Brieyen uil fle Maasstad. Zondag 5 Januari 190*2. 46 ste Jaargang No. 3694. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Het A VAN HET 13 C LEVEN. I N6EZ"O¥D E N. Binnenlandsch Nieuws. ODRANT. CCLHI. Rotterdam, Ouwejaarsavond. De klok gaat slaan met droef misbaar, Het jaar is vergaan, vaarwel, droef jaar.... Er zijn door onze jonge litteratoren superbe verzen bij den dood van 't oudejaar gemaakt, verzen die men gelezen heeft tot men ze kent om in stille oogenblikken ze zacht te zeggen en mijmerend te genieten van de pracht dier woorden en klanken. Maar 't zou profanatie wezen dat te doen op dezen avond, toch de sterfavond van het jaar. Want daar is, waarachtig, geen banaler avond in de 365, dan deze, de laatste. Dat wil zeggen, hij zou mooi kunnen zijn, een avond van herdenken inderdaad, een avond van poëzie in diep-door-dringende contem platie van een altijd rijk verleden. En dan komen de menschen en duwen je een visitekaartje onder den neus, aangebracht door een half-lam-geloopen besteller. Berus tend maak je de enveloppen open en je wipt er de kaartjes uit, waarna je de enveloppen ver scheurt. Heb je een nichtje dat een dominé kent, dan scheur je eerst den postzegel er af van de enveloppe natuurlijk en nichtje's dominé heeft er een bijdrage aan om slaven los te koopen, of ergens de zending te bevor deren. Soms is de postzegel in de drukte ongeste.npeld gebleven en dan vraag je je vrouw, hem los te weeken, voor nieuw ge bruik op het retourkaartje. Zoo'n kaartje met p. f. is een afschuwelijk ding, de meest ziellooze van alle ziellooze wensclien. Als 't gesteendrukt is, vindt je 't nog wel eens fraai, maar veelal is 't een specimen van botte typograafkunst. De vriendelijke zenders hebben er honderd van laten drukken en ze verzonden naar een te voren opgemaakt lijstje, waarop alle lieden aan wie eenige verplichting bestaat. Ik ontving ze van alle lieden die mij iets geleverd hebben en van enkelen mijner ge- buren de meest beminnelijke. Toch nog tezamen een heel pakket, 'twelk mijn vrouw belangstellend doorleest. Na bezichtiging zijn ze voor niets meer bruikbaar, vulling voor vuilnisbakken. De meid wil ze zelfs niet hebben om de kachel aan te maken. Er is al heel wat tegen dat kaartjes-expedi- ëeren gefulmineerd, maar de menschen zijn er niet van af te brengen. Toch geloof ik niet, dat er ter wereld één denkend wezen is, die 't zijn evenmensch, zelfs al is dat bakker of schoenmaker, kwalijk zou nomen, als hij 't kaartje verzuimde. Hollanders ziju zoo con servatief, en de post is er goed voor. Nu wordt, gelukkig, in de laatste jaren 't wat drukker gebruik, in de bladen een p. f. te zetten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad bracht er Dinsdagavond eenige duizenden, wel tien pagina's vol, klein gedrukt, gewoon ontelbaar. Dien weg moet het uit. Iemand, die gelooft, dat wenschen noodig is, kan zich op een advertentie beroepen, de universeele wensch aan wie er maar van genieten wil. Zie, ik leg tevreden mijn hand op deze vijf bladen en dank mijn vele medeburgers voor hun wenschen. Zoo hebben we allen onzen plicht gedaan. Er is niet zoo heel veel variatie in deze wensch-annonces, maar zij zien er toch vrien delijker uit dan een kaartje. Bovendien komt de aap der bedoeling er wat meer uit de mouw der beleefdheid. Gods besten zegen toegewenscht door X, in koloniale waren, aanbevelend, enz.Het Compliment van den Dag, tevens de aandacht vestigend op mijn nieuwe zending mosselen Een gelukkig Nieuwjaar, tevens er op wijzend, dat onze Haarlemmer olie de eenige Oprechte is. Zoo wordt er zonder complimenten gezegd. Ach, een wensch is in den regel als reclame bedoeldwaarom er doekjes om te winden Ik zag