Brieyen uil fle Maasstad.
Zondag 5 Januari 190*2.
46 ste Jaargang No. 3694.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Het A
VAN HET
13 C
LEVEN.
I N6EZ"O¥D E N.
Binnenlandsch Nieuws.
ODRANT.
CCLHI.
Rotterdam, Ouwejaarsavond.
De klok gaat slaan met droef misbaar,
Het jaar is vergaan, vaarwel, droef jaar....
Er zijn door onze jonge litteratoren superbe
verzen bij den dood van 't oudejaar gemaakt,
verzen die men gelezen heeft tot men ze
kent om in stille oogenblikken ze zacht te
zeggen en mijmerend te genieten van de
pracht dier woorden en klanken.
Maar 't zou profanatie wezen dat te doen
op dezen avond, toch de sterfavond van het
jaar. Want daar is, waarachtig, geen banaler
avond in de 365, dan deze, de laatste. Dat
wil zeggen, hij zou mooi kunnen zijn, een
avond van herdenken inderdaad, een avond
van poëzie in diep-door-dringende contem
platie van een altijd rijk verleden.
En dan komen de menschen en duwen je
een visitekaartje onder den neus, aangebracht
door een half-lam-geloopen besteller. Berus
tend maak je de enveloppen open en je wipt
er de kaartjes uit, waarna je de enveloppen ver
scheurt. Heb je een nichtje dat een dominé
kent, dan scheur je eerst den postzegel er af
van de enveloppe natuurlijk en nichtje's
dominé heeft er een bijdrage aan om slaven
los te koopen, of ergens de zending te bevor
deren. Soms is de postzegel in de drukte
ongeste.npeld gebleven en dan vraag je je
vrouw, hem los te weeken, voor nieuw ge
bruik op het retourkaartje.
Zoo'n kaartje met p. f. is een afschuwelijk
ding, de meest ziellooze van alle ziellooze
wensclien. Als 't gesteendrukt is, vindt je 't
nog wel eens fraai, maar veelal is 't een
specimen van botte typograafkunst. De
vriendelijke zenders hebben er honderd van
laten drukken en ze verzonden naar een te
voren opgemaakt lijstje, waarop alle lieden
aan wie eenige verplichting bestaat.
Ik ontving ze van alle lieden die mij iets
geleverd hebben en van enkelen mijner ge-
buren de meest beminnelijke. Toch nog
tezamen een heel pakket, 'twelk mijn vrouw
belangstellend doorleest.
Na bezichtiging zijn ze voor niets meer
bruikbaar, vulling voor vuilnisbakken. De
meid wil ze zelfs niet hebben om de kachel
aan te maken.
Er is al heel wat tegen dat kaartjes-expedi-
ëeren gefulmineerd, maar de menschen zijn
er niet van af te brengen. Toch geloof ik niet,
dat er ter wereld één denkend wezen is, die
't zijn evenmensch, zelfs al is dat bakker of
schoenmaker, kwalijk zou nomen, als hij
't kaartje verzuimde. Hollanders ziju zoo con
servatief, en de post is er goed voor.
Nu wordt, gelukkig, in de laatste jaren
't wat drukker gebruik, in de bladen een p. f.
te zetten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad bracht
er Dinsdagavond eenige duizenden, wel tien
pagina's vol, klein gedrukt, gewoon ontelbaar.
Dien weg moet het uit. Iemand, die gelooft,
dat wenschen noodig is, kan zich op een
advertentie beroepen, de universeele wensch
aan wie er maar van genieten wil.
Zie, ik leg tevreden mijn hand op deze vijf
bladen en dank mijn vele medeburgers voor
hun wenschen. Zoo hebben we allen onzen
plicht gedaan.
Er is niet zoo heel veel variatie in deze
wensch-annonces, maar zij zien er toch vrien
delijker uit dan een kaartje. Bovendien komt
de aap der bedoeling er wat meer uit de
mouw der beleefdheid.
