DO Dl UIT DE KAZEBffi Zondag H Sept. 0:>. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. ScUitf Cint. XXL Ge nkkifr, dat er 'n dag of wat overheen g^oen li, eer ik er over gtrg schrflven, fu.dere. .11 Na ik mij nederzet den indruk weer te geven over wat ons te alen en te bewonderen Is geboden in de groote, ruime zalen van. 't Was op 'n dag kort na de groote «ons- verduistering, dat ik met een van de vrinden Suasso binnenstapte. We haddon gelezen en 't was onB verteld, dat aldaar de werken schilderijen, tcekeningen, portretten van Vincent van Gegh tentoongesteld waren; en ais beschaafde menschen voelden we ons ver plicht er heen te gann. 't Gebouw zelf heeft al zooveel aantrekkelijks, die ruime vestibule, die heerlijke breede opgang, dat zon-belichte marmer, 't maakt dadelijk zoo'n vevrassenden indruk. De bustes van Bosboom en Roohus- san, die als wachters der Kunst daarbóven aan deD ingang geplaatst zijn, die vrouwen figuur van Pier Pander en de paar Italiaauache beeldengroepen die daar staan, laten niet na op u in te werken en u te doen gevoelen, dat gij zijt in een tempel van Apollo. Hier ademt alles rijkdom van verbeelding, hier is de schoonheid ton troon verheveD, hier wed ijvert de eene stille praoht met de andere. Be ia'oezie tnssoben den eenen kunstenaar en den ander heeft hier opgebonden de harten te verbitterenhier zjjn zij verzoend. Hier hangt -Een Zoon van het oude Volk van Ieraëls, inw beklonterd, dik neergesmeten, maar weergaloos van schoonheid in opvat ting en ixpressie, in dezelfde zaal waar „ae Vlucht" vsc Haverman hangt. Teere, fijne kunst Hier fs be- „Bruidje" von Thgs Maris en zijn de „Novices" van Thérèae Schwartze. Hier kunt ge in stille bewondering toeven voor „het bosoh met water" van Daubigny. Hier zjjn de wondermooie koeien te zien van Willem Maris, de kunstwerken van Haanen, „Keizerin Theodora" van Constant, „Vanitas vanitatis" van Alma Tadema Hier zjjn Willem en Thgs en Jaap Maris, de drie gebroeders, als grootmeesters der knnst vertegenwoordigd. Hier heeft elke bezoeker zijn eigen geliefd plekje, waar bg a's door 'n magneet naar toe getrokken wordt, om voor 'n oogenbllk het gewone leven té vergeten en te toeven in de wereld ven het ideale. Hier is vertroosting voor hem die leed met zioh draagt, hier is rust voor den onrustige en kan de zenuwlijder tot zlchzelven komen. Dat doet kunst, dat doet rijpe kunst, zoowel als zij haar aandoe ningen uitspreekt met het penseel als In muziek. Kunst heeft niet iets, maar veel, zeer veel wijdende, verhtflends, goed-doends in zicb. Het kan 'n verward hoofd tot klaarheid brengen efa 'n oLtsteld hart zijn evenwicht weergeven. Kunst heeft 'n groote overeen komst met liefde; al wat zg doet sticht, bouwt opwat ervan uitgaat, kan niet anders dan gced ego. Neer te zitten voor „Een Zoon van het oude Volk" is 'n feestmaal voor den geest. „Met heel een draperie van kleeren boven ['t hoofd, Troonhemel van versleten piupje, afgesloofd Gelijk hun dragers; met een vuile vodden kraam Van huisraad en oud ijzer voor 't ver- [weerde raam, Dat, uit een hoorn van armcê neergesohud, Verkleurd, gelapt, gekramd is en gestut; Met kleeren, die geen kooper vonden, aan [het ljjf, Gekleed en schunnigstram en stijf Van 't bukken en het tillen, alle lijnen krom En uitgezakt van overwerkten ouderdom, Met grove handen, overdreven groot, Gekloofd, vereelt door stoot op stoot En in een loomen greep te zaAm gevat Met grove voet en,van het gleepen door de stad Op harde keien en het sloffen door het huis Met ionden rng, hoog van het tillen van [het kruis Der jaren, lasten en vernederingen, de [oogen dof En