onder meer annonces van een deur waarder, van verloskundigen, van een proef lokaal, en vooral de beide eersten lijken mij voor de lieden, die 't zich hebben aan te trekken, niet zoo vroolijk. Ofschoon ze goed bedoeld zijn. Wenschen in de advertentiekolommen in D O O R IDA BOY-ED. o-o-o 4. Zoo verliep het etensuur. Aan het einde van het maal droeg Peter een schaal met ooft op. De jongen had ze gister met zgne meesteres gekocht. De versiering van de schaal met bloemen en bladen was eene verrassing van Peter. Het ronde hoopje vruchten met hier en daar wat aren en spichtige grashalmen er tus- schen, leek wel op een stekelvarken. Maar men zag grooten trots voor dit arrangement op Peter's gelaat. „Daar heb je iets heel moois gemaakt", looide mevrouw Makarie bewonderend. „Kolossaalbevestigde Mammliog. „Omdat het t galgenmaal van mijnheer Hollern hier aan boord is", zeide Peter, zijn vroegeren superieur met welgevallen aankijkend. Hollern knikte hem hartelijk toe. Dat eenvoudige woord echter gat Syl- via den laatsten stoot. Jahet galgenmaal van haar geluk, haar hoop Zg' stond op, greep naar den knop van de deur. kon dien niet dadelijk vinden, en draaide er vervolgens in de verkeerde richting aan. Reeds schokte haar lichaam en een onder drukt snikken werd hoorbaarallen keken naar haar. een krant hebben vóór, dat men er geen nota van 'hoeft te nemen; men komt er niet zoo gemakkelijk toe, kaartjes maar dadelijk in de papiermand te deponeeren. Wij bewaren ze altijd tot de enveloppe voor 't bedankkaartje is geschreven, wijl men nu eenmaal niet on beleefd kan zijn. De burgemeester, die ver moedelijk de meeste kaartjes van alle Rot terdammers ontvangt, maakt er zich met een dankannonce in de bladen af, tegelijk met de wethouders en met den gemeente-se cretaris en met den ontvanger. Vier offieiëele dankadverten ties. Er schijnen ook menschen te zgn, die aan den gemeente-ontvanger een kaartje sturenToppuat van hoffelijkheid Maar niet alleen de kaartjes vcrbanalen dezen avond. De hcidensche herrie buiten doet het ook. De klappers vliegen onder miju ramen en daarbij is een geschreeuw dal ik er van beef cn zelfs niet langer in staat ben kaartjes te lezen. Straks komen de stoom- booten en de locomotieven; ze overloeien de andere schrille geluiden, een p. f. uit de hel. Wie, ook al is zijn aanleg voor aangedaan zijn, groot, voelt niet zijn traanklieren ver dorren, als zoo'n stoomfluitenchaos zijn klap perende vensters binnenstortIk heb een zéér gevoelige natuur, maar ik kan niet wee- nen als ik een stoomfluit hoor. De lieden, die al deze instrumenten in beweging brengen, zijn nog onaangenamer dan die kaartjes sturen, een kaartje is ten minste een stil ding en daarom meer in het karakter van den avondmaar zoo'n stoom fluit is allerouhebbelijkst. Ik bedacht daar ook, dat de moeste dier gillende zegenwenschen uit Engelsche stooin- booten komen en vermoedelijk zullen de machi nisten niet zoo heel veel vriendelijks denken aan 't adre3 der „damned Dutchmon", die in hun woningen van 't geloei genieten. Men moet bij alles zoo'n beetje nadenken. Ter wille van mijne getrouwe en zeer beminde lezers zou ik zoo graag thans eeni- germate ernstig worden, van dezen ouwe- jaarsavondbrief een gelegenheids-epistel maken, waarin gewezen werd op den ernst van het heengespoede jaar, met al de rampen en al 't geluk die het bracht maar die beroerde klappers en die stoombootenHet is werkelijk een avond om te mijmeren, ern stig te zijn, de huishoudboekjes van het jaar door te bladeren, een begrooting van de rekeningen op te maken, en zijn vrouw vrien delijk aan te kijken, maar dat lawaai van die pretmakende jongens Moge het nieuwe jaar.... nu stopt er één