Twee eerlijke
JULE.
tweede blad.
I
Zondag 12 Maart 1905.
49ste Jaargang. No. 4026.
De Onderwijswet.
FEUILLETON.
Arrondissements Keeht-
bank te Alkmaar.
Binnenlandsch Nieuws,
Sclwr Courant.
door
PETER RUSEGGER.
00
Ean dame, mij welbekend, had een ring
verloren, die haar als aandenken zeer dierbaar
was. Zij adverteerde haar verlies in de cou-
xanten en beloofde den eerlijken vinder eene
goede belooning.
Merkwaardig genoeg reeds den volgen
den morgen kwam er een eerlijke vinder zich
bij haar aanmelden. Het was een dienstman,
die behoorlijk van den tongriem bleek gesne
den te zijn. Hij verzocht eerst, heel beleefd
en onderdanig, dat de ring hem zon beschre
ven worden. Nadat dit geBchied was en het
signalement bleek overeen te stemmen, werd
het kleinood door hem afgegeven.
Terwijl na de d»me naar hare beurs tastte,
om den man te geven wat zij meende dat
hem toekwam, zeide hij
„Een belooning verlang ik niet, mevrouw
maar ik maak aanspraak op het vindersloon.
Dat is recht en billijk
„Op hoeveel meen je dan wel recht te
hebben?" vroeg de dame. „Ik had je vijftien
galden willen geven, omdat ik vind dat eer
lijkheid niet onbeloond mag blijven. De ring
heeft namelijk enkel als een aandenken voor
mij bijzondere waarde."
„Met uw verlof, mevrouw," antwoordde de
man „er zit toch in den ring e6n steen,
die waarde heeft, ofschoon niet zooveel als
ik eerst gedacht had. Tweehonderd gulden,
heeft mij de juwelier gezegd want ik ben
al bij een juwelier geweest, om den ring te
laten tixaeren. U moet mij niet kwalijk
nemen, mevrouw maar de seknnrste weg
is altijd de beste, en men moet weten waar
het op staat. Tweehonderd gulden op zijn
minst, zeide mij de juwelier."
„Ik ben blij," antwoordde glimlachend de
dame, „dat ik zoo'n kostbaren ring bezit.
Tweehonderd galden, zegje? Nu, tien per
cent daarvan, dat maakt twintig gulden.
Hier hob je ze."
„Wel bedankt, mevrouw," babbelde de
eerlijke vinder. „Ik ben uw onderdanigste
dienaar.... Ziet u, u moet weten, mevrouw,
dat ik vanwege dien ring den gacschen nacht
niet geslapen heb. Wat moet je er mee doen?
heb ik tegen mijzelf gezegd. Draag jé hem
aan je vinger, dan zal je baas je vragen, hoe
je aan zoo'n kostbaren ring komt. Zeg je,
dat je hem gevonden hebt, dan zal het hae-
tenteruggeven. Want natuurlijk hebben ze
de advertentie in de krant gelezen en het
politie-bureau is er cók nog. Er komt dan
nog by, dat bij voor al mijn vingers te klein
is. Ga ik hem verkoopen, dan zijn ze in den
winkel óók weer nieuwsgierig en willen weten,
hoe ik er aan kom. En bewaar ik hem thnis
in mijn kastje, dan heb ik er niets aan, ter
wijl ik er bovendien later nog onaangenaam
heid mee hebben kan. Dus, kort en goed,
heb ik gedacht, eerlijkheid duurt het langst.
Je brengt hem terng en je blijft een eerlijk
man. Uw onderdanigste dienaar, me
vrouw
En buigend als een knipmes ging hij weg.
Dat was ontegenzeggelijk een eerlijk mar,
die er zoo rond en onbewimpeld voor uit
kwam, dat hij eigenlijk toch een fislt was.
Maar nu kom ik mst een andere geschiede
nis, die in mijne naaste omgeving is gebeurd.
Eenigen tijd geleden verloor eene arme
vrouw alles, wat zij op de wereld bezat. Haar
éénige zoon, haar steun eu kostwinner, was
plotseling gestorven en had een vormogenvje
van honderdvijftig gulden nagelaten. Toen de
moeder dit sommetje naar de spaarbank wil
de brengen, waarbij zij onderweg nog eenige
boodschappen had te doen, verloor zij het
geld. Zij was nu zoo goed als een bedelaar
ster maar daarom niet troosteloozer, dan
zij tevoren was geweest. Van het verlies gaf
zij wel is waar kennis aan de politie, en het
werd in de couranten geadverteerd. Maar de
onde vrouw gaf een streep over dit geld.