Gods besten zegen toegewenscht door X,
in koloniale waren, aanbevelend, enz.Het
Compliment van den Dag, tevens de aandacht
vestigend op mijn nieuwe zending mosselen
Een gelukkig Nieuwjaar, tevens er op wijzend,
dat onze Haarlemmer olie de eenige Oprechte
is. Zoo wordt er zonder complimenten gezegd.
Ach, een wensch is in den regel als reclame
bedoeldwaarom er doekjes om te winden
Ik zag onder meer annonces van een deur
waarder, van verloskundigen, van een proef
lokaal, en vooral de beide eersten lijken mij
voor de lieden, die 't zich hebben aan te
trekken, niet zoo vroolijk. Ofschoon ze goed
bedoeld zijn.
Wenschen in de advertentiekolommen in
D O O R
IDA BOY-ED.
o-o-o
4.
Zoo verliep het etensuur. Aan het einde
van het maal droeg Peter een schaal met
ooft op. De jongen had ze gister met zgne
meesteres gekocht. De versiering van de
schaal met bloemen en bladen was eene
verrassing van Peter.
Het ronde hoopje vruchten met hier en
daar wat aren en spichtige grashalmen er tus-
schen, leek wel op een stekelvarken.
Maar men zag grooten trots voor dit
arrangement op Peter's gelaat.
„Daar heb je iets heel moois gemaakt",
looide mevrouw Makarie bewonderend.
„Kolossaalbevestigde Mammliog.
„Omdat het t galgenmaal van mijnheer
Hollern hier aan boord is", zeide Peter,
zijn vroegeren superieur met welgevallen
aankijkend.
Hollern knikte hem hartelijk toe.
Dat eenvoudige woord echter gat Syl-
via den laatsten stoot.
Jahet galgenmaal van haar geluk,
haar hoop
Zg' stond op, greep naar den knop van de
deur. kon dien niet dadelijk vinden, en
draaide er vervolgens in de verkeerde
richting aan.
Reeds schokte haar lichaam en een onder
drukt snikken werd hoorbaarallen
keken naar haar.
een krant hebben vóór, dat men er geen nota
van 'hoeft te nemen; men komt er niet zoo
gemakkelijk toe, kaartjes maar dadelijk in de
papiermand te deponeeren. Wij bewaren ze
altijd tot de enveloppe voor 't bedankkaartje
is geschreven, wijl men nu eenmaal niet on
beleefd kan zijn. De burgemeester, die ver
moedelijk de meeste kaartjes van alle Rot
terdammers ontvangt, maakt er zich met een
dankannonce in de bladen af, tegelijk met
de wethouders en met den gemeente-se
cretaris en met den ontvanger. Vier offieiëele
dankadverten ties. Er schijnen ook menschen
te zgn, die aan den gemeente-ontvanger een
kaartje sturenToppuat van hoffelijkheid
Maar niet alleen de kaartjes vcrbanalen dezen
avond. De hcidensche herrie buiten doet
het ook. De klappers vliegen onder miju
ramen en daarbij is een geschreeuw dal ik
er van beef cn zelfs niet langer in staat ben
kaartjes te lezen. Straks komen de stoom-
booten en de locomotieven; ze overloeien de
andere schrille geluiden, een p. f. uit de hel.
Wie, ook al is zijn aanleg voor aangedaan
zijn, groot, voelt niet zijn traanklieren ver
dorren, als zoo'n stoomfluitenchaos zijn klap
perende vensters binnenstortIk heb een
zéér gevoelige natuur, maar ik kan niet wee-
nen als ik een stoomfluit hoor.
De lieden, die al deze instrumenten in
beweging brengen, zijn nog onaangenamer
dan die kaartjes sturen, een kaartje is ten
minste een stil ding en daarom meer in het
karakter van den avondmaar zoo'n stoom
fluit is allerouhebbelijkst.