kwgnend voor zich starend in het stof; Onrein, ruig om de wang, vel over been, Verwaarloosd, stil, geduldig en alleen Zoo zit hg voor zijn donk're poort, gelgk Een beeld, gekneed uit stof en sljjk. Alleen ls, toeu een kunst'naar langs hem [ging. Door alles wat er aan en om hem hing, Als door een rjjk geplooid en zjjd gordijn, De glans gekomen van een zilv'ren zonne- [schjjn." Enz., enz. (Jo de Vries. Eigen Haard 1891. Blz. 821). De geheimenissen der sohoonheld In zooveel leelijks te zlea, Is het voorrecht van den kunstenaar, en vau den kunstenaar alleen. En onder diezelfde bekorlDg anderen te bren gen, is weer zijn geheim. Het aanschouwde laat u niet loe, ge draagt het met n mt4 als 'n nieuw denkbeeld, als 'n nieuw idéé, dat leefde en waarvan u nu pas 't bestaan is geopenbaard. Hot maakt u rijker en het ver- rnlmt uw horlsout. Een orgeloonoert te hooren is mg 'n be hoefte en 'n schilderijen-museum te basoeksn 'n feest. Mijn Zondagmiddagen doorgebracht in „Saosso", acht ik de leerrijkste van 't Jaar. 't I« of ze mij al kennen, al die figuren, en mg stil en bedekteljjk groeten ais ik binnen kom. En wat ze mg danlvertellen Wat dia heerlijke ouë Jood van Israëls rog dan ver telt Ik was zoo betooverd van 'm, dat lk 'n kunstenaar geroepen heb, eD gevraagd of hg me dat schtldarï, juist sooals '.t daar hing, alleen iets kleinst, aou kunnen weergeven. En h| aoiJa. Maar hg keek naar mijn schoenen en naar m|n vest, en zsker ook of ik wel 'n horloge had, omdat ik geen ketting draag. En hjj liep achter mij om, onder den schijn van 't schilderstuk op 'n afstand te zien, maar ik weet zeker, dat hg naar mijn jas keek. En toen hg zgn onderzoekingstocht geëindigd had en weer bg mg stond, noemde hij den prgs, dien 't kosten zou En ik ont roerde. Maar ik hield mij goed en liet niets merken. Ik weet, dat de arbeider zijn loon waard isen ik wilde zoo graag dien onën verweerden Jood hebben. En ik heb 'm. Ooh, vraag niet wat hg mij gekost heeft. Als ik u den prijs noem, den weet ge de helft nog niet. Maar ik heb 'm, en dat is 't voor naamste. Ja, ik ben graag in 't Saasso-mnseam en het verheugt mg, er altijd menschen te vin- dan, die, evenals Ik, stil op 'n dlvau kunnen plaats nemen en 'n heelen middag kannen besteden aan een schilderij. 't ook mg en lk denk er met tegenzin aan terng, want tk ben nog nooit zoo brutaal voor den gek gehouden. Ik heb aardappelen gezien en ouë schoener, die „leefden" om eens In den trant van Beets te spreken msar wat ik nog mser I talen heb, weet ik niet, en zou tk ook nooit geweten hebben, alt 't er in 't boekje niet bg gestaan had. Als de man zóó de bloemen gaaien heeft, en den hemel en de aterren en de meiejea „in 't wit," nu dan was hg min- etens kleurenblind. Daar is het „groen groen achtig groen, dat groen ie" uit onse latere litteratuur nog niets bg. Ik heb bg die rond wandeling gedacht aan "eraen, die 'k gelezen heb in „de Nieuwe Gids," waarin ons de grootste wartaal als poëzie werd voorgezet. Ziehier 'n staaltje. In het Juni-nummer van 1893 van genoemd tgdechrlft. unt ge lezen „Zes Christus-verzen," waarvan het vierde aldus luidt „O, wat als loten van welig big zgn in denken n bg zgn was uitgeschoten. trok in tot klauwen die smartend grepen van wild benepen bloedend berouwen." hoorend de slaperige waarschuwing van een kameraad, om zich maar direct in het blauw te kleeden. Dau kon Ie immers zoo wegloopen Een oogenbllk later ls Bruins al weer terug. „Ja, 't Is net als ik dacht: me vrouw is van naoht bevallen 1" Bruins is dit jaar mot Maart onder de wapens gekomen en 19 jaar oud. Nog een oogenbllk gefrommel van kleeren uit- en aantrekken