DO Dl
UIT DE KAZEBffi
Zondag H Sept. 0:>.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
ScUitf Cint.
XXL
Ge nkkifr, dat er 'n dag of wat overheen
g^oen li, eer ik er over gtrg schrflven,
fu.dere. .11
Na ik mij nederzet den indruk weer te
geven over wat ons te alen en te bewonderen
Is geboden in de groote, ruime zalen van.
't Was op 'n dag kort na de groote «ons-
verduistering, dat ik met een van de vrinden
Suasso binnenstapte. We haddon gelezen en
't was onB verteld, dat aldaar de werken
schilderijen, tcekeningen, portretten van
Vincent van Gegh tentoongesteld waren; en
ais beschaafde menschen voelden we ons ver
plicht er heen te gann. 't Gebouw zelf heeft
al zooveel aantrekkelijks, die ruime vestibule,
die heerlijke breede opgang, dat zon-belichte
marmer, 't maakt dadelijk zoo'n vevrassenden
indruk. De bustes van Bosboom en Roohus-
san, die als wachters der Kunst daarbóven
aan deD ingang geplaatst zijn, die vrouwen
figuur van Pier Pander en de paar Italiaauache
beeldengroepen die daar staan, laten niet na
op u in te werken en u te doen gevoelen,
dat gij zijt in een tempel van Apollo. Hier
ademt alles rijkdom van verbeelding, hier is
de schoonheid ton troon verheveD, hier wed
ijvert de eene stille praoht met de andere. Be
ia'oezie tnssoben den eenen kunstenaar en
den ander heeft hier opgebonden de harten
te verbitterenhier zjjn zij verzoend. Hier
hangt -Een Zoon van het oude Volk van
Ieraëls, inw beklonterd, dik neergesmeten,
maar weergaloos van schoonheid in opvat
ting en ixpressie, in dezelfde zaal waar „ae
Vlucht" vsc Haverman hangt. Teere, fijne
kunst Hier fs be- „Bruidje" von Thgs Maris
en zijn de „Novices" van Thérèae Schwartze.
Hier kunt ge in stille bewondering toeven
voor „het bosoh met water" van Daubigny.
Hier zjjn de wondermooie koeien te zien van
Willem Maris, de kunstwerken van Haanen,
„Keizerin Theodora" van Constant, „Vanitas
vanitatis" van Alma Tadema Hier zjjn Willem
en Thgs en Jaap Maris, de drie gebroeders,
als grootmeesters der knnst vertegenwoordigd.
Hier heeft elke bezoeker zijn eigen geliefd
plekje, waar bg a's door 'n magneet naar toe
getrokken wordt, om voor 'n oogenbllk het
gewone leven té vergeten en te toeven in de
wereld ven het ideale. Hier is vertroosting
voor hem die leed met zioh draagt, hier is
rust voor den onrustige en kan de zenuwlijder
tot zlchzelven komen. Dat doet kunst, dat
doet rijpe kunst, zoowel als zij haar aandoe
ningen uitspreekt met het penseel als In
muziek. Kunst heeft niet iets, maar veel, zeer
veel wijdende, verhtflends, goed-doends in
zicb. Het kan 'n verward hoofd tot klaarheid
brengen efa 'n oLtsteld hart zijn evenwicht
weergeven. Kunst heeft 'n groote overeen
komst met liefde; al wat zg doet sticht,
bouwt opwat ervan uitgaat, kan niet anders
dan gced ego.
Neer te zitten voor „Een Zoon van het
oude Volk" is 'n feestmaal voor den geest.
„Met heel een draperie van kleeren boven
['t hoofd,
Troonhemel van versleten piupje, afgesloofd
Gelijk hun dragers; met een vuile vodden
kraam
Van huisraad en oud ijzer voor 't ver-
[weerde raam,
Dat, uit een hoorn van armcê neergesohud,
Verkleurd, gelapt, gekramd is en gestut;
Met kleeren, die geen kooper vonden, aan
[het ljjf,
Gekleed en schunnigstram en stijf
Van 't bukken en het tillen, alle lijnen krom
En uitgezakt van overwerkten ouderdom,
Met grove handen, overdreven groot,
Gekloofd, vereelt door stoot op stoot
En in een loomen greep te zaAm gevat
Met grove voet en,van het gleepen door de stad
Op harde keien en het sloffen door het huis
Met ionden rng, hoog van het tillen van
[het kruis
Der jaren, lasten en vernederingen, de
[oogen dof
En kwgnend voor zich starend in het stof;
Onrein, ruig om de wang, vel over been,
Verwaarloosd, stil, geduldig en alleen
Zoo zit hg voor zijn donk're poort, gelgk
Een beeld, gekneed uit stof en sljjk.