Voor zoover zij de wereld kende, wist zij wel
dat er van terugkrijgen geen sprake zou zijn.
Toen zij echter den volgenden dag, na uit
te zijn geweest, in hare woning terugkwam,
vertelde haar eene buurvrouw, dat er een
oude man was geweest, die een p&ije voor
haar had afgegeven.
In dit pakje was het verloren geld.
„Wie was het vroeg de ziel, die hare
oogen haast niet gelooven kon.
„Hg heeft niets gezegd," gaf de buurvrouw
ten antwoord. fjHij is maar even aan dedenr
gekomen en dadelijk weer heengegaan. Maar
je kent hem misschien wel van aanzien. Het
!B die onde man met het lange witte haar,
ile gewoonlijk bij het keizersmonnment zit,
waar soms da een of ander hem eene klei
nigheid in de hand stopt, ofschoon hij niet
bedelt
„Maar lieve hemel, dan hsd bij toch het vin
dersloon van mij moeten hebben Heeft hij
niet gezegd waar bij woont, of wanneer bij hst
zal komen afhalen, wat hem toekomt
„Daar heeft hij geen woord van gezegd.
Hij heeft enkel maar gevraagd, of hier juf
frouw Schnlz woonde. En teen ik zeide van
ja, heeft hij gezegd dat hij ie;s voor je had
af te geven, wat hij op straat gevonden had."
De oude vrouw liep terstond naar het
keizorsmocument, om te zien of de man daar
ook zat. Hij was er niet.
Den volgenden dag ging zij er nogmaals
heen wederom vergeefs. Zij vroeg op
verschillende plaatsen naar den grijsaard
maar men kon haar geen bescheid geven.
Eindelijk gaf een straat ventster, by wie zij
wel eens wat groente kocht, haar een adres
op, ergens in eene achterstraat, op de zesde
verdieping van een huis. De oude vrouw
klauterde alle zes de donkere trappen op,
tot zij kwam aan een hokje van een kamertje
onder het dak. Zij klopte er san geen
antwoord. Zij opende de deurhet kamertje
bleek ledig. Eeu dunne, versleten stroozak
was alles, wat er voorhanden wasen eene
vrouw van de vijfde verdieping vertelde dat
de oude man dienzelfden voormiddag weg
gedragen was naar het lijkenhuis. Hij was
namelijk 's morgens dood in zijn kamertje
gevonden.
In het lijkenhuis wa3 hij echter ook niet
te vinden. De dokters hadden hem naar de
snijkamer laten brengen en daar geconstateerd,
dat da man verhongerd was
Verhongerd terwijl hij aan de oude
vrouw haar verloren geld had teruggebracht,
zonder van vindersloon te willen weten.
De onderwijswet van Dr. Koyper is in de
Afdeelingen der Tweede Kamer behandeld.
Een uitvoerig voorloopig verslag is
in 't begin der vorige maand verschenen.
En nu zijn we al weer eenige dagen in 't bezit
van de memorie van antwoord des
ministers met een opnieuw gewijzigd
ontwerp van wet. Zioals de lezers
kunnen weten, zijn de openbare beraadslagin
gen over de pensioenwet in de Kamer
in vollen gang.
Er wordt dus zeer hard gewerkt aan het
Ministerie van Binnenlandsche Zaken Naar
we vernamen, bestaat er veel kans, dat bin
nen enkele dagen de algemeene be
schouwingen over de onderwijswet in
de Tweede Kamer geopend worden. Man
legt het er blijkbaar op toe, den oogst vóór
de aanstaande verkiezingen binnen te heb
ben.
Wij haasten ons dan ook, het publiek zoo
spoedig mogelijk op de hoogte te stellen
met de aangebrachte wijzigingen in het
wetsontwerp.
In de eerste plaats doelen we mede, dat
de Minister de opleiding heeft laten
vallen- Zooals de lezers zich zullen herinneren,
had Dr. Koyper eerst voorgesteld, ook de
bijzondere kweekscholen te snbsidiëeren, ter
wijl meteen aan deze inrichtingen het recht
weid gegeven, zelf akten van bekwaamheid
uit te reiken aan haar leerlingen.
De oppositie hiertegen was zeer scherp.
Zelfs onder de partijgenooten des Ministers
waren er (o. a. Lohmau), die zich hiermede
niet konden vereenigen. Dr. Koyper heeft
blijkbaar om zoo'n bijzaak zijn hooldidéa niet
in gevaar willen brengen. Doch, „uitstel is
geen afstel", want in de begeleidende
memorie geeft de Minister duidelijk te
kannen, dat hij over enkele maanden deze
zaak nader hoopt te regelen.
