DO Dl.
Indische |enhrnssen.
tweede blad.
on dag 20 Aug 05.
XIX.
Ik heb „Lastertongen" gezien, vier, vijf
dagen geleden, ia 't begin van de week. Ik
kom terug op 'tgeen ik zeide in mijn vorigen
brief, dat 't geen stuk was voor Amsterdam.
Ik geloof nn, dat 't een stuk is voor overal,
voor overal waar menschen samen komen,
't Heet een blijspel, en ik heb er ook vaak
om moeten lachen maai waar de waar
heid zoo duidelijk wordt uitgesproken, daar
kan ontroering niet uitblijven.
Geef mij tijd, geef mij veel tijd, geef mg
'n oceaan met inkt gevuld, geef mij pennen
zooveel als er dennenaalden zijn, geef mg
vellen papier zooveel, dat ik er 'n woestijn
mee zou kannen dekken, en ik zal usohrijven
een klaaglied, een Jobeïde, een Carmen
dolorosa over den laster, zoo aandoenlijk, dat
zelfs de lasteraar bedroefd zal worden om
zijn eigen zonde en zal loeren te zwijgen.
Misschien zal deze brief, ten einde gelezen,
de qualificatie rechtvaardigen van niet te zijn
'n „Amsterdamsche." 't Is mogelijk ik weet
't nog niet. Ik ben als uw huurling verplicht
geweest iets te gaan zien, en daarvan verslag
uit te brengen. Ik weet wel, dat Vincent van
Gocrh exposeert in 't Stedelijk Museum j ik
weet wel, dat de Nieuwe Nacht wachtzaal
belangstelling eischt en „Kwartjesvinders
Amsterdam gevaarlijk maken. Dat alles weet
ik wel. De Reguliersgracht is uitgebaggerd
en 'n brandspuitwagen is in 't water gereden,
maar dat alles doet mg niets, k&a mij niets
doen, nu ik „Lastertongen" gezien heb. Eu
al is 't dan ook niet specifiek Amsterdamsch,"
voor dezen ééuen keer maak ik gebruik van
mgn vrijheid als auteur, om af te wgken van
het pad, dat Ik U beloofde te gaan, en ga ik
spreken over „Lastertongen
O, dat ik dichter ware Dat 't mij gegeven
was, de aandoeningen van mgn hoofd en hart
in verstaanbare klanken weer te geven Dat
ik den traan, dien ik voel breken uit mijn hart,
u in woorden kon doen aanschouwen, en zijn
bitterheid u kon doen proeven! Dat de smart,
die mijn ingewanden verscheurt, om eigen en
anderer leed, door mijn woorden u bekend
kon worden gemaaktDat ik zóó meester
van het woord ware, dat ik mpn vreugde
we vreugde kon noemen en m ij n verdriet
uw verdriet! Dan zou Ik Silomonis' zegel
verbreken en ingaan op het woord: „Wie
'n wacht zet voor zijn lippen, bewaart zijn
ziel voor benauwdheden." Dan zou ik u
spreken van dien man, die in veel gestrui
keld was, behalve in zijn woorden, en daarom
'n „volmaakt" man kon worden genoemd.
Dar zou ik den „strooien" brief aanhalen
en tevens bewijzen, hoe groot Luther's onge
lijk was ten opzichte van dien brief en n
spreken van sterke paarden, die door 'n klei
nen toom geleid wordenvan schepen, die
groot zijn en van harde winden gedreven
worden en nochtans omgewend door 'n klein
roer naar des bestuurders wil. Dan zou ik u
ook de tong doen kennen als een wereld van
ongerechtigheid, als 'n klein lid, die ons
geheele lichaam besmet, het rad onzer ge
boorte ontsteekt en zelf ontstoken wordt van
de hel. Want de tong ls een onbedwingeljjk
kwasd, vol doodelijk venijn.
Dat heeft Sherldan, de schujver van „Las
tertongen", gevoeld; dat móét hij aan den
lijve ondervonden hebben, anders ware 't hem
onmogelijk geweest, dit stuk te schrijven.
