Liefdesmart. Zondag 9 Juli '05. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. t Arrondissements Recht bank te Alkmaar. mm XVI. Zijn we bekomen Zijn we eindeljjk be komen van de verbazing, van de overrompe ling, van bet gelnk, dat. de uitslag der ver kiezing ons bracht? Leven we niet In een tijd van groote gebeurtenissen, waarin het verboden is lang te slapen of gedachteloos in te dommelen? De vier jaren, die voorbij r.ijn, hebben ons een les te leeren gegeven, die ons heugen zal. Za! ze ons ook heugen Zal 't niet vergeten worden, wat we hebben moeten verduren van dat theologiseerecd schrikbewind Zullen al die scheldwoorden, al die smaadredenen, waaronder zelfs de Troonrede gerekend kou worden, zal al dat inquisitoriaal gedoe, dat uitwijzen van ver doemden, dat binnensmokkelen van uitver korenen ni6t vergeten worden Burgers van Nederland, weest op uw hoedel „Eau weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig nederüggens, een weinig hanöen-vouwens, zoo zal de armoedeNeen, armoede niet alleen, zoo zullen al de plagen, die Pandora's doos bevat, over u worden losgelaten. God heeften een harde les gegeven, maar een les van wijsheid, een les van hooge opvoeding. „When God means it good with any man, He looks upon him with a treBtening eye", en Gods blik wéa beproevend. Elk volk heeft de regeering, die het ver dient en voor zulk een regeering is het Nederlandeehe volk te goed gebleken. Mis schien deugt zij voor Russen en andere Slavische volken, die in een Keizer 'a Heilig heid zien, welke Heiligheid op hare benrt weer de speelbal is van den voorzitter eener Heilige Syoode, dia verdoemt en verbant, brandmerkt en radbraakt, zooala waan van heiligheid dat goed dunkt; masr voor Ba taven en Germanen deugt zij niet. Da strijd voor vrijheid van geweten is hier te lang en te dapper gestreden, dar dat die ooit ver geten zon worden. Er is hier in ons kleine land plaats voor allenmaar niet voor dwingelanden. Voor Philips II niet, en voor Kuyper niet. Zouden we hier niet vroom mogen zijn, een ieder naar de inspraak van zijn geweten Wat deert 't mij, of gg een aanhanger zijt van w6lk dogma ook, als ge mij met vrede laat Als ge mjj niet bena deelt in mijn goeden naam, mijn arbeid, mijn brood Ik duld n nietdulden is beleedigen ik heb eerbied voor u, als ge maar minstens die vrijheid aan anderen laat, die ge voor u zslven eischt. „Esn iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd," en ieder moet zijn eigen godsdienst meer waard zijn dan 't geloof van tien anderen. Eigen gevoel en be wustheid van vroom te leven, veronderstelt ook die bewustheid bij anderen en eerbiedigt ze, eerbiedigt ze zooals men de aanhanke lijkheid eerbiedigt vaa een kind aan zijn moeder. We laten ons binden aan onzen plicht, aan onsen arbeid, aau onze betrekking, r.an onzs weikplaats, aan ona kantoor, maar we laten ons geweion niet riugelooreD. Daar is nog een andere wet dan de willekeur van deD een of anderen godvergeten dwingeland. Gods wet staat hooger, en die wet draagt ieder in zgc geweten met zich. Niemand ken ons zooveel kwaad doen, als wij onszelven, omdat niemand buiten ons heerschappij kan of mag voeren over ons geweten of ons hart; en van daaruit zijn de uitgangen des levens. De pols kan gedwongen worden een keten te dragen, de vsrzecen kunt ge ons prikkelen, maar de vrijheid van ons geweten blijve on aangetast, dat is onze ziele-adem, daar kunnen we niet buiten. Holland is in de eerste plaats 'n Protes- tantsch land, en daarom zullen wij ook Roomsohen en Joden, ook Heilsoldaten en Sabbatlsten 'daarom zullen allen opstaan en big ven .protesteeren tegen ge wetensdwang. Dat zuilen ook zij doen, wier vaderen géén Geuzen wareD dat znllen zij allen doen. die weten hoe