en weg is Bruins, na nog eventjes tegen een paar ontwaakten groote woorden te hebben gesproken over vrg nemen acht dagèn lang of liever net zoo lang tot n paar verhuiswagens vol tgd. Daar i de kapitein hem liet halen. Voor het oogenbllk is het nu stil. Met die verwachtingen van kunstgenot waren we er ook nu heengegaan. Het reeds lang tevoren gekochte programma over „Tentoonstelling Vincent vau Gogh" hadden we gelezen en herlezen, totdat 't bijna nit den omslag zakte. De aan- teekenlngcn op sommige nummers Bourice de vrind, die bij me was zoo goed als van buiten. Heele fragmenten van brieven, die ook al ln 't boekje stonden, wist hg. Het woord van Millet werd herhaald 1'A.rt o'est un combat, dans 1'art 11 faut y mettre sa pean. „'t Moet iets vreemds zgn, zeggen lui die 't gezien hebben." „Zs zgn er over in extase." „Anderen be- oordeelen 't anders." „Er moet 'n stuk over in „De Contiöleur" gestaan hebben. Heel goed." „Ja, maar de oordeeïen zijn verschillend." „Ik ben benieuwd naar dien B ij b e 1, No. 14, dien hg in eens op één dag schilderde en naar die aardappeleters, No. 26 Er staat ln de aanteekening, dat hg vooral zgn best deed leven in die handen te brengen." „Ja, ei' komen aardige gezegden in die brieven voor. Kijk hier b.v.Zeg tegen S. dat ik wanhopig zon zp als mijn figuren goed waren; zeg hem, dat lk ze niet academisch correct wil, zeg hem, dat ik bedoel, dat als men een spitter photogra- feert, hij dan zeker niet spit." „Goed hè?" „Prachtig. Die photografische poppetjes, daar hebben we nn genoeg van." „D'r komen nog al wat lui uit. Waar lachen die menschen zoo om „Gekheid, niks anders. Bonrice, geef je stok af." En wg naar boven, rechts af, en tnsschen 'n paar planten doorstappend, bevonden we ons te midden van de kunstwerken van Vin cent van Gogh. Ik heb 't wel duizendmaal gelezen en er nooit 'n jota van begrepen, 't Is mogelijk, dat ik niet lezen kanmaar dan vrees Ik dat 99 der lezers niet lezen kan. Ik heb Van Deijssel altijd heel goed begrepen en Van Eoden ook behalve „Van die malle koele meien" en Kloos --o Verweij ook. Ik heb Vondel gelezen en Shakespeare en groote stukken van Zola en Verlaine en andere knappe schrijvers, en ik heb altjjd veel ge noten van bun stijl en hun mooie, duidelijke, gespierde taal, maar aan die Jan-Klaasen taal kan lk geen tonw vast makeD. Misschien ben ik te geborneerd ervoor, 't Is best mogelgk: maar ik heb er geen lor aan. Eu zoo zullen er dan wel tienduizenden zgn. In de laatste jaren van negentig was dat 't ziekte. Nu komen we van lieverlede weer wat bg. Ik ging toen om met iemand, die 'n knap versje schreef. Sommige lni kamden hem nogal op. Hg was verliefd en had 'n versje gemaakt op de oogen van zijn uitver korene. Dat versje lnidde: We hebben al de vgf, zes zalen doorge keken. Bij de vgf honderd nummers gezien. Maar 't ie hard, om zich te honden aan den Latijnschen spreukde mortnis nihil nisi bene. Vincent is dood en dat is zonder twgfel droevig voor hem en zijn familie. Maar voor de Kunst. Bour ce is, evenals ik, een heet standje, gauw klaar om je 'n peut in je lenden te geven als hg wat moois ziet. maar hier liepen wg rond als dooie dieven. Nu en dan keken we mekaar maar eene aan, zonder iets te zeggen en we durfden beide vermoe den waarom sommige groepjes gesmoord lachten. Ik weet niet, wat me daar in die groote zalen overkomen is. Maar 't was iets grieze ligs al vond lk dien Bgbel mooi, en al vond ik nog wel zes of zeven nummers waard om te bezitten. Wat me overkwam had iets van 'n nachtmerrie, en ik dacht, toen lk er nit kwam, aan het woord, dat Van Degssel schreef, toen hg gelezen had „Van de koele meren des Djods"„Ik had 'n gevoel bg me, alsof lk bg 'n aap geslapen had." Zoo was Roman van PAUL OSKAR EÖCKER 14. Na dit telegram van Alwin bestond er voor Max geen familie moer. Mochten zg een eisch tot scheiding instellen hg was toch eigenlgk reeds van zgn vrouw gescheiden. Maar al moest hg voorloopig van zgn odi scheiden, haar ziel en hart gaf hg zoo niet over. Op een zekeren dag was hg van plan terug te keeren, om den strgd om let kind opnieuw te aanvaarden. Dan raoest het kind rechter zgn, dan zou het antwoord vallen op de vraegwie had "'er de schuld „Morgei vertrekt het schip, dat mg naar een andere wereld voert." zoo heette het in den afscheidsbrief aan de kleine, »het neemt een door den storm neer smeten, ongelukkig, arm man meê. erugkeeren zal hg, wanneer bg zich door yr-eren vlgt, harden arbeid en een eerlgk even het recht heeft verworven, in de auwe, trouwe oogen van zgn kind te Oken, trotsch en oprecht, zonder blozen. °t dat oogenblik kleine Dodi, bewaart B va<*6r een trouw aandenken. heideen trots in je hart, kleine Dodi, opoat ook jg je vader fier kunt aanzien. laatntIU met, j0' Dodi I Ik kus je voor de maal teeder en vurig, leg mgn handen op je voorhootd en zie je lang, lang. lang in die trouwe kinderoogen. En zeg tot jetot weerziens, mgn kleine Dodi I" HOOFDSTUK VI. Er was iets vreemds in Dodi's leven ingetreden, iets geheimzinnigs, dat haar dikwgls beangstigde. Vooral in de sche mering en bg regen, wanneer men op de beide kleine slaapkamers van het sanatorium blgven moest, waar alles op sokken liep. Dodi had gejuicht toen het heette, dat zg met moeder en tante Liesbeth op reis zou gaan. Een reis, een groote reis, dat had haar een feest geschenen na een largen trenrigen winter Men had bgna geregeld thuis gezeten. Moeder bad zich j veel ziek gevoeld en wanneer oom of tante kwamen, en zoo zacht maar dringend met moeke spraken, dan was het haar zoo bang te moede geworden. Met vader was vroeger steeds een zonneschgn in huis gekomen, hoe droef en grauw het een oogenblik te voren ook was geweest. Toen hg hen de laatste maal in Kiel bezocht, had zg zich vol verlangen, neen vol angst aan hem vastgeklemd, zg had hem bg het afscheid niet willen loslaten. En in den daarop volgenden bitteren tgd, hoe dik wgls had zg niet naar hem gevraagd, hoe had het Kerstfeest haar teleurgesteld, dat men zonder hem had moeten vieren. Misschien reisde men nu wel naar hem heen In een geheim hoekje van haar hart hoopte zg het. Maar 't te vragen waagde zg niet, want bg haar moeder liet men haar niet alleen en tante Elisabeth was zoo ernstig en streng, terwgl ze de koffers pakte. Daarbg had de haast, waarmede alles „Je oogen, je oogen, als mollevellen, Je oogen, je oogen als klinkende schellen, Je oogen, je oogen, je oogen." Toen lk er om lachte, kreeg ik 'n opstop per, en heette ik 'n domper, 'n stommeling, 'n mensch nit de 16e eeuw. Later zgn wij gescheiden, voornamelijk omdat ik totaal ongevoelig bleek voor zgn dichterlek genie. Of hg zgn knust trouw ia gebleven weet ik niet: ik heb later nooit meer iets van hem gelezen. Maar zgn liefje, die dan oogen had als „mollevellen" zij was 'n engel van 'n meisje die is hij niet trouw gebleven. Toen ze twee kindertjes had liet hg haar aan haar lot over en ging er met 'n ander van door. En nu is hij in Indië. En zooals nu de litteraire kunstuiting van die mollevellerige oogen en die „welig blge loten, die in trok tot klauwen van wild bloedend berouwen," zoo komt men nu ook de penseelkuDst van Vincent van Gogh voor. Er is geen tonw aan vast te maken. En als zij wezenlijk te goeder trouw zijn, dan is het