Het is 'n ond stuk en dateert van minstens
dertig jaar ter.ig. Den 12den October 1876
werd 't voor 't eerst in den Stadsschouwburg
alhier gegeven. En 't is nieuw gebleven. Niet
omdat 't tooneel op dezelfde hoogte Is big ven
staan; niet omdat we sedert geen grooter
verrassingen hebben bijgewoond op de plan
ken, maar omdat we al de snjetten die er in
voorkomen, kunnen thuisbrengen, 't Gaat
met dit tooneelspel als met de personen uit
de werken van Dlckens. Ge ontmoet ze
lederen dag, ge kent ze bg naam en toe
naam. Net zoo goed al leder lezer van Dlckens
Micawbor kent, Pegotiy, tante Betsy Trot-
wood, Mr. Mnrdstone en nog wel dnizend
anderennet zoo goed als hij ze ontmoet
heeft op reis, in 'n tram, bg hem thnis, langs
de straat,net zoo goed kennen al de bezoekers
van „Lastertongen" hun „Mevrouw Sneer-
well," „Mevrouw Candonr," „Crabtree" en
„Backblte," die voor geen ander doel samen
komen, dan om kwaad te hooreu en kwaad
te vertellen, en als er waarheid tekort komt,
de fantasie te hnlp te roepen. Sherldan noemt
zijn stak „A school for scandal" en 't is ook
'n ware laster academie, waard om vereeuwigd
te worden In 'n tooneelstnk. 't Is erg, heel
erg, maar niets erger dan bij ons in de
bnnrt. Och, waarom moet lk dat nn toch
zeggen 7 Heb Ik dan Aesopns tevergeefs ge
lezen
Zoo bedoel ik 't niet. Ik meen, dat dit
tooneelstnk den laster niets erger voorstelt,
dan dat deze werkelijk ia In. in China.
Och, och, daar wordt tegenwoordig nog even
hard gelogen en gelasterd als in 1870, toen
„Lastertongen" geschreven werd. Daar is de
eene mensch er op nit, om al het kwaad, dat
hij van anderen weet, dubbel zoo erg aan
anderen over te vertellen. En als 't dan nog
niet erg genoeg is, er wat bij te verzinnen.
De mededeellng fs mij gedaan, dat daar,
evenals op nog 'n ander deel van den aard
bol, vooral vrouwen die mooi zijn het ont
gelden moeten, en mannen alleen dan, als zij
gelnk en voorspoed in hun zaken hebben. Ik
ken geen Chineesch, maar mijn zegsman
vertelde mij, dat, wat andere vrouwen zeggen
als haar 'n bizonder mooie vrouw passeert,
zooveel beteekent als: Non, wat zeg je van
haar Hoe durft de sloerie nog op straat te
komen Vraag maar niet, hoe ze aan al die
mooie kleeren komt Goeie God, die man 1b
zeker blind. Ofechoon, die deugt waarschijn
lijk ook niet, anders zon-ie daar geen vrede
mee hebben. Iets In dien trant moet 't
wezen, waarmtê men in China elkander het
leven veraangenaamt, en iets van dien aard
moet het geweest zgn wat Sherldan in Enge
land meemaakte, toen hij „A school for scan
dal" schreef. En hij heeft den laster betrapt
op al zgn wegen. Brntaal als lady Sneerwel),
die er rond voor uitkomt anderen te willen
bekladden, er zelfs een vertrouweling op na
houdt, om op onderzoek nit te gaan. Schijn
baar argeloos als Mevrouw Candonr, die met
medelijden in gebaar en stem de heele rij
kennissen over den hekel haalt, er telkens
bijvoegt, dat ze er niets van gelooft, maar
intnsschen niemand ontziet en het lasterlijk
praatje steeds verder verbreidt. Och, ze heeft
zoo'n medelijden met Mevrouw Aen met
Mejuffrouw B., en met meneer C., van wie
allen dit en dat en nog zooveel meer verteld
wordtmaar zij schroomt niet het besproken
schandaal in al zijn bizonderheden nog eens
over te vertellen en als 't soms nletgoed begre
pen ls, het heel nanwkenrig toe te lichten.
Maar steeds met medelijden, steeds met och,
och, wat zgn de menschen toch slecht om
zulke dingen te vertellen. En als dan Maria
dat was hier de talentvolle juffrouw
Emma Morel haar dan zegtMaar
Mevrouw, waarom zwijgt n er dan zelf niet
over dan is 't antwoordomdat lk er zoo
vol van benomdat ik mg over die gemeene
lasterpraatjes zoo boos maak. Maar intns
schen is zjj zelf de grootste lasteraarster.
De laster, waar deze vroolijk optreedt,
vond zijn vertolker in Crabtree, een ond
babbelachtig heertje, dat graag aan de zonde
van den dag meêdoet- Ik had graag Kreeft
'n andere rol gegnndik zie 'm liever als
knecht in „de Koopman van Venetië." Maar
hjj gaf zniver weer wat de schrijver bedoelde:
een ond, babbelig, kwaadsprekend mannetje,
die met zgn kwajongensachtig neefje geurt,
omdat deze 'n versje kan samenflansen en
op z ij n e wijze zich stelt in den dienst der
kwaadsprekendheid.