Alleen ls, toeu een kunst'naar langs hem
[ging.
Door alles wat er aan en om hem hing,
Als door een rjjk geplooid en zjjd gordijn,
De glans gekomen van een zilv'ren zonne-
[schjjn."
Enz., enz. (Jo de Vries. Eigen Haard 1891.
Blz. 821).
De geheimenissen der sohoonheld In zooveel
leelijks te zlea, Is het voorrecht van den
kunstenaar, en vau den kunstenaar alleen.
En onder diezelfde bekorlDg anderen te bren
gen, is weer zijn geheim. Het aanschouwde
laat u niet loe, ge draagt het met n mt4 als
'n nieuw denkbeeld, als 'n nieuw idéé, dat
leefde en waarvan u nu pas 't bestaan is
geopenbaard. Hot maakt u rijker en het ver-
rnlmt uw horlsout.
Een orgeloonoert te hooren is mg 'n be
hoefte en 'n schilderijen-museum te basoeksn
'n feest. Mijn Zondagmiddagen doorgebracht
in „Saosso", acht ik de leerrijkste van 't Jaar.
't I« of ze mij al kennen, al die figuren, en
mg stil en bedekteljjk groeten ais ik binnen
kom. En wat ze mg danlvertellen Wat dia
heerlijke ouë Jood van Israëls rog dan ver
telt Ik was zoo betooverd van 'm, dat lk 'n
kunstenaar geroepen heb, eD gevraagd of hg
me dat schtldarï, juist sooals '.t daar hing,
alleen iets kleinst, aou kunnen weergeven.
En h| aoiJa. Maar hg keek naar mijn
schoenen en naar m|n vest, en zsker ook of
ik wel 'n horloge had, omdat ik geen ketting
draag. En hjj liep achter mij om, onder den
schijn van 't schilderstuk op 'n afstand te
zien, maar ik weet zeker, dat hg naar mijn
jas keek. En toen hg zgn onderzoekingstocht
geëindigd had en weer bg mg stond, noemde
hij den prgs, dien 't kosten zou En ik ont
roerde. Maar ik hield mij goed en liet niets
merken. Ik weet, dat de arbeider zijn loon
waard isen ik wilde zoo graag dien onën
verweerden Jood hebben. En ik heb 'm.
Ooh, vraag niet wat hg mij gekost heeft.
Als ik u den prijs noem, den weet ge de helft
nog niet. Maar ik heb 'm, en dat is 't voor
naamste.
Ja, ik ben graag in 't Saasso-mnseam en
het verheugt mg, er altijd menschen te vin-
dan, die, evenals Ik, stil op 'n dlvau kunnen
plaats nemen en 'n heelen middag kannen
besteden aan een schilderij.
't ook mg en lk denk er met tegenzin aan
terng, want tk ben nog nooit zoo brutaal
voor den gek gehouden.
Ik heb aardappelen gezien en ouë schoener,
die „leefden" om eens In den trant van
Beets te spreken msar wat ik nog mser
I talen heb, weet ik niet, en zou tk ook nooit
geweten hebben, alt 't er in 't boekje niet bg
gestaan had. Als de man zóó de bloemen
gaaien heeft, en den hemel en de aterren en
de meiejea „in 't wit," nu dan was hg min-
etens kleurenblind. Daar is het „groen groen
achtig groen, dat groen ie" uit onse latere
litteratuur nog niets bg. Ik heb bg die rond
wandeling gedacht aan "eraen, die 'k gelezen
heb in „de Nieuwe Gids," waarin ons de
grootste wartaal als poëzie werd voorgezet.
Ziehier 'n staaltje. In het Juni-nummer van
1893 van genoemd tgdechrlft. unt ge lezen
„Zes Christus-verzen," waarvan het
vierde aldus luidt
„O, wat als loten
van welig big zgn
in denken n bg zgn
was uitgeschoten.
trok in tot klauwen
die smartend grepen
van wild benepen
bloedend berouwen."
hoorend de slaperige waarschuwing
van een kameraad, om zich maar direct in
het blauw te kleeden. Dau kon Ie immers
zoo wegloopen
Een oogenbllk later ls Bruins al weer terug.
