Liefdesmart.
Zondag 9 Juli '05.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
t
Arrondissements Recht
bank te Alkmaar.
mm
XVI.
Zijn we bekomen Zijn we eindeljjk be
komen van de verbazing, van de overrompe
ling, van bet gelnk, dat. de uitslag der ver
kiezing ons bracht? Leven we niet In een
tijd van groote gebeurtenissen, waarin het
verboden is lang te slapen of gedachteloos
in te dommelen? De vier jaren, die voorbij
r.ijn, hebben ons een les te leeren gegeven,
die ons heugen zal. Za! ze ons ook heugen
Zal 't niet vergeten worden, wat we hebben
moeten verduren van dat theologiseerecd
schrikbewind Zullen al die scheldwoorden,
al die smaadredenen, waaronder zelfs de
Troonrede gerekend kou worden, zal al dat
inquisitoriaal gedoe, dat uitwijzen van ver
doemden, dat binnensmokkelen van uitver
korenen ni6t vergeten worden Burgers van
Nederland, weest op uw hoedel „Eau weinig
slapens, een weinig sluimerens, een weinig
nederüggens, een weinig hanöen-vouwens,
zoo zal de armoedeNeen, armoede niet
alleen, zoo zullen al de plagen, die Pandora's
doos bevat, over u worden losgelaten. God
heeften een harde les gegeven, maar een les
van wijsheid, een les van hooge opvoeding.
„When God means it good with any man,
He looks upon him with a treBtening eye",
en Gods blik wéa beproevend.
Elk volk heeft de regeering, die het ver
dient en voor zulk een regeering is het
Nederlandeehe volk te goed gebleken. Mis
schien deugt zij voor Russen en andere
Slavische volken, die in een Keizer 'a Heilig
heid zien, welke Heiligheid op hare benrt
weer de speelbal is van den voorzitter eener
Heilige Syoode, dia verdoemt en verbant,
brandmerkt en radbraakt, zooala waan van
heiligheid dat goed dunkt; masr voor Ba
taven en Germanen deugt zij niet. Da strijd
voor vrijheid van geweten is hier te lang en
te dapper gestreden, dar dat die ooit ver
geten zon worden. Er is hier in ons kleine
land plaats voor allenmaar niet voor
dwingelanden. Voor Philips II niet, en voor
Kuyper niet. Zouden we hier niet vroom
mogen zijn, een ieder naar de inspraak van
zijn geweten Wat deert 't mij, of gg een
aanhanger zijt van w6lk dogma ook, als ge
mij met vrede laat Als ge mjj niet bena
deelt in mijn goeden naam, mijn arbeid, mijn
brood Ik duld n nietdulden is beleedigen
ik heb eerbied voor u, als ge maar minstens
die vrijheid aan anderen laat, die ge voor u
zslven eischt. „Esn iegelijk zij in zijn eigen
gemoed ten volle verzekerd," en ieder moet
zijn eigen godsdienst meer waard zijn dan 't
geloof van tien anderen. Eigen gevoel en be
wustheid van vroom te leven, veronderstelt
ook die bewustheid bij anderen en eerbiedigt
ze, eerbiedigt ze zooals men de aanhanke
lijkheid eerbiedigt vaa een kind aan zijn
moeder. We laten ons binden aan onzen
plicht, aan onsen arbeid, aau onze betrekking,
r.an onzs weikplaats, aan ona kantoor, maar
we laten ons geweion niet riugelooreD. Daar
is nog een andere wet dan de willekeur van
deD een of anderen godvergeten dwingeland.
Gods wet staat hooger, en die wet draagt
ieder in zgc geweten met zich. Niemand ken
ons zooveel kwaad doen, als wij onszelven,
omdat niemand buiten ons heerschappij kan
of mag voeren over ons geweten of ons hart;
en van daaruit zijn de uitgangen des levens.
De pols kan gedwongen worden een keten te
dragen, de vsrzecen kunt ge ons prikkelen,
maar de vrijheid van ons geweten blijve on
aangetast, dat is onze ziele-adem, daar
kunnen we niet buiten.