Eon andere wijziging van betrekkelijk wei
nig beteekenis is de regeling der jaarwedden
van de hoofden der scholen. In het eerste
voorstel hing da salarisregeling samen met
de grootte der scholen. In het nieuwe
ontwerp wordt rekening gebonden met de
klasse van de Personeele belasting.
Verschillende andere wijzigingen van onder
geschikt belang gaan we stilzwijgend
voorbij.
De hoofdzaak is, dat de Minister zijn
lievelingsidéé, het snbsidiëeren der
bijzondere scholen, handhaaft.
Zooals we weten, waren er onder de
partijen der linkerzijde enkele personen, tlie
hiertegen geen overwegend bezwaar hadden,
als er maar gezorgd werd voor de noodige
waarborgen, zoodat do Staat er zeker van
was, dat er werkelijk goed onderwijs gege
ven zou worden voor het geld dat er ver
strekt werd.
Hiervan na wil de Minister niets weten.
Het geld wil men wel, maar de Staat mag
niet eischen, dat het goed besteed wordt.
Wel is Dr. Kuyper nog zoo goed geweest,
om toe te staan, dat het leerplan der bijzon
ders scholen aan den arrondissements-school
opziener wordt medegedeeld, maar het
Rijkstoezicht krijgt geen invloed op de samen
stelling er van, terwijl de Wet ook niet
Roman van
CARL BUSSE.
o
34.
„Misschien is er ook wel een andere
reden voor, dat Jule zoo veranderde in den
loop van de jaren," zoo vervolgde de
gemeente-secretaris. „Ik heb haar elk jaar
meer liet gekregen. Maar wanneer ik om haar
kwam, heeft zjj steeds het hoofd geschud.
„Ik ben nog te jong," heette het vandaag,
„kunt ge dan in 't geheel niet wachten?"
heette het een ander maal.
„Toen hebben wjj beiden gewacht. Ik
°P haar en zij op God weet waarop.
Bepaald op iets, wat ik haar niet kan geven.
Ik ben een kalm mensch. Ik koester alleen
den wensch, straks een gelukkig en stil
huis te hebben, met Jule als mjjne vrouw.
heele stad heeft mij uitgelachen ik
heb toch gewacht. Het wachten heb ik
geleerd. Reeds op het gymnasium, toen
j 8 20011 van den pedel met vrjj schoolgaan
an moet men al de anderen steeds laten
voorgaan. Anders wordt men dadeljjk in
en hoek geduwd. U kunt u dat zoo niet
enken misschien, en ik vertel het u ook
«neen maar, omdat het er bij behoort. Vóórdat
ier kvam, was alles ook nog goed. Ik
C'V 8®wacht en had goed gezien, dat Jule
anders niet gevonden had, wat zjj
misschien zocht. Maar sedert u hier
kwam
Hij stapte van deneeoen voet op den ande
ren over. Hij hief voor de eerste maal het
hoofd op, dat hij tot dusverre hardnekkig
gebogen had gehouden. Zjjn oogen, waarin
al het leed van zijn leven vermeld stond,
gingen door het duister naar het plekje,
waar de sigaar lichtte.
„Nu is alles veranderd. Omdat Jule
nu gevonden heeft, omdat zjj u zoo liet
heeft. En omdat omdat u het wel met
haar eens is."
Het was ze6r onduidelijk. Het was meer
gemompeld dan gesproken.
„Vanwaar hebt gij toch deze wetenschap,
mijnheer de gemeente-secretaris?" vroeg
Peter na een poosje.
„Maar mijnheer ik was toch in Bar-
kow 1 Ik behoef het niet eens te vrageD.
Ik lees Jule alles van het gezicht. En dat
weet toch immers ieder kicd."
Ean kort lacbje. „Gaat u verder
asjeblieft."
De andere streek zich mot de hand over
het voorhoofd.
„Er is niet zoo veel meer te zeggen.
Vergeef mij, dat ik mijzelf zoo met u op
één lijn stelwij beiden hebben het
meisje lief. Wat heeft zij van u te ver
wachten Misschien een geluk van eenige
weken, misschien van enkele maanden. Maar
dan zal het atscheid tusschen u beiden nog
zwaarder zijn, en u zult het meisje gebro
ken achterlaten. Zij is wat ijdel, Jule, zij
wil steeds hoogerop. Zij zal zich geheel
naar u richten, en zal spoedig in de om
geving waarin zij leeft, zeer ongelukkig
zjjn. Zjj is het reeds. Sedert het kegelfeest
eUeht, dat het moot worden nageleefd, zoo-
al8 dit het gezel is met den rooster van
lesuren.