om er diep medelijden meê te hebben; want als ze niet gek zgn, zullen ze 't ongetwijfeld worden. Frits van Haarlem Is weer gearriveerd in het Circus Carré. Als ik eens 'n avond uit kan breken van de week, moet ik er heen. Ik zie graag die mooie toiletjes, waar de kranten 't zoo drnk over hebben. De cake walk fs er ook te zien Ik ben er benieuwd naaren ik raad allen braven menschen aan als zg de eohte, maar 't moet de echte wezen, cake-walk zien kunnen, de kans daarvoor niet voorbg te laten gaan. Ik heb 'm twee jaar geleden te Frankfort gezien in 't Apollo- theater. Hij heeft eeDige gelijkenis met de dansen, die we hier 'n paar jaar geleden in 't Palels voor Volksvlijt zagen van die zwarte kranige lni, die daar in de groote zaal 'n dorp gebonwd hadden, er krijgsliederen zongen en bruiloften vierden. Dat dansen was ontzet tend aardig. Israële of Mesdag beeft toen nog zoo'n dansende vronw geschilderd en haar later in „Arti" tentoongesteld met nog andeie schilderstukken, 't Rembrandt-theater is ook weer open. Er mag niet meer gerookt worden. De direotle heeft haar troep uitgebreid en zal na ook voorstellingen geven In de provincie. Papa Bamberg heeft tien nieuwe goochel toeren gevonden, die ieder in extase brengen' Maar de font die ik beging, is niet meer goed te maken. Ik heb „Cyrano" gezien, en ik had er over willen sohrijven, want dat is iets bizonders. Maar ik heb 'n verkeerde ver taling ontvangen, althans niet de vertaling die ik bedoelde. Dat Is f 1.90 In 't water ge gooid. En 't mooist van alles is, dat La Roche, toen ik er hem van de week over aansprak, mij vertelde, dat hg zgn eigen ver maling heeft. Dat doet de deur dioht. Hoe moet ik daar nn aan komen Ge moet weten, dat de hoer La Roohe alt Cyrano de Bergerac optreedt. Zulk 'n heldenfiguur hebt ge nog nooit geilen. Schreef ik er vroeger al niet eens over? Ja waarachtig, in den achtsten brief, vau 2 April '06. Maar er ie heel wat meer van te «eggen. Als ik er voor ga zitten, schrijf ik er 'n boek over. Maar de tjjd, weet je. Ik ben binnenkort jarigals de Schager Amstardemsche-B levenlesers rag soms 'n cadeautje willen sturen, dan ontving ik 't liefst heb ik 't meest behoefte aaneu als ik dit cadeau mocht ontvangen, dau zal ik zeker wezen Uw zeer dankbare H. i). H. 1L De onaangename zijde van 't kazerne-leven heeft haar goede vruchten. Ik zon het haast willen noemen den proefsteen der democra tische beginselen. Bg ons boerejongens kwam dit zoo zeer niet uit. Ik wil daarom het em en ander vertellen van een heertje uit de hoogste standen, dat zich denzelfden avond als wg in de kazerne present kwam melden. Charley wil ik hem noemen. De historie van zgn eersten kazernenacht (heelemaal onopge smukt) volgende, zult gij, naai ik hoop, tege- lijk een oog krggen op den algemeenen toe stand. Toen Charley arriveerde, was hij gekleed in een kort leverkleurig overjasje en droeg fgne lichtbrnine schoenen. Nog dien eigen avond sliep hg vlak naast een sinaasappelen jood. De stroozak, waarop hg moest liggen, was nienw en dns hard, ze was zoo rond als het bovenstuk van een locomotief. De dekens waren knnstlg opgevouwen in een net pakje. Charley weet natuurlijk net zoo min als ieder ander raad met zgn rond nachtleger. Maar al vóór hg er van spreekt wgst hem Jopie, het joodje een oud-manschap hoe hg, door er een oake walk-op te dansen, zoo'n ding wat platter maakt, meteen legt hg de opgevouwen dekens en lakens uit, zoo dat Charley nu werkelijk een soort van bed begint te bespeuren, waarop hg kan slapen. Natuurlijk echter is de stroozak door het cake-w&lken nog geen dons-pelnw geworden en het kussen blijft