Noordelijke
keten, die het water had afgedamd, wordt
Tambakkan- of „damgebergte" genaamd, de
vuurspuwende berg, vanwaar het vaartuig
was komen aandrijven, heet de Tangkoeban
Prahoe of „omgekeerde pranw."
Lt. Clockenkr Bhoüsson. b.d.
Bandoeng.
Vergadering van den Raad
der gemeente NIEUWE NIEDORP, gehou
den op Woensdag 27 Jnli 1904, 's voormid-
dags 11 nre. Afwezig de heer J. Wijn.
De Voorzitter, de heer Jb. v. d. Stok, opent
de vergadering, waarna voorlezing en goed
keuring der notulen volgt.
't Eerste punt van behandeling is het
concept bouwverordening, met door de Gezond
heidscommissie te Hoorn aangebrachte wijzi
gingen. Deze verordening wordt nu opnienw
door den Raad nauwgezet in behandeling
genomen en de door de Gezondheidscommissie
noodig geachte veranderingen van vele der
artikelen worden met zorg gedeeltelijk ge
wijzigd, waarna de verordening wordt vast
gesteld ter opzending aan Ged. Staten.
Daarna wordt de verordening op den
Burgerlijken Stand behandeld en goedgekeurd.
Ia verband met art. 149 der Gemeentewet
is het salaris dier ambtenaren geregeld en
wel als volgter zullen 3 ambtenaren van den
Burgerlijken Stand zijn, van wie aan den len
ambtenaar, die alle werkzaamheden zal ver
richten, een salaris van f 30.per jaar wordt
toegekend, welke bezoldiging ingaat 1 Januari
1906 en vervangen zal de belooning voor
't bijhonden der registers, welke ook f 30.
'sjaars bedroeg; de 2e ambtenaar,belast met
't sluiten van hnwelijken, zal bij ontstentenis
moeten worden vervangen door den 3sn
ambtenaar en bij eventnëele ontstentenis van
beiden, zal de le ambtenaar deze werkzaam
heden doen. De 2e en 3e ambtenaar worden
echter niet bezoldigd.
Als Zetters treden dit jaar af de heeren
W. C. Visser en J. Wijn. De volgende dub
beltallen worden nu opgemaaktle. W. C.
Visser en P. Koopman; 2e. J. Wijn en K.
Wit Cz. Nadat deze voordracht is opge
maakt, zijn we geboman aan de herziening
der polltie-verordening ingevolge de bouw
verordening toch worden verschillende artike
len van de politie-verordening, die daardoor
dienen te vervallen, geschrapt.
Vervolgens wordt eene Commissie benoemd,
bestaande uit de heeren Koopman, De Moor
en Wit, tot het nazien van de gemeente
rekening over 't jaar 1903.
De ontvangsten zijn
Hoofdstuk I Ontvangsten wegens vroegere
diensten f 709 79hoofdst. II. Inkomsten van
gemeente-eigendommen, inrichtingen en be
zittingen f 375138'; hoofdst. III Opbrengst
van belastingen ec heffingen f 6089 63
hoofdst. IV. Ontvangsten van verschillenden
aard en toevallige baten f 6909 46'hoofdst. V
Buitengewone ontvangsten f 14 70, totaal
f 16 474.96 De uitgaven zijn
Hoofdst. I. Kosten van huishoudelijk bestuur
f 2373 67hoofdst. II. Kosten van invorde
ring van plaatselijke belastingen en teruggave
deswege f 136 99'; hoofdst. III. Kosten van
onderhoud van gemeente-eigendommen en de
deswege verschuldigde l&sten f 2629.51'
hoofdst. IV. Kosten der openbare veiligheid
en van de brandweer f 856.50'hoofdst. V.