een zevenvoetcr in mijn brievenbus en bescha digt de eventueel daarin liggende kaartjes. Vanmorgen zijn de eerste fooien opgestreken. De brievenbesteller heeft gewenscht en de vuilnisman en de lantaren-opsteker. We zijn öok al beetgenomeu door een wildvreemden man en een jongen, die beweerden dat zij de vuilnisman en de vuilnisjongen waren en do drie daarvoor bestemde stuivers opstaken de smakkers. En een uur later kwam de echte vuilnisman! Als 't recht in Nederland niet zoo duur was, maakte ik er politiezaken van, de meid zou de oplichters stellig herken nen als zij ze terugzag. Aan 't gemopper tegen do fooien doe ik overigens niet meê ik vind er iets genoe- gelijks in, lieden die mij een jaar lang groote en kleine diensten bewezen, iets toe te stoppen. En zoolang ik geen bordje van Armenzorg aan mijn deur heb„geen gaven zonder onderzoek", gevoel ik niets voor het argument dat al die gefooide menschen hun loon trek ken voor wat zij doen. Zoo hoog is dat loon niet en wie 't niet noodig heeft, wenscht wild vreemden geen zalig uiteinde voor een dubbeltje of vijf centen. En nu is dus het jaar uit. De kalender van 1901 smijt ik in de papiermand en ik hang een nieuwen in zijn plaats. Waarbij ik mezelven toewensch, dat ik de 52 weekblaadjes weer geregeld en eigenhandig zal kunnen afrukken. Wat ik al mijn lezers eveneens toewensch. Moget gij allen nog vele kalenders in voorspoed opgebruiken, en mogen Daar beginnen de klappers pas goed te vallen, 't davert en rikketikt de nachtstraat vol. En uit de verte komen de stoomfluiten, nu met eindeloos gegil, 't Is twaalf uur! En een nieuw jaar! Prosit! 13. De deur sprong open, Sylvia snelde de trap op. Zeer verlegen, ontsteld bijna, bleven de anderen achter. Makarie zag, dat haar neef zeer bleek werd en ernstig voor zich been keek. Willy Mammliüg, die van dat alles nie mendal begreep, maakte het eerst eene opmerking. Terwijl hjj een peer voor zich schilde, zeide hij op een toon van goed hartig medelijden „Wat scheelt haar Dadeljjk beantwoordde hij die vraag zelf „Omdat zij nu weer voor vier weken naar Schwerin gaat, voelt ze terdege, dat ze eigenlijk geen thuis heeft. Maar ze wilde immeis zelf niet verder met ons meê?" „Omdat ze jullie ook weer eens een poos alleen laten wil. Dat is zeer kiesch van haar," sprak Hollern met warmte. Makarie keek hem welgevallig aan. „Ten slotte zal hij toch nog dacht zij dadelijk. „Nu ja," antwoordde Mammling. „dat is bij"Karie en mij al gewoonte gewordenden gauschen zomer gasten aan boord, maar de laatste veertien dagen met ons beidjes. En Svlvia komt later weer bij ons. Zij stoort ons in 't geheel niet integendeel Hij dacht na dan voegde hij er aan toe „Alleen is ze ons soms wat onbegrijpelijk; zooals nu weer." „Och, ieder heeft zoo zijn aard. Zij is een fijngevoelig meisje,1" zeide Makarie, en dacht: „nu moet Robbert wat zeggen, nu zal hjj zich moeten uiten, hoe hij over haar denkt." Maar hij zeide niets. Geen woord. Hij steunde met zijn rechter elleboog op tafel, legde de kin in de hand en begon met zijn vruchtenmes stukjes af te slaan van de Ter overweging. (UitNachdenklicbe Geschichten). Van Oscar BlumenthaL Op de trap. Op de trap van een huis, nabij een tuin gelegen, ontmoetten elkaar twee mannen. De een, in den vollen mannelijken leeftijd, kwam aarzelend en nadenkend van boven, alsof zwaarmoedige herinneringen hem het dalen moeilijk maakten. De ander, in den bloei der jongelingsjaren, snelde ras en ongeduldig omhoog, als door verlangen en hartstocht gedragen. Op het trapbordes keken ze elkaar een oogenblik aan, en de oudste, wien een bitter glimlachje om den mond speelde, zei zachtkens en waarschuwend „Ga niet verderuwe heete blikken