ondanks alle pogingen bgna kei-hard. Maar weinig arme biggen slapen behoorigk zoo'n eersten nacht. Charley doet haast geen oog dioht. De chambrée is dan ook geen model-slaapkamer. Als om half elf de kamerwacht op het hoornsignaal „ophouën met vnren" het licht uitgedraaid heeft en hiervoor in de plaats een lantaarn aan den zolder is opgehesohen, komt de sergeant van de week om te zien, of alles in orde is. Op dit tgdstip zal 't ook ongeveer wezen, dat ons aristociaatje een benauwende lncht ruikt. Zoo'n atmosfeer, vindt hg, hoort aller minst op een slaapkamer thuis, kortom het stinkt op de chambrée Wat ook moeilgk anders kan, als men bedenkt, dat ongeveer dertig paar longen en dertig paar zweeterige voeten in eikaars onmiddellijke nabijheid de uitscheiding der afgewerkte stoffen bewerk stelligen. De kribben staan nameigk vlak op elkaar. Enfin, zelfs Cbarley's nensje wordt hieraan ten slotte gewoon. Maar daarmee zijn we nog niet aan 't end. Dezelfde sinaas appelen-meneer, die naast Charley ligt en hem zoo bereidwillig onder de wol hielp, deed dit alles niet nit kruiperige beleefdheid of zoo iets I O jee nee Hij vindt 't niet noodig zich te geceeren en in het donker begint hij van onder zgn dekens met een makker, die eenige kribben van hem afligt, een twistgesprek, waar ze, tnk op lachsucces, hun pittigste, teekenaoh- tigste en ook hnn platste nitdrnkkingen elkaar snelvnursgewgs naar het hoofd wer pen. De doorgaande toon van het gesprek maakt weergave onmogeigk. Tegen een nar of half twaalf komt echter ook hieraan een eind. En het zon waarlijk instig geworden zgn, wanneer niet af en toe denren knerpten en er een van de wacht over de kamer kwam stappen. Charley heeft een gevoel alsof hg nooit slapen zal. Om vier nur eohter dommelt hg ln, helaas om na een half nur weer wakker te worden. Haastige stappen klin ken ln de kamer. In de vroege-morgen-alaap- omgeving met al die diepe matige ademzach ter gaat haastig een soldaat langs de krib ben, af en toe bnkkende omlaag en speuren de naar de namen op de kisten, die onder de kribben staan. Eindeigk gevonden. Haas tig sohiet hg in de nauwe ruimte tussohen een paar kribben en roept„Bruins 1 BruinsNa Om tot Charley terag te keeren met ver bazing heeft hg dit geheele tooneel aan schouwd Hg sluimert nu weer in totdat een kwartiertje later een geluld als vau aanrollenden donder hem wakker schrikt, 't Is het kalfsvel, dat beneden geroerd wordt. Beneden in den oorridor staat een jeugdige tamboer met onaandoenlijk flegmatieke gelaatsuitdrukking, het bovenigf wat voor over, te roffelen. Sommige tamboers knnnen dat op een indrukwekkende manier doen. Iets sombers haast hebben ze, wanneer het gerom-rom, verdubbeld in kracht door de weerkaatsing In de holle, booge gang, groeit tot een geweldigen toon van vermaan, die door alle soldatenkamers rolt. Met 'n gevoel van verliohting doet het de biggen het pgnlgk hoofd oplichten van 't plankharde kussen. Niet allen zgn even vlug om op te staan. Vele ond-mansohappen negeeren het signaal geheel en stoppen hnn hoofd onder de dekens Maar al na een minnnt komt de korporaal, zgn kiel aantrekkend, over de kamer loopen. Hg kon wel van zgn peluw sohelden eu heftig schopt hg tegen de krib ben der iangslapers. Met een soldatesken knoop klinkt het„rgzen, rijzen Charley is er natuurlgk allang uit, of liever er af, hg kleedt zich en gast naar 't raam om ten minsts de slaaplucht te ont vlieden. Maar nog heeft hg geen 3 minuten uit het raam gelegen, of hg wordt op zgn schouder getikt, 't Is weer Jopie, de sinaas appelenman. „Kom kijke, za 'k je late zien, hoé je je wolletje op moet maken." Charley