Kosten der plaatselijke gezondheidspolltio
f 100 hoofdst VI Kosten voor het onderwijs
f 6238 84'hoofdst. VII. Kosten van het
armwezen, mitsgaders snbsidiën en bgdragen
aan onderscheidene daarmee in verband staande
instellingen f2344.47'; hoofdst. VIII. Renten
en rflussingen f 632 IX. Pensioenen en
wachtgelden f 126.hoofdst. X Andere
uitgaven, niet onder de vorige hoofdstakken
behoorende f 291 63'Onvoorziene uitgaven
f 685 49 Totaal f 16414 03. Het batig saldo
bedraagt das f 60 93.
Deze rekening, nagezien zijnde wordt goed
gekeurd, waarna, nadat de rondvraag niets
opleverde, de Voorzitter deze vergadering sluit.
Maandagavond tusschen 9 en
10 uur is bij den heer G. V. te BURGER-
BRUG ingebroken. De inbreker schijnt door
een raam binnengekomen te zijn en heeft
getracht, met een koperen aschtanget je, dat
hij toevallig in de kamer von/f, de linnenkast
open te breken. Daar dit niet gelukte, is de
indringer, die, zooals uit alles bleek, geen
handig inbreker was, langs deuzelfden weg
teruggekeerd. Men heeft de zaak bij de politie
aangegeven.
Stakende raadsleden.
Te PUTTE weigeren de raadsleden ter
alleen was gezeten, „wat zie je er uit
Waar bsn je geweest?"
Hij liet zich, in plaats van antwoord te
geven, op een stoel neervallen en leunde,
zwaar ademend, met gesloten oogen
achterover.
Zij nam hem bevend den hoed van het
hoofd, droogde hem met een doek het
voorhoofd af en herhaalde angstig„Wat
is het dan, Dick.wat echeelt je toch
Toen sloeg hg eindelijk de oogen op, als
iemand die uit een diepen slaap ontwaakt
en zich nog niet recht met de werkelijk
heid op goeden voet kan stellen. „Kitly
fluisterde gij vragend, „Kitty Dan zich
langzaam oprichtend „God zij dank, dat
je daar bont."
„Maar Dick, gelooft ge dan
Hij schudde vol afschuw het hoofd
bg de herinnering aan hetgeen hg had
gezien.
„Verklaar je toch," bezwoer zg hem,
„ik maak mg zoo angstig."
„Het is niets," verklaarde hij, „ik heb
alleen maar geloopen."
„Geloopen met deze temperatuurAlsof
dat niet waanzinnig werk is. Vanwaar kom
je dan
„Van de Ganges." Hij beefde van het
hoofd tot de voeten. „Het was er vreeselijk."
„Vreeseiijk Bij de badende Hindoes
Dat begrijp ik niet."
„Wacht, tot je er zelf geweest bent, of
neen,... ga niet.... ga er nooit heen. Beloof
mg dat, Kitty 1"
Ik ben er reeds geweest, Dick en vond
het schoon als een droom."
„Ongelocfljjk."
„Neen, jouw ontzetticg is ongelooflijk Zoo
iets sprookjesachtigs ziet men zeiden in de
vergadering te komen, daar de Voorzitter de
vergaderingen 's ochtends uitschrijft en de
vroede mannen willen alleen 's avonds ver
gaderen. Na is er reeds 4 maal vergadering
uitgeschreven, maar er verschijnt niemand.
Brand te ZAANDAM.
Uit Zaandam schrijft men over den brand
In de oliekokerij van den heer J. Vis Pz.
Ongeveer één nur was de brand uitgebroken
in de oliekokerij, door het slaan van de vlam
in een der met standolie gevolde bakken.
Dat de brand bij betrekkelijk stil weer zulk
een omvang kon nemen, vindt zijn oorzaak
in het springen van een anderen bak [er
waren 9 groote bakken in de stokerij] waar
door de brandende olie over het terrein vloeide,
die de belendende gebouwen en gebouwtjes
in vlam zette. Achtereenvolgens werden de
groote en do kleine stokerij, twee kuiperijen,
bg den heer A. J. Karskens van Zaandijk in
gebruik, en 3 pakhuizen door het vuur aan
getast. Voor zoover de bouwstof geen steen
of ijzer was, brandde alles tot den grond af.
