DO Dl. Indische |enhrnssen. tweede blad. on dag 20 Aug 05. XIX. Ik heb „Lastertongen" gezien, vier, vijf dagen geleden, ia 't begin van de week. Ik kom terug op 'tgeen ik zeide in mijn vorigen brief, dat 't geen stuk was voor Amsterdam. Ik geloof nn, dat 't een stuk is voor overal, voor overal waar menschen samen komen, 't Heet een blijspel, en ik heb er ook vaak om moeten lachen maai waar de waar heid zoo duidelijk wordt uitgesproken, daar kan ontroering niet uitblijven. Geef mij tijd, geef mij veel tijd, geef mg 'n oceaan met inkt gevuld, geef mij pennen zooveel als er dennenaalden zijn, geef mg vellen papier zooveel, dat ik er 'n woestijn mee zou kannen dekken, en ik zal usohrijven een klaaglied, een Jobeïde, een Carmen dolorosa over den laster, zoo aandoenlijk, dat zelfs de lasteraar bedroefd zal worden om zijn eigen zonde en zal loeren te zwijgen. Misschien zal deze brief, ten einde gelezen, de qualificatie rechtvaardigen van niet te zijn 'n „Amsterdamsche." 't Is mogelijk ik weet 't nog niet. Ik ben als uw huurling verplicht geweest iets te gaan zien, en daarvan verslag uit te brengen. Ik weet wel, dat Vincent van Gocrh exposeert in 't Stedelijk Museum j ik weet wel, dat de Nieuwe Nacht wachtzaal belangstelling eischt en „Kwartjesvinders Amsterdam gevaarlijk maken. Dat alles weet ik wel. De Reguliersgracht is uitgebaggerd en 'n brandspuitwagen is in 't water gereden, maar dat alles doet mg niets, k&a mij niets doen, nu ik „Lastertongen" gezien heb. Eu al is 't dan ook niet specifiek Amsterdamsch," voor dezen ééuen keer maak ik gebruik van mgn vrijheid als auteur, om af te wgken van het pad, dat Ik U beloofde te gaan, en ga ik spreken over „Lastertongen O, dat ik dichter ware Dat 't mij gegeven was, de aandoeningen van mgn hoofd en hart in verstaanbare klanken weer te geven Dat ik den traan, dien ik voel breken uit mijn hart, u in woorden kon doen aanschouwen, en zijn bitterheid u kon doen proeven! Dat de smart, die mijn ingewanden verscheurt, om eigen en anderer leed, door mijn woorden u bekend kon worden gemaaktDat ik zóó meester van het woord ware, dat ik mpn vreugde we vreugde kon noemen en m ij n verdriet uw verdriet! Dan zou Ik Silomonis' zegel verbreken en ingaan op het woord: „Wie 'n wacht zet voor zijn lippen, bewaart zijn ziel voor benauwdheden." Dan zou ik u spreken van dien man, die in veel gestrui keld was, behalve in zijn woorden, en daarom 'n „volmaakt" man kon worden genoemd. Dar zou ik den „strooien" brief aanhalen en tevens bewijzen, hoe groot Luther's onge lijk was ten opzichte van dien brief en n spreken van sterke paarden, die door 'n klei nen toom geleid wordenvan schepen, die groot zijn en van harde winden gedreven worden en nochtans omgewend door 'n klein roer naar des bestuurders wil. Dan zou ik u ook de tong doen kennen als een wereld van ongerechtigheid, als 'n klein lid, die ons geheele lichaam besmet, het rad onzer ge boorte ontsteekt en zelf ontstoken wordt van de hel. Want de tong ls een onbedwingeljjk kwasd, vol doodelijk venijn. Dat heeft Sherldan, de schujver van „Las tertongen", gevoeld; dat móét hij aan den lijve ondervonden hebben, anders ware 't hem onmogelijk geweest, dit stuk te schrijven. Het is 'n ond stuk en dateert van minstens dertig jaar ter.ig. Den 12den October 1876 werd 't voor 't eerst in den Stadsschouwburg alhier gegeven. En 't is nieuw gebleven. Niet omdat 't tooneel op dezelfde hoogte Is big ven staan; niet omdat we sedert geen grooter verrassingen hebben bijgewoond op de plan ken, maar omdat we al de snjetten die er in voorkomen, kunnen thuisbrengen, 't Gaat met dit tooneelspel als met de personen uit de werken van Dlckens. Ge ontmoet ze lederen dag, ge kent ze bg naam en toe naam. Net zoo goed al leder lezer van Dlckens Micawbor