verraden mij uw doel. Geloof mij, als man van ondervinding, die zijn ervaring met berouw en zelfverachting betaalde,schoon heid zult ge vinden, maar ook de ontrouw vinden zult ge den roes, maar ook den weerzin. En ten leste zoekt ge, boos op nzelven, vol berouw weer den weg, die naar vrij-zijn en reinheid leidtGeloof mij toch." „Ik wil u gelooven," antwoordde de jon gere, „maar geloof ook mij, als ik u zeg ik kan niet anders 1" Snel ging hij naar boven, terwijl de ander verder afdaalde, de huisdeur dreunend achter zich dichtslaande Drie maanden later ontmoetten diezelfde mannen elkaar weer op de trap van dat huis. Maar thans had de jongeling haast om naar beneden te snellen, terwijl de andere langzaam en als in strijd met zichzelf omhoog steeg. Weer zagen zij elkaar op het bordes in de oogen. De blos der schaamte bedekte het gelaat van den oudere eu zachtjes vraagde hij „Gaat ge heen „Ja, en gij „Ik keer terug. Maar onderdruk den hoonlach, dien ik om uwe mondhoeken trillen zie. Het is als de magneetberg uit een sprookje. Het laat iemand niet los, dat houdt vast voor altijd. En noch inzicht, noch ondervinding vermogen de vrijheid weer te geven. En al zoudt ge nu met schimp en hoon mjj overladeu, ik zeg u, dat wij ons nog niet voor den laatsten keer op deze trap hebben ontmoet." Met een rauwen lach ging de jongeling hem voorbij. De andere ging verder, aar zelend, beschaamd, maar toch vérder. En dit naar boven en naar beneden gaan, dat omhoog gaan en weer dalen, dat rijzen en zinken, is hem plotseling geworden tot een zinnebeeld van alle menschelijke dwaasheid en wijsheid. N iet-geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) M. de lied.! Als getrouw lezer vau do Schager Courant vond ik in het no. van 1.1. Zondag 29 De cember het verslagje over de uitvoering van de rederijkerskamer „Cicero" te N. Niedorp. Meer dan éénmaal las ik dat verslagje. Het leek mij zoo vreemd, zoo eigenaardig. Wat toch bedoelde uw verslaggever daar waar hij schrijft: „Het idee toch was oudbakken, maar dat kon er nog mee door; de verwerking afge zaagd eu de behandeling smakeloos"? Niet één van de leden van „Cicero" begreep dat. Zou uw verslaggever dit niet nader willen aanduiden? Het kwam mij net voor, of uw verslag gever, anders altijd eerlijk en onpartijdig, dit maal noode den lof wilde toekennen aan bo vengenoemde rederijkerskamer. Ook is mij de slotzin (wensch) van uw verslaggever niet duidelijk, die luidt„Geef ook eens wat van de nieuwe tooneel-litteratuur te zien. Er is in de laatste jaren genoeg voor het tooneel geschreven, óók dat „Cicero" wel kan uit voeren". Afgescheiden van de vraag, of het door uw verslaggever gelaakte tooneelstuk „Het Parelsnoer", door „Cicero" en andere rederijkerskamers nog eens ten gehoore ge bracht, van de repertoire (lijst) moet worden geschrapt, zouden wij uw verslaggever wil len vragen: behooren de tooneelstukken „Eer loos", „In kleinen kring" en „het Goudvischje" ranken, die aan de lamp hingen. Hij keek hier met diepzinnige gewichtigheid naar. Met een zucht, die haar ongeduldige ergernis uitdrukte, stond Makarie op. „De koffie boven?" vroeg haar man. Als antwoord riep Makarie tot Peter„Peter, de koffie boven Peter stond in het kombuis reeds voor een kleine koffiemachine en lette daar met groote opmerkzaamheid op. „En ongeveer tegen zessen roode grutten, Peter." „Jawel, mevrouw." Makarie zette haar hoed op en ging naar 't dek. Na tafel plachten de dames voor de kajuit op twee lage rieten stoelen zich uit te strekken. De heeren zaten als altijd op hun plaats bjj het roer, dronken koffie en rookten sigaren. Makarie vond Sylvia in een stoel liggen zij hield een donker zonnescherm zóó dicht boven