Ik bedacht daar ook, dat de moeste dier
gillende zegenwenschen uit Engelsche stooin-
booten komen en vermoedelijk zullen de machi
nisten niet zoo heel veel vriendelijks denken
aan 't adre3 der „damned Dutchmon", die in
hun woningen van 't geloei genieten. Men
moet bij alles zoo'n beetje nadenken.
Ter wille van mijne getrouwe en zeer
beminde lezers zou ik zoo graag thans eeni-
germate ernstig worden, van dezen ouwe-
jaarsavondbrief een gelegenheids-epistel
maken, waarin gewezen werd op den ernst
van het heengespoede jaar, met al de rampen
en al 't geluk die het bracht maar die
beroerde klappers en die stoombootenHet
is werkelijk een avond om te mijmeren, ern
stig te zijn, de huishoudboekjes van het jaar
door te bladeren, een begrooting van de
rekeningen op te maken, en zijn vrouw vrien
delijk aan te kijken, maar dat lawaai van die
pretmakende jongens
Moge het nieuwe jaar.... nu stopt er één
een zevenvoetcr in mijn brievenbus en bescha
digt de eventueel daarin liggende kaartjes.
Vanmorgen zijn de eerste fooien opgestreken.
De brievenbesteller heeft gewenscht en de
vuilnisman en de lantaren-opsteker. We zijn
öok al beetgenomeu door een wildvreemden
man en een jongen, die beweerden dat zij de
vuilnisman en de vuilnisjongen waren en do
drie daarvoor bestemde stuivers opstaken
de smakkers. En een uur later kwam de
echte vuilnisman! Als 't recht in Nederland
niet zoo duur was, maakte ik er politiezaken
van, de meid zou de oplichters stellig herken
nen als zij ze terugzag.
Aan 't gemopper tegen do fooien doe ik
overigens niet meê ik vind er iets genoe-
gelijks in, lieden die mij een jaar lang groote
en kleine diensten bewezen, iets toe te stoppen.
En zoolang ik geen bordje van Armenzorg
aan mijn deur heb„geen gaven zonder
onderzoek", gevoel ik niets voor het argument
dat al die gefooide menschen hun loon trek
ken voor wat zij doen. Zoo hoog is dat loon niet
en wie 't niet noodig heeft, wenscht wild
vreemden geen zalig uiteinde voor een
dubbeltje of vijf centen.
En nu is dus het jaar uit. De kalender
van 1901 smijt ik in de papiermand en ik
hang een nieuwen in zijn plaats. Waarbij ik
mezelven toewensch, dat ik de 52 weekblaadjes
weer geregeld en eigenhandig zal kunnen
afrukken. Wat ik al mijn lezers eveneens
toewensch. Moget gij allen nog vele kalenders
in voorspoed opgebruiken, en mogen
Daar beginnen de klappers pas goed te
vallen, 't davert en rikketikt de nachtstraat
vol. En uit de verte komen de stoomfluiten,
nu met eindeloos gegil, 't Is twaalf uur!
En een nieuw jaar! Prosit!
13.
De deur sprong open, Sylvia snelde de
trap op.
Zeer verlegen, ontsteld bijna, bleven de
anderen achter.
Makarie zag, dat haar neef zeer bleek
werd en ernstig voor zich been keek.
Willy Mammliüg, die van dat alles nie
mendal begreep, maakte het eerst eene
opmerking. Terwijl hjj een peer voor zich
schilde, zeide hij op een toon van goed
hartig medelijden
„Wat scheelt haar
Dadeljjk beantwoordde hij die vraag zelf
„Omdat zij nu weer voor vier weken
naar Schwerin gaat, voelt ze terdege, dat
ze eigenlijk geen thuis heeft. Maar ze wilde
immeis zelf niet verder met ons meê?"
„Omdat ze jullie ook weer eens een
poos alleen laten wil. Dat is zeer kiesch
van haar," sprak Hollern met warmte.
Makarie keek hem welgevallig aan. „Ten
slotte zal hij toch nog dacht zij dadelijk.