Behalve het lastercongres, zijn de hoofd
personen Peter Teazle (Hnbert la Roohe),
Mevrouw Taazle (Mevr. Holtrop—v. Gelder),
oom Oliver Snrfaca (Schnlze) en zgn twee
neven Charles en Joseph (Tonrnialre en Ko
van Dgk). Mevr. Teazle was een dorpsschoon
heid, en omdat ze zoo mooi was, vroeg de
onde, rijke Teazle haar ten huwelijk. Toen
ze getronwd en schatrjjk was, en geen koeien
meer behoefde te melken of emmers te
schnren, gaf ze zich over aan al de zonden
van haar nienwbakken vriendinnen, van
welke zonden de ergste waslasterzucht. Ze
kleedde zich te dnnr, ze besteedde, volgens
haar man, veel te veel geld aan bloemen In
den winter, ze gaf te veel weg, kortom ze
deed alles wat 'n rijk mensch, die rijk is van
huis nit, niet doet. Maar dat alles had er
nog mee door gekund, als ze maar niet naar
die recepties van Mevr. Sneerwell was ge
gaan. Dat was haar man 'n doorn in den
voet, dat vergalde zgn leven. Hij wist, dat
daar de heele stad over de tong ging, en
niemand werd ontzien. Eens is hij er zelf,
heengegaan, om er zijn vronw vandaan te
halen, maar 't gelakte hem niet, hij moest
alleen terng. Behalve de heele weield, die ze
bekletsten, bekletsten ze ook elkander, ook
Mevrocw Teazle, als ze er niet bg was.
Mevr.Teazle hield eigenlijk wel van haar man,
maar't scheen er zoo bij te behooren om dat niet
te doen. Dat paste meer in het kader van
het gezelschap. Ze deed alsof ze niet om hem
gaf Sommige vronwen schgnen dat zeer interes
sant te vinden. Of 't de beste vronwen, zijn
dnrf ik betwijfelenik zon er niet meê ge
diend wezen. Als ik ooit van mijn leven
tronw en mgn vronw zon 't mij bakken, dan
gaf ik ze kostgeld, om zich elders voedsel en
slaapgelegenheid te koopen. Als ik 'n heel
hart geef, meen Ik recht te hebben op 'n heel
i leven. 8oit
Maar die roddelaarsters maken 't dan ein
delijk zoo van eieren, dat Mevrouw Teazle's
oogen opengaan en zjj 't lidmaatschap van
't schunnige iastercollege opzegt. Dat is
't een a deel van 't stak. Daartnsschendoor j
speelt de teragkomst van den rijken oom
Oliver Snrface nit Indlë. 't Is 'n gekonkel en
'n geknoei, om Charles bij den oom zwart te
maken en den lasterzieken, gemeenen Joseph
ooms gunst en centen te doen toevloeien.
Maar door Joseph's eigen schnrkergen valt
dit ln 't water. Charles krijgt èn gunst èn
rijkdommen. Aan dezen nitslag van het stak
is 't te zien, dat 't bedaagd, schoon niet ver
jaard is. We weten in onze dagen, dat de dengd
niets steeds beloond en de ondengd niet altijd
gestraft wordt. Maar ter oorzake van het
klassiek bedoelen, dat 't stuk heeft, moeten
we dit over 't hoofd zien.
Hoe La Roche en Sohnlze en Tonrnialre
hunne rollen weergaven, dnrf lk niet bespre- j
ken. 't Maakte op mij 'n diepen indruk, even
zeer als het spel der andere actenrs en actri- j
ces. Het heeft mg aangegrepen, die laster-
comedie, en ik heb uren aan uren ia mijn
hart loopen kijven tegen die Mevrouw Sneer
well en haar complot.
't Heeft m^ aangegrepen en vervuld met
weerzin en walging, zooals mij steeds een
boos geruoht met weerzin en walging ver
vult. En er schijnt geen middel te bestaan
tegen die noodlottige ziekte van laBter en j
kwaadspreken, die huisgezinnen te gronde
brengt en menschenlevens verwoest. Het is
de dagtaak van vronwen, die haar huishouding
verwaarloozen, en de bazigheid van ijlhoofdige
mannen, die hnn leven lang kwajongen blijven.
Het is de werkzaamheid van het oog, dat
nooit nog den blik naar binnen sloeg 1d eigen
hart, om daar te speuren duizend kiemen
van duizend gruwelijkheden, die, bij den waren
naam genoemd, een mensch van schaamte
zonden doen blozen en van ontzetting de
handen in elkaar doen slaan. Laster is de
voldoening aan dien vloekbaren honger naar
overtreding en zonden van anderen, gewoon
lijk om de aandacht van eigen zonde af te
leiden. Dit is het grootste motief. Dit is
de meest ernstige reden van hnn eeuwige
aanklacht, dat zij de overtreding, die van
anderen aan het licht is gekomen, of die zjj
veronderstellen in anderen, tot nn toe van zich
zeiven hebben weten te verbergen. Dit is mij
al duizendmaal gebleken.