De hoofdzaak is dus dezelfde gebleven.
Toch bavat dit gewgzigd ontwerp een licht
punt, en dat is de wachtgelden-rege
ling voor onderwijzers, die door de ophef
fing hunner betrekking ontslagen worden.
Deze zaak was tot dusverre werkelijk onvol
doende geregeld. Wat de Minister nu hier
omtrent voorstelt, zal door de onderwijzers
met waardeering worden aanvaard. Voor
menigeen, die in een streek woont, waar door
de eventueele aanneming van het wets
ontwerp openbare onderwijzers overcompleet
worden, zal deze wachtgelden-regeling een
gevoel van verlichting geven.
Toen wo het gedeelte der memorie
lazen, dat hierop betrekking heeft, moesten
we onwillekeurig glimlachen. De Minister
zegt daar, dat hij in het eerste ontwerp niet
aan een betere regeling der wachtgelden
gedacht had, omdat er bij de regoering geen
„vreeze bestond, dat de invoering van deze
wet een aanzienlijk aantal openbare onder
wijzers op het verlies van hunne betrekking
zou komen te staan", terwijl bovendien de
regeering niet den schijn op zich wilde laden,
dat zij „het metterdaad op zekere afbreking
van de openbare school toelegde", maar nu
er eeu sterke aandrang uitging van de voor
standers der openbare school, was er „geen
bezwaar, om een meer doeltre ffjnde regeling
voor te stellen." X.
Zitting van .Dinsdag 7 Maart 1905.
Het eerste strafzaakje dezer zitting leverde
al weder een sprekend bewijs, dat
„Wanneer het geat op een gelden,
't Ook veeltijds gezet wordt op'n schelden."
Het was de 67-jarige Eakhuizer visschar
Jacob de Graaf, dia, behalve dat hij er
wegens mishandeling leeljjk tusschen dreigt
te loopen, nog financieels schade heeft geleden
bovendien.
Hij was met zijn stadgenoot, den smid
Bouka Zwier, bepaald speciaal bevriend. De
heeren hadden, zooalg gebleken is, elkander
wederzijdsch gelden voorgeschoten, zooals
onder zulke „dikke" vrienden wel eens meer
geschiedt, tengevolge waarvan Zwier eene
vordering van zes gulden op Da Graaf had,
een postje waardoor hij maar besloot een
streep te halen, daar De Graef van h6m f4 60
te vorderen had. Een royaal besluit, waar
van Zwier echter bitter weinig voldoening
had, want toen op 17 Januari De Graaf hem
in verband met deze aanhangige geldkwestie
kwam opzoeken, maakte hij zich in den loop
van hot daarover gevoerde gesprek aldra zóó
boos, dat hij Bonka Zwier eenige opstoppers I
verkccht, zoodat de smid met een bebloed
aangezicht naar de politie toog.
Drank was er heeiemaal niet in 't spelzij
waren beiden zoo nuchter als brood, doch
daarem jaist was de hardhandige visBcher te
meer toerekenbaar te achten.
De O. v. J. achtte 't feit bewezen en
eischte 15 dagen gevang.
De staat van dienst van Jacob Simons nit
Enkhuizen kan op strafrechterlijk gebied
waarlijk niet heel schitterend worden
genoemd. Deze visscher is 27 November 1858
geboren en alzoo 46 jaren ond, doch hij heeft
dezen tijd lang niet onafgebroken op vrije
voeten jjdoorgebracht.
Zijn strafregister telde vele bladzijden vol
en na kennisname daarvan kan het kwalijk
verwondering baren, hoe treurig het ook is,
dat S mons zich andermaal ter beschikking
der justitie moest stellen Thans was de woes-
taard gedagvaard terzake dat hij op 19 Jan
j.1. voor zijne woning een helsch spektakel
maakte tegen zijne voor de deur staande
vrouw en kinderen en zich, toen bij door de
politie eerst tot rnst werd aangemaand en
later werd aangepakt om opgebracht te worden,
hevig verzette. De onhandelbare dolleman
ontzag zich niet, om den politiedienaar te
schoppen en zoowel van nagels als van tan
den gebruik te maken, terwijl hij hem ten
overvloede nog in de keel pakte en de glad-
knoopte jas stnk trok.Slechta met behulp van
een flink Eakhuizer burger, zekeren Lub,
gelukte het den agent, cm Simons In „'t
hok" te brengen. De O. v. J. eischte 3 weken
gevang.