„Ja, 't Is net als ik dacht: me vrouw is
van naoht bevallen 1" Bruins is dit jaar mot
Maart onder de wapens gekomen en 19 jaar
oud.
Nog een oogenbllk gefrommel van kleeren
uit- en aantrekken en weg is Bruins, na nog
eventjes tegen een paar ontwaakten groote
woorden te hebben gesproken over vrg nemen
acht dagèn lang of liever net zoo lang tot
n paar verhuiswagens vol tgd. Daar i de kapitein hem liet halen.
Voor het oogenbllk is het nu stil.
Met die verwachtingen van kunstgenot
waren we er ook nu heengegaan. Het reeds
lang tevoren gekochte programma over
„Tentoonstelling Vincent vau
Gogh" hadden we gelezen en herlezen,
totdat 't bijna nit den omslag zakte. De aan-
teekenlngcn op sommige nummers
Bourice de vrind, die bij me was zoo
goed als van buiten. Heele fragmenten van
brieven, die ook al ln 't boekje stonden, wist
hg. Het woord van Millet werd herhaald
1'A.rt o'est un combat, dans 1'art 11 faut y
mettre sa pean.
„'t Moet iets vreemds zgn, zeggen lui die
't gezien hebben."
„Zs zgn er over in extase." „Anderen be-
oordeelen 't anders."
„Er moet 'n stuk over in „De Contiöleur"
gestaan hebben. Heel goed."
„Ja, maar de oordeeïen zijn verschillend."
„Ik ben benieuwd naar dien B ij b e 1,
No. 14, dien hg in eens op één dag
schilderde en naar die aardappeleters,
No. 26 Er staat ln de aanteekening, dat hg
vooral zgn best deed leven in die handen
te brengen."
„Ja, ei' komen aardige gezegden in die
brieven voor. Kijk hier b.v.Zeg tegen S.
dat ik wanhopig zon zp als mijn
figuren goed waren; zeg hem, dat
lk ze niet academisch correct wil, zeg hem, dat
ik bedoel, dat als men een spitter photogra-
feert, hij dan zeker niet spit."
„Goed hè?"
„Prachtig. Die photografische poppetjes,
daar hebben we nn genoeg van."
„D'r komen nog al wat lui uit. Waar
lachen die menschen zoo om
„Gekheid, niks anders. Bonrice, geef je
stok af."
En wg naar boven, rechts af, en tnsschen
'n paar planten doorstappend, bevonden we
ons te midden van de kunstwerken van Vin
cent van Gogh.
Ik heb 't wel duizendmaal gelezen en er
nooit 'n jota van begrepen, 't Is mogelijk,
dat ik niet lezen kanmaar dan vrees Ik dat
99 der lezers niet lezen kan. Ik heb Van
Deijssel altijd heel goed begrepen en Van
Eoden ook behalve „Van die malle koele
meien" en Kloos --o Verweij ook. Ik heb
Vondel gelezen en Shakespeare en groote
stukken van Zola en Verlaine en andere
knappe schrijvers, en ik heb altjjd veel ge
noten van bun stijl en hun mooie, duidelijke,
gespierde taal, maar aan die Jan-Klaasen taal
kan lk geen tonw vast makeD. Misschien ben
ik te geborneerd ervoor, 't Is best mogelgk:
maar ik heb er geen lor aan. Eu zoo zullen
er dan wel tienduizenden zgn.
In de laatste jaren van negentig was dat
't ziekte. Nu komen we van lieverlede weer
wat bg. Ik ging toen om met iemand, die
'n knap versje schreef. Sommige lni kamden
hem nogal op. Hg was verliefd en had 'n
versje gemaakt op de oogen van zijn uitver
korene. Dat versje lnidde:
We hebben al de vgf, zes zalen doorge
keken. Bij de vgf honderd nummers gezien.
Maar 't ie hard, om zich te honden aan den
Latijnschen spreukde mortnis nihil nisi bene.
Vincent is dood en dat is zonder twgfel
droevig voor hem en zijn familie. Maar voor
de Kunst. Bour ce is, evenals ik, een
heet standje, gauw klaar om je 'n peut in je
lenden te geven als hg wat moois ziet. maar
hier liepen wg rond als dooie dieven. Nu en
dan keken we mekaar maar eene aan, zonder
iets te zeggen en we durfden beide vermoe
den waarom sommige groepjes gesmoord
lachten.