dierbaar eigen godsdienst en eigen vroomheid wezen kan, j En daarom, weg met al die ketterjagers I Weg met Alva Weg met Toiquomada Weg j mer Kuyoer't Zou er weer heengaan, dat ieder, dieniet in of aan de Drleëenheid ge loofde, of aan de Voorbeschikking, weer ge hangen en gebrand zou worden Weg met hen voorgoed weg, opdat van hen geen memorie meer zg I Fransche, Engelsche, Zwltsersche bledc-n hebben onze regeering en ons volk bebsbbeld en bekleist als praatzieke wijven maar onze regeering ea ons volk was er de oorzaak van. We hebben ons aange steld vier jaren geleden, alsof God het zonder Kuyper en Bgleveidt niet redden zou. Bijleveldt sprak zelf de gewichtige woorden„De liberalen hebben wel gezegdBijleveldt mag niet in do Tweede Kamer, maar God de Heer sprak: Bgleveidt moet iu de Tweede Kamer." Zoo waarachtig als ik dezen brief schrijf, het zijn 'smoes eigen woorden.Kén het gekker Kén hst bezoponer En met zulke Jsn Klaassn-praatjes hebben die arme schapen, die stumpers van kiezers zich te vreden laten stellen, 't Heette dan ook nu weer, dat 't vóór of tegen den godsdienst ging; het werd alle9 voorgesteld als een stormloop tegen den Hemol. Isder, die van dat clericaal en theologisch gehoopt! genoeg had, h8ett6 een helden Men heeft dan ook wonder wat demonstraties verwacht na den nitsiag der verkiezingen, 't Leek wel, alsof er geen keik zou blijven staan als de liberalen het wonnen, alsof er een dag bepaald zou worden, om alle kerkboeken te verbranden en allo pastoors en dominé's te radbraken. En wat is nu het eind geweest? In tien woorden heeft Le Journal de G e n v e bet gezegd O n n'a n u 11 e m e n t voté ponr ou contre larcligion; c'estaux crls de„A bas Kuyper!" qu'on a marché vers lavictoire: „Men heeft niets beweerd vóór of tegen den godsdienst; enkel op den kreet: W eg mot Kuyper!" heeft men den zege behaal d,"Zoo staat het er, en zoo is het juist gezegd, Ods volk is vin huize uit godsdienstig, maar aan het verketteren en verdoemen, aan het hangen en branden heeft het verscheidene broertjes dood En daar past het voor. Hoe 't er nu, na die liberale overwianing, in Holland uit ziet Go moet meer eens komen kgken in Amsterdamal de kerken staan er nog. Ér is nog geen ruit ingegooid, geen slot ver draaid, geen paneel uitgezaagd. Kuyper kan gerust wezen we hebben zijn voorbeeld van inbraak en kerkschennis niet ter harte geno men. „Die ware Liberalitat is Anerkennung", en ik voeg er bijDie ware Liberalen Bind sehr anerkaonuugsvoli. Dominéé De Viseer pelt zijn eitje en preekt zijn preek zoo gerost als i6is, en de voorganger van de Vrije Gemeente zal in zijn toespraak van heden misschien den draak wel steken met den liberalen duivel, waarmee Kuypar c u m suis ons zoo bang gemaakt hebben. Door drongen van de hooge waarde van den godsdienstbewust van de waarde van lederen menschmet Schiller wetend, dat het onbe tamelijk is eon enkelen vorm te voraohtea, waarin de arme mensch zich tot God wendt, zal hij misschien de stamgekomen menigte laten zingen van dat lied, die klacht, die zucht, die bede, die door alle hemelstreken ruischt; van dat teeken, dat niemand kan vertolken, en dat toch geschreven staat in ieder hart. Maar evengoed in het hart van een Griek als van een Jood, van een Papoea als van 'n Chinees, van 'n „pagsnlst" als van 'n „afgodendienaar". De twee laai sta distincties zijn van Dr. Kuyper. Eu ik wil verder gaan. Onze spreek woorden zeggenDe duivel is nooit zoo zwart als hij wordt afgebeeldelk mensch is beter dan zgn reputatie. Ea omdat ik graag lederen heilige zij u waskaars gun, ook al doet hij geen wonderen, voeg ik er aan toeook in het hart van een Calvinist, misschien ook wei in het hart van den gevallen Premier. Went een mensch is niet eens