Alweer een jeugdige dief uit Den Helder
als beklaagde! Wel is dit geen 10- of
U-jarig schooljongetje, maar reeds een flinke
19 jarige koetsiersknecht, dcch daar is 't toch
niet minder treurig cm I
Hij is tevens een hartstochtelijk biljart
speler, een ander beroep, dat hij er blijkbaar
louter voor zijn pleizier (én voor zijn verderf
op na schijnt te houden, en heeft in den loop
der maand Jannari 5 diefstallen gepleegd,
waarvan hij als buit In 't geheel 7 kippen
en een konijn thuisbracht, of beter gezegd
bij den poelier Jacob Mooi bezorgde, die de
beestjes steeds tamelijk „geschikt" kocht.
De eerste twee gestolen kippen brachten den
dief f 1.76 op. de derde f 1.de volgende
twee weer f 1 75, terwjjl de laatste twee (alle
warden ze ontvreemd bjj den 47-jarigen
Heldersoheu weesvader P. C. de Wild,) te
zamen met een bij zekeren Schouten gesto
len konijn, een rijksdaalder konden gelden.
Zoowel de poelier Mooi als zijn „leverancier",
Schotel genaamd, begonnen veel behagen in
de affaire te scheppen. Geen wonder trou
wens I Beiden zijn ze nogal ruim van con
sciëntie en de zaakjes gingen voor elk der
partijen immers zeer voordeellg. Toen Mooi
dan ook zijne groote ingenomenheid over de
geleverde hoenders betuigde, beloofde
Schotel, zoo spoedig mogelijk nog meer ge
lijksoortige exemplaren te zullea bezorgen.
Hadden de omstandigheden het hem niet
verhinderd, méér dan waarschijnlijk zou de
eerlijke jongeling zijn eens gegeven woord
tegenover zija „vriend" Mooi wel hebben
gehouden en de gedane belofte nagekomen
zija, tot. des weesvaders kippenvoor-
raad uitgeput zou zijo. Er kwam echter,
en dat was maar gelukkig ook, een kink in den
kabel. De brigadier-majoor der rijksveldwacht,
de heer B. H. Temmen had een paar van die
mooie kippetjes van Mooi gekocht en tevens
het verlangen te kennen gegeven, meer
exemplaren van die soort te willen koopen.
Mooi had zich Indachtig de afspraak met
Schotel gaarne voor de levering aanbevolen.
Toen echter de weesvader, die bij het ver
dwijnen zijner hoenders eerst aan bunzings,
ratten of dergelijk gedierte had gedacht,
begrepen had dat er menschenhanden aan het
werk waren geweest en hij een paar van
z y n o kippen bij brigadier Temmen ont
waarde, sprak hij dezen ambtenaar over het
geval aan. Toen werd de poelier streng ver
hoord en legde een volledige verklaring af,
wat tengevolge had dat er justitie-zaken van
werden gemaakt. Ook ten opzichte van des
hearen Schouten's gestolen konijntje raakte
men spoedig op het rechte spoor, zoodat
Schotel er weldra secuur tusschen draaide.
Hij heeft trouwens nog meerdere diefstallen
op zijn geweten. Volgens zijn eigen bekente
nis pleegde hij deze misdrijven, omdat hij met
do drie en een hal ven galden, die hij weke
lijks bij zjjn baas verdiende, plus verschil
lende fooien, niet rond kon komen om aan
zijn biljartlust te voldoen.
Dat hij, na zulke lakenswaardige hande
lingen, van den President eene geduchte ver
maning kreeg, ligt voor de hand, maar de
poelier Mooi kreeg nog veel meer te hooren
en slofte druipstaartend naar de getuigenbank,
toen hij mocht ophoepelen.
De O. v. J. achtte de feiten alle bewezen
en eischte, wegens diefstal 6 maal gepleegd,
4 maanden gevangenisstraf, met last tot
teruggave der overtuigingsstukken.
Van de volgende „en corps" gepresenteerde
Hoornsche beklaagden was de eerste de wel
bekende Garrit Jan Schieven, een 23-jarig
timmermansknecht, weggebleven, doch zijn
kameraad Gerardus Johannes Duinmeier, was
present.
Beiden war6n 22 Januari j.1. op schaatsen
geweest en hadden de mai keten ten en voor
zoover die moohten ontbreken, de herbergen,
speciaal de daarin verkrijgbare spiritualiën,de
noodige eer bewezen, en zwabberden, rijkelijk
besproeid, de Vijzelstraat door, toen zij den
arbeider Gerrlt Akkerman in de gaten kregen.