Ik weet niet, wat me daar in die groote
zalen overkomen is. Maar 't was iets grieze
ligs al vond lk dien Bgbel mooi, en al vond
ik nog wel zes of zeven nummers waard om
te bezitten. Wat me overkwam had iets van
'n nachtmerrie, en ik dacht, toen lk er nit
kwam, aan het woord, dat Van Degssel
schreef, toen hg gelezen had „Van de koele
meren des Djods"„Ik had 'n gevoel bg me,
alsof lk bg 'n aap geslapen had." Zoo was
Roman
van
PAUL OSKAR EÖCKER
14.
Na dit telegram van Alwin bestond er voor
Max geen familie moer. Mochten zg een
eisch tot scheiding instellen hg was toch
eigenlgk reeds van zgn vrouw gescheiden.
Maar al moest hg voorloopig van zgn
odi scheiden, haar ziel en hart gaf hg
zoo niet over. Op een zekeren dag was hg
van plan terug te keeren, om den strgd om
let kind opnieuw te aanvaarden. Dan
raoest het kind rechter zgn, dan zou het
antwoord vallen op de vraegwie had
"'er de schuld
„Morgei vertrekt het schip, dat mg
naar een andere wereld voert." zoo heette
het in den afscheidsbrief aan de kleine,
»het neemt een door den storm neer
smeten, ongelukkig, arm man meê.
erugkeeren zal hg, wanneer bg zich door
yr-eren vlgt, harden arbeid en een eerlgk
even het recht heeft verworven, in de
auwe, trouwe oogen van zgn kind te
Oken, trotsch en oprecht, zonder blozen.
°t dat oogenblik kleine Dodi, bewaart
B va<*6r een trouw aandenken.
heideen trots in je hart, kleine Dodi,
opoat ook jg je vader fier kunt aanzien.
laatntIU met, j0' Dodi I Ik kus je voor de
maal teeder en vurig, leg mgn
handen op je voorhootd en zie je lang,
lang. lang in die trouwe kinderoogen. En
zeg tot jetot weerziens, mgn kleine
Dodi I"
HOOFDSTUK VI.
Er was iets vreemds in Dodi's leven
ingetreden, iets geheimzinnigs, dat haar
dikwgls beangstigde. Vooral in de sche
mering en bg regen, wanneer men op de
beide kleine slaapkamers van het sanatorium
blgven moest, waar alles op sokken liep.
Dodi had gejuicht toen het heette, dat
zg met moeder en tante Liesbeth op reis
zou gaan. Een reis, een groote reis, dat
had haar een feest geschenen na een
largen trenrigen winter Men had bgna
geregeld thuis gezeten. Moeder bad zich
j veel ziek gevoeld en wanneer oom of tante
kwamen, en zoo zacht maar dringend
met moeke spraken, dan was het haar zoo
bang te moede geworden. Met vader was
vroeger steeds een zonneschgn in huis
gekomen, hoe droef en grauw het een
oogenblik te voren ook was geweest. Toen
hg hen de laatste maal in Kiel bezocht,
had zg zich vol verlangen, neen vol angst
aan hem vastgeklemd, zg had hem bg het
afscheid niet willen loslaten. En in den
daarop volgenden bitteren tgd, hoe dik
wgls had zg niet naar hem gevraagd, hoe
had het Kerstfeest haar teleurgesteld, dat
men zonder hem had moeten vieren.
Misschien reisde men nu wel naar hem heen
In een geheim hoekje van haar hart hoopte
zg het. Maar 't te vragen waagde zg niet,
want bg haar moeder liet men haar niet
alleen en tante Elisabeth was zoo ernstig
en streng, terwgl ze de koffers pakte.
Daarbg had de haast, waarmede alles
„Je oogen, je oogen, als mollevellen,
Je oogen, je oogen als klinkende schellen,
Je oogen, je oogen, je oogen."
Toen lk er om lachte, kreeg ik 'n opstop
per, en heette ik 'n domper, 'n stommeling,
'n mensch nit de 16e eeuw. Later zgn wij
gescheiden, voornamelijk omdat ik totaal
ongevoelig bleek voor zgn dichterlek genie.
Of hg zgn knust trouw ia gebleven weet ik
niet: ik heb later nooit meer iets van hem
gelezen. Maar zgn liefje, die dan oogen had
als „mollevellen" zij was 'n engel van
'n meisje die is hij niet trouw gebleven.
Toen ze twee kindertjes had liet hg haar aan
haar lot over en ging er met 'n ander van
door. En nu is hij in Indië.