zus, of hij is wei weer eens zóó. Een mensch blgft een mansch. Vandaag wat beter dan gisteren, en morgen soms wat minder goed dan vandaag. Nu door 'n duivei en morgen door 'n engel geleld. Niemand mist dat teeken. Laat ieder 't goed bewaren en trachten te ontraadselen. Misschien is 't wel de lamp, waar Beets van sprak, die door God zelf is ontstoken. Indien die lamp wordt nitgeblnscht, zal alle licht ontbreken. We wenschen Dr. Koyper beterschap. We haten hem nietwe haten alleen zgn heersch- zuehl. En om Caesar's heerschzucht moest Caeser vallen. En nu is het uit met allerlei nabetrachting en reflectie over de verkiezingen. Neen, nog niet. Nog een enkel woord 'n kort vertel linkje Toen Melanohton, Luthers vriend, op zijn sterfbed lag, bad hij, of liever dankte hij voor 't rijke leven, dat God hem had laten meemaken, en hg dankte God ook, dat Deze hsm nu verloste van alle aardsche moeilijk heden, maar bovenal, dat Hg hesa verloste van hst gehaspel der theologen. Tot zoover Melanchton. Eu tegenwoordig spreekt men nog en helass niet ten onrechtevan hst odium theologicnm, de vijandschap der theologen. Onze grootmoeders zonden hierdoor tot da •occlusie zgn gekomen, dat 't dan zeer onge lukkig was Als 't in den aard van 't beestje zit, dan kunnen zij 't ook niet helpen Nu ja, maar wij zfttea er mee. Toen ik zoover was, kwam m'n vrindje binnen. Ge kent 'm wel. Ik bedoel denzelfde, met wien ik toen eens naar de kerk geweest ben. en die toen zooveel aan te merken had op 't tractement van d>6n dominéé. Hij is ook met me meegeweeat fep den avond van de Verkiezing naar Kras. Of ik nu wat meeging naar American vroeg bij. - Ik? Geschiedenis van een vrouwenhart, door MARIE DIERS. o— 28. Als de moederhand hierbij behulpzaam is en aan die kracht en sterkte van den vader de zachtheid geeft, en steeds weer voegt en plooit, dan ontwaakt eindelijk, na vele jaren, de groote, wonderlijke gemeen zaamheid tusschen vader en zoon. Dan gelooven die mannen nog, dat zij net alléén deden. En de moeders blijven aarachter staan en lachen ben zalig toe. ie vaders mogen dan gelooven wat zij wil- 6 M ''e moe<^ers weten wet zij weten. Jfiasr voor lachen was het voor Anne nog Reen tijd. De zware zorgen dreigden haRr ^enigmaal te machtig te worden. Zou de i°ngen werkelijk een slecht minderwaardig "leosch worden UlkwjjlB stond zjj tegenover zgn leelgke eugens en aanvallen van stijfhoofdigheid machteloos. Den onderwijzer had zij het a aan verboden. „U ziet 't immers zelt, het W u ?®emen.^a1-" Maar ook daarvoor was °n baar niet het minst dankbaar, «ola toch raak!" zoide, hjj tot den onder- 'jZer' toen hg weer eens zijn werk niet 'a afgemaakt. Die fronste alleen de brouwen. Om Wolf's mond speelde een boes lachje. Maar plotseling verdween i dat en keek hij donker voor zich. I Wat zou hij nu denken De onderwijzer keek hem aan. Wat zou er nu in dat hooldje worden uitgebroed En hoe doodsbleek zag hg daarbij. God mocht zijn ouders voor erge din gen. bewaren Was dat niet de blik van een misdadiger In den gatschen omtrek was Wolf het schrikbeeld. Dikwijls moest Anne allerlei betuigingen van medelijden aanhooren Maar zjj wonde dat de meDSchen vlug af. Daarbij merkte zij wel op, dat Lu zich in dit opzicht anders had gedragen. j „Wat dweept zij met dien jongen 1" werd er dra geredeneerd. „Niet eens mag men een enkel woord zeggen over zijn bekende streken. Zij trekt hem nog meer voor dan zjjn eigen moeder- Nu, dat kan prach tig worden." Zoo zeer als men Wolt verfoeide, zoo vergoodde men Ellen. Ook daarover kreeg Anne genoeg te hooren. „Dat lieve kind moet wel uw gansche troost zijn. Een heer lijke vergoeding ook voor uw man." Zeker, zeker, Ellen was een heerlijk kind. Zij was liet en vertrouwelijk, openhartig