Het tweetal hield den man, wiens vrouw
hem kort te voren drie kinderen tegelijk
schonk, staande, hem verwijtende, dat hij met
dit drietal, dat hij „verzwegen" had, een
paar dagen do stad was rond gaan knieren,
da wichtjes solide in een biezenkistje,
model a la dat van Mozes. Zulk een aller
dolste aantijging deed 't nu volgende gesprak
juist geen al te vredelievendon aard krijgen en
het duurde dan ook heel kort, of Schieven sloeg
papa Akkerman met de vuist in 't gelaat,
terwijl Duinmeier hem verder met een schaats
bewerkte, dien Akkerman echter wist te
pakken te krijgen en als corpus delict! bij de
politie overlegde. Toen zaten de heeren
„er in".
De eisch, wegens deze mishandeling tegen
deze twee ingesteld, luidde, wat Schieven
betrof, 6 dagen gevang., terwgl de heer
Off. tegen Duinmeier eventjes eene maand
eenzame opsluiting rtqaireerde.
Te Den Helder dat valt toch maar niet
te ontkennen worden allerlei ondeugden
mat den grootsten ijver beoefend. Zoo heb
ben de circa 160 scholieren, die de burger
avondschool daar ter stede bezoeken, den
laatsten tijd de gewoonte, zich, naast andere
baldadigheden,meermalen de vrijheid te veroor
loven om de heele publieke straat maar
als een urinoir to beschouwen. Begrijpelijker
wijs hield de politie hier streng toezicht op,
om ergerlijke tooneelen te verhinderen.
Zoo stonden op 27 Januari j 1. de politie
agenten Jacques en Göieke bij 't school
gebouw op postde bende rakkers kwam
er uit en de 19 jarige Klaas Geus begon
't onde kunstje weer. Göieke stoof op hem
toe, doch de jongen maakte zóó vlug beenen,
dat hij voorloopig ontkwamlater wist
Göieke toch den rekel te bemachtigen, om hem
vervolgens [door Jacques geholpen] in arrest te
brengen. Hevig verzette Geus zich echter
hiertegen, onder bedreiging, dat hij de agenten
aan 't mes zon rijden. In plaats dat de
vlegel du excuus heeft gevraagd, liet hij
zulks trcuw aan zijn papa over, waarmede
de h,oogst brutale jongen trouwens eu.
kend staaltje van den geest der hedendaag
jeugd gaf, zooals de Fraesus zeer tche.
opmerkte.
De O. v. J. eischte wegens wederspannig-
held f25.boete of evenzooveel dagen
hechtenis.
't Volgende tooneeltja speelt ook al weer
te Den Helder. Het is er daar in de maand
Jan dezes jaars dan geducht van langs gegaan.
Den 17den dier maand zijn een paar 19-jarige
visechersknechts, Leen Lemens en Maarten
Bakker, aan boord geweest van een drietal
vlgBchere vaar tuigen, waar ze telkens iets mtê
pikten, om daarna van Harer Majesteit's schip
„Het Loo" ook nog iets weg te kapen en
wel een paar ijzeren ballastschuitjes. De
andere gestolen artikelen waren een paar zware
stukken meertouw benevens een stuk pees.
De heele boel werd in een vlet gebracht en
weg voeren de vrijbuiters, om te landen
bij den opkooper B. van Praag, waar ze
zeker waren van een hartelijke ontvangst,
hoe vergevorderd het avonduur ook was.
„Maison Van Praag," belast en beladen
met rijken bnit genaderd zijnde, bemerkten de
heeren alras, dat 't hoofd des huizes den
slaap des rechtvaardigen sliep, doch de echt-
geuoote van Van Praag nam op innemende
wijze de honnenrs waar en kocht, haren
echtvriend gewekt hebbende, in overleg met
dezen,den rijken buit voor f 2.60, 'n voordee
llg koopje inderdaad I „Je hebt een besten
avond gemaakt, vriendje I" kon de President
dan ook niet nalaten, deo handelsman ironisch
toe te voegen. „O ....zoo bes' ....meheir!"
meesmuilde de bejaarde Van Praag. Hjj kreeg
een geduchte reprimande en welverdiend I
De bestolenen merkten eohter heel gauw
wat er gebeurd was, deden aangifte en bij 't
daarop volgende onderzoek was het misdrijf
dra aan den dag gebracht en de schul
digen verbaliseerd. De opbrengst van een en
ander wag in bierhuizen als anderszins ver
kwist geworden.