Er kwam 'n man tot mij, die mg vroeg of
ik Jaap kende, en of ik wel wist, dat die
zgn schoenen zoo scheef liep. Ik antwoordde
van neen, en zei, dat ik halswerk had om
mijn eigen schoenen niet scheef te loopen.
Nn ja, maar zoo bedoelde hij 't niet. Jaap
vond hg 'n goeien vent, maar 't was jammer
7*n die schoenen. Een anderen keer, dat ik
hem ontmoette, vroeg hij of ik Arend kende.
Ik zeiJa. Of ik ook wel eens op zijn
schoenen gelet had, want dat hg die zoo soheef
liep. Dat ls vreemd, zei ik, ik heb er nooit
iets van gezien 1 Nn, dan moet je er eens
op letten.
Ik ontmoette hem later telkens weer, en
telkens had hg het over 'n Piet of 'n Kees,
'n Gerrit of 'n Jan, die zgn schoenen scheef
liep. Maar eens op 'n keer verdwaalde ik
bg hem in hnis. Ik werd ontvangen in 'n
mooie, ordelijke kamer, waar geen vaatje
verkeerd stond. De spiegel glom en de schoor
steenmantel glom, en de stoelen stonden
recht, kortom 't was 'n omgeving van keu
righeid. Hijzelf was nog kenrlger dan de
omgeving. Hij liet me dit zien en dit, mooie
platen, rgke voorwerpen, trok denren en laden
open en toonde mg al zgn bezit. Maar één
denr bleef gesloten, die ging hg telkens voorbg,
die veinsde hg niet te zien, die, geloofde hg,
zon ik óók niet opmerken. Maar jnist zgn
vermijden van die denr maakte er mij dubbel
aandachtig op. En Ik vroegzitten hier je
effecten in 't Was niet kiesch van mg,
dat geef ik toe, maar zgn eigen gedrag gaf
mg het recht tot die vraag. Hg keek mg aan
en aarzelde. Ik meende zelfs, dat hg licht
kleurde. Neen, zeid-ie, daar berg ik wat rom
mel in, onë schoenen en andere dingen.
Onë schoenen Mgn God, bewaar je die
Och ja, maar willen we gaan Toen
wilde ik niet gaan en ik drong er op aan
die kast van binnen te zien. En toen ze dan
eindelijk na veel talmens open ging, toen zag
ik wel honderd paren scheeve schoenen staan,
honderd paren schoenen, alle van dezelfde
maat, alle scheef geloopen door hem, die 't
altgd en eenwig had over de scheeve schoenen
van anderen. Ik was zoo verslagen, dat ik
niets kon zeggenik heb hem, geloof ik,
schnw aangekeken, want we hebben geen
woord meer gesproken. Als ik hem nn op
straat tegen kom, vernüjdt hg mg te groeten.
Misschien denkt hg, dat ik boos op hem ben
of hem haat, om zijn schoenen. Maar dat
is het niet. Indien ik hem haten zon, dan
zon ik hem haten om zgn praatjes over de
schoenen van anderenom zgn bemodderen
en bekladden van anderen, terwijl hg hoopte
daardoor zelf smetteloos te big ven.
Zoo staat 't met den kwaadspreker en den
lasteraar, 't Is 'n ongevraagde, ongedachte,
ongemotiveerde zelfverdediging of zelfbe
schuldiging, net zoo ge 't nemen wilt. Wie
FEUILLETON.
Roman
van
PAUL OSKAR EÖCKER.
o
6.
Terwjjl Max grootmama aan het buffet
bediende, maakte bjj van een gunstige
gelegenheid gebruik, om haar te betrekken
in een onderhoud met zjjn meerderen Vlug
bracht hg het gesprek op het spoedig in-
dienst-stellen van de Kormoran en voegde
er dan het verzoek aau toe, ot de com
mandant een goed woordje voor hem wilde
oen bjj grootmama: hij had zooeven met
7.?7lo°fde afgesproken, zoo spoedig
gelgk te trouwen, omdat met Kerstmis
e schip waarschjjnljjk op zee zou zjjn,
Grootmama keek hem boos aan. De
commandant echter, die vrjjgezel was,
Pmu Lartclyk om de stormachtige ver-
i. heid „van zjjn luitenant en viel hem
/*jj met te zeggen„dat is heel
verstandig."
y&1) de ververschingen werd weinig
fuik gemaakt en Mia's grootmama
o«m de eerste de beste gelegenheid te
om op te breken.