en goed. Zjj wist dadelijk, hoe zij liet den men- schen naar den zin kon maken, daarin was zij zeer fijngevoelig, tot verbazingwekkend toe. Ea de manieren die „de oude kraai" haar had geleerd, wist zjj daar heel aardig bjj in toe- I passing te brengen. Zjj wist altyd heel precies, wanneer men de bezoekers de hand moest kussen, zoodat men vele malen het meest interessante gesprek vergat, om zich geheel aan het lieve kind te wjjden. Ook Neen, de kat. Ma»:- je ziet toch, dat ik zit t.e werken. O God, 'n ander is blij, aU ie 's niet hoeft te werken met die hitte, en jij zoekt 't potdome. Och kerel, ik heb 't toch op me ge nomen. Ik kan toch niet schrijvenMeneer, vanwege de warmte ben ik heden niet gedis poneerd, en daarom. Mag ik non dien brief 's schrijven Daar ligt papier, ik ga even 'd bad nemen, want ik bon óp. Mooi zoo. Bljjf maar 'n uur achter; ik zal maken, dat je tevreden bent. De hoeveelste brief is het De zestiende. Mooi. Snij maar uit. Zet maar wat sigaren, lucifers en spuitwater op tafel 9n blijf maar weg. Och och, wat is 't warm I Ik ging 'n bad nemsn, want ik was in drie Dachten bijna niet op mjjn bod geweest. Tjjd om te eten had er bijna niet op oyer kunnen schieten, 'a Mensch is sterker dan hij zelf weetea God zegent niet minder het water den den wijn, anders ware ik al lang in elkaar gezakt. Voorzichtigheidshalve had ik al mijn papieren opgeborgenje kon nooit 's weten, wat mijn vrindje er wal meê doen zou. Hoogstens kon hjj nu wat papier verknoeien. En intueschen genoot ik van het heerlijke uit, dat mijn afgefoolde lijf met nieuwe krachten begiftigde. Ik had in de kuip kun nen indommelen, maar gedachten aan den brief hielden mij wakker. Hoe lang ik er wel in gelegen heb, weet ik nietmaar ik hoorde opeens 'n bons op de deur en 'n stem die riep Zeg, ben ja dood De brief is af, hoor I Hg ligt op tafel. Verander er nou maar niks anhij is goed. Je dost 'm maar gewoon op de post. Als de uitgever 'm leest, dan zal ie wel zeggendie tnan gaat goddank wat vooruit in zijn schrijven; en de volgende postwissel is minstens het dubbele van den vorige. Dan kén je mij ook eindelijk is be talen. Nou, ik ga naar 't Plein, hoor. Tot straksMaar zeg, Hein, wees nou niet zoo stom, dat je weer hoor je me wees nou niet zoo stom, dat je weer aan den hoek gaat zitten, want daar heb je dienzelfden kellner weer. Die wil eerst afrekenen, dat weet je. Wees nou wijs en vermijd 'm. Wat heb je an 't gedonder? Non atjans! Tot straks Toen ik In mgn kamer terugkwam, heb ik den brief gevonden, dien hg geschreven had. Om nu eens te laten zien, wat 'n goed, ge duldig en verdraagzaam mensch ik wel moet wezen, om met zoo'n stoethaspel 't klaar te spelen, zal ik den brief onveranderd bij den mijnen insluiten. Hier is hij „Dit is de zestiende brief, die u door mijn vriend H. d H. gezonden wordt, 't Is de eerste verstandige. De vorigen heb ik gelezen, en ik geloof 't raadzaam is ze niet over te lezen, 't Is 'n goeie vent, maar hij is niet sterk in zgn hoofd, en daarom moeten we wat van hem door de vingers zien. Op zgn uitdrukkelijk verlangen schrijf ik dezen brief, want hij heeft geen tijd zelfs om zich te wasschen of te laten schei-ren. Hg ziet eruit als 'n schoorsteenveger en lijkt eer 'n woes- tijnlocper dan 'n fatsoenlijk mensch, zooals ik ben. De meeste lui weten dan ook niet, hoe ik met 'm om wil gaanwant feitelijk gooi Ik in zijn gezelschap mijn fatsoen te grabbe len. Maar ik doe 't om 'n reden, die ik niet aan iedereen verteilen kan. Eofio, als ik west wanneer de heer Trapman iets stuurt, zal ik zorgen er bij te wezen. Hè, hè! Brieven schrijven is toch moei lijker dan ik dacht. Wat moet ik nu schrgven 'c Ligt zeker aan 't weer. Want met deze hondsdagen-hitte is 't onmogelijk