kent, Pegotiy, tante Betsy Trot- wood, Mr. Mnrdstone en nog wel dnizend anderennet zoo goed als hij ze ontmoet heeft op reis, in 'n tram, bg hem thnis, langs de straat,net zoo goed kennen al de bezoekers van „Lastertongen" hun „Mevrouw Sneer- well," „Mevrouw Candonr," „Crabtree" en „Backblte," die voor geen ander doel samen komen, dan om kwaad te hooreu en kwaad te vertellen, en als er waarheid tekort komt, de fantasie te hnlp te roepen. Sherldan noemt zijn stak „A school for scandal" en 't is ook 'n ware laster academie, waard om vereeuwigd te worden In 'n tooneelstnk. 't Is erg, heel erg, maar niets erger dan bij ons in de bnnrt. Och, waarom moet lk dat nn toch zeggen 7 Heb Ik dan Aesopns tevergeefs ge lezen Zoo bedoel ik 't niet. Ik meen, dat dit tooneelstnk den laster niets erger voorstelt, dan dat deze werkelijk ia In. in China. Och, och, daar wordt tegenwoordig nog even hard gelogen en gelasterd als in 1870, toen „Lastertongen" geschreven werd. Daar is de eene mensch er op nit, om al het kwaad, dat hij van anderen weet, dubbel zoo erg aan anderen over te vertellen. En als 't dan nog niet erg genoeg is, er wat bij te verzinnen. De mededeellng fs mij gedaan, dat daar, evenals op nog 'n ander deel van den aard bol, vooral vrouwen die mooi zijn het ont gelden moeten, en mannen alleen dan, als zij gelnk en voorspoed in hun zaken hebben. Ik ken geen Chineesch, maar mijn zegsman vertelde mij, dat, wat andere vrouwen zeggen als haar 'n bizonder mooie vrouw passeert, zooveel beteekent als: Non, wat zeg je van haar Hoe durft de sloerie nog op straat te komen Vraag maar niet, hoe ze aan al die mooie kleeren komt Goeie God, die man 1b zeker blind. Ofechoon, die deugt waarschijn lijk ook niet, anders zon-ie daar geen vrede mee hebben. Iets In dien trant moet 't wezen, waarmtê men in China elkander het leven veraangenaamt, en iets van dien aard moet het geweest zgn wat Sherldan in Enge land meemaakte, toen hij „A school for scan dal" schreef. En hij heeft den laster betrapt op al zgn wegen. Brntaal als lady Sneerwel), die er rond voor uitkomt anderen te willen bekladden, er zelfs een vertrouweling op na houdt, om op onderzoek nit te gaan. Schijn baar argeloos als Mevrouw Candonr, die met medelijden in gebaar en stem de heele rij kennissen over den hekel haalt, er telkens bijvoegt, dat ze er niets van gelooft, maar intnsschen niemand ontziet en het lasterlijk praatje steeds verder verbreidt. Och, ze heeft zoo'n medelijden met Mevrouw Aen met Mejuffrouw B., en met meneer C., van wie allen dit en dat en nog zooveel meer verteld wordtmaar zij schroomt niet het besproken schandaal in al zijn bizonderheden nog eens over te vertellen en als 't soms nletgoed begre pen ls, het heel nanwkenrig toe te lichten. Maar steeds met medelijden, steeds met och, och, wat zgn de menschen toch slecht om zulke dingen te vertellen. En als dan Maria dat was hier de talentvolle juffrouw Emma Morel haar dan zegtMaar Mevrouw, waarom zwijgt n er dan zelf niet over dan is 't antwoordomdat lk er zoo vol van benomdat ik mg over die gemeene lasterpraatjes zoo boos maak. Maar intns schen is zjj zelf de grootste lasteraarster. De laster, waar deze vroolijk optreedt, vond zijn vertolker in Crabtree, een ond babbelachtig heertje, dat graag aan de zonde van den dag meêdoet- Ik had graag Kreeft 'n andere rol gegnndik zie 'm liever als knecht in „de Koopman van Venetië." Maar hjj gaf zniver weer wat de schrijver bedoelde: een ond, babbelig, kwaadsprekend mannetje, die met zgn kwajongensachtig neefje geurt, omdat deze 'n versje kan samenflansen en op z ij n e wijze zich stelt in den dienst der kwaadsprekendheid. Behalve het lastercongres, zijn de hoofd personen Peter Teazle (Hnbert la Roohe), Mevrouw Taazle (Mevr. Holtrop—v. Gelder), oom