haar hoofd, dat men van haar kopje niets kon zien. Maar aan de beweging, die menigmaal haar lichaam maakte, zag Makarie maar al te goed, aan welk een opgewondenheid hare vriendin nog ten prooi was. „Laat haar eerst maar begaan," dacht Makarie en strekte zich lang en lui uit, met haar hoedje haar gelaat bedekkend. Vele minuten verliepen. Eindelijk zeide Makarie, op een toon van schynbare onbe vangenheid „Jammer eigenlyk, dat Robbert naar Azië moet. Hij is nu zulke beste vrienden met Willy geworden. Maar enfin, hij komt terug. En ik denk wel, dat, als hij die groote reis achter den rug heeft, hij wel een paar jaar in Kiel zal big ven en be paald zal gaan trouwen." door W. G. van Nouhuijs, kortelings nog door de rederijkerskamer „Cicero" met succes op gevoerd, niet onder de nieuwe too- neellitteratuur? Ten slotte zij het ons vergund, ook twee wen schen onder de aandacht van uw verslaggever te mogeu brengen le. Wenschen wij, wan neer uw verslaggever van onze tooneeluit- voeringen verslag wil uitbrengen, dat hij dan de geheele voorstelling bijwoont, en niet zoo als 1.1. Donderdag 26 December, 2'/i a 3 urn- na aanvang in de zaal van uitvoering komt. 2e. Tracht in uwe verslagen altijd duidelijk te zijn, en waag u als verslaggever nimmer op terrein, waar u als leek, om critiek uit te spreken, in uw bevoegdheid te kort schiet. Ouder beleefden dank voor de opname, Een Lid van „Cicero". N. Niedorp, 30 Dec. 1901. lx Antwoord. Wanneer het „lid van Cicero" ziju naam onder zijn werk zet, of verklaart, dat hij namens de vereeniging „Cicero" schrijft, ben ik bereid om te antwoorden. De verslaggever. Voor (Te betrekking van kos ter en doodgraver te OUDKARSPEL is benoemd de heer F. Moeijes, aldaar. Er waren 5 sollicitatiën ingekomen. Aan den heer G. Schoor 1, postbode te SINT-MAARTENSBRUG, is op zyne aanvrage eervol ontslag verleend tegen 16 Jan. a.s. Toch een goud m ij n in O v e r- ijsel. Door de heeren E. Hompes te 's-Gravenhage en Sam. Frank te Water graafsmeer is bij Ged. Staten van Overijsel een verzoekschrift ingediend, om concessie voor het mijnveld „Erica," tot het ontginnen van goud op een terrein, gelegen onder de gemeente Hellendoorn, ter grootte van onge veer 2046 H.A. Zij verklaren zich bereid, ingeval van ondergrondschen mijnbouw (Tiefbau) den eigenaren der gronden aan te bieden een vergoeding in eens van f 1250 per Hectareingeval het mocht blijken, dat ook bovengrondsche exploitatie (Tagebau) noodig is, of anderszins schade aan den bovengrond mocht berokkend worden, zijn zij geneigd aan de eigenaren f400 per H.A. te vergoeden. Uit OOTMARSUM wordt aan de Zw. Ct. gemeld: Maandag werd alhier i bij de politie aangifte gedaan van het vinden van een kinderlijkje, hetwelk aan den kant van een stuk weiland in de omgeving van onze stad verscholen lag. Bij onderzoek bleek het te zijn het lijkje van het 6-jarig zoontje van een zekeren B. Het jongetje had de ge woonte om zoo nu en dan van huis weg te loopen en zwierf dan acht a veertien dagen in den omtrek rond. Zoo ook nu was het jongetje ongeveer drie weken van huis ge weest en heeft wellicht door de koude een schuilplaats gezocht onder het hout en is daar door honger omgekomen. Bij genees- 1 kundig onderzoek kon geen spoor van ge welddadigheid ontdekt worden. Het lijkje verkeerde reeds in een lichten graad van ont binding. Deblokhuizen. Een dame, die te VLIS3INGEN woont, heeft van haar broeder, die in Zuid-Afrika in de geleleren der Engelschen dient, een brief ontvangen, waarin hij het volgende schrijft „Ge moet niét denken, dat wij, die in de blokhuizen vertoeven, ter bewaking van de communicatie-middelen, het beter hebben dan de anderen iu 't veld. Herhaalde malen gebeurt het, dat wij in een geheelen dag geen voed sel ontvangen, en wat verstrekt wordt, is dikwijls oneetbaar. Ter fourageering loopen, zoo geregeld mogelijk, gepantserde treinen. Zijn die dicht genoeg bij de blokhuizen gena derd, dan worden de benoodigd heden voor ons er uit geworpen. Met lange haken, moeten wy deze naar biunen halen, vaak onder een regen van Boerenkogels, die, op deze wijze, menigeen van ons doodelijk hebben getroffen". Postzegeljubilé. 