„Nu ja," antwoordde Mammling. „dat is
bij"Karie en mij al gewoonte gewordenden
gauschen zomer gasten aan boord, maar de
laatste veertien dagen met ons beidjes. En
Svlvia komt later weer bij ons. Zij stoort
ons in 't geheel niet integendeel
Hij dacht na dan voegde hij er aan toe
„Alleen is ze ons soms wat onbegrijpelijk;
zooals nu weer."
„Och, ieder heeft zoo zijn aard. Zij is
een fijngevoelig meisje,1" zeide Makarie,
en dacht: „nu moet Robbert wat zeggen,
nu zal hjj zich moeten uiten, hoe hij over
haar denkt."
Maar hij zeide niets. Geen woord. Hij
steunde met zijn rechter elleboog op tafel,
legde de kin in de hand en begon met zijn
vruchtenmes stukjes af te slaan van de
Ter overweging.
(UitNachdenklicbe Geschichten).
Van Oscar BlumenthaL
Op de trap.
Op de trap van een huis, nabij een tuin
gelegen, ontmoetten elkaar twee mannen.
De een, in den vollen mannelijken leeftijd,
kwam aarzelend en nadenkend van boven,
alsof zwaarmoedige herinneringen hem het
dalen moeilijk maakten. De ander, in den
bloei der jongelingsjaren, snelde ras en
ongeduldig omhoog, als door verlangen en
hartstocht gedragen. Op het trapbordes keken
ze elkaar een oogenblik aan, en de oudste,
wien een bitter glimlachje om den mond
speelde, zei zachtkens en waarschuwend
„Ga niet verderuwe heete blikken
verraden mij uw doel. Geloof mij, als man
van ondervinding, die zijn ervaring met
berouw en zelfverachting betaalde,schoon
heid zult ge vinden, maar ook de ontrouw
vinden zult ge den roes, maar ook den
weerzin. En ten leste zoekt ge, boos op
nzelven, vol berouw weer den weg, die naar
vrij-zijn en reinheid leidtGeloof mij toch."
„Ik wil u gelooven," antwoordde de jon
gere, „maar geloof ook mij, als ik u zeg
ik kan niet anders 1"
Snel ging hij naar boven, terwijl de ander
verder afdaalde, de huisdeur dreunend achter
zich dichtslaande Drie maanden later
ontmoetten diezelfde mannen elkaar weer op
de trap van dat huis. Maar thans had de
jongeling haast om naar beneden te snellen,
terwijl de andere langzaam en als in strijd
met zichzelf omhoog steeg. Weer zagen
zij elkaar op het bordes in de oogen. De
blos der schaamte bedekte het gelaat van
den oudere eu zachtjes vraagde hij
„Gaat ge heen
„Ja, en gij
„Ik keer terug. Maar onderdruk den
hoonlach, dien ik om uwe mondhoeken trillen
zie. Het is als de magneetberg uit een
sprookje. Het laat iemand niet los, dat
houdt vast voor altijd. En noch inzicht,
noch ondervinding vermogen de vrijheid
weer te geven. En al zoudt ge nu met
schimp en hoon mjj overladeu, ik zeg u, dat
wij ons nog niet voor den laatsten keer op
deze trap hebben ontmoet."
Met een rauwen lach ging de jongeling
hem voorbij. De andere ging verder, aar
zelend, beschaamd, maar toch vérder.
En dit naar boven en naar beneden gaan, dat
omhoog gaan en weer dalen, dat rijzen en
zinken, is hem plotseling geworden tot een
zinnebeeld van alle menschelijke dwaasheid
en wijsheid.
N iet-geplaatste ingezonden stukken worden
nimmer teruggegeven.)
M. de lied.!
Als getrouw lezer vau do Schager Courant
vond ik in het no. van 1.1. Zondag 29 De
cember het verslagje over de uitvoering van
de rederijkerskamer „Cicero" te N. Niedorp.