Oliver Snrfaca (Schnlze) en zgn twee neven Charles en Joseph (Tonrnialre en Ko van Dgk). Mevr. Teazle was een dorpsschoon heid, en omdat ze zoo mooi was, vroeg de onde, rijke Teazle haar ten huwelijk. Toen ze getronwd en schatrjjk was, en geen koeien meer behoefde te melken of emmers te schnren, gaf ze zich over aan al de zonden van haar nienwbakken vriendinnen, van welke zonden de ergste waslasterzucht. Ze kleedde zich te dnnr, ze besteedde, volgens haar man, veel te veel geld aan bloemen In den winter, ze gaf te veel weg, kortom ze deed alles wat 'n rijk mensch, die rijk is van huis nit, niet doet. Maar dat alles had er nog mee door gekund, als ze maar niet naar die recepties van Mevr. Sneerwell was ge gaan. Dat was haar man 'n doorn in den voet, dat vergalde zgn leven. Hij wist, dat daar de heele stad over de tong ging, en niemand werd ontzien. Eens is hij er zelf, heengegaan, om er zijn vronw vandaan te halen, maar 't gelakte hem niet, hij moest alleen terng. Behalve de heele weield, die ze bekletsten, bekletsten ze ook elkander, ook Mevrocw Teazle, als ze er niet bg was. Mevr.Teazle hield eigenlijk wel van haar man, maar't scheen er zoo bij te behooren om dat niet te doen. Dat paste meer in het kader van het gezelschap. Ze deed alsof ze niet om hem gaf Sommige vronwen schgnen dat zeer interes sant te vinden. Of 't de beste vronwen, zijn dnrf ik betwijfelenik zon er niet meê ge diend wezen. Als ik ooit van mijn leven tronw en mgn vronw zon 't mij bakken, dan gaf ik ze kostgeld, om zich elders voedsel en slaapgelegenheid te koopen. Als ik 'n heel hart geef, meen Ik recht te hebben op 'n heel i leven. 8oit Maar die roddelaarsters maken 't dan ein delijk zoo van eieren, dat Mevrouw Teazle's oogen opengaan en zjj 't lidmaatschap van 't schunnige iastercollege opzegt. Dat is 't een a deel van 't stak. Daartnsschendoor j speelt de teragkomst van den rijken oom Oliver Snrface nit Indlë. 't Is 'n gekonkel en 'n geknoei, om Charles bij den oom zwart te maken en den lasterzieken, gemeenen Joseph ooms gunst en centen te doen toevloeien. Maar door Joseph's eigen schnrkergen valt dit ln 't water. Charles krijgt èn gunst èn rijkdommen. Aan dezen nitslag van het stak is 't te zien, dat 't bedaagd, schoon niet ver jaard is. We weten in onze dagen, dat de dengd niets steeds beloond en de ondengd niet altijd gestraft wordt. Maar ter oorzake van het klassiek bedoelen, dat 't stuk heeft, moeten we dit over 't hoofd zien. Hoe La Roche en Sohnlze en Tonrnialre hunne rollen weergaven, dnrf lk niet bespre- j ken. 't Maakte op mij 'n diepen indruk, even zeer als het spel der andere actenrs en actri- j ces. Het heeft mg aangegrepen, die laster- comedie, en ik heb uren aan uren ia mijn hart loopen kijven tegen die Mevrouw Sneer well en haar complot. 't Heeft m^ aangegrepen en vervuld met weerzin en walging, zooals mij steeds een boos geruoht met weerzin en walging ver vult. En er schijnt geen middel te bestaan tegen die noodlottige ziekte van laBter en j kwaadspreken, die huisgezinnen te gronde brengt en menschenlevens verwoest. Het is de dagtaak van vronwen, die haar huishouding verwaarloozen, en de bazigheid van ijlhoofdige mannen, die hnn leven lang kwajongen blijven. Het is de werkzaamheid van het oog, dat nooit nog den blik naar binnen sloeg 1d eigen hart, om daar te speuren duizend kiemen van duizend gruwelijkheden, die, bij den waren naam genoemd, een mensch van schaamte zonden doen blozen en van ontzetting de handen in elkaar doen slaan. Laster is de voldoening aan dien vloekbaren honger naar overtreding en zonden van anderen, gewoon lijk om de aandacht van eigen zonde af te leiden. Dit is het grootste motief. Dit is de meest ernstige reden van hnn eeuwige aanklacht, dat zij de overtreding, die