Een groote partij olie, men spreekt van 60
duizend kilo's, en duizenden kilo's lak, giogen
verloren. Voor het grootste deel was dit ge
borgen ln vaten en bassen ln het pakhuis
„De oude Wolf." Hierin bevonden zich ook
ongeveer 600 kisten met ledige blikken olie-
trassen, benevens een voorraad vernis, gom
en krijt.
De lakstokerr, die aan de noordzijde Btond
en geheel van ijzer en steen gebouwd is,
bleef geheel ongedeerd.
Van den heer Karskens, die op het terrein
een partij ven 3000 raten had opgeslagen,
gingen een 600-tal verloren do overigen wist
men, door ze in de Zaan te werpen, te
behouden.
Het terrein aan het smalle Kalverdijkje
aan Je Oostzijde van de Zaan recht tegen
over de Zaandijker kerk gelegen, was voor
de brandspuiten uiterst moeilijk te bereiken.
Vanaf het gehucht ,,'t Kalf" is de weg niet
veel meer dan een voetpad en het kostte zeer
veel moeite, te verhoeden, dan de spuiten niet
van het dijkje naar beneden gleden.
Zeven gemeentelijke en twee spuiten van
de vrijwillige brandweer, benevens twee spui
ten van Zaandijk verrichten het blusschings-
werk. De spuit van de V. Bda vereeniging
die in de vorige maand haar 26-jarig bestaan
vierde, maakte den tocht tot ,,'t Kalf per
rijtuig en verder met een „boerenplat" tot
het terrein van den brand.
De Zaandijker spuiten werden met schuiten
over de Zaan gezet. Ean schildersknecht be
kwam daarbij een belangrijke hoofdwond, door
dien hij bij het aftrekken van een spuit van
de schuit een slag tegen het hoofd kreeg.
Naar men verneemt is de eigenaar, de heer
Jacob Vis Pz., zeer laag verzekerd. Met het
oog op het groote brandgevaar kon de heer
V. zijn eigendommen niet voldoende verzekerd
krijgen. De heer V. was jaist op reis.
Twintig jaar geleden is deze oliekokerij
ook door brand vernield.
Omtrent een drama, dat te
DEN AKKER, gem. Sleen, is afgespeeld,
vornemen wij het volgende: Eenigen tijd
geleden is de woning van Johannes ter Luin
afgebrand. Hij kreeg verlof met een lijst
rond te gaan voor het verzamelen van gelden
voor oen nieuwe woning. Toen hij een vol
doend bedrag had, verzocht hij eenigen goeden
kennissen, hem bij den bouw te helpen. Dezen
deden dat, en toen het gebouw er stond,
werd er getrakteerd. Nadat een flinke borrel
was gedronken, bleef er nog eenig geld over,
en de gasten wilden ook dat opmaken. Dat
was echter niet naar den zin van Ter Luin.
Er vielen woorden en weldra volgde er ruzie.
H. v. d. W. trok het mes en sneed zijn gast
heer zoodanig in een der beenen, dat deze
doodbloedde.
Men schrijft van de Belgische
grenzen
Om aan den smokkelhandel in varkens,
vooral van biggen, een einde te maken, is
door de Belgische douanen een inventaris op
gemaakt van al de krulstaarten, welke zich
bevinden in de hokken van de landbouwers,
die dicht bij de Nederlandsche grens wonen.
Bovendien moeten die landbouwers van alle
veranderingen, die voortaan ln hunne hokken
zullen plaats hebben, onmiddellijk kennis geven.
Vroeger werden 's avonds of 's nachts een
aantal biggen in het hok van een of anderen
Belgischen landbouwer gebracht, den volgenden
dag ging men op het grenskantoor om „een
passo avant" en de Nederlandsche biggen
kon men dan ongehinderd naar de markt van
GeDt vervoeren. Dit zal nu niet meer kunnen
gebeuren en daardoor zal de smokkelhandel
in varkens, die in den laatsten tijd een hooge
vlucht genomen had, zeer belemmerd worden.
Door een trein gedood.