Holland is in de eerste plaats 'n Protes-
tantsch land, en daarom zullen wij ook
Roomsohen en Joden, ook Heilsoldaten en
Sabbatlsten 'daarom zullen allen opstaan
en big ven .protesteeren tegen ge
wetensdwang. Dat zuilen ook zij doen, wier
vaderen géén Geuzen wareD dat znllen zij
allen doen. die weten hoe dierbaar eigen
godsdienst en eigen vroomheid wezen kan, j
En daarom, weg met al die ketterjagers I
Weg met Alva Weg met Toiquomada Weg j
mer Kuyoer't Zou er weer heengaan, dat
ieder, dieniet in of aan de Drleëenheid ge
loofde, of aan de Voorbeschikking, weer ge
hangen en gebrand zou worden Weg met
hen voorgoed weg, opdat van hen geen
memorie meer zg I Fransche, Engelsche,
Zwltsersche bledc-n hebben onze regeering en
ons volk bebsbbeld en bekleist als praatzieke
wijven maar onze regeering ea ons volk was
er de oorzaak van. We hebben ons aange
steld vier jaren geleden, alsof God het zonder
Kuyper en Bgleveidt niet redden zou. Bijleveldt
sprak zelf de gewichtige woorden„De
liberalen hebben wel gezegdBijleveldt mag
niet in do Tweede Kamer, maar God de Heer
sprak: Bgleveidt moet iu de Tweede
Kamer." Zoo waarachtig als ik dezen brief
schrijf, het zijn 'smoes eigen woorden.Kén
het gekker Kén hst bezoponer En met
zulke Jsn Klaassn-praatjes hebben die arme
schapen, die stumpers van kiezers zich te
vreden laten stellen, 't Heette dan ook nu
weer, dat 't vóór of tegen den godsdienst
ging; het werd alle9 voorgesteld als een
stormloop tegen den Hemol. Isder, die van dat
clericaal en theologisch gehoopt! genoeg had,
h8ett6 een helden Men heeft dan ook wonder
wat demonstraties verwacht na den nitsiag
der verkiezingen, 't Leek wel, alsof er geen
keik zou blijven staan als de liberalen het
wonnen, alsof er een dag bepaald zou worden,
om alle kerkboeken te verbranden en allo
pastoors en dominé's te radbraken. En wat
is nu het eind geweest?
In tien woorden heeft Le Journal de
G e n v e bet gezegd O n n'a n u 11 e m e n t
voté ponr ou contre larcligion;
c'estaux crls de„A bas Kuyper!"
qu'on a marché vers lavictoire:
„Men heeft niets beweerd vóór
of tegen den godsdienst; enkel
op den kreet: W eg mot Kuyper!"
heeft men den zege behaal d,"Zoo
staat het er, en zoo is het juist gezegd, Ods
volk is vin huize uit godsdienstig, maar aan
het verketteren en verdoemen, aan het hangen
en branden heeft het verscheidene broertjes
dood En daar past het voor. Hoe 't er nu,
na die liberale overwianing, in Holland uit
ziet Go moet meer eens komen kgken in
Amsterdamal de kerken staan er nog. Ér
is nog geen ruit ingegooid, geen slot ver
draaid, geen paneel uitgezaagd. Kuyper kan
gerust wezen we hebben zijn voorbeeld van
inbraak en kerkschennis niet ter harte geno
men. „Die ware Liberalitat is Anerkennung",
en ik voeg er bijDie ware Liberalen Bind
sehr anerkaonuugsvoli. Dominéé De Viseer
pelt zijn eitje en preekt zijn preek zoo gerost
als i6is, en de voorganger van de Vrije
Gemeente zal in zijn toespraak van heden
misschien den draak wel steken met den
liberalen duivel, waarmee Kuypar c u m
suis ons zoo bang gemaakt hebben. Door
drongen van de hooge waarde van den
godsdienstbewust van de waarde van lederen
menschmet Schiller wetend, dat het onbe
tamelijk is eon enkelen vorm te voraohtea,
waarin de arme mensch zich tot God wendt,
zal hij misschien de stamgekomen menigte
laten zingen van dat lied, die klacht, die
zucht, die bede, die door alle hemelstreken
ruischt; van dat teeken, dat niemand kan
vertolken, en dat toch geschreven staat in
ieder hart. Maar evengoed in het hart van
een Griek als van een Jood, van een Papoea
als van 'n Chinees, van 'n „pagsnlst" als van
'n „afgodendienaar".
De twee laai sta distincties zijn van Dr.
Kuyper. Eu ik wil verder gaan. Onze spreek
woorden zeggenDe duivel is nooit zoo
zwart als hij wordt afgebeeldelk mensch is
beter dan zgn reputatie. Ea omdat ik graag
lederen heilige zij u waskaars gun, ook al doet
hij geen wonderen, voeg ik er aan toeook
in het hart van een Calvinist, misschien ook
wei in het hart van den gevallen Premier.
Went een mensch is niet eens zus, of hij is
wei weer eens zóó. Een mensch blgft een
mansch. Vandaag wat beter dan gisteren, en
morgen soms wat minder goed dan vandaag.
Nu door 'n duivei en morgen door 'n engel
geleld. Niemand mist dat teeken. Laat ieder
't goed bewaren en trachten te ontraadselen.