van anderen aan het licht is gekomen, of die zjj veronderstellen in anderen, tot nn toe van zich zeiven hebben weten te verbergen. Dit is mij al duizendmaal gebleken. Er kwam 'n man tot mij, die mg vroeg of ik Jaap kende, en of ik wel wist, dat die zgn schoenen zoo scheef liep. Ik antwoordde van neen, en zei, dat ik halswerk had om mijn eigen schoenen niet scheef te loopen. Nn ja, maar zoo bedoelde hij 't niet. Jaap vond hg 'n goeien vent, maar 't was jammer 7*n die schoenen. Een anderen keer, dat ik hem ontmoette, vroeg hij of ik Arend kende. Ik zeiJa. Of ik ook wel eens op zijn schoenen gelet had, want dat hg die zoo soheef liep. Dat ls vreemd, zei ik, ik heb er nooit iets van gezien 1 Nn, dan moet je er eens op letten. Ik ontmoette hem later telkens weer, en telkens had hg het over 'n Piet of 'n Kees, 'n Gerrit of 'n Jan, die zgn schoenen scheef liep. Maar eens op 'n keer verdwaalde ik bg hem in hnis. Ik werd ontvangen in 'n mooie, ordelijke kamer, waar geen vaatje verkeerd stond. De spiegel glom en de schoor steenmantel glom, en de stoelen stonden recht, kortom 't was 'n omgeving van keu righeid. Hijzelf was nog kenrlger dan de omgeving. Hij liet me dit zien en dit, mooie platen, rgke voorwerpen, trok denren en laden open en toonde mg al zgn bezit. Maar één denr bleef gesloten, die ging hg telkens voorbg, die veinsde hg niet te zien, die, geloofde hg, zon ik óók niet opmerken. Maar jnist zgn vermijden van die denr maakte er mij dubbel aandachtig op. En Ik vroegzitten hier je effecten in 't Was niet kiesch van mg, dat geef ik toe, maar zgn eigen gedrag gaf mg het recht tot die vraag. Hg keek mg aan en aarzelde. Ik meende zelfs, dat hg licht kleurde. Neen, zeid-ie, daar berg ik wat rom mel in, onë schoenen en andere dingen. Onë schoenen Mgn God, bewaar je die Och ja, maar willen we gaan Toen wilde ik niet gaan en ik drong er op aan die kast van binnen te zien. En toen ze dan eindelijk na veel talmens open ging, toen zag ik wel honderd paren scheeve schoenen staan, honderd paren schoenen, alle van dezelfde maat, alle scheef geloopen door hem, die 't altgd en eenwig had over de scheeve schoenen van anderen. Ik was zoo verslagen, dat ik niets kon zeggenik heb hem, geloof ik, schnw aangekeken, want we hebben geen woord meer gesproken. Als ik hem nn op straat tegen kom, vernüjdt hg mg te groeten. Misschien denkt hg, dat ik boos op hem ben of hem haat, om zijn schoenen. Maar dat is het niet. Indien ik hem haten zon, dan zon ik hem haten om zgn praatjes over de schoenen van anderenom zgn bemodderen en bekladden van anderen, terwijl hg hoopte daardoor zelf smetteloos te big ven. Zoo staat 't met den kwaadspreker en den lasteraar, 't Is 'n ongevraagde, ongedachte, ongemotiveerde zelfverdediging of zelfbe schuldiging, net zoo ge 't nemen wilt. Wie FEUILLETON. Roman van PAUL OSKAR EÖCKER. o 6. Terwjjl Max grootmama aan het buffet bediende, maakte bjj van een gunstige gelegenheid gebruik, om haar te betrekken in een onderhoud met zjjn meerderen Vlug bracht hg het gesprek op het spoedig in- dienst-stellen van de Kormoran en voegde er dan het verzoek aau toe, ot de com mandant een goed woordje voor hem wilde oen bjj grootmama: hij had zooeven met 7.?7lo°fde afgesproken, zoo spoedig gelgk te trouwen, omdat met Kerstmis e schip waarschjjnljjk op zee zou zjjn, Grootmama keek hem boos aan. De commandant echter, die vrjjgezel was, Pmu Lartclyk om de stormachtige ver- i. heid „van zjjn luitenant en viel hem /*jj met te zeggen„dat is heel verstandig." y&1) de ververschingen werd weinig fuik gemaakt en Mia's grootmama o«m de eerste de beste gelegenheid te om op te breken. De achtergebleven officieren vermaakten -ich toen kosteljjk met de zoogenaamde iam'e' Bn Kew'0ht'8beid van de oude «Als schoonmama