verstandig te denken, of 'n verstandig woord op papier te brengen Mijn geachte lezers en lezeressen moeten 't mij dus maar niet kwalijk nemen als ik wat nonsens debiteer. Ja, als we nog vóór de verkiezing stonden, ja, dan is er stof genoeg. Maar nn dia voorbij is, beo je uitge praat, Ik wou dat ik toen die brieven eens bad mogen schrijven. Hein neemt alles zoo serieus op, alsof 't wezenlijk nog iets betee- kende, wie er aan 't roer zit. Maar 'n ver standig mensch weet wel beter. Ze maken mekaar gek, al die politici. Ja, ik zal me daar nog -warm maken voor Kuyper of voor Bor- gesius of voor wien dan ook Als ze eenmaal gekozen zijn, dan komen de mosselen voor den dag. Én die lni gebruiken allemaal znlke groote woordenWoorden els molenroeien soo dikmasr als je ze in je handen neemt, zijn 't grassprietjes. Dan zeggen ze b.v. Kiesrecht is Kiesplicht, ofhij, die van zijn kiesrecht geen gebruik maakt, stempelt zich- zelven tot nul. BombombomToe maar jon gens 'k Weet óók wel, kiezen moet een mensch Maar 't maakt hem niet beter of wijzer Want zij 't Ministerie al of niet naar mgn [wensch, 't Blijkt later toch lood om ond ijzer. Of niet Is er non ooit 'n Ministerie ge weest, dat iedereen tevreden stelde Als ze mg maar eens Minister maakten, dan zou je andere dingen beleven. Enfin, wat niet is, kan nog komen. Voorloopig hebben wij nog vier jaren den tgd. Misschien word ik dan de steeds mopperende waBchvrouw zong Ellen's lof, omdat zg haar witte jurkje zoo lang helder hield en haar nooit op vruchten- of inktvlekken onthaalde, zooals Wolt. Ellen loog ook nooit, Had zg eens iets gedaan dat niet goed wbs, dan werd haar gezichtje purperrood en met tranen in de oogen werd alles haarfijn verteld. Anne had wel een heel stompe ziel moeten bezitten, wanneer zg dit kind niet had lief gehad. Het was ook geen sier- I poppetje of een kleine huichelaarster. Een bietje gdelheid niet ineêgerekend had I Ellen geen leelgke eigenschappen. En als j het san haar had gelegen, zg zou Wolf bepaald hebben gered. I Nu had zg van haar broer ook volstrekt geen kwaad te lijden. Weliswaar speelde i hg nooit rnet haar, keek haar nauwelgks aan, maar hg deed \&&r ook niets, wat anders gewoonlijk wel eens door broers gedaan wordt. En eenmaal, toen zg door haar smeeken een straf voor hem had op geheven, zag Anne in Wolfs oogen, waar mede hij zgn zusje aankeek, een uitdrukking die haar te denken gaf. Het is toch een edele jongen, dacht zjj hartstochtelijk. Maar toen zjj hem daarop trachtte te naderen, weren alle toegangen tot zjjn hart weer gesloten. Zjjn oogen, die zooeven geleefd hadden, keken zoo koud en trots als ooit te voren. Dat was het juist, wat het gevoel voor Ellen en Wolt bjj Anne zoo verschillend maakte, zonder dat zjj er wat aan kon veranderen Ellen's geheele wezentje was open en klaar, niet alleen voor haar tweede moeder, maar voor elke dame, die er een Dog wel eeti8 belast met 't samenstellen van 'n Kabinet. Dan zon 'k Hein ook eens beden ken; ofschoon. ean me verdiend heeft ie 't niet. Maar. Nou ja, ik zou er mgn bijbedoeling meê hebben. Zla zoo nu is 't welletjes. E8n brief moet niet te lang wezen, dan wordt ie vervelend. Vooral als je zoo zeurig schrijft als Hein. Ik ga nu een potje bier drinken, en zal alvast een kop thee bestellen voor hemwant hjj is efschsfïer moot je weten. En ik zie 'm ook eeDS vegetariër worden. Hjj Is nog niet mager genoeg. Als je 'm door mekaar schndt ram melt ia as 'u potkachel. Ochocb, wat zal ik nog an dat heer beleven. Ik zal 'm zeggen, dat le jullie komende week wat vertelt van 't Beursplein. Als ik 'm wijs w.'l maken, dat ze daar een stand beeld van Shakespeare op willen zetten, dan gelooft ie 't. Want als je 'm's nachts wakker zou maken, dan begint