En zooals nu de litteraire kunstuiting van
die mollevellerige oogen en die „welig blge
loten, die in trok tot klauwen van wild
bloedend berouwen," zoo komt men nu ook
de penseelkuDst van Vincent van Gogh voor.
Er is geen tonw aan vast te maken. En als
zij wezenlijk te goeder trouw zijn, dan is het
om er diep medelijden meê te hebben; want
als ze niet gek zgn, zullen ze 't ongetwijfeld
worden.
Frits van Haarlem Is weer gearriveerd in
het Circus Carré. Als ik eens 'n avond uit
kan breken van de week, moet ik er heen.
Ik zie graag die mooie toiletjes, waar de
kranten 't zoo drnk over hebben. De cake
walk fs er ook te zien Ik ben er benieuwd
naaren ik raad allen braven menschen aan
als zg de eohte, maar 't moet de echte wezen,
cake-walk zien kunnen, de kans daarvoor
niet voorbg te laten gaan. Ik heb 'm twee
jaar geleden te Frankfort gezien in 't Apollo-
theater. Hij heeft eeDige gelijkenis met de
dansen, die we hier 'n paar jaar geleden in
't Palels voor Volksvlijt zagen van die zwarte
kranige lni, die daar in de groote zaal 'n dorp
gebonwd hadden, er krijgsliederen zongen en
bruiloften vierden. Dat dansen was ontzet
tend aardig. Israële of Mesdag beeft toen
nog zoo'n dansende vronw geschilderd en
haar later in „Arti" tentoongesteld met nog
andeie schilderstukken, 't Rembrandt-theater
is ook weer open.
Er mag niet meer gerookt worden. De
direotle heeft haar troep uitgebreid en zal
na ook voorstellingen geven In de provincie.
Papa Bamberg heeft tien nieuwe goochel
toeren gevonden, die ieder in extase brengen'
Maar de font die ik beging, is niet meer
goed te maken. Ik heb „Cyrano" gezien, en
ik had er over willen sohrijven, want dat is
iets bizonders. Maar ik heb 'n verkeerde ver
taling ontvangen, althans niet de vertaling
die ik bedoelde. Dat Is f 1.90 In 't water ge
gooid. En 't mooist van alles is, dat La
Roche, toen ik er hem van de week over
aansprak, mij vertelde, dat hg zgn eigen ver
maling heeft. Dat doet de deur dioht. Hoe
moet ik daar nn aan komen Ge moet
weten, dat de hoer La Roohe alt Cyrano de
Bergerac optreedt. Zulk 'n heldenfiguur hebt
ge nog nooit geilen.
Schreef ik er vroeger al niet eens over?
Ja waarachtig, in den achtsten brief, vau 2
April '06. Maar er ie heel wat meer van te
«eggen. Als ik er voor ga zitten, schrijf ik er
'n boek over.
Maar de tjjd, weet je.
Ik ben binnenkort jarigals de Schager
Amstardemsche-B levenlesers rag soms 'n
cadeautje willen sturen, dan ontving ik
't liefst
heb ik 't meest behoefte aaneu als ik dit
cadeau mocht ontvangen, dau zal ik zeker
wezen
Uw zeer dankbare
H. i). H.
1L
De onaangename zijde van 't kazerne-leven
heeft haar goede vruchten. Ik zon het haast
willen noemen den proefsteen der democra
tische beginselen. Bg ons boerejongens kwam
dit zoo zeer niet uit. Ik wil daarom het em
en ander vertellen van een heertje uit de
hoogste standen, dat zich denzelfden avond
als wg in de kazerne present kwam melden.
Charley wil ik hem noemen. De historie van
zgn eersten kazernenacht (heelemaal onopge
smukt) volgende, zult gij, naai ik hoop, tege-
lijk een oog krggen op den algemeenen toe
stand.
Toen Charley arriveerde, was hij gekleed
in een kort leverkleurig overjasje en droeg
fgne lichtbrnine schoenen. Nog dien eigen
avond sliep hg vlak naast een sinaasappelen
jood. De stroozak, waarop hg moest liggen,
was nienw en dns hard, ze was zoo rond als
het bovenstuk van een locomotief. De dekens
waren knnstlg opgevouwen in een net pakje.
Charley weet natuurlijk net zoo min als
ieder ander raad met zgn rond nachtleger.
Maar al vóór hg er van spreekt wgst hem
Jopie, het joodje een oud-manschap
hoe hg, door er een oake walk-op te dansen,
zoo'n ding wat platter maakt, meteen legt
hg de opgevouwen dekens en lakens uit, zoo
dat Charley nu werkelijk een soort van bed
begint te bespeuren, waarop hg kan slapen.