Misschien is 't wel de lamp, waar Beets van
sprak, die door God zelf is ontstoken. Indien
die lamp wordt nitgeblnscht, zal alle licht
ontbreken.
We wenschen Dr. Koyper beterschap. We
haten hem nietwe haten alleen zgn heersch-
zuehl. En om Caesar's heerschzucht moest
Caeser vallen.
En nu is het uit met allerlei nabetrachting
en reflectie over de verkiezingen. Neen, nog
niet. Nog een enkel woord 'n kort vertel
linkje Toen Melanohton, Luthers vriend, op
zijn sterfbed lag, bad hij, of liever dankte hij
voor 't rijke leven, dat God hem had laten
meemaken, en hg dankte God ook, dat Deze
hsm nu verloste van alle aardsche moeilijk
heden, maar bovenal, dat Hg hesa verloste
van hst gehaspel der theologen.
Tot zoover Melanchton. Eu tegenwoordig
spreekt men nog en helass niet ten
onrechtevan hst odium theologicnm,
de vijandschap der theologen.
Onze grootmoeders zonden hierdoor tot da
•occlusie zgn gekomen, dat 't dan zeer onge
lukkig was Als 't in den aard van 't beestje
zit, dan kunnen zij 't ook niet helpen
Nu ja, maar wij zfttea er mee.
Toen ik zoover was, kwam m'n vrindje
binnen. Ge kent 'm wel. Ik bedoel denzelfde,
met wien ik toen eens naar de kerk geweest
ben. en die toen zooveel aan te merken had
op 't tractement van d>6n dominéé. Hij is
ook met me meegeweeat fep den avond van
de Verkiezing naar Kras. Of ik nu wat
meeging naar American vroeg bij.
- Ik?
Geschiedenis van een vrouwenhart,
door
MARIE DIERS.
o—
28.
Als de moederhand hierbij behulpzaam
is en aan die kracht en sterkte van den
vader de zachtheid geeft, en steeds weer
voegt en plooit, dan ontwaakt eindelijk, na
vele jaren, de groote, wonderlijke gemeen
zaamheid tusschen vader en zoon.
Dan gelooven die mannen nog, dat zij
net alléén deden. En de moeders blijven
aarachter staan en lachen ben zalig toe.
ie vaders mogen dan gelooven wat zij wil-
6 M ''e moe<^ers weten wet zij weten.
Jfiasr voor lachen was het voor Anne nog
Reen tijd. De zware zorgen dreigden haRr
^enigmaal te machtig te worden. Zou de
i°ngen werkelijk een slecht minderwaardig
"leosch worden
UlkwjjlB stond zjj tegenover zgn leelgke
eugens en aanvallen van stijfhoofdigheid
machteloos. Den onderwijzer had zij het
a aan verboden. „U ziet 't immers zelt, het
W u ?®emen.^a1-" Maar ook daarvoor was
°n baar niet het minst dankbaar,
«ola toch raak!" zoide, hjj tot den onder-
'jZer' toen hg weer eens zijn werk niet
'a afgemaakt. Die fronste alleen de
brouwen. Om Wolf's mond speelde
een boes lachje. Maar plotseling verdween
i dat en keek hij donker voor zich.
I Wat zou hij nu denken De onderwijzer
keek hem aan. Wat zou er nu in dat hooldje
worden uitgebroed En hoe doodsbleek zag
hg daarbij.
God mocht zijn ouders voor erge din
gen. bewaren Was dat niet de blik van
een misdadiger
In den gatschen omtrek was Wolf het
schrikbeeld.
Dikwijls moest Anne allerlei betuigingen
van medelijden aanhooren Maar zjj wonde
dat de meDSchen vlug af. Daarbij merkte
zij wel op, dat Lu zich in dit opzicht anders
had gedragen.
j „Wat dweept zij met dien jongen 1" werd
er dra geredeneerd. „Niet eens mag men
een enkel woord zeggen over zijn bekende
streken. Zij trekt hem nog meer voor dan
zjjn eigen moeder- Nu, dat kan prach
tig worden."
Zoo zeer als men Wolt verfoeide, zoo
vergoodde men Ellen. Ook daarover kreeg
Anne genoeg te hooren. „Dat lieve kind
moet wel uw gansche troost zijn. Een heer
lijke vergoeding ook voor uw man."
Zeker, zeker, Ellen was een heerlijk kind.
Zij was liet en vertrouwelijk, openhartig en
goed. Zjj wist dadelijk, hoe zij liet den men-
schen naar den zin kon maken, daarin was zij
zeer fijngevoelig, tot verbazingwekkend toe.