ie over Macbeth of King Leardie lui liggen in zijn hart begraven. Zooals ik zei, is dit nu de eerste brief van de zestien, die verstandig is. Als de heer Trapman, mijn adres wil weten, heeft Hij 't maar per advertentie te vragen onder 't motto San der. Mg houdende aan mijn belofte, heb ik geen woord geschrapt in dit korte, venijnige opstel. Ik heb er ook geen woord aan toegevoegd, alleen om eens te laten zien, hoe de man werkelgk is. Ik wil alleen de aandacht maar eens vestigen op dat versjs, waarin hij zoo duidelijk bewijst, wie en wat hij is. Daarmee wil de vent na alvast 't venijn goedpraten, dat hjj eens op 't hoofd van 't toekomstig Ministerie spuwen zal. Geloof me, ik zsl niet te veel, toen ik 't verniceden uitsprak, dat ie socialist was. Bah, ik gruw van den vent. H. D. H. Zitting van Dinsdag 4 Juli 1905. De alom bekende en vermaarde Opmeersche kermis en „peerdemarkt" heeft dit jaar [zoo bleek vandaag op de zitting] zjja naam van druk en woelig te zgn weer op roemrijke wijze gehandhaafd. Mr. Ligerweij presideerde heden de zitting, terwijl de advocaat Mr. F. H. G. van der Hoeven als bijzittend rechter eene plaats innam. Deurwaarder Haasbroek riep den naam af van dsn eersten der Opmeersche kermis- rlddsrg, Dirk Bossen, doch hoe deze waardige ambtenaar zijn orgaan ook nitzette, zgn prij zenswaardige ijver werd helaas niet beloond, want beklaagde was en bleet absent, 't Was overigens een of andere onbekende grootheid uit Aartawond, gem. Hoogwoud, op wien de herberg, voorheen van den heer Pieter Hofl, nu gebr. Chatillon, eea bijzondere aan trekkingskracht scheen uit te oefenen. Bossen amuseerde zich blijkbaar kostelijk en had al aardig „de hoogte"'t was bij Chatillon in de Breestra&t dan ook op den 4en Juni [len Opn)eerscb.au kermisdag] zeer rumoerig en de „nieuwe" kastelein oor deelde het noodzakelijk, dat de politie Bossen er maar nitzette. Dit geschiedde, doch niet tot Dirk's aigeheele tevredenheid. Hij wilde er met alle geweld weer in, doch de Spanbroeker rijksveldwachter Ultenbroek, die hem er uit hsd weten te werken, zorgde er voor, dat sinjeur niet weer binnen kwam Toen begon bekls.agde allerlei scheldwoorden tegen Uiten- bzoek te bezigen. Hoewel de heer Officier het niet gewenscht achtte, dat alle beleedigingen aan ambtenaren in de uitoefening hunner bediening aange daan, werden behandeld in de rechtszaal, vond Z EG. zulks in het onderhavige geval voor het prestige van de politie wel goed en requireerde, met toepassing der artt. 266- 267 van het W. v. Stafr., wegers belsediging van een dienstdoenden ambtenaar, f 7 boete of 7 dagen hechtenis. In het tweede tafereel is Johannes Wijten, werkzaam bij den honthandel van den heer Van den Steen van Spanbroek, de held van het verhaal, 't Is inmiddels al wat later in den nacht geworden, en de vecht- en drfnk- Inst Is er nog geenszins op verfliuwd. Wijten, reeds gehuwd en huisvader, en wonende in de dichtbevolkte Opmeersche buurtsohap Aken, lust heel graag 'n pieren- varschrikkertje en houdt „niks groot" van de „pellssle". Van deze belde eigenschappen gaf hij dan ook in den nacht van 4 op Juni op do publieke straat, toen rijksveldwachter Uilenbroek iets vroeg naar aanleiding van eea zoo juist geleverd gevecht-, sprekende bewijzen, 't Duurde maar heel kort, of dese waardige brigadier-titulair werd door Wgten met eea salvo van de grofste uitdrukkingen, gesorteerd en ongesorteerd, begroet. Da heer Officier verklaarde het ten opzichte van bat prestige der ambtenaren van politie in dit geval nóg meer gewenscht, dat straf niet uitbleef, tc-meer daar Wgten als iemand, die vaak dronken «n lastig is, bekend staat, middagje op bezoek kwam. En het was duidelijk kenbaar, dat uit haar nooit een waarachtig fllink mensch