kreeg zij van mjj op taanden voet haar ontslag," zeide er oen. Intusschen had Olfers zjjn gasten naar den wal teruggebracht. Op den terugtocht in de boot en ook in de rjjtuigen, die aan de haven stonden te 1 wachten om het gezelschap naar de Büstern- brooker Allés terng te brengen, zette i grootmama een zeer ongenaakbaar gezicht. De heeren hadden gerekend op een nit- noodiging om den avond verder bjj haar door te brengen, maar de consuls-weduwe nam atscheid van hen bjj het rjjtuig. Olfers begeleidde haar in hnisaarzelend volgde Mia. „Ik heb mjj zeer verwonderd, mjjnheer Olfers," zeide grootmama, in den corridor staan bljjvend. „over veel compromitteerends, dat men mjj bericht heeft." „Grootmama I" riep Mia schuchter uit. De consuls-weduwe keek haar niet aan. „En het bljjtt er natuurljjk bjj, wat ik over de bruiloft bepaald heb Zjjt ge met Kerstmis niet hier, dan moet de bruiloft verschoven worden." Tersluiks had Mia Max haar hand ge geven. Hjj drukte die zoo sterk, dat zjj het bjjna uitgilde van de pjju. Trotsch knikte hjj haar toe: „Die zal dan niet worden verschoven, mevrouw, maar in 't geheel niet doorgaan." De deur, tot den donkeren gang toegang gevend, stond reeds open. Verbaasd draaide de oude dame zich om uaar den jongen officier, die strjjdlustig voor haar stond. „Wat wilt ge daarmeê zeggen „Het is mjjn vaste besluit, mevrouw, dat wjj morgen in ondertrouw worden opge nomen, of wjj trouwen in het geheel niet." „Dat dat is u ernst?" „Bepaald, mevrouw." Hjj boog, sloeg aan en ging. „Max!" kreet Mia, hem naloopend. „Je bljjft, Maria I" zeide grootmama ge streng. Juist trad Al win met zjjn meisje den corridor binnen. Olfers wierp Mia een triomfeerenden blik toe, boog zich over haar hand, kuste die, groette vluchtig het andere paar en verliet het huis. I Denzelfden avond schreef hem de justitieraadmen was algemeen bedroefd over zjjn verlangen, vooral over de grove manie, waarop hjj dat te kennen had gegeven. Maar om geen aanleiding te geven i tot verdere onaangenaamheden, voegde men zich naar zjjn wenschen, hoe moeiljjk dat ook ging met het oog op den uitzet, waarvoor men nu alles nog moest regelen. Het was onmogeljjk om het anders in te richten, als dat de bruiloft van zuster en broeder op één dag viel. Of hjj het dan goed vond, den 5den Augustus te bepalen P Zgn toestemming kwam per telegraaf. Dat de consuls-weduwe, om geen schan daal te verwekken, toe had moeten geven, vergaf zjj Max nooit. Overigens was dit ook de eenige triomf, dien Max ooit op de oude dame behaalde. Als een dolle alle kansen op één kaart te zetten en met de sabel in de vuist ergens op los te stormen, dat lag gansch niet in den aard van de familie van Mia. Zjj gingen hun pad stap voor stap, en probeerden het dag aan dag, hem steeds meer terug te dringen en zjjn invloed te verkleinen. En stap voor stap, eerst met kleinigheden, die niet de moeite waard waren, moest Max ook voor hen wjjken.Dat ging zoo langzaam,zoo weinig op vallend, dat hjj het langen tjjd zelf niet had bemerkt. n zonder noodzaak spreekt over de klepto- manie van anderen, wees op uw hoede, wasr- schgnlgk heeft hg loopeis en breekgzors bg zich, om n doodarm te stelen terwgi ge slaapt. Wie 'n ander niet ontziet tegenover mg, ont ziet mg niet tegenover 'd ander. We hebben als menschen, als burgers van dezelfde maat- sohappg, telkens met elkander te maken, en wie mij mijn goeden naam ontneemt, doet iets. wat hem niet rgker maakt, en mg doodarm. Twee dingen heb ik noodig om gelnkkig te zgneen goed geweten voor God en 'n goeden naam tegenover mijn medemen- schen. Voor 't eerste moet ik zelf zorgen, voor 't tweede kan Ik zelf niet instaan, om dat de eerste de slechtste roddelaar mij be schimpen kan zooveel hg wil. Niet alle men schen zgn als ik op hnn