Natuurlijk echter is de stroozak door het
cake-w&lken nog geen dons-pelnw geworden
en het kussen blijft ondanks alle pogingen
bgna kei-hard. Maar weinig arme biggen
slapen behoorigk zoo'n eersten nacht. Charley
doet haast geen oog dioht. De chambrée is
dan ook geen model-slaapkamer. Als om half elf
de kamerwacht op het hoornsignaal „ophouën
met vnren" het licht uitgedraaid heeft en
hiervoor in de plaats een lantaarn aan den
zolder is opgehesohen, komt de sergeant van
de week om te zien, of alles in orde is. Op
dit tgdstip zal 't ook ongeveer wezen, dat
ons aristociaatje een benauwende lncht
ruikt. Zoo'n atmosfeer, vindt hg, hoort aller
minst op een slaapkamer thuis, kortom
het stinkt op de chambrée Wat ook moeilgk
anders kan, als men bedenkt, dat ongeveer
dertig paar longen en dertig paar zweeterige
voeten in eikaars onmiddellijke nabijheid de
uitscheiding der afgewerkte stoffen bewerk
stelligen. De kribben staan nameigk vlak op
elkaar. Enfin, zelfs Cbarley's nensje wordt
hieraan ten slotte gewoon. Maar daarmee zijn
we nog niet aan 't end. Dezelfde sinaas
appelen-meneer, die naast Charley ligt en
hem zoo bereidwillig onder de wol hielp, deed
dit alles niet nit kruiperige beleefdheid of
zoo iets I O jee nee
Hij vindt 't niet noodig zich te geceeren en
in het donker begint hij van onder zgn
dekens met een makker, die eenige kribben
van hem afligt, een twistgesprek, waar ze,
tnk op lachsucces, hun pittigste, teekenaoh-
tigste en ook hnn platste nitdrnkkingen
elkaar snelvnursgewgs naar het hoofd wer
pen. De doorgaande toon van het gesprek
maakt weergave onmogeigk. Tegen een nar
of half twaalf komt echter ook hieraan een
eind. En het zon waarlijk instig geworden
zgn, wanneer niet af en toe denren knerpten
en er een van de wacht over de kamer
kwam stappen. Charley heeft een gevoel
alsof hg nooit slapen zal. Om vier nur eohter
dommelt hg ln, helaas om na een half nur
weer wakker te worden. Haastige stappen klin
ken ln de kamer. In de vroege-morgen-alaap-
omgeving met al die diepe matige ademzach
ter gaat haastig een soldaat langs de krib
ben, af en toe bnkkende omlaag en speuren
de naar de namen op de kisten, die onder
de kribben staan. Eindeigk gevonden. Haas
tig sohiet hg in de nauwe ruimte tussohen
een paar kribben en roept„Bruins 1
BruinsNa
Om tot Charley terag te keeren met ver
bazing heeft hg dit geheele tooneel aan
schouwd Hg sluimert nu weer in totdat
een kwartiertje later een geluld als vau
aanrollenden donder hem wakker schrikt,
't Is het kalfsvel, dat beneden geroerd wordt.
Beneden in den oorridor staat een jeugdige
tamboer met onaandoenlijk flegmatieke
gelaatsuitdrukking, het bovenigf wat voor
over, te roffelen. Sommige tamboers knnnen
dat op een indrukwekkende manier doen.
Iets sombers haast hebben ze, wanneer het
gerom-rom, verdubbeld in kracht door de
weerkaatsing In de holle, booge gang, groeit
tot een geweldigen toon van vermaan, die
door alle soldatenkamers rolt. Met 'n gevoel
van verliohting doet het de biggen het pgnlgk
hoofd oplichten van 't plankharde kussen.
Niet allen zgn even vlug om op te staan.
Vele ond-mansohappen negeeren het signaal
geheel en stoppen hnn hoofd onder de
dekens Maar al na een minnnt komt de
korporaal, zgn kiel aantrekkend, over de
kamer loopen. Hg kon wel van zgn peluw
sohelden eu heftig schopt hg tegen de krib
ben der iangslapers. Met een soldatesken
knoop klinkt het„rgzen, rijzen
Charley is er natuurlgk allang uit, of
liever er af, hg kleedt zich en gast naar 't
raam om ten minsts de slaaplucht te ont
vlieden. Maar nog heeft hg geen 3 minuten
uit het raam gelegen, of hg wordt op zgn
schouder getikt, 't Is weer Jopie, de sinaas
appelenman.