De achtergebleven officieren vermaakten
-ich toen kosteljjk met de zoogenaamde
iam'e' Bn Kew'0ht'8beid van de oude
«Als schoonmama kreeg zij van mjj op
taanden voet haar ontslag," zeide er oen.
Intusschen had Olfers zjjn gasten naar
den wal teruggebracht.
Op den terugtocht in de boot en ook
in de rjjtuigen, die aan de haven stonden te
1 wachten om het gezelschap naar de Büstern-
brooker Allés terng te brengen, zette
i grootmama een zeer ongenaakbaar gezicht.
De heeren hadden gerekend op een nit-
noodiging om den avond verder bjj haar
door te brengen, maar de consuls-weduwe
nam atscheid van hen bjj het rjjtuig.
Olfers begeleidde haar in hnisaarzelend
volgde Mia.
„Ik heb mjj zeer verwonderd, mjjnheer
Olfers," zeide grootmama, in den corridor
staan bljjvend. „over veel compromitteerends,
dat men mjj bericht heeft."
„Grootmama I" riep Mia schuchter uit.
De consuls-weduwe keek haar niet aan.
„En het bljjtt er natuurljjk bjj, wat ik
over de bruiloft bepaald heb Zjjt ge met
Kerstmis niet hier, dan moet de bruiloft
verschoven worden."
Tersluiks had Mia Max haar hand ge
geven. Hjj drukte die zoo sterk, dat zjj
het bjjna uitgilde van de pjju. Trotsch
knikte hjj haar toe: „Die zal dan niet
worden verschoven, mevrouw, maar in
't geheel niet doorgaan."
De deur, tot den donkeren gang toegang
gevend, stond reeds open. Verbaasd draaide
de oude dame zich om uaar den jongen
officier, die strjjdlustig voor haar stond.
„Wat wilt ge daarmeê zeggen
„Het is mjjn vaste besluit, mevrouw, dat
wjj morgen in ondertrouw worden opge
nomen, of wjj trouwen in het geheel
niet."
„Dat dat is u ernst?"
„Bepaald, mevrouw."
Hjj boog, sloeg aan en ging.
„Max!" kreet Mia, hem naloopend.
„Je bljjft, Maria I" zeide grootmama ge
streng. Juist trad Al win met zjjn meisje den
corridor binnen. Olfers wierp Mia een
triomfeerenden blik toe, boog zich over haar
hand, kuste die, groette vluchtig het
andere paar en verliet het huis.
I Denzelfden avond schreef hem de
justitieraadmen was algemeen bedroefd
over zjjn verlangen, vooral over de grove
manie, waarop hjj dat te kennen had
gegeven. Maar om geen aanleiding te geven
i tot verdere onaangenaamheden, voegde
men zich naar zjjn wenschen, hoe moeiljjk
dat ook ging met het oog op den uitzet,
waarvoor men nu alles nog moest regelen.
Het was onmogeljjk om het anders in te
richten, als dat de bruiloft van zuster en
broeder op één dag viel. Of hjj het dan
goed vond, den 5den Augustus te bepalen P
Zgn toestemming kwam per telegraaf.
Dat de consuls-weduwe, om geen schan
daal te verwekken, toe had moeten geven,
vergaf zjj Max nooit.
Overigens was dit ook de eenige triomf,
dien Max ooit op de oude dame behaalde.
Als een dolle alle kansen op één kaart
te zetten en met de sabel in de vuist
ergens op los te stormen, dat lag gansch
niet in den aard van de familie van
Mia. Zjj gingen hun pad stap voor stap,
en probeerden het dag aan dag, hem
steeds meer terug te dringen en zjjn
invloed te verkleinen. En stap voor stap,
eerst met kleinigheden, die niet de moeite
waard waren, moest Max ook voor hen
wjjken.Dat ging zoo langzaam,zoo weinig op
vallend, dat hjj het langen tjjd zelf niet
had bemerkt.
n zonder noodzaak spreekt over de klepto-
manie van anderen, wees op uw hoede, wasr-
schgnlgk heeft hg loopeis en breekgzors bg
zich, om n doodarm te stelen terwgi ge slaapt.