Woensdagmiddag had op het emplacement
der Ilollandsche spoor bij de Eenhoornsluis
te AMSTERDAM een droevig ongeluk plaats.
Een lijnwachter van do Rijkstelegraaf, die
daar to ver over de borstwering leunde, werd
door een aankomenden trein gegrepen, en een
eind weegs voortgesleept. Toon de trein tot
stilstand wss gebracht, bleek de man ernstig
gewoed. Hij werd naar het Binnen-Gasthuis
gebracht, waar hij spoedig daarna overleed.
De naam van den ongelukkige is Lehman.
wereld. Eerst die levendige scèaes, die zich
in het water afspelen en dan op de oevers op
den achtergrond die heilige tempels die
breede steenstoepen, die vanuit het water
opstijgen en daarop het kleurige volk, dat
naar den vloed afdaalt. Mannen en vrouwen
met de mooiste kleeren aan, van edelge
steenten schitterend, sommigen in waarlijk
koninklgke houdiüg
„Ja, nu ja," viel hij haar ongeduldig in
de rede, „maar dat verbranden van die
lijken maakt tcch al het mooie weder ijseiijk
en ellendig."
„Dat mag misschien zoo zgn, wanneer
men er dadelgk opmerkzaam op wordt
gemaakt. Ik kreeg er eerst erg in, toen wg
wf-groeider; toen sloeg een geweldige vlam
ten hemel op en toen Robert zeide, wat
het was, toen was het mij onmogelgk, van
uit de verte nog vrees of schrik daarvoor te
gevoelen. Integendeel, het werkte grootsch
en plechtig op mg en ik dacht, dat het
toch oneindig schooner was, in weinig
tgds door het vuur verteerd te worden, dan
langzaam in de aarde te verrotten."
Hg staarde getrcffen voor zich neer. „Het
is verwonderlijk," mompelde hij, „maar je
hebt een manier om de dingen te be
kijken
„Dick, ik ben anders, nuchterder in mijn
opmerkingen, dan jij."
„Nuchterder?" Hij lachte. „Neen Kitty,
je leeft in een roes en ik zie alleen helder."
„Meen je
„Ja, en ik sidder voor den dag, waarop
de gouden nevel, waardoor heen je nu dit
land en volk beziet, zal optrekken en jij dit
alles hier met miju oogen zult aanzien."
„Dat kan ik niet, Dick, want jij ziet alles
door den zwarten nevel van je haat. Die
dag zal voor mij nooit aanbreken."
„Eu ik zeg je, Kitty: hij zal komen."
„Goed, dan zullen wg er maar op
wachten."
„Ach neen," riep hij, haar hand grgpend
en haar angstig in het vrooljjke gelaat
kijkend. „Laat ons dat niet afwachten,
Kitty laten wij zoo spoedig mogclgk
deze hel verlaten."
Zij schudde in groote verwondering het
hoofd. „Ik begrgp je niet," zeide zg. „Wel,
wonderlijke jongen, zelfs al had ik hier geen
plichten en ging gaarne heen, dan kon ik
toch niet met jou meegaan waar zou
den wij heen moeten
„Naar Killarney."
„Ik heb daar geen thuis meer."
„M jn moeder zou je daar met open armen
ontvangen."
„Je moederbegon zg en zweeg
verschrikt, want op eenmaal wist zij, waar
bg heen wilde.
»J*i" knikte hg, „in haar hcede was
je veilig, totdat ik jeWat scheelt je,
Kitty?"
„Laat mg," stamelde zg angstig, bevreesd
haar hand uit de zijne te trekken, „ik
moet met de dienstboden over het eten
spreken."
„Och, dat heeft den tgd nog. Denk san
Killarney, Kitty, aan onze meren, zoo
blauw, aau onze steeds groene bosschen,
aan
„Zwjjg over Killarney, Dick," riep zij
uit.
„Krgg je dan heimwee, lieveling Wees
maar stil, wg gaan er weer heen, zullen
weer op het meer roeien naar Innisfallen.
Weet je nog Innesfallen
„Dick hoe zou ik ooit Innisfallen