Meer dan éénmaal las ik dat verslagje. Het
leek mij zoo vreemd, zoo eigenaardig. Wat
toch bedoelde uw verslaggever daar waar
hij schrijft:
„Het idee toch was oudbakken, maar dat
kon er nog mee door; de verwerking afge
zaagd eu de behandeling smakeloos"? Niet
één van de leden van „Cicero" begreep dat.
Zou uw verslaggever dit niet nader willen
aanduiden?
Het kwam mij net voor, of uw verslag
gever, anders altijd eerlijk en onpartijdig, dit
maal noode den lof wilde toekennen aan bo
vengenoemde rederijkerskamer. Ook is mij de
slotzin (wensch) van uw verslaggever niet
duidelijk, die luidt„Geef ook eens wat van
de nieuwe tooneel-litteratuur te zien. Er is
in de laatste jaren genoeg voor het tooneel
geschreven, óók dat „Cicero" wel kan uit
voeren". Afgescheiden van de vraag, of het
door uw verslaggever gelaakte tooneelstuk
„Het Parelsnoer", door „Cicero" en andere
rederijkerskamers nog eens ten gehoore ge
bracht, van de repertoire (lijst) moet worden
geschrapt, zouden wij uw verslaggever wil
len vragen: behooren de tooneelstukken „Eer
loos", „In kleinen kring" en „het Goudvischje"
ranken, die aan de lamp hingen. Hij keek
hier met diepzinnige gewichtigheid naar.
Met een zucht, die haar ongeduldige
ergernis uitdrukte, stond Makarie op.
„De koffie boven?" vroeg haar man. Als
antwoord riep Makarie tot Peter„Peter,
de koffie boven
Peter stond in het kombuis reeds voor
een kleine koffiemachine en lette daar met
groote opmerkzaamheid op.
„En ongeveer tegen zessen roode grutten,
Peter."
„Jawel, mevrouw."
Makarie zette haar hoed op en
ging naar 't dek. Na tafel plachten de
dames voor de kajuit op twee lage rieten
stoelen zich uit te strekken. De heeren
zaten als altijd op hun plaats bjj het roer,
dronken koffie en rookten sigaren.
Makarie vond Sylvia in een stoel liggen
zij hield een donker zonnescherm zóó
dicht boven haar hoofd, dat men van haar
kopje niets kon zien. Maar aan de beweging,
die menigmaal haar lichaam maakte, zag
Makarie maar al te goed, aan welk een
opgewondenheid hare vriendin nog ten
prooi was.
„Laat haar eerst maar begaan," dacht
Makarie en strekte zich lang en lui uit,
met haar hoedje haar gelaat bedekkend.
Vele minuten verliepen. Eindelijk zeide
Makarie, op een toon van schynbare onbe
vangenheid
„Jammer eigenlyk, dat Robbert naar
Azië moet. Hij is nu zulke beste vrienden
met Willy geworden. Maar enfin, hij komt
terug. En ik denk wel, dat, als hij die
groote reis achter den rug heeft, hij wel
een paar jaar in Kiel zal big ven en be
paald zal gaan trouwen."
door W. G. van Nouhuijs, kortelings nog door
de rederijkerskamer „Cicero" met succes op
gevoerd, niet onder de nieuwe too-
neellitteratuur?
Ten slotte zij het ons vergund, ook twee wen
schen onder de aandacht van uw verslaggever
te mogeu brengen le. Wenschen wij, wan
neer uw verslaggever van onze tooneeluit-
voeringen verslag wil uitbrengen, dat hij dan
de geheele voorstelling bijwoont, en niet zoo
als 1.1. Donderdag 26 December, 2'/i a 3 urn-
na aanvang in de zaal van uitvoering komt.
2e. Tracht in uwe verslagen altijd duidelijk
te zijn, en waag u als verslaggever nimmer
op terrein, waar u als leek, om critiek
uit te spreken, in uw bevoegdheid te kort
schiet.
Ouder beleefden dank voor de opname,
Een Lid van „Cicero".