„Kom kijke, za 'k je late zien, hoé je je
wolletje op moet maken."
Charley gaat meê en aanschonwt 't wonder.
Hg denkt wel niet, dat hg de eerste vgf
dagen dat kunstig pakje van lakens en dekens
in elkaar zal krggen. Jopie brengt 't zaakje
ving ln orde, maar ofschoon Charley zich
wel verlicht gevoelt, dat die wolletjesgesohie-
denis voorloopig aohter den rug is, erg frisch
voelt hg zich nog niet, want nergens ziet hg
kans om zich te wasschen. Wel is er een
groot geloop en drukte van kamergenooten,
die in een witten kiel en broek, met een
waschblik In de hand, wegvliegen, maar hg
weet niet waarheen. Ook heeft hg geen
w&schblik. Jopie helpt hem alweer.
„Ga maar mee, maar doe je jas an en je
hoed op, want je mag nie ongekleed over
de plaas."
Charley mee. Ze gaan de trap af, komen
bulten en zgn weldra aan 't weschlokaal.
Hier ls 't vol van jonge mannen, met de
hemdsmouwen hoog opgestroopt aan de
stevige aimen en aan den hals het hemd neer
geslagen Breede, inig behaarde borsten met
stierennekken, en lange zwanenhalzen boven
tengere lijven.
En allemaal staan ze hnn gezicht en hals
met schuimende zeep t6 bewrgveu. 't Viel
Charley niet af, want ze stonden allemaal
aan lange tafels met risten kraantjes er
boven
Jopie liet hem even wachten. Eerst moet
h ij zich wasschen. Na eenigen tgd kwam hg
Charley weer opzoeken, die ln een hoekje
stoDd gedrongen, en presenteerde hem zijn
waschblikje ter leen. Een dag geleden zou
Charley niet gedacht hebben, dat hg
dit aanbod zoo graag aangenomen had.
Nn echter dacht hg er zelfs niet over na.
Hg waschte zich ving en haastte zich met
Jopie terug naai de kamer. Want het werd
tgd voor de soep, had deze gezegd. Werkelijk
was er kort na hnn aankomst op een gege
ven oogenblik een groot lawaai op de kamer.
Alle menschen drongen op naar het midden.
Een groote soepketel vormde het aantrek-
kingspunt. Jopie leende aan Charley alweer
een bord en toen hg gegeten had vernam hg
van den sergeant, dat hg voorloopig met
rnst gelaten zoa worden. Hg ging dns naar
de cantice en had daar het gelnk een stand
genoot te treffen, een rijken student. Ze had
den nn gelegenheid om huD hart nit te stor
ten voor elkaar.
De student beklaagde zich, dat hg dien
mo-gen soep had gegeten met een vork en
Charley, die toch ook wat won zeggen,
ving aan te jammeren over het harde bed,
den stank en ook over het ordinaire gedrag
van zgn bnurman. Dit laatste was nn wel
niet mooi van hem, maar zóó is een mensch
geschiedde, iets vreemds en angstigs. Maar
Dodi's reiskoorts was nog grooter, dan die
van de anderen. Toen men eindelgk het
huis verliet, steeg een zalige herinnering
in haar op aan die heerlgk mooie
dagen aan het meer, waar zg met vadertje
had mogen zwemmen, waar zg bij nacht
en slecht weer met hem in de boot had mogen
varen.
Ook op de lange spoorreis kwam zg niet
te hooren. waar zij heen gingen.
Toen zg het moedertje vroeg, terwgl
tante Liesbeth sliep, kreeg zg geen
antwoord. Moeder weende zoo hartbrekend,
zooals zg het van haar mama, die de laatste
dagen zoo véél weende, nog nooit had
gehoord. En dadelgk werd tante Elisabeth
wakker, keek haar streDg aan, en nam
haar meê op de gang, die langs de coupé's
liep en hield haar voor, hoe leelgk het
was haar arme moeder zoo te kwellen,
die, zwaar ziek als zg was, geen opwinding
kon verdragen, en Dodi moest var af dat
oogenblik een aardig en zeer volgzaam
kind zgn.
Daarvoor gaf de kleine Dodi zich eerlgk
alle moeite, maar gemakkeljjk was het
I niet,
i De badplaats, waar zg nu woonden, heette
Alexandersbad, en de kleine bergen, die
het plaatsje omsloten, noemde men Fichtel-
gebergte.