zou groeien. Pre cies ais liet nu reeds waseen aantrek kelijk, lief poppetje, bewondering vragend en van bewondering levend. Wolt daarentegen Niet, omdat hij zoo raadselachtig was, trok Anne zoo tot hem aan. Noten kraken en dan misschien een half verganen inhoud te vinden, was nooit iets geweest, dat haar 8antrok. Maar was hij wel raadselachtig voor haar Zg wist immers z$ wist, wat er onder dien ruwen bast zat. Hoe groot was niet de schat daarbinnen. En het was laf van haar. wanneer in een zwak oogenblik haar arm en moed lam dreigden te worden. Eens vroeg hem de onderwijzer, toen hg weer drie kwartier te laat op de les ver scheen, met verwarde haren en gescheurde blouse „Wat voor verontschuldiging hebt ge voor uw te laat komen, Wolf? en wat ziet ga er uitl" De jongen verwaardigde zich nauwelgks te zeggeD „Ik heb met Caesar gespeeld." Caesar was een bruingevlekte, nog epeel- sche herdershond, dien Wolf op zijn lAatsten verjaardag van zgn vader had gekregen. De onderwijzer moest zorgen, dat hg zgn prestige bewaarde. „Dan zult ge vandaag voor uw straf niet meer met het beest spelen." Wolfs gelaat werd donkerrood, maar hg zeide niets De onderwijzer wisthg doet het toch. Ook hem schoot het bloed naar de wangen. „Hebt ge mjj verstaan eigenschappen, die, «1 hsd Ultenbroek ze niet opgesomd, toch ian de rechtbank wel bekend waren nit vroegere kennismakingen mat Wijten. ZEG. eischte ten slotte met toe passing van dezelfde qaa'ilfi t!e en dezelfde artt. van 't W. v. Stratrf 14 boete, subs. 14 dagen hechtenis. We gaan de Opmeersche kermis verlaten, we hebben er genoeg van. Laten we ons thans ter afwisseling eer.-i begeven naar Egznond en aldaar eene be schouwing houden overde schoone har monie de; kleuren. Welk een lieflijk geheel bjj doelmatige rangschikking door eep bekwaam schilder ook kan worden verkregen, toch werd bis ter plaatse dezen zomer het bewijs geleverd, dat ook de disharmonie tusschen d i s kleuren welke het grootste contrast met elkai' vormen, soms van beteekenis kan zgn. De bewijsgronden voor deze steiling leverden danKees Zwart en Johannes W i t, beiden van Egmond aan Zee, alwaar laatst genoemde gemeente veldwachter is, terwijl Zwart, die slechts 16 jaic-n oud is, het eer zaam visschessbedrijf aldaar uitoefent. Zwart, evenals de bside eerste beklaagden absent, was vroeger al eens door Wit bekeurd ge worden, omdat hij na bezetten tijd in een bierhuis vertoefde, en koesterde daarover een hevigen wrok, dien hg op Hemelvaartsdag [1 Juni jl.] trachtte te bevredigen, door in gezelschap van heel wat makkers hot Wit zoo lastig te maken, dat de rijksveldwachter Dekker moest aasisteeren. Eindelijk nam de geplaagde veldwachter den jongen boet, om hem mee te voeren, doch een van zijn handigste kameraden, zekere Van Pel, kwam er taaachen en wist ons Keesje te ontzetten, waarvan deze gebruik maakte om Wit, dien hij al braaf geplaagd en uitgescholden had, nog een klap in het gelaat toe te dienen. Ook wist Zwart Dekker van de been te krijgen door hem „pootje te strengelen." Het gevalletje werd natuur lijk zwart op wit gerelateerd en naar Alkmaar gestuurd, waar de O. v. J. wegens beleediging en mishandeling van een dienst doend ambtenaar, met toepassing der artt. 266 267, 300 sn 304 W. v. Strafi een week gevangenisstraf tegen het brutale kereltje eischte. Bartel Hoogland, een veedrijver geboren en wonende te Alkmaar, wss sis beklaagde v/el present, al had zijn zaakje niet veel om 't lijf. Hij had den 18don Mei te zijner woon plaats» twist met zekeren Dirk Teel, wiens vronw's vader een oom is van beklaagde, 't Was zeker die enge graad van ver wantschap, die Teel bewoog om zich met de huiselijke aangelegenheden van Bartel te bemoeien, wat een geweldige scheldpartij