N. Niedorp, 30 Dec. 1901.
lx Antwoord.
Wanneer het „lid van Cicero" ziju naam
onder zijn werk zet, of verklaart, dat hij
namens de vereeniging „Cicero" schrijft,
ben ik bereid om te antwoorden.
De verslaggever.
Voor (Te betrekking van kos
ter en doodgraver te OUDKARSPEL is
benoemd de heer F. Moeijes, aldaar. Er
waren 5 sollicitatiën ingekomen.
Aan den heer G. Schoor 1,
postbode te SINT-MAARTENSBRUG, is
op zyne aanvrage eervol ontslag verleend
tegen 16 Jan. a.s.
Toch een goud m ij n in O v e r-
ijsel. Door de heeren E. Hompes te
's-Gravenhage en Sam. Frank te Water
graafsmeer is bij Ged. Staten van Overijsel
een verzoekschrift ingediend, om concessie
voor het mijnveld „Erica," tot het ontginnen
van goud op een terrein, gelegen onder de
gemeente Hellendoorn, ter grootte van onge
veer 2046 H.A. Zij verklaren zich bereid,
ingeval van ondergrondschen mijnbouw
(Tiefbau) den eigenaren der gronden aan te
bieden een vergoeding in eens van f 1250
per Hectareingeval het mocht blijken, dat
ook bovengrondsche exploitatie (Tagebau)
noodig is, of anderszins schade aan den
bovengrond mocht berokkend worden, zijn
zij geneigd aan de eigenaren f400 per H.A.
te vergoeden.
Uit OOTMARSUM wordt aan
de Zw. Ct. gemeld: Maandag werd alhier
i bij de politie aangifte gedaan van het vinden
van een kinderlijkje, hetwelk aan den kant
van een stuk weiland in de omgeving van
onze stad verscholen lag. Bij onderzoek bleek
het te zijn het lijkje van het 6-jarig zoontje
van een zekeren B. Het jongetje had de ge
woonte om zoo nu en dan van huis weg te
loopen en zwierf dan acht a veertien dagen
in den omtrek rond. Zoo ook nu was het
jongetje ongeveer drie weken van huis ge
weest en heeft wellicht door de koude een
schuilplaats gezocht onder het hout en is
daar door honger omgekomen. Bij genees-
1 kundig onderzoek kon geen spoor van ge
welddadigheid ontdekt worden. Het lijkje
verkeerde reeds in een lichten graad van ont
binding.
Deblokhuizen.
Een dame, die te VLIS3INGEN woont,
heeft van haar broeder, die in Zuid-Afrika
in de geleleren der Engelschen dient, een
brief ontvangen, waarin hij het volgende
schrijft
„Ge moet niét denken, dat wij, die in de
blokhuizen vertoeven, ter bewaking van de
communicatie-middelen, het beter hebben dan
de anderen iu 't veld. Herhaalde malen gebeurt
het, dat wij in een geheelen dag geen voed
sel ontvangen, en wat verstrekt wordt, is
dikwijls oneetbaar. Ter fourageering loopen,
zoo geregeld mogelijk, gepantserde treinen.
Zijn die dicht genoeg bij de blokhuizen gena
derd, dan worden de benoodigd heden voor
ons er uit geworpen. Met lange haken, moeten
wy deze naar biunen halen, vaak onder een
regen van Boerenkogels, die, op deze wijze,
menigeen van ons doodelijk hebben getroffen".
Postzegeljubilé.
1 Januari is het 50 jaren geleden geweest,
Sylvia gaf zich de moeite niet, te ant"
woorden. TerugkeerWederzien I Neen,
in zekeren zin was dat er niet. Voorbijge
gane uren, verloren stemming, verscheurde
banden Dat scheidt de menschen im
mers steeds! Als nieuwe, vreemde, ouder ge
worden menschen zien zij elkaar weer. Leeft
een rijke sterke ziel wel één dag,
zonder een verandering te ondergaan
"tö>rmt niet alles een mensch eigenlijk an
ders Voor hemzelf en het oog van vreem
den onwaarneembaar. Maar voor het oog
der liefde in de fijnste en nieuwe trekken
toch zichtbaar.