Ea de manieren die „de oude kraai" haar had
geleerd, wist zjj daar heel aardig bjj in toe- I
passing te brengen. Zjj wist altyd heel
precies, wanneer men de bezoekers de hand
moest kussen, zoodat men vele malen het
meest interessante gesprek vergat, om zich
geheel aan het lieve kind te wjjden. Ook
Neen, de kat.
Ma»:- je ziet toch, dat ik zit t.e werken.
O God, 'n ander is blij, aU ie 's niet
hoeft te werken met die hitte, en jij zoekt
't potdome.
Och kerel, ik heb 't toch op me ge
nomen. Ik kan toch niet schrijvenMeneer,
vanwege de warmte ben ik heden niet gedis
poneerd, en daarom.
Mag ik non dien brief 's schrijven
Daar ligt papier, ik ga even 'd bad
nemen, want ik bon óp.
Mooi zoo. Bljjf maar 'n uur achter; ik
zal maken, dat je tevreden bent. De hoeveelste
brief is het
De zestiende.
Mooi. Snij maar uit. Zet maar wat
sigaren, lucifers en spuitwater op tafel 9n
blijf maar weg. Och och, wat is 't warm I
Ik ging 'n bad nemsn, want ik was in drie
Dachten bijna niet op mjjn bod geweest. Tjjd
om te eten had er bijna niet op oyer kunnen
schieten, 'a Mensch is sterker dan hij zelf
weetea God zegent niet minder het water
den den wijn, anders ware ik al lang in elkaar
gezakt.
Voorzichtigheidshalve had ik al mijn
papieren opgeborgenje kon nooit 's weten,
wat mijn vrindje er wal meê doen zou.
Hoogstens kon hjj nu wat papier verknoeien.
En intueschen genoot ik van het heerlijke
uit, dat mijn afgefoolde lijf met nieuwe
krachten begiftigde. Ik had in de kuip kun
nen indommelen, maar gedachten aan den
brief hielden mij wakker. Hoe lang ik er wel
in gelegen heb, weet ik nietmaar ik hoorde
opeens 'n bons op de deur en 'n stem die
riep Zeg, ben ja dood De brief is af, hoor I
Hg ligt op tafel. Verander er nou maar niks
anhij is goed. Je dost 'm maar gewoon op
de post. Als de uitgever 'm leest, dan zal ie
wel zeggendie tnan gaat goddank wat
vooruit in zijn schrijven; en de volgende
postwissel is minstens het dubbele van den
vorige. Dan kén je mij ook eindelijk is be
talen. Nou, ik ga naar 't Plein, hoor. Tot
straksMaar zeg, Hein, wees nou niet zoo
stom, dat je weer hoor je me wees
nou niet zoo stom, dat je weer aan den hoek
gaat zitten, want daar heb je dienzelfden
kellner weer. Die wil eerst afrekenen, dat
weet je. Wees nou wijs en vermijd 'm. Wat
heb je an 't gedonder? Non atjans! Tot
straks
Toen ik In mgn kamer terugkwam, heb ik
den brief gevonden, dien hg geschreven had.
Om nu eens te laten zien, wat 'n goed, ge
duldig en verdraagzaam mensch ik wel moet
wezen, om met zoo'n stoethaspel 't klaar te
spelen, zal ik den brief onveranderd bij den
mijnen insluiten. Hier is hij
„Dit is de zestiende brief, die u door mijn
vriend H. d H. gezonden wordt, 't Is de
eerste verstandige. De vorigen heb ik gelezen,
en ik geloof 't raadzaam is ze niet over te
lezen, 't Is 'n goeie vent, maar hij is niet
sterk in zgn hoofd, en daarom moeten we
wat van hem door de vingers zien. Op zgn
uitdrukkelijk verlangen schrijf ik dezen brief,
want hij heeft geen tijd zelfs om zich te
wasschen of te laten schei-ren. Hg ziet eruit
als 'n schoorsteenveger en lijkt eer 'n woes-
tijnlocper dan 'n fatsoenlijk mensch, zooals ik
ben. De meeste lui weten dan ook niet, hoe
ik met 'm om wil gaanwant feitelijk gooi
Ik in zijn gezelschap mijn fatsoen te grabbe
len. Maar ik doe 't om 'n reden, die ik niet
aan iedereen verteilen kan. Eofio, als ik west
wanneer de heer Trapman iets stuurt, zal ik
zorgen er bij te wezen.