De O. v. J. wees er op, dat hij mat 't oog
op artt. 310, 311 en 67 van het W. v. S., ge
vangenisstraf moest requireeren en al had
hechtenis mogen worden toegepast, ZEG.
verklaarde daar dan toch niet toe over te zijn
gegaan. Tegen elk der beklaagden was de
eisch 3 maanden gevangenisstraf.
't Zevende bedrijf onzer wekelijksche abonne
mentsvoorstelling speelde te Berkhout. Plaats
der handeling: de biljartzaal van Kees Dege-
ling's welingerichte kroeg. Kees Degeling
vertelt zelf
„Ik kreeg op 23 Jannari Willem Comman
deur en nog eenige jongelni bij me, die aan
het biljarten raakten, waarbij verschil over de
punten ontstond. Ik zei, dat de partij niet
behoefde te worden betaald, doch Comman
deur, die er gelag mȐ won, gaf het niet op
en werd zoo woedend, dat hij de queue op
den schouder van zeseren Van Eöben aan
tweeën sloeg. Ik wou Willem, die al eens 'n
deurpaneel bij me ingetrapt heb, er uit doen
en daarbij raakte hij met zijn snnlt juist
langs 't biljart sloeg zijn klauwen om den
deurstijl, terwijl ik mijn eene hand in zijn
pruik had en zijn kop heen en weer
scheurde. Willem is echter heel atark en ken
mij wel „o p v r e t e," hij gaf me een klap in
mijn im schopte met beide zijn p o o t e n
en had me haast buiten de deur gesleurd, waar
ik zeker leelijk op mijn kregen had, maar
de anderen grepen hem en ranselden hem
terdege af. Toen sloeg hij later nog 3 ruite
stik in mijn herreberg
Hoewel het Kees duidelijk werd gemaakt,
dat 't beter wag zijn koffiehuistaai niet hier
te debiteeren, schijnt Commandeur toch vreese-
lijk den boei te hebben opgeschept, al werd
jammer genoeg 't bewijs van zijn dronkemans
streken niet wettig en overtnigend geleverd.
De heer Officier moest tot zijn spijt ten slotte
zoowel ten opzichte van mishandeling als van
vernieling, bij gebrek aan bewijs vrijspraak
vragen. Over 8 dagen zal wel uitkomen, wat
de rechtbank van 't zaakje denkt, terwijl als
dan ook in alle overige vandaag behandelde
strafzaken uitspraak zal worden gedaan.
weet ik dat. Maar dat is misschien nog
wel te overwinnen. Wanneer het evenwel
langer Gluurt, wanneer zij zich maanden
lang naar u voegt en richt, en alles met
uwe oogen leert bezien, dan is zjj ten slotte
voor het leven, dat de toekomst haar zal
brengen, totaal verloren. De ontgoocheling
en teleurstelling zal dan bepaald te groot
zjjn. Zjj zal bitter worden en ongelukkig
en ontevreden zjjn voor haar geheele leven.
Ik kan haar niet bieden, wat zjj bjj u zou
vindennóch de positie, tóch de opvoeding,
róch de welvaart. Ik ben maar een klein
beambte. Ea dan zal zjj als mjjne vrouw
zeer ongelukkig zjjn.
„Want ééns, mijnheer de referendaris,
wordt zjj mjjne vrouw, dat weet ik, En
daarop zal ik wachten, al zullen er ook
nog tien jaar verlocpen."
Ejj zeide het zonder pathos, maar met
muurvaste zekerheid. Hjj kon aan zjjn God
niet vaster gelooven, dan daaraan.
Peter lachte ook niet. Hjj glimlachte
niet eens. Hjj voelde, dat dit vaste geloof
een die pan indruk op hem maakte. Dus
de vrouw van den gemeente-secretaris
Zühlke, dacht hjj zjjne Ju. De man daar
voor hem zou haar dus in zijn armen
houden.
Zjjn hart kwam hiertegen in opstand.
Jaloezie maakte zich van hem meester bjj
deze gedachte. In dit oogonblik kwam Ju
hem zoo begeerecswaard, zoo mooi voor,
als nooit te voren. Ook de gedachte aan
Proppie schoot hem door het hoofd. Wat
moest dat toch voor een buitengewone
vrouw zjjn, dat zoovelen haar beminden en
begeerden I En wanneer hjj wilde hjj
had slechts de ar man uit te strekken en
Men schrijft nit ALKMAAR
De heer G W Melchers, lid van de T weedé
Kamer en vóór dien tijd predikant bij de
Ned. Herv. gemeente te Zuid Soharwonie,
heeft zich thans alhier gevestigd als hande
laar in kunstmeststoffen.