hoede, niet. allen hebben het kleine drama van de scheeve schoenen meegemaakt. Ware dit zoo, dan waren de kwaadeprekers en de lasteraars spoedig uitgepraat. Ik ben nn zoover, dat als er een naar mg toekomt, die rond weg of langs 'n omweg mij komt vertellen, dat deze of die „zgn schoenen scheef loopt", daarop te antwoorden: „nn ja, dat heb ik al lang van je geweten, maar ik heb 't nooit iemand gezegd. Zwgg er ook over, verbreid niet je eigen kwaad gerncht. Hensch, de menschen zgn zoo dom niet, als je denkt. Net zoo goed als ik, denken ze bij je vertel lingen Waar het hart vol van is, daar wil de mond van spreken. Je kunt gemakke lijker jezelven wat voorliegen, dan anderen. Anderen doorzien je, zooals ik je doorzie." De historie vertelt, dat kwaadsprekers en lasteraars vroeger de tong werd nitgesneden of nitgetrokken, ook hier te lande. Maar sedert hier in Holland hnn geslacht is uit gestorven, zgn de wetten op laster overbodig geworden. Ons leven is daardoor rustiger geworden, veiliger, minder gewaagd. We dragen nn kleeren zooals we die zelf goed vinden, wg gaan nit of bigven thnis naar eigen welbehagen, overtuigd dat niemand nota van ons neemt of ons doen en laten bedilt of verkeerd zon uitleggen. We staan op en leven, wg gaan slapen en droomen ln volmaakte harmonie. Mocht ons al eenig gevaar dreigen, wg weten dat duizenden ge reed staan ons te beschermen, omdat wg leerden, niet tegen elkander te strgden, maar voor elkander te waken. Zon 't zoo wezen Zon de Christelijke leer en de Christeigke liefde zooveel hebben uitgewerkt O, dat ik dichter ware 1 Dat mg de gave der profetie was toebedeeld 1 Dat ook ik sterk en groot genoeg was, mgn armen te knnnen uitbreiden, en te roepenGij allen, die vermoeid en belast zgt, komt tot mg, ik zal n rast geven. Komt tot mg, gg zondaars en zondaressen, gij overtreders en verdwaal den, gij gebogenen onder het kruis van nw hartstocht, uw phantasie, nw begeerte, nw liefde. Och, nw liefde, wat heeft ze n doen dwalen op paden van ondergang,e v e n- a 1 s m g. O, nw phantasie, wat heeft ze n bedrogen en doen grgpen naar datgene wat niet te grgpen ls, evenals mg. Uw hartstocht, uw begeerte, nw verlangen, uw hoop, nw verwachting, wat hebben die alle u teleurgesteld,evenals mg. En daarom ken ik nw leed, daarom ken ik nw lijden, daarom begrgp ik nw afdwaling, daarom zal ik trachten de harten te winnen van zoo- velen, die gestruikeld en gevallen en afge dwaald zijn, om samen met hen weder te komen op het goede pad. Want hnn begeerte was de mgne, hnn ver langen het mijne, hnn overtreding de mgne. Misschien genoemd met 'n anderen naam, maar zgn oorsprong toch vindend in het zelfde gevoelen haken naar gelnk En tot hen, die ons dan zien gaan, tot hen, die hnn scheeve schoenen in de kast hebben weggeborgen, zal ik roepen Zie, daar gaan wg, gevalleD, maar opgestaan miskend, maar zelfbewustverwonnen, maar niet ver slagen. Blgf verre van ons en raak mg niet aan. Ga naar uw „Sneerwells" en „Candonrs" en „Backbites." Ga naar die allen, die azen op anderer overtreding en anderer ongelnk. Die den roep van kwaad over anderen geree- delgk voor waarheid aannemen, omdat 't meer in harmonie is met de goorheid van hnn hart, dan dengd en zelfkennis. Ga waar heen gg wilt, en zeg van Luther, dat hg 'n stijfkop was en noem Christns een sabbath- schender, mg deert 't niet, bg mg znlt ge ze niet in discrediet brengen. Ik weet wel wat n hinderthnn grootheid, hnn zelfkennis hnn onafhankeigkheidmaar het vergif van nw laster zal dit alles niet kannen dooden. Doe wat ge wilt en laster wat ge wilt, maar ga mgn hnis voorbg. Kom niet in mgn gang en zet nw voeten niet op het tapgt in mgn kamer; want ik ben vies van n, en zon verplicht wezen een groote schoon maak nit te roepen. H. b H. Totdat hjj