Wie 'n ander niet ontziet tegenover mg, ont
ziet mg niet tegenover 'd ander. We hebben
als menschen, als burgers van dezelfde maat-
sohappg, telkens met elkander te maken, en
wie mij mijn goeden naam ontneemt, doet
iets. wat hem niet rgker maakt, en mg
doodarm. Twee dingen heb ik noodig om
gelnkkig te zgneen goed geweten voor God
en 'n goeden naam tegenover mijn medemen-
schen. Voor 't eerste moet ik zelf zorgen,
voor 't tweede kan Ik zelf niet instaan, om
dat de eerste de slechtste roddelaar mij be
schimpen kan zooveel hg wil. Niet alle men
schen zgn als ik op hnn hoede, niet. allen
hebben het kleine drama van de scheeve
schoenen meegemaakt. Ware dit zoo, dan
waren de kwaadeprekers en de lasteraars
spoedig uitgepraat. Ik ben nn zoover,
dat als er een naar mg toekomt, die rond
weg of langs 'n omweg mij komt vertellen,
dat deze of die „zgn schoenen scheef loopt",
daarop te antwoorden: „nn ja, dat heb ik
al lang van je geweten, maar ik heb 't nooit
iemand gezegd. Zwgg er ook over, verbreid
niet je eigen kwaad gerncht. Hensch, de
menschen zgn zoo dom niet, als je denkt.
Net zoo goed als ik, denken ze bij je vertel
lingen Waar het hart vol van is, daar wil
de mond van spreken. Je kunt gemakke
lijker jezelven wat voorliegen, dan anderen.
Anderen doorzien je, zooals ik je doorzie."
De historie vertelt, dat kwaadsprekers en
lasteraars vroeger de tong werd nitgesneden
of nitgetrokken, ook hier te lande. Maar
sedert hier in Holland hnn geslacht is uit
gestorven, zgn de wetten op laster overbodig
geworden. Ons leven is daardoor rustiger
geworden, veiliger, minder gewaagd. We
dragen nn kleeren zooals we die zelf goed
vinden, wg gaan nit of bigven thnis naar
eigen welbehagen, overtuigd dat niemand
nota van ons neemt of ons doen en laten
bedilt of verkeerd zon uitleggen. We staan
op en leven, wg gaan slapen en droomen ln
volmaakte harmonie. Mocht ons al eenig
gevaar dreigen, wg weten dat duizenden ge
reed staan ons te beschermen, omdat wg
leerden, niet tegen elkander te strgden, maar
voor elkander te waken.
Zon 't zoo wezen Zon de Christelijke
leer en de Christeigke liefde zooveel hebben
uitgewerkt
O, dat ik dichter ware 1 Dat mg de gave
der profetie was toebedeeld 1 Dat ook ik
sterk en groot genoeg was, mgn armen te
knnnen uitbreiden, en te roepenGij allen,
die vermoeid en belast zgt, komt tot mg, ik
zal n rast geven. Komt tot mg, gg zondaars
en zondaressen, gij overtreders en verdwaal
den, gij gebogenen onder het kruis van nw
hartstocht, uw phantasie, nw begeerte, nw
liefde. Och, nw liefde, wat heeft ze n doen
dwalen op paden van ondergang,e v e n-
a 1 s m g. O, nw phantasie, wat heeft ze n
bedrogen en doen grgpen naar datgene wat
niet te grgpen ls, evenals mg. Uw
hartstocht, uw begeerte, nw verlangen, uw
hoop, nw verwachting, wat hebben die alle
u teleurgesteld,evenals mg. En
daarom ken ik nw leed, daarom ken ik nw
lijden, daarom begrgp ik nw afdwaling, daarom
zal ik trachten de harten te winnen van zoo-
velen, die gestruikeld en gevallen en afge
dwaald zijn, om samen met hen weder te
komen op het goede pad.
Want hnn begeerte was de mgne, hnn ver
langen het mijne, hnn overtreding de mgne.
Misschien genoemd met 'n anderen naam,
maar zgn oorsprong toch vindend in het
zelfde gevoelen haken naar gelnk
En tot hen, die ons dan zien gaan, tot
hen, die hnn scheeve schoenen in de kast
hebben weggeborgen, zal ik roepen Zie, daar
gaan wg, gevalleD, maar opgestaan miskend,
maar zelfbewustverwonnen, maar niet ver
slagen. Blgf verre van ons en raak mg niet
aan. Ga naar uw „Sneerwells" en „Candonrs"
en „Backbites." Ga naar die allen, die azen
op anderer overtreding en anderer ongelnk.
Die den roep van kwaad over anderen geree-
delgk voor waarheid aannemen, omdat 't
meer in harmonie is met de goorheid van
hnn hart, dan dengd en zelfkennis. Ga waar
heen gg wilt, en zeg van Luther, dat hg 'n
stijfkop was en noem Christns een sabbath-
schender, mg deert 't niet, bg mg znlt ge ze
niet in discrediet brengen. Ik weet wel wat
n hinderthnn grootheid, hnn zelfkennis
hnn onafhankeigkheidmaar het vergif van
nw laster zal dit alles niet kannen dooden.