Hè, hè! Brieven schrijven is toch moei
lijker dan ik dacht. Wat moet ik nu schrgven
'c Ligt zeker aan 't weer. Want met deze
hondsdagen-hitte is 't onmogelijk verstandig
te denken, of 'n verstandig woord op papier
te brengen Mijn geachte lezers en lezeressen
moeten 't mij dus maar niet kwalijk nemen
als ik wat nonsens debiteer. Ja, als we nog
vóór de verkiezing stonden, ja, dan is er stof
genoeg. Maar nn dia voorbij is, beo je uitge
praat, Ik wou dat ik toen die brieven eens
bad mogen schrijven. Hein neemt alles zoo
serieus op, alsof 't wezenlijk nog iets betee-
kende, wie er aan 't roer zit. Maar 'n ver
standig mensch weet wel beter. Ze maken
mekaar gek, al die politici. Ja, ik zal me daar
nog -warm maken voor Kuyper of voor Bor-
gesius of voor wien dan ook Als ze eenmaal
gekozen zijn, dan komen de mosselen voor
den dag. Én die lni gebruiken allemaal znlke
groote woordenWoorden els molenroeien
soo dikmasr als je ze in je handen neemt,
zijn 't grassprietjes. Dan zeggen ze b.v.
Kiesrecht is Kiesplicht, ofhij, die van zijn
kiesrecht geen gebruik maakt, stempelt zich-
zelven tot nul. BombombomToe maar jon
gens
'k Weet óók wel, kiezen moet een mensch
Maar 't maakt hem niet beter of wijzer
Want zij 't Ministerie al of niet naar mgn
[wensch,
't Blijkt later toch lood om ond ijzer.
Of niet Is er non ooit 'n Ministerie ge
weest, dat iedereen tevreden stelde Als ze
mg maar eens Minister maakten, dan zou je
andere dingen beleven. Enfin, wat niet is,
kan nog komen. Voorloopig hebben wij nog
vier jaren den tgd. Misschien word ik dan
de steeds mopperende waBchvrouw zong
Ellen's lof, omdat zg haar witte jurkje zoo
lang helder hield en haar nooit op vruchten-
of inktvlekken onthaalde, zooals Wolt.
Ellen loog ook nooit, Had zg eens iets
gedaan dat niet goed wbs, dan werd haar
gezichtje purperrood en met tranen in de
oogen werd alles haarfijn verteld.
Anne had wel een heel stompe ziel
moeten bezitten, wanneer zg dit kind niet
had lief gehad. Het was ook geen sier-
I poppetje of een kleine huichelaarster. Een
bietje gdelheid niet ineêgerekend had
I Ellen geen leelgke eigenschappen. En als
j het san haar had gelegen, zg zou Wolf
bepaald hebben gered.
I Nu had zg van haar broer ook volstrekt
geen kwaad te lijden. Weliswaar speelde
i hg nooit rnet haar, keek haar nauwelgks
aan, maar hg deed \&&r ook niets, wat
anders gewoonlijk wel eens door broers
gedaan wordt. En eenmaal, toen zg door
haar smeeken een straf voor hem had op
geheven, zag Anne in Wolfs oogen, waar
mede hij zgn zusje aankeek, een uitdrukking
die haar te denken gaf.
Het is toch een edele jongen, dacht zjj
hartstochtelijk.
Maar toen zjj hem daarop trachtte te
naderen, weren alle toegangen tot zjjn hart
weer gesloten. Zjjn oogen, die zooeven
geleefd hadden, keken zoo koud en trots
als ooit te voren.
Dat was het juist, wat het gevoel voor
Ellen en Wolt bjj Anne zoo verschillend
maakte, zonder dat zjj er wat aan kon
veranderen Ellen's geheele wezentje was
open en klaar, niet alleen voor haar tweede
moeder, maar voor elke dame, die er een
Dog wel eeti8 belast met 't samenstellen van
'n Kabinet. Dan zon 'k Hein ook eens beden
ken; ofschoon. ean me verdiend heeft ie
't niet. Maar. Nou ja, ik zou er mgn
bijbedoeling meê hebben.
Zla zoo nu is 't welletjes. E8n brief moet
niet te lang wezen, dan wordt ie vervelend.
Vooral als je zoo zeurig schrijft als Hein. Ik
ga nu een potje bier drinken, en zal alvast
een kop thee bestellen voor hemwant hjj is
efschsfïer moot je weten. En ik zie 'm ook
eeDS vegetariër worden. Hjj Is nog niet mager
genoeg. Als je 'm door mekaar schndt ram
melt ia as 'u potkachel. Ochocb, wat zal ik
nog an dat heer beleven.
Ik zal 'm zeggen, dat le jullie komende
week wat vertelt van 't Beursplein. Als ik
'm wijs w.'l maken, dat ze daar een stand
beeld van Shakespeare op willen zetten, dan
gelooft ie 't. Want als je 'm's nachts wakker
zou maken, dan begint ie over Macbeth of
King Leardie lui liggen in zijn hart
begraven.