1 Januari is het 50 jaren geleden geweest, Sylvia gaf zich de moeite niet, te ant" woorden. TerugkeerWederzien I Neen, in zekeren zin was dat er niet. Voorbijge gane uren, verloren stemming, verscheurde banden Dat scheidt de menschen im mers steeds! Als nieuwe, vreemde, ouder ge worden menschen zien zij elkaar weer. Leeft een rijke sterke ziel wel één dag, zonder een verandering te ondergaan "tö>rmt niet alles een mensch eigenlijk an ders Voor hemzelf en het oog van vreem den onwaarneembaar. Maar voor het oog der liefde in de fijnste en nieuwe trekken toch zichtbaar. Van elkaar gaan, beteekentvan elkaar vervreemden, wanneer men zich niet te voren vereenigt door dien kostelijken band En zelfs dan hoevele gevaren nog Toen Makarie geen antwoord kreeg zeide ze, zoo langs haar neus weg „Ja, Robbert is een zeer net mensch." Zij wist als vrouw, dat men dengene dien men liefheeft, gaarne hoort prijzen. Maar daar Sylvia zwijgen bleef, voegde de ander er nog aan toe „Jou acht hij heel hoog. Hij zeide zoo even, dat je zoo tactvol was tegenover ons." Sylvia lachte bitter. „Zeide hij dat werkelijk Hoe genadig „Lieve wanneer je op zulk een toon spreekt, word ik altijd heel treurig," sprak Makarie. „Ik zal niet eens bitter mogen worden," dacht Sylvia, zich nog dieper onder haar zonnescherm verbergend, „niet eens bitter worden, als het noodlot je zulke parten speelt Zijn dan al mijn meisjesjaren niet rusteloos geworden door de schuld van dezen man Heb ik niet op hem gehoopt en gewacht, als een zottin? Heb ik het niet dat in Nederland de postzegels werden inge voerd. In de N. R. C. lezen we o.m., hoe hoogst gebrekkig de postdienst vóór de post wet van 1850 geregeld was. Er waren in het heele land slechts 95 postkantoren en hulpkantoren met 190 bestellers. In Den Haag was slechts één brievenbus. Het briefport bedroeg 5 ets. binnen den kring van het postkantoor. Als men daarbuiten kwam, betaalde men 10 ets., welk bedrag klom naar gelang de afstand toenam. In 1818 werden ruim 3.600.000 brieven verzonden, die van 20 tot 40 ets. port kostten. Maar daarby kwam dan nog het bestelloon voor adressen, die door 1 een hulpkantoor werden gedistribueerd. 1 De wet van 1850 stelde het port voor gewone brieven op 6, 10 en 15 ets., al naar gelang van den kring. Dat Rowland Hill de nitvinder van den postzegel zou zijn, staat niet historisch vast alleen weet men dat de postzegel het eerst in Engeland in gebruik is gekomen en wel in 1840, tegelijk met de invoering van het penny-port. Te DEVENTER is een geheel gezin na het middagmaal plotseling hevig ongesteld geworden, zoodat geneeskundige hnlp moest ingeroepen worden. De dokter ontdekte verschijnselen van vergiftiging, door het gebruik van veel melk zijn allen in het leven behouden. Men denkt het geval te moeten toeschrijven aan het loslaten van email uit den pot, waarin het eten gekookt was. M isschien weet men, da t in een der uiterste hoeken van ons land een vesting bestaat, die Terneuzen heet. Dezer dagen hoorde men in de Kamer, dat de bezetting bestond uittwee man. Maar een vesting is de stad, en de plaats is omgeven door wallen en voorzien van poorten. Die poorten werden vroeger verlicht op kosten der genie, maar die weelde was voor het Ministerie