Doe wat ge wilt en laster wat ge wilt,
maar ga mgn hnis voorbg. Kom niet in
mgn gang en zet nw voeten niet op het
tapgt in mgn kamer; want ik ben vies van
n, en zon verplicht wezen een groote schoon
maak nit te roepen.
H. b H.
Totdat hjj zich op een goeden dag
moederziel alleen aan den raDd van den
afgrond zag en een groote schrik en
afgrjjzen hem aangreep.
HOOFDSTUK III.
De paar weken verlof, die Olfers kreeg
na de vlootmanoeuvres, bracht hjj met
zjjn jonge vrouw in volle zaligheid in
Noorwegen door het eerste deel met
een kustvaart langs de fjorden tot voorbjj
Drontheim. Mia moest dns een groote zee
reis meèmaken, om zoo kon zich nu
ongeveer een voorstelling maken van het
leven aan boord. De zeereis liep zonder
ongelukken af en de majettueuse natuur
der fjorden oefende op Mia een buiten
gewonen indruk uit. Het was haar bepaald
plechtig te moede wanneer zjj in de stilte
van een der heldere Noorsche nachten arm
in arm op het dek zaten en met zoete,
innige woordjes over de toekomst spraken.
Zjj waren beiden vol van de beste voor
nemens, een wonderljjke eenstemmigheid
was hunne harten binnengetrokken. lederen
dag ontdekte Max in zjjn jonge vrouw
nieuwe karaktertrekken, die hem in ver
rukking brachten.
Daarna kwam de thuiskomst. In den
eersten tjjd hield men zich in hoofdzaak
bezig met de inrichting van de woning.
Daarbjj waren zjj net twee kinderen,
steeds uitgelaten, door kleinigheden in
verrukking gebracht, zjj lachten dikwjjls
zonder reden. De uitzet, dien grootmama
haar kleindochter had gegeven, was zoo
compleet, dat er wezenlijk niets aan ver
anderd kon wordenmaar zjj verzetten
zich gemeenschappeljjk tegen den smaak
van de oude dame, als er nog wat aan
Auteursrecht ultdrukkelgk voorbehouden.
CXIX.
We zgn weer op Jogjakarta, het nette
vroolijke Jogjakarta, en logeeren bg den reeds
bekenden Regent van Politie, Sosro Negoro.
Waar ik n ln den laatsten tnd zooveel ver
teld heb van snltanstelgen en edellieden,
daar wil ik 't thans eens hebben over de
stichting van Dr. Soheurer, het beroemde
Petronella-Hospitaal.
De lezer weet misschien reeds, dat ik de
zending onder Islamiet ische rassen niet bepaald
noodig, ja soms zelfs gevaarlijk acht, en de
schatten daaraan besteed, liever voor onder-
wijs zag bestemd.
Deze overtuiging, op kennis van het volks
karakter gegrond, sluit echter niet uit, dat
ik hoog, zeer hoog op zie tegen 'n man als
den zendeling-arts Dr. Schenrer, zoo fn-juist
door de Javanen van Jogja „Dokter toeloeng"
d.w.z. de dokter die helpt, genoemd.
Ik heb streng-geloovige Moslims met den
meesten lof over dien edelen Christen hooren
gewagen, bewerende dat bg, hoewel onbe
wust, feitelgk islam was
Is het niet typisch, dat de Inlanders dit
altijd meenen van d i e christenen, die er naar
streven letterlijk te leven naar het gebod van
den Heiland
Te Atjeh zeide mij eens de Hoofdpangoeloe
aldaar, Raden Hadji Moehammad Roesdi,
zwager van den n welbekenden Dr. C. Snonck
Hnrgronje, sprekende over den edelen Pas
toor Verbraak„Toean, Ini pandita orang
islam betoel". (Mijnbeer, die geestelgke der
christenen is een waar Moslim).
Indien men maar wat meer van de leer
der Muzelmannen gaat begrgpen, wordt het
ook dnldelgker, hoe een geloovig Moslim, als
van zelf, tot 'n dergelgke uitspraak komt.
Voldoende zij het n, dat de kern van Mo-
hammed's leer precieB dezelfde moraal heeft
als de Christeigke en dat dns ook liefde tot
den naaste er de grondgedachte van vormt.
Vele kundige ambtenaren komen nit Neder
land naar hier met een gesnggereerden af
keer voor den Islam. Langzamerhand vallen
hnn, door persoonlijke ervaring en waarne
ming, de schellen van de oogen en worden
ze 't dan eens met Dr. Snonck Hnrgronje,
dat ze bg hnnne stadie verkeerd werden in
gelicht en daardoor onverdraagzaam waren
geworden.