van beide zijden metveel enthousiasme gevoerd uitlokte. En was bet daar maar bij gebleven Den volgenden dag echter ontmoetten ze elkaar opnieuw. Op ond ijs vriest het gauw en 't duurde niet laDg of Bartel diende Dirk een klap in 't gezicht toe, die wel niet onbeantwoord bleef, maar toch oorzaak werd dat de hardhandige veedrijver heden wegens mishandeling f6 boete subsidiair 4 dagen hechtenis tegen zich hoorde eischec. Abraham de Vries, een Israëlietlsch koop man, 80 jaren geleden geboren te Scha gen, thans wonende te Alkmaar, gaf ons vervol gens gezeten op 't bokkebankie, een goed half nnitje uitzicht op zijn prachtigen, zeer weelderigen zwarten kiullebol, dien hij voor deze plechtigheid blijkbaar extra had verzorgd. Hg stond terecht, omdat hij, [volgens dag vaarding] Maria Grootjes had mishandeld, althans geduwd, geslagen en óók geschopt. Deze 82-jarige vronw Is de echtgenoote van C. Dnijneveld, bierhuishouder op 't Luttik Oudorp te Alkmaar, waar De Vries 13 maan den „en pension" was. Hij scheen goed met zijn kostvronwtje in zgn schik en 't wes al spoedig heel familiaar: „Bram" en „Marie" zonder die onnoodïge deftigheden. Toch kwam er 29 Mei j.1. een spaak in 't wiel; manlief wss afwezig en had zijne ega onder de hoede van den commensaal achtergelaten. Bram zocht en vond spoedig een gelegenheid om inzie te maken. Hij begon over bierhuizen te redeneeren, die niet deugden en treiterde Marie zoolang tot ze zei,^Bram, ik kon je wel een klap geven." Teen greep hij hare handen, doch „dan kon ze het niet doen", heette het, waarop hij losliet en.pats daar kreeg hij een mep van haar, enz. 't Overigens zeer onbeduidende zaakje kwam [natuurlijk voor den strafiechter tn de O. v. J. merkte thans op, dat wel niet alle omstandigheden aaD 't E. A. rechtscollege bekend zijn, [we zijn ook niet op alle deze bijzonderheden gesteld, voegde ZEG. er aan toe], doch de mishandeling was bewezen en de eisch luidde f 1. boete of 1 dag hechtenis, 't Was, hoewel weinig, den spaarzamen koop man nog te veelhg vond 't zonde Voilé tont Na nog een drietal zeer onbeduidende zaak jes, [het menu gaf vandaag niet veei pikants], kregen we na de pauze Jacobus Jansen, 14 Febiuari 1885 geboren te Amsteróam, le ,t- stelgk in dienst bg bakker v. d. Molen te schreeuwde hg. Stom bleef de .jongen, „En wanneer ik je vandaag met den hond zie, dan schiet ik het dier dcod." Wolf hsalde met zjjn gewone onverschil ligheid zgn boeken. De leeraar zag wel, dat hg hem niet geloofde „Je zult het nu eens ondervinden maatje," mopperde hij verbitterd. Na verloop van een uur ging bij, nog met een hoog gekleurd gelaat, naar den opperhoutvester. Hg kwam anders nooit met dergelijke dingen bg hem, deels uit eergierigheid, deels uit goedheid, om den vader niet meer te plagen dan noo- dig was. Bovendien was hg ook een weinig bang voor Gunther. Hij vertelde hem opgewonden, hoe alles gebeurd was. Gunther werd bleek en j draaide zich at, om de uitdrukking van zijn gelaat te verbergen. Hg dacht aar. Woli's geboortedag. Met den hond was de jongen zoo big geweest. Mgn hemel, wanneer was de jongen dan ook eens big Uit eigen vrgen wil was hg naar hem toe- i gekomen om vader te bedanken. Mo68t hjj nu juist dat genoegen ver storen Maar misschien was dat wel noodi>. Misschien juist daarom, omdat het bera werkelgk eens pgn zou doen, als hg de hand van den meester eens voelde. ,Voor alle andere straffen was hg zoo stomp. Met Anne or eons over praten cine hem door het hoofd. Neen! Zg zou er bepaald op tegen zgn beslist en krachtig. Zg wilde het nog steeds met zachtheid en lielde probeeren. Als.,1 dat niet reeds maanden geprobeerd was - dat Welp toch niet I Op haar hulp had Ljj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5