Dodi had zich van een badplaats een
heel andere voorstelling gemaakt, hier
waren het niet baden als thuis, in een
zinken kuip, een meer was hier niet. Zg
vond het Alexandersbad niet mooi Die
meening veranderde ook niet door de mede-
deeling van tante,datop dit gebergte de Main
ontsprong. Ook door het bergbeklimmen
nog een paar keer porren is
Bruins eindelgk wakker en in de ochtendstilte nu eenmaal,
klinkt het„Bruins, daar zgn ze met een Den volgenden keer hoop ik een nieuwen
boodsohap voor je In de waohtBrnins op greep nit zgne en onze avonturen te doen.
eens klaar wakker, wel vermoedende wat het
is, rijst op, trekt-haastig zgn linnen werk
broek aan en rent naar beneden, niet meer
niet, ofschoon de kleine dat geen gemakke
lijk spel noemde.
Zoo zette zg zich dan maar onder de
boomen op de bank en lao in de bgbelsche
geschiedenis. Zg had reeds meer
malen alle verhalen gelezen, maar
tante Liesbeth was van meening, dat zg ze
nog meer lezen moest, om de verhalen nog
beter te leeren. Maar zg kende er een paar
van geheel uit het hoofd. Het best nog 1
het gedicht van den kleinen Hydriot, dat
aan het eind van het boek stond, en
waarbjj zg steeds aan baar boottocht met
vadertje moest denken, maar juist dat
verhaal mocht tante Liesbeth niet gaarne
lgden.
Sprong Dodi op, en vloog ze naar het
gzeren hek om naar het spel van de
dorpskinderen te kjjken, dan mopperde tante
op haar. Eens kreeg zg twee dagen i
kamerdienst, omdat zg naar de kinderen
was toegeloopen en met hen gespeeld had.
Zat zg evenwel stil op een bank en las, dan
heette het weer, dat zg niet was als andere
kinderen, zg had iets trotsch en geslotens,
en uit zulke kinderen groeide nooit iets
goeds.
Ach, gingen ze maar weer naar huis I
Zuchtte zg eens, dat zg liever naar
school ging dan hier te blgven, dan heette
het dat zg ondankbaar was, zg had het
nog hondermaal beter dan andere kinderen
in „dezelfde omstandigheden."
Te antwoorden waagde zg niet, want zg
was vreeselgk bang voor tante Elisabeth.
Maai wanneer zg weer moederziel alleen
in den tuin zat bg een paar boeken of
een haaklapje (zg moest voor alle bloed
verwanten een lapje haken, voor groot
mama, oud-oom, oom Alwin, oom Dröse
TALPA.
en moekealleen van vadertje had tante
Liesbeth nog niets gezegd), dan keek zg
heel verlangend door het jjzeren hek naar
de kinderen, die buiten "zoo vroolgk
speelden, en zg kon zich maar niet be
grijpen, dat die het minder goed zouden
hebben dan zg.
Menigmaal als de kinderen van het dorp
naar buiten getrokken waren, zong zg
zacht voor zich heen. Maar steeds weer
brak zg af. Zg was bang voor haar eigen
stem. Bg zonneschgn was het hier in den
tuin zoo drukkend stil. Maar nog erger
was het bjj regen. Dan kletterde het op het
zinken dak van de warande, daarbg floot
de wiud, dan was het werkelgk angstig.
Dikwgls kreeg zg dan de tranen in de
oogenhet was haar zoo bang, zoo
erg bang te moede.
Haar moeder zag zg bgna niet anders
dan bg de maaltijden, die men met de
anderen het meest waren het dames
in een groote zaal gebruikte.
Daarbg ging het zeer vervelend toe.
Praten mocht zg' niet, de dames spraken
alleen over haar ziekten en over het weer
zg moest heel stil zitten en vóór alles
rechtop. Alléén trof zg haar moedertje de
eerste weken niet aan.
Maar eenmaal verraste haar moeder
haar, toen zg alleen onder de boomen zat.
Het werd reeds schemerig en de lucht was
zwoelergens onweerde het. Moeder
steunde het hoofd tegen den arm. die opge
heven tegen een boom leunde. Zoo stond
zg een poos en keek Dodi treurig asn.
Eindelgk vroeg moeder, wat haar scheelde
waarom zg toch steeds zoo stil zat, waar
zg aaD dacht, bgv. op dit oogenblik?
Moedertjes stem was zoo mat en teer