gaat meê en aanschonwt 't wonder. Hg denkt wel niet, dat hg de eerste vgf dagen dat kunstig pakje van lakens en dekens in elkaar zal krggen. Jopie brengt 't zaakje ving ln orde, maar ofschoon Charley zich wel verlicht gevoelt, dat die wolletjesgesohie- denis voorloopig aohter den rug is, erg frisch voelt hg zich nog niet, want nergens ziet hg kans om zich te wasschen. Wel is er een groot geloop en drukte van kamergenooten, die in een witten kiel en broek, met een waschblik In de hand, wegvliegen, maar hg weet niet waarheen. Ook heeft hg geen w&schblik. Jopie helpt hem alweer. „Ga maar mee, maar doe je jas an en je hoed op, want je mag nie ongekleed over de plaas." Charley mee. Ze gaan de trap af, komen bulten en zgn weldra aan 't weschlokaal. Hier ls 't vol van jonge mannen, met de hemdsmouwen hoog opgestroopt aan de stevige aimen en aan den hals het hemd neer geslagen Breede, inig behaarde borsten met stierennekken, en lange zwanenhalzen boven tengere lijven. En allemaal staan ze hnn gezicht en hals met schuimende zeep t6 bewrgveu. 't Viel Charley niet af, want ze stonden allemaal aan lange tafels met risten kraantjes er boven Jopie liet hem even wachten. Eerst moet h ij zich wasschen. Na eenigen tgd kwam hg Charley weer opzoeken, die ln een hoekje stoDd gedrongen, en presenteerde hem zijn waschblikje ter leen. Een dag geleden zou Charley niet gedacht hebben, dat hg dit aanbod zoo graag aangenomen had. Nn echter dacht hg er zelfs niet over na. Hg waschte zich ving en haastte zich met Jopie terug naai de kamer. Want het werd tgd voor de soep, had deze gezegd. Werkelijk was er kort na hnn aankomst op een gege ven oogenblik een groot lawaai op de kamer. Alle menschen drongen op naar het midden. Een groote soepketel vormde het aantrek- kingspunt. Jopie leende aan Charley alweer een bord en toen hg gegeten had vernam hg van den sergeant, dat hg voorloopig met rnst gelaten zoa worden. Hg ging dns naar de cantice en had daar het gelnk een stand genoot te treffen, een rijken student. Ze had den nn gelegenheid om huD hart nit te stor ten voor elkaar. De student beklaagde zich, dat hg dien mo-gen soep had gegeten met een vork en Charley, die toch ook wat won zeggen, ving aan te jammeren over het harde bed, den stank en ook over het ordinaire gedrag van zgn bnurman. Dit laatste was nn wel niet mooi van hem, maar zóó is een mensch geschiedde, iets vreemds en angstigs. Maar Dodi's reiskoorts was nog grooter, dan die van de anderen. Toen men eindelgk het huis verliet, steeg een zalige herinnering in haar op aan die heerlgk mooie dagen aan het meer, waar zg met vadertje had mogen zwemmen, waar zg bij nacht en slecht weer met hem in de boot had mogen varen. Ook op de lange spoorreis kwam zg niet te hooren. waar zij heen gingen. Toen zg het moedertje vroeg, terwgl tante Liesbeth sliep, kreeg zg geen antwoord. Moeder weende zoo hartbrekend, zooals zg het van haar mama, die de laatste dagen zoo véél weende, nog nooit had gehoord. En dadelgk werd tante Elisabeth wakker, keek haar streDg aan, en nam haar meê op de gang, die langs de coupé's liep en hield haar voor, hoe leelgk het was haar arme moeder zoo te kwellen, die, zwaar ziek als zg was, geen opwinding kon verdragen, en Dodi moest var af dat oogenblik een aardig en zeer volgzaam kind zgn. Daarvoor gaf de kleine Dodi zich eerlgk alle moeite, maar gemakkeljjk was het I niet, i De badplaats, waar zg nu woonden, heette Alexandersbad, en de kleine bergen, die het plaatsje omsloten, noemde men Fichtel- gebergte. Dodi had zich van een badplaats een heel andere voorstelling gemaakt, hier waren het niet baden als