Van elkaar gaan, beteekentvan elkaar
vervreemden, wanneer men zich niet te
voren vereenigt door dien kostelijken band
En zelfs dan hoevele gevaren nog
Toen Makarie geen antwoord kreeg zeide
ze, zoo langs haar neus weg
„Ja, Robbert is een zeer net mensch."
Zij wist als vrouw, dat men dengene
dien men liefheeft, gaarne hoort prijzen.
Maar daar Sylvia zwijgen bleef, voegde
de ander er nog aan toe
„Jou acht hij heel hoog. Hij zeide zoo
even, dat je zoo tactvol was tegenover ons."
Sylvia lachte bitter.
„Zeide hij dat werkelijk Hoe genadig
„Lieve wanneer je op zulk een
toon spreekt, word ik altijd heel treurig,"
sprak Makarie.
„Ik zal niet eens bitter mogen worden,"
dacht Sylvia, zich nog dieper onder haar
zonnescherm verbergend, „niet eens bitter
worden, als het noodlot je zulke parten
speelt Zijn dan al mijn meisjesjaren niet
rusteloos geworden door de schuld van
dezen man Heb ik niet op hem gehoopt
en gewacht, als een zottin? Heb ik het niet
dat in Nederland de postzegels werden inge
voerd. In de N. R. C. lezen we o.m., hoe
hoogst gebrekkig de postdienst vóór de
post wet van 1850 geregeld was. Er waren
in het heele land slechts 95 postkantoren en
hulpkantoren met 190 bestellers. In Den Haag
was slechts één brievenbus. Het briefport
bedroeg 5 ets. binnen den kring van het
postkantoor. Als men daarbuiten kwam,
betaalde men 10 ets., welk bedrag klom naar
gelang de afstand toenam. In 1818 werden
ruim 3.600.000 brieven verzonden, die van
20 tot 40 ets. port kostten. Maar daarby kwam
dan nog het bestelloon voor adressen, die door
1 een hulpkantoor werden gedistribueerd.
1 De wet van 1850 stelde het port voor
gewone brieven op 6, 10 en 15 ets., al naar
gelang van den kring.
Dat Rowland Hill de nitvinder van den
postzegel zou zijn, staat niet historisch vast
alleen weet men dat de postzegel het eerst
in Engeland in gebruik is gekomen en wel
in 1840, tegelijk met de invoering van het
penny-port.
Te DEVENTER is een geheel
gezin na het middagmaal plotseling hevig
ongesteld geworden, zoodat geneeskundige
hnlp moest ingeroepen worden. De dokter
ontdekte verschijnselen van vergiftiging, door
het gebruik van veel melk zijn allen in het
leven behouden.
Men denkt het geval te moeten toeschrijven
aan het loslaten van email uit den pot, waarin
het eten gekookt was.
M isschien weet men, da t in een
der uiterste hoeken van ons land een vesting
bestaat, die Terneuzen heet. Dezer dagen
hoorde men in de Kamer, dat de bezetting
bestond uittwee man. Maar een vesting
is de stad, en de plaats is omgeven door
wallen en voorzien van poorten.
Die poorten werden vroeger verlicht op
kosten der genie, maar die weelde was voor
het Ministerie van Oorlog te groot, zoodat
dan ook de verlichting voor rekening van
dat departement een einde nam.
Toen de avonden langer en donkerder
werden, werd er geklaagd over de slechte
verlichting aan de poort, waardoor men op
den weg van Sas van Gent enz. komt. Buiten
die poort worden ook de nieuwe kanaalwer-
ken gemaakt. Er is dus daar een druk verkeer.
Het gemeentebestuur wendde zich naar
aanleiding der klachten tot den kapitein
eerst-aanwezend ingenieur, en het verzocht,
een lantaarnpaal met lantaren te mogen
plaatsen ten einde de poort te verlichten.