van Oorlog te groot, zoodat dan ook de verlichting voor rekening van dat departement een einde nam. Toen de avonden langer en donkerder werden, werd er geklaagd over de slechte verlichting aan de poort, waardoor men op den weg van Sas van Gent enz. komt. Buiten die poort worden ook de nieuwe kanaalwer- ken gemaakt. Er is dus daar een druk verkeer. Het gemeentebestuur wendde zich naar aanleiding der klachten tot den kapitein eerst-aanwezend ingenieur, en het verzocht, een lantaarnpaal met lantaren te mogen plaatsen ten einde de poort te verlichten. Maar zoo iets ingrijpends kan maar niet eenvoudig door een kapitein-eerst-aanwezende worden toegestaan Waar zou het heen, vraagt X. in de „Tel.", als in zoo'n model-vesting zoo maar een lantarenpaal werd geplaatst, nog wel met een lantaren om licht te verspreiden, als niet eerst nauwkeurig was onderzocht of de „militaire doeleinden" zoo iets permitteerden Neen, zeide dan ook de Eerstaanwezende, ik ben niet bevoegd wend u tot den Mi nister. Dat is nu geschied Rotterdamsche Brandweer- toestanden. Men schrijft aan het Hdbl. Zondagavond een niets beteekenend brandje in de Van Oldenbarneveldstraat te ROTTER DAM. Eeu oude daar woonachtige juffrouw stootte bij ongeluk een lamp om, die in een bed terecht kwam. Voorbijgangers of omwo nenden bluschten het vuur. Tot zoover niets bijzonders. Na het dooven der vlammen verschenen echter de brandspuiten op het terrein. Het eerst spuit 8, gestationneera op het Spinhuis water, terwyl spuit 18 in de Aert van Nesstraat, dus in onmiddellijke nabijheid van den „brand" staande, eerst als no. 5 arriveerde. In plaats van het aan zichzelf te wijten, meenden de geaffecteerden dier spuit hun kwaad humeur over hun te late verschijnen te moeten koelen aan hun gelukkiger collega's. Het bleef niet bij woorden, en spoedig leverde men, bij gebrek aan een hlusch- object, een geregelden veldslag, waaraan de politie een eind moest maken door eenige belhamels te arresteeren. Verscheidenen liepen builen eu schrammen op. De Rotterdamsche brandweer is inderdaad eenig Men schrijft nit Zeeuwse h- Vlaanderen O. D. Ook in deze streken wordt het Nieuwjaar- gevoeld, toen hij voor zes jaar mijn tafel heer was, op Makarie's bruiloft, dat ik hem niet onverschillig was Heeft toen niet reeds iedereen mij openlijk of bedekt ge plaagd met hem? Dat was verschrikkelijk I Het was ruw 1 Het was ellendig Maar toch, het was eea bewijs, dat aller oogen het zagen. Dat ik mg niets inbeeldde. En dan ja, dan zeide Karie op een zekeren dag hetzelfde als wat ze zooeven zeide „Ik geloof, dat, als hij van de Middelland- sche Zee-reis terugkeert, hij bepaald zal gaan trouwen Ja, toen had Sylvia het ook reeds ge voeld er bestaat feitelijk geen wederzien. Maar langzaam, laDgzaam verdween die indruk als had ze hem verloren, als was hij een ander leven ingegaan, waarin zijn ziel geen verlangen meer keDde om zich met haar bezig te houden. Wat gestorven scheen, kiemde opnieuw. Fyne draden sponnen zich van de een naar den ander, Hare gedachten kregen weer vuriger be- geeren, en vaster en verlangender kwamen hun wenschen tezamen. Iedere ontmoeting was als een herkennen van het besef dat zij bij elkaar toehoorden. En toen had Makarie het bjj haar man doorgezet, dat Robert von Hollern op de Lubina uitgenoodigd zou worden. Maar ook gedurende d:e mooie, lange dagen zweeg hij. En dat hij zwijgend zou scheiden, dat stond bij haar vast. Dan was het uitVoor altijd en eeuwig 1 Want voor de tweede maal zou het wonder niet gebeuren, dat schjjndoode liefde weder op leefde. Dan werd ze ziek en zou ze sterven. „Wat zal ik dan met mgzeive en met

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 10