Zooals ik zei, is dit nu de eerste brief van
de zestien, die verstandig is. Als de heer
Trapman, mijn adres wil weten, heeft Hij
't maar per advertentie te vragen onder
't motto San der.
Mg houdende aan mijn belofte, heb ik geen
woord geschrapt in dit korte, venijnige opstel.
Ik heb er ook geen woord aan toegevoegd,
alleen om eens te laten zien, hoe de man
werkelgk is. Ik wil alleen de aandacht maar
eens vestigen op dat versjs, waarin hij zoo
duidelijk bewijst, wie en wat hij is. Daarmee
wil de vent na alvast 't venijn goedpraten,
dat hjj eens op 't hoofd van 't toekomstig
Ministerie spuwen zal.
Geloof me, ik zsl niet te veel, toen ik
't verniceden uitsprak, dat ie socialist was.
Bah, ik gruw van den vent.
H. D. H.
Zitting van Dinsdag 4 Juli 1905.
De alom bekende en vermaarde Opmeersche
kermis en „peerdemarkt" heeft dit jaar [zoo
bleek vandaag op de zitting] zjja naam van
druk en woelig te zgn weer op roemrijke
wijze gehandhaafd.
Mr. Ligerweij presideerde heden de zitting,
terwijl de advocaat Mr. F. H. G. van der
Hoeven als bijzittend rechter eene plaats
innam.
Deurwaarder Haasbroek riep den naam
af van dsn eersten der Opmeersche kermis-
rlddsrg, Dirk Bossen, doch hoe deze waardige
ambtenaar zijn orgaan ook nitzette, zgn prij
zenswaardige ijver werd helaas niet beloond,
want beklaagde was en bleet absent, 't Was
overigens een of andere onbekende grootheid
uit Aartawond, gem. Hoogwoud, op wien
de herberg, voorheen van den heer Pieter
Hofl, nu gebr. Chatillon, eea bijzondere aan
trekkingskracht scheen uit te oefenen.
Bossen amuseerde zich blijkbaar kostelijk
en had al aardig „de hoogte"'t was
bij Chatillon in de Breestra&t dan ook op
den 4en Juni [len Opn)eerscb.au kermisdag]
zeer rumoerig en de „nieuwe" kastelein oor
deelde het noodzakelijk, dat de politie Bossen
er maar nitzette. Dit geschiedde, doch niet
tot Dirk's aigeheele tevredenheid. Hij wilde er
met alle geweld weer in, doch de Spanbroeker
rijksveldwachter Ultenbroek, die hem er uit
hsd weten te werken, zorgde er voor, dat
sinjeur niet weer binnen kwam Toen begon
bekls.agde allerlei scheldwoorden tegen Uiten-
bzoek te bezigen.
Hoewel de heer Officier het niet gewenscht
achtte, dat alle beleedigingen aan ambtenaren
in de uitoefening hunner bediening aange
daan, werden behandeld in de rechtszaal,
vond Z EG. zulks in het onderhavige geval
voor het prestige van de politie wel goed
en requireerde, met toepassing der artt. 266-
267 van het W. v. Stafr., wegers belsediging
van een dienstdoenden ambtenaar, f 7 boete
of 7 dagen hechtenis.
In het tweede tafereel is Johannes Wijten,
werkzaam bij den honthandel van den heer
Van den Steen van Spanbroek, de held van
het verhaal, 't Is inmiddels al wat later in
den nacht geworden, en de vecht- en drfnk-
Inst Is er nog geenszins op verfliuwd.
Wijten, reeds gehuwd en huisvader, en
wonende in de dichtbevolkte Opmeersche
buurtsohap Aken, lust heel graag 'n pieren-
varschrikkertje en houdt „niks groot" van de
„pellssle". Van deze belde eigenschappen gaf
hij dan ook in den nacht van 4 op Juni
op do publieke straat, toen rijksveldwachter
Uilenbroek iets vroeg naar aanleiding van
eea zoo juist geleverd gevecht-, sprekende
bewijzen, 't Duurde maar heel kort, of dese
waardige brigadier-titulair werd door Wgten
met eea salvo van de grofste uitdrukkingen,
gesorteerd en ongesorteerd, begroet.
Da heer Officier verklaarde het ten opzichte
van bat prestige der ambtenaren van politie
in dit geval nóg meer gewenscht, dat straf
niet uitbleef, tc-meer daar Wgten als iemand,
die vaak dronken «n lastig is, bekend staat,
middagje op bezoek kwam. En het was
duidelijk kenbaar, dat uit haar nooit een
waarachtig fllink mensch zou groeien. Pre
cies ais liet nu reeds waseen aantrek
kelijk, lief poppetje, bewondering vragend
en van bewondering levend.