thuis, in een zinken kuip, een meer was hier niet. Zg vond het Alexandersbad niet mooi Die meening veranderde ook niet door de mede- deeling van tante,datop dit gebergte de Main ontsprong. Ook door het bergbeklimmen nog een paar keer porren is Bruins eindelgk wakker en in de ochtendstilte nu eenmaal, klinkt het„Bruins, daar zgn ze met een Den volgenden keer hoop ik een nieuwen boodsohap voor je In de waohtBrnins op greep nit zgne en onze avonturen te doen. eens klaar wakker, wel vermoedende wat het is, rijst op, trekt-haastig zgn linnen werk broek aan en rent naar beneden, niet meer niet, ofschoon de kleine dat geen gemakke lijk spel noemde. Zoo zette zg zich dan maar onder de boomen op de bank en lao in de bgbelsche geschiedenis. Zg had reeds meer malen alle verhalen gelezen, maar tante Liesbeth was van meening, dat zg ze nog meer lezen moest, om de verhalen nog beter te leeren. Maar zg kende er een paar van geheel uit het hoofd. Het best nog 1 het gedicht van den kleinen Hydriot, dat aan het eind van het boek stond, en waarbjj zg steeds aan baar boottocht met vadertje moest denken, maar juist dat verhaal mocht tante Liesbeth niet gaarne lgden. Sprong Dodi op, en vloog ze naar het gzeren hek om naar het spel van de dorpskinderen te kjjken, dan mopperde tante op haar. Eens kreeg zg twee dagen i kamerdienst, omdat zg naar de kinderen was toegeloopen en met hen gespeeld had. Zat zg evenwel stil op een bank en las, dan heette het weer, dat zg niet was als andere kinderen, zg had iets trotsch en geslotens, en uit zulke kinderen groeide nooit iets goeds. Ach, gingen ze maar weer naar huis I Zuchtte zg eens, dat zg liever naar school ging dan hier te blgven, dan heette het dat zg ondankbaar was, zg had het nog hondermaal beter dan andere kinderen in „dezelfde omstandigheden." Te antwoorden waagde zg niet, want zg was vreeselgk bang voor tante Elisabeth. Maai wanneer zg weer moederziel alleen in den tuin zat bg een paar boeken of een haaklapje (zg moest voor alle bloed verwanten een lapje haken, voor groot mama, oud-oom, oom Alwin, oom Dröse TALPA. en moekealleen van vadertje had tante Liesbeth nog niets gezegd), dan keek zg heel verlangend door het jjzeren hek naar de kinderen, die buiten "zoo vroolgk speelden, en zg kon zich maar niet be grijpen, dat die het minder goed zouden hebben dan zg. Menigmaal als de kinderen van het dorp naar buiten getrokken waren, zong zg zacht voor zich heen. Maar steeds weer brak zg af. Zg was bang voor haar eigen stem. Bg zonneschgn was het hier in den tuin zoo drukkend stil. Maar nog erger was het bjj regen. Dan kletterde het op het zinken dak van de warande, daarbg floot de wiud, dan was het werkelgk angstig. Dikwgls kreeg zg dan de tranen in de oogenhet was haar zoo bang, zoo erg bang te moede. Haar moeder zag zg bgna niet anders dan bg de maaltijden, die men met de anderen het meest waren het dames in een groote zaal gebruikte. Daarbg ging het zeer vervelend toe. Praten mocht zg' niet, de dames spraken alleen over haar ziekten en over het weer zg moest heel stil zitten en vóór alles rechtop. Alléén trof zg haar moedertje de eerste weken niet aan. Maar eenmaal verraste haar moeder haar, toen zg alleen onder de boomen zat. Het werd reeds schemerig en de lucht was zwoelergens onweerde het. Moeder steunde het hoofd tegen den arm. die opge heven tegen een boom leunde. Zoo stond zg een poos en keek Dodi treurig asn. Eindelgk vroeg moeder, wat haar scheelde waarom zg toch steeds zoo stil zat, waar zg aaD dacht, bgv. op dit oogenblik? Moedertjes stem was zoo mat en teer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5