zich op een goeden dag moederziel alleen aan den raDd van den afgrond zag en een groote schrik en afgrjjzen hem aangreep. HOOFDSTUK III. De paar weken verlof, die Olfers kreeg na de vlootmanoeuvres, bracht hjj met zjjn jonge vrouw in volle zaligheid in Noorwegen door het eerste deel met een kustvaart langs de fjorden tot voorbjj Drontheim. Mia moest dns een groote zee reis meèmaken, om zoo kon zich nu ongeveer een voorstelling maken van het leven aan boord. De zeereis liep zonder ongelukken af en de majettueuse natuur der fjorden oefende op Mia een buiten gewonen indruk uit. Het was haar bepaald plechtig te moede wanneer zjj in de stilte van een der heldere Noorsche nachten arm in arm op het dek zaten en met zoete, innige woordjes over de toekomst spraken. Zjj waren beiden vol van de beste voor nemens, een wonderljjke eenstemmigheid was hunne harten binnengetrokken. lederen dag ontdekte Max in zjjn jonge vrouw nieuwe karaktertrekken, die hem in ver rukking brachten. Daarna kwam de thuiskomst. In den eersten tjjd hield men zich in hoofdzaak bezig met de inrichting van de woning. Daarbjj waren zjj net twee kinderen, steeds uitgelaten, door kleinigheden in verrukking gebracht, zjj lachten dikwjjls zonder reden. De uitzet, dien grootmama haar kleindochter had gegeven, was zoo compleet, dat er wezenlijk niets aan ver anderd kon wordenmaar zjj verzetten zich gemeenschappeljjk tegen den smaak van de oude dame, als er nog wat aan Auteursrecht ultdrukkelgk voorbehouden. CXIX. We zgn weer op Jogjakarta, het nette vroolijke Jogjakarta, en logeeren bg den reeds bekenden Regent van Politie, Sosro Negoro. Waar ik n ln den laatsten tnd zooveel ver teld heb van snltanstelgen en edellieden, daar wil ik 't thans eens hebben over de stichting van Dr. Soheurer, het beroemde Petronella-Hospitaal. De lezer weet misschien reeds, dat ik de zending onder Islamiet ische rassen niet bepaald noodig, ja soms zelfs gevaarlijk acht, en de schatten daaraan besteed, liever voor onder- wijs zag bestemd. Deze overtuiging, op kennis van het volks karakter gegrond, sluit echter niet uit, dat ik hoog, zeer hoog op zie tegen 'n man als den zendeling-arts Dr. Schenrer, zoo fn-juist door de Javanen van Jogja „Dokter toeloeng" d.w.z. de dokter die helpt, genoemd. Ik heb streng-geloovige Moslims met den meesten lof over dien edelen Christen hooren gewagen, bewerende dat bg, hoewel onbe wust, feitelgk islam was Is het niet typisch, dat de Inlanders dit altijd meenen van d i e christenen, die er naar streven letterlijk te leven naar het gebod van den Heiland Te Atjeh zeide mij eens de Hoofdpangoeloe aldaar, Raden Hadji Moehammad Roesdi, zwager van den n welbekenden Dr. C. Snonck Hnrgronje, sprekende over den edelen Pas toor Verbraak„Toean, Ini pandita orang islam betoel". (Mijnbeer, die geestelgke der christenen is een waar Moslim). Indien men maar wat meer van de leer der Muzelmannen gaat begrgpen, wordt het ook dnldelgker, hoe een geloovig Moslim, als van zelf, tot 'n dergelgke uitspraak komt. Voldoende zij het n, dat de kern van Mo- hammed's leer precieB dezelfde moraal heeft als de Christeigke en dat dns ook liefde tot den naaste er de grondgedachte van vormt. Vele kundige ambtenaren komen nit Neder land naar hier met een gesnggereerden af keer voor den Islam. Langzamerhand vallen hnn, door persoonlijke ervaring en waarne ming, de schellen van de oogen en worden ze 't dan eens met Dr. Snonck Hnrgronje, dat ze bg hnnne stadie verkeerd werden in gelicht en daardoor onverdraagzaam waren geworden. Dooh we zonden 't heden hebben over het zendingshospitaal te Jogja, eene stichting, die ons bewgst, hoe men het vertrouwen van den Islamiet gemakkelijk winnen kan, wan neer men den weg naar zgn hart maar weet te vinden, De voorgangers