Wolt daarentegen
Niet, omdat hij zoo raadselachtig was, trok
Anne zoo tot hem aan. Noten kraken en
dan misschien een half verganen inhoud
te vinden, was nooit iets geweest, dat haar
8antrok. Maar was hij wel raadselachtig
voor haar
Zg wist immers z$ wist, wat er onder
dien ruwen bast zat. Hoe groot was niet de
schat daarbinnen. En het was laf van haar.
wanneer in een zwak oogenblik haar arm
en moed lam dreigden te worden.
Eens vroeg hem de onderwijzer, toen hg
weer drie kwartier te laat op de les ver
scheen, met verwarde haren en gescheurde
blouse
„Wat voor verontschuldiging hebt ge
voor uw te laat komen, Wolf? en wat ziet
ga er uitl"
De jongen verwaardigde zich nauwelgks
te zeggeD „Ik heb met Caesar gespeeld."
Caesar was een bruingevlekte, nog epeel-
sche herdershond, dien Wolf op zijn lAatsten
verjaardag van zgn vader had gekregen.
De onderwijzer moest zorgen, dat hg zgn
prestige bewaarde.
„Dan zult ge vandaag voor uw straf niet
meer met het beest spelen."
Wolfs gelaat werd donkerrood, maar hg
zeide niets De onderwijzer wisthg doet
het toch. Ook hem schoot het bloed naar
de wangen. „Hebt ge mjj verstaan
eigenschappen, die, «1 hsd Ultenbroek ze
niet opgesomd, toch ian de rechtbank wel
bekend waren nit vroegere kennismakingen
mat Wijten. ZEG. eischte ten slotte met toe
passing van dezelfde qaa'ilfi t!e en dezelfde
artt. van 't W. v. Stratrf 14 boete, subs. 14
dagen hechtenis.
We gaan de Opmeersche kermis verlaten,
we hebben er genoeg van.
Laten we ons thans ter afwisseling eer.-i
begeven naar Egznond en aldaar eene be
schouwing houden overde schoone har
monie de; kleuren.
Welk een lieflijk geheel bjj doelmatige
rangschikking door eep bekwaam schilder
ook kan worden verkregen, toch werd bis
ter plaatse dezen zomer het bewijs geleverd,
dat ook de disharmonie tusschen d i s kleuren
welke het grootste contrast met elkai'
vormen, soms van beteekenis kan zgn. De
bewijsgronden voor deze steiling leverden
danKees Zwart en Johannes W i t,
beiden van Egmond aan Zee, alwaar laatst
genoemde gemeente veldwachter is, terwijl
Zwart, die slechts 16 jaic-n oud is, het eer
zaam visschessbedrijf aldaar uitoefent. Zwart,
evenals de bside eerste beklaagden absent,
was vroeger al eens door Wit bekeurd ge
worden, omdat hij na bezetten tijd in een
bierhuis vertoefde, en koesterde daarover een
hevigen wrok, dien hg op Hemelvaartsdag
[1 Juni jl.] trachtte te bevredigen, door in
gezelschap van heel wat makkers hot Wit
zoo lastig te maken, dat de rijksveldwachter
Dekker moest aasisteeren.
Eindelijk nam de geplaagde veldwachter
den jongen boet, om hem mee te voeren, doch
een van zijn handigste kameraden, zekere
Van Pel, kwam er taaachen en wist ons
Keesje te ontzetten, waarvan deze gebruik
maakte om Wit, dien hij al braaf geplaagd
en uitgescholden had, nog een klap in het
gelaat toe te dienen. Ook wist Zwart Dekker
van de been te krijgen door hem „pootje
te strengelen." Het gevalletje werd natuur
lijk zwart op wit gerelateerd en naar
Alkmaar gestuurd, waar de O. v. J. wegens
beleediging en mishandeling van een dienst
doend ambtenaar, met toepassing der artt.
266 267, 300 sn 304 W. v. Strafi een week
gevangenisstraf tegen het brutale kereltje
eischte.
Bartel Hoogland, een veedrijver geboren
en wonende te Alkmaar, wss sis beklaagde
v/el present, al had zijn zaakje niet veel om
't lijf.