Steeds uit het Zuiden.
't Is inderdaad opvallend, zoo dikwijls als
er in de laatste dagen mélding is ge
maakt, dat er in den omtrek en in
MAASTRICHT zelve, zoowel nit de Maas
ais uit 't Kanaal, lijken zija opgevischt.
Na eens is 'c een meisje, van wier lichaam
de armen zijn afgerukt, dan weer is 't een
pes ge boren kind, eindelijk is 't een onbekend
gebleven manspersoon, Dinsdag nog een
machinist van een der op Maastricht varende
stoom booten.
Voor ditmaal hebben we weer een geval
te constateeren, dat bovendien op een groote
misdaad schijnt te wijzen.
Ia de nabijheid toch van 't naburige
zjj was de zjjne.
Daar lachte hjj toch. Eecigszins uit de
hoogte.
„Hoe zeker en bepaald is u."
„Zeer zeker, mijnheer de referendaris,
dat kan niets verhinderen. Ook u niet. Of
gij haar nu vrjj laat, of later eenmaal
zal het toch zoo komen. En dan
Hjj hief het hoofd weer op.
„Trouwen doet u immers toch niet met
haar, dat is buiten gesloten."
„Maar jjj wel," dacht Peter. Hij zug het
mooie schepseltje voor zich nu geheel
zooals hjj haar zoo lief en mooi had ge
vonden. Die Ju, die zich als een kind had
verheugd over zjjn afstandsmeter, die zalig
lachte, die hem kuste, die hem lief had,
die hem vertroetelde. En zjjne Ju te moeten
prjjsgeven aan dezen ljjkbidder van een
gemeente-secretaris
„Veroorloof mjj eene opmerking u
disponeert een weinig te beslist. Wie zegt
u toch, dat ik dat ik het jonge meisje
niet zal trouwen
Gustaaf Ziihlke sprong op. Zjjn adem
ging zwaar. Hij zeide geen enkel woord.
„Ik begrjjp niet," zeide hjj dan aarzelend.
En dadelijk daarop„waarom drjjft u er
den spot meê
Da referendaris had zelf reeds spijt van
zijne woorden.
„Ik drijf er volstrekt den spot niét meê,"
antwoordde hjj. „Ik stel maar eens een
mogeljjkheid, wat toch evengoed kan als
elke andere."
Weder zwjjgen. Groen schitterden
de oogen van den hond in de duisternis.
„Neen," riep de gemeente-secretaris dan
uit, „dat is niet mogeljjk, Dat is niet
mogeljjk."
In dien stillen mensch scheen alles in
oproer te zjjn. Hjj bedwong zich, om kalmer
te kunnen praten.
„Dat zou geen geluk geven. Ook wanneer
ik niet aan mjjzelf dacht. Jule behoort bjj
ons, in onzen kring, al wordt zjj er du
ook uitgedrongen. Het zou niet goed zjjn,
voor beiden niet. Ook niet voor u,
mijnheer de reterendaris."
„Meent ge? Na ja, geëerde heer, hier
is toch wel de wensch da vader der
gedachte."
Gustaaf schudde het hoofd.
„Wjj zjjn kleinsteedsche menschen,"
antwoordde hij. „Wjj ziin niet zoo licht en
luchtig als gjj lieden uit een groote stad.
Daar zjjn kloven, waarover geen enkel
mensch heen komt. In de eerste opwelling
van lielde ja. Maar wanneer het dege-
ljjkeche leven komt met zjjn eischen, en
wanneer elk dan weer terugkeert in den
toestand waarin bij tevoren was, voordat
hjj den ander leerde kennen, dan zjjn die
kloven weer daar. Het zou bepaald niet
goed ziin. Jule bljjft steeds de dochter van
Paul Fischer. Daarover helpt niets ter
wereld u beiden heen."
„U schijnt over dit geval zeer bepaalde
en besliste meeningen te hebben, mijnheer,"
„Och," antwoordde de ander roetig, „ik
heb elk geval, dat denkbaar is, wel honderd
maal beredeneerd en overwogen. Ik heb
daarvoor zoovele jaren tjjd gehad."
Die woorden beschaamden Peter weer.
Hij stond op e-- stootte de asch var zjjn
sigaar af.
„Dus alles bijeengenomen, n komt bjj
mjj, om mjj te bewegen, dat ik juffrouw