en goeroe's, hoewel arm, geven toch hnn moerids (leerlingen) pro Deo onderwgs. Ook Dr. Schenrer nn helpt „om Gods wil" en wordt dns geëerbiedigd, reden waarom de Mosllmsche Sultan Hamengkoe Boewono VII het terrein voor zijn stichting kosteloos in erfpacht gaf en b.v- dezer dagen nog de Kroonprins er een belangstellend kijkje is gaan nemen. Het Petronella-Hospitaal staat als hulp- dienst ln direct verband tot de zending der Gereformeerde kerken onder de Javanen. Gesticht in 1897, ligt het op een nltstekend gekozen terrein, bniten en toch niet te ver van de stad. De omgeving stemt tot rust en beantwoordt geheel aan de eischen voor her stellende zieken. Op een fraai aangelegd erf, tgk met bloe men begroeid, staan vgf langwerpige pavil joen-ziekenzalen, elk Ingericht voor 20 pa tiënten. Ze zijn van galerijen voorzien, om den zieken het verblgf in de open lacht steeds mogelgk te maken. Drie zalen rechts zgn voor de mannen en tWee zalen links voor de vronwen en kinderen bestemd. Bg elke zaal is nog een isoleer-kamer en een verblgf voor den oppasser of de oppasseres. Een ander paviljoen is als operatiezaal, een sectie- en een doodenkamer Ingericht, terwgi er boven dien nog een goed afgezonderd verblgf voor lgders aan besmettelijke ziekten is. Een apotheek en laboratorinm ontbreken er even min. Behalve een woning voor Dr. Schenrer zelf en een paviljoen voor de verpleegsters, be schaafde Hollandsche meisjes, zgn er natnnr- ïgk nog de noodige bggebouwen, keukens, badkamers, enz. Ligging en verpleging der lgders zgn als die ln de beste Enropeesche gasthuizen en de geest van Christelgkc liefde, die er heersoht, nemen voor den Inlander het bekende schrik beeld weg, om bnltenshnls in een hospitaal genezing te zoeken. Het is voor den eenvoudigen Javaan anders wel 'n vreemd iets, hier menschen te ontmoeten met blanke aangezichten, die geheel voor niets, vol toewijding en gver, hnn beste krachten wgden, om hem, armen drommel, te helpen, zgn smart te lenigen, zgn lgden te verzachten, O, hoe goed zon het zgn, als er In Iedere plaats van Indië Dr. Schenrer's gevonden werden! De Javaan zou wel niet in massa te veranderen was. Om tenminste het een en ander naar hun smaak te krjjgen, verplaatsten zjj de meubelen, verhingen dé schilderjjen. Dat gaf althans een klein overwinningsfeest, De jongen moest de ladder vasthouden, Olfers klauterde naar boven en hamerde. Dan sprong hjj vlug naar beneden, nam vertrouwelijk zjjn vrouw onder den arm, en trad dan naar links ofrechts, om het nieuwe arrangement te bewonderen! Beide waren tegeljjk bevredigd daardoor. De woning was wel een weinig te groot. Zjj wisten bepaald niet, wat zjj met al die kamers moesten beginnen met bun beiden, Kort voor het smarteljjke moment van het afscheid, einde November zeide Mia opeens tot haar man, onder tranen van geluk en aDgst, dat zjj niet meer alleen zou zjjn, als hjj terugkwam Max Olfers was door dit nieuws zoo dit p geroerd, dat het hem over het moeiljjksta van het afscheid heenhielp. Een tjjd lang was hjj gevoelig en aantrekkelgk ge stemd,terwjjl hjj er zich bjjna over schaamde Maar dat ging voorbjj. Aan boord, in den dienst, herwon hjj zichzelf weer. Ja, nadat hg na verloop van een paar weken het heimwee bad overwonnen, kwam er iets zonnigs en opgeruimds over hem. Hjj had nu een levensdoel en een grooteche task En hoe zalig was dat gevoelwaar hjj ook ging en stond, hjj was niet meer eenzaam, er waren menschen, wier belangen ook do zijne waren, wier lot onafscheidelijk aan het zjjne was gebonden, en wanneer bjj na verloop van tjjd van de zee naar huis kwam, wachtte zjjn familie, een werkeliike familie. Als wees voelde hjj dit geluk veel dieper,veel hartstochtelgker.dan die gehuwde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5