Maar zoo iets ingrijpends kan maar niet
eenvoudig door een kapitein-eerst-aanwezende
worden toegestaan
Waar zou het heen, vraagt X. in de „Tel.",
als in zoo'n model-vesting zoo maar een
lantarenpaal werd geplaatst, nog wel met
een lantaren om licht te verspreiden, als
niet eerst nauwkeurig was onderzocht of de
„militaire doeleinden" zoo iets permitteerden
Neen, zeide dan ook de Eerstaanwezende,
ik ben niet bevoegd wend u tot den Mi
nister. Dat is nu geschied
Rotterdamsche Brandweer-
toestanden. Men schrijft aan het Hdbl.
Zondagavond een niets beteekenend brandje
in de Van Oldenbarneveldstraat te ROTTER
DAM. Eeu oude daar woonachtige juffrouw
stootte bij ongeluk een lamp om, die in een
bed terecht kwam. Voorbijgangers of omwo
nenden bluschten het vuur.
Tot zoover niets bijzonders.
Na het dooven der vlammen verschenen
echter de brandspuiten op het terrein. Het
eerst spuit 8, gestationneera op het Spinhuis
water, terwyl spuit 18 in de Aert van
Nesstraat, dus in onmiddellijke nabijheid van
den „brand" staande, eerst als no. 5 arriveerde.
In plaats van het aan zichzelf te wijten,
meenden de geaffecteerden dier spuit hun
kwaad humeur over hun te late verschijnen
te moeten koelen aan hun gelukkiger collega's.
Het bleef niet bij woorden, en spoedig
leverde men, bij gebrek aan een hlusch-
object, een geregelden veldslag, waaraan de
politie een eind moest maken door eenige
belhamels te arresteeren. Verscheidenen liepen
builen eu schrammen op.
De Rotterdamsche brandweer is inderdaad
eenig
Men schrijft nit Zeeuwse h-
Vlaanderen O. D.
Ook in deze streken wordt het Nieuwjaar-
gevoeld, toen hij voor zes jaar mijn tafel
heer was, op Makarie's bruiloft, dat ik hem
niet onverschillig was Heeft toen niet
reeds iedereen mij openlijk of bedekt ge
plaagd met hem? Dat was verschrikkelijk I
Het was ruw 1 Het was ellendig Maar toch,
het was eea bewijs, dat aller oogen het
zagen. Dat ik mg niets inbeeldde. En dan
ja, dan zeide Karie op een zekeren dag
hetzelfde als wat ze zooeven zeide
„Ik geloof, dat, als hij van de Middelland-
sche Zee-reis terugkeert, hij bepaald zal gaan
trouwen
Ja, toen had Sylvia het ook reeds ge
voeld er bestaat feitelijk geen wederzien.
Maar langzaam, laDgzaam verdween die
indruk als had ze hem verloren, als was
hij een ander leven ingegaan, waarin zijn
ziel geen verlangen meer keDde om zich
met haar bezig te houden. Wat gestorven
scheen, kiemde opnieuw. Fyne draden
sponnen zich van de een naar den ander,
Hare gedachten kregen weer vuriger be-
geeren, en vaster en verlangender kwamen
hun wenschen tezamen. Iedere ontmoeting
was als een herkennen van het besef dat
zij bij elkaar toehoorden.
En toen had Makarie het bjj haar man
doorgezet, dat Robert von Hollern op de
Lubina uitgenoodigd zou worden. Maar
ook gedurende d:e mooie, lange dagen
zweeg hij.
En dat hij zwijgend zou scheiden, dat
stond bij haar vast.
Dan was het uitVoor altijd en eeuwig 1
Want voor de tweede maal zou het wonder niet
gebeuren, dat schjjndoode liefde weder op
leefde.
Dan werd ze ziek en zou ze sterven.
„Wat zal ik dan met mgzeive en met