Hij had den 18don Mei te zijner woon
plaats» twist met zekeren Dirk Teel, wiens
vronw's vader een oom is van beklaagde, 't
Was zeker die enge graad van ver
wantschap, die Teel bewoog om zich met de
huiselijke aangelegenheden van Bartel te
bemoeien, wat een geweldige scheldpartij
van beide zijden metveel enthousiasme gevoerd
uitlokte. En was bet daar maar bij gebleven
Den volgenden dag echter ontmoetten ze
elkaar opnieuw. Op ond ijs vriest het gauw
en 't duurde niet laDg of Bartel diende
Dirk een klap in 't gezicht toe, die wel niet
onbeantwoord bleef, maar toch oorzaak werd
dat de hardhandige veedrijver heden wegens
mishandeling f6 boete subsidiair 4 dagen
hechtenis tegen zich hoorde eischec.
Abraham de Vries, een Israëlietlsch koop
man, 80 jaren geleden geboren te Scha gen,
thans wonende te Alkmaar, gaf ons vervol
gens gezeten op 't bokkebankie, een goed
half nnitje uitzicht op zijn prachtigen, zeer
weelderigen zwarten kiullebol, dien hij voor
deze plechtigheid blijkbaar extra had verzorgd.
Hg stond terecht, omdat hij, [volgens dag
vaarding] Maria Grootjes had mishandeld,
althans geduwd, geslagen en óók geschopt.
Deze 82-jarige vronw Is de echtgenoote van
C. Dnijneveld, bierhuishouder op 't Luttik
Oudorp te Alkmaar, waar De Vries 13 maan
den „en pension" was. Hij scheen goed met
zijn kostvronwtje in zgn schik en 't wes al
spoedig heel familiaar: „Bram" en „Marie"
zonder die onnoodïge deftigheden. Toch
kwam er 29 Mei j.1. een spaak in 't wiel;
manlief wss afwezig en had zijne ega onder
de hoede van den commensaal achtergelaten.
Bram zocht en vond spoedig een gelegenheid
om inzie te maken. Hij begon over bierhuizen
te redeneeren, die niet deugden en treiterde
Marie zoolang tot ze zei,^Bram, ik kon je
wel een klap geven." Teen greep hij hare
handen, doch „dan kon ze het niet doen",
heette het, waarop hij losliet en.pats daar
kreeg hij een mep van haar, enz. 't Overigens
zeer onbeduidende zaakje kwam [natuurlijk
voor den strafiechter tn de O. v. J. merkte
thans op, dat wel niet alle omstandigheden
aaD 't E. A. rechtscollege bekend zijn, [we
zijn ook niet op alle deze bijzonderheden
gesteld, voegde ZEG. er aan toe], doch de
mishandeling was bewezen en de eisch
luidde f 1. boete of 1 dag hechtenis, 't
Was, hoewel weinig, den spaarzamen koop
man nog te veelhg vond 't zonde
Voilé tont
Na nog een drietal zeer onbeduidende zaak
jes, [het menu gaf vandaag niet veei pikants],
kregen we na de pauze Jacobus Jansen, 14
Febiuari 1885 geboren te Amsteróam, le ,t-
stelgk in dienst bg bakker v. d. Molen te
schreeuwde hg.
Stom bleef de .jongen,
„En wanneer ik je vandaag met den hond
zie, dan schiet ik het dier dcod."
Wolf hsalde met zjjn gewone onverschil
ligheid zgn boeken. De leeraar zag wel,
dat hg hem niet geloofde „Je zult het nu
eens ondervinden maatje," mopperde hij
verbitterd.
Na verloop van een uur ging bij, nog
met een hoog gekleurd gelaat, naar den
opperhoutvester. Hg kwam anders nooit
met dergelijke dingen bg hem, deels uit
eergierigheid, deels uit goedheid, om
den vader niet meer te plagen dan noo-
dig was. Bovendien was hg ook een weinig
bang voor Gunther.
Hij vertelde hem opgewonden, hoe alles
gebeurd was. Gunther werd bleek en
j draaide zich at, om de uitdrukking van
zijn gelaat te verbergen. Hg dacht aar.
Woli's geboortedag. Met den hond was
de jongen zoo big geweest. Mgn hemel,
wanneer was de jongen dan ook eens big
Uit eigen vrgen wil was hg naar hem toe-
i gekomen om vader te bedanken.
Mo68t hjj nu juist dat genoegen ver
storen
Maar misschien was dat wel noodi>.
Misschien juist daarom, omdat het bera
werkelgk eens pgn zou doen, als hg de
hand van den meester eens voelde. ,Voor
alle andere straffen was hg zoo stomp.
Met Anne or eons over praten cine
hem door het hoofd.
Neen! Zg zou er bepaald op tegen zgn
beslist en krachtig. Zg wilde het nog steeds
met zachtheid en lielde probeeren. Als.,1
dat niet reeds maanden geprobeerd was -
dat Welp toch niet I Op haar hulp had Ljj