Dooh we zonden 't heden hebben over het
zendingshospitaal te Jogja, eene stichting,
die ons bewgst, hoe men het vertrouwen van
den Islamiet gemakkelijk winnen kan, wan
neer men den weg naar zgn hart maar weet
te vinden,
De voorgangers en goeroe's, hoewel arm,
geven toch hnn moerids (leerlingen) pro Deo
onderwgs.
Ook Dr. Schenrer nn helpt „om Gods wil"
en wordt dns geëerbiedigd, reden waarom de
Mosllmsche Sultan Hamengkoe Boewono VII
het terrein voor zijn stichting kosteloos in
erfpacht gaf en b.v- dezer dagen nog de
Kroonprins er een belangstellend kijkje is
gaan nemen.
Het Petronella-Hospitaal staat als hulp-
dienst ln direct verband tot de zending der
Gereformeerde kerken onder de Javanen.
Gesticht in 1897, ligt het op een nltstekend
gekozen terrein, bniten en toch niet te ver
van de stad. De omgeving stemt tot rust en
beantwoordt geheel aan de eischen voor her
stellende zieken.
Op een fraai aangelegd erf, tgk met bloe
men begroeid, staan vgf langwerpige pavil
joen-ziekenzalen, elk Ingericht voor 20 pa
tiënten. Ze zijn van galerijen voorzien, om
den zieken het verblgf in de open lacht steeds
mogelgk te maken. Drie zalen rechts zgn
voor de mannen en tWee zalen links voor de
vronwen en kinderen bestemd. Bg elke zaal
is nog een isoleer-kamer en een verblgf voor
den oppasser of de oppasseres. Een ander
paviljoen is als operatiezaal, een sectie- en
een doodenkamer Ingericht, terwgi er boven
dien nog een goed afgezonderd verblgf voor
lgders aan besmettelijke ziekten is. Een
apotheek en laboratorinm ontbreken er even
min.
Behalve een woning voor Dr. Schenrer zelf
en een paviljoen voor de verpleegsters, be
schaafde Hollandsche meisjes, zgn er natnnr-
ïgk nog de noodige bggebouwen, keukens,
badkamers, enz.
Ligging en verpleging der lgders zgn als
die ln de beste Enropeesche gasthuizen en de
geest van Christelgkc liefde, die er heersoht,
nemen voor den Inlander het bekende schrik
beeld weg, om bnltenshnls in een hospitaal
genezing te zoeken.
Het is voor den eenvoudigen Javaan
anders wel 'n vreemd iets, hier menschen
te ontmoeten met blanke aangezichten, die
geheel voor niets, vol toewijding en gver,
hnn beste krachten wgden, om hem, armen
drommel, te helpen, zgn smart te lenigen, zgn
lgden te verzachten,
O, hoe goed zon het zgn, als er In Iedere
plaats van Indië Dr. Schenrer's gevonden
werden! De Javaan zou wel niet in massa
te veranderen was. Om tenminste het
een en ander naar hun smaak te krjjgen,
verplaatsten zjj de meubelen, verhingen dé
schilderjjen. Dat gaf althans een klein
overwinningsfeest, De jongen moest de
ladder vasthouden, Olfers klauterde naar
boven en hamerde. Dan sprong hjj vlug naar
beneden, nam vertrouwelijk zjjn vrouw onder
den arm, en trad dan naar links ofrechts,
om het nieuwe arrangement te bewonderen!
Beide waren tegeljjk bevredigd daardoor.
De woning was wel een weinig te groot.
Zjj wisten bepaald niet, wat zjj met al
die kamers moesten beginnen met bun
beiden,
Kort voor het smarteljjke moment
van het afscheid, einde November
zeide Mia opeens tot haar man, onder
tranen van geluk en aDgst, dat zjj niet
meer alleen zou zjjn, als hjj terugkwam
Max Olfers was door dit nieuws zoo dit p
geroerd, dat het hem over het moeiljjksta
van het afscheid heenhielp. Een tjjd lang
was hjj gevoelig en aantrekkelgk ge
stemd,terwjjl hjj er zich bjjna over schaamde
Maar dat ging voorbjj. Aan boord, in den
dienst, herwon hjj zichzelf weer. Ja, nadat
hg na verloop van een paar weken het
heimwee bad overwonnen, kwam er iets
zonnigs en opgeruimds over hem. Hjj had
nu een levensdoel en een grooteche task
En hoe zalig was dat gevoelwaar hjj ook
ging en stond, hjj was niet meer eenzaam,
er waren menschen, wier belangen ook do
zijne waren, wier lot onafscheidelijk aan
het zjjne was gebonden, en wanneer bjj
na verloop van tjjd van de zee naar huis
kwam, wachtte zjjn familie, een werkeliike
familie. Als wees voelde hjj dit geluk veel
dieper,veel hartstochtelgker.dan die gehuwde