nette TWEEDE MEID. een flinke Meid, flinke Dienstbode. Gemengd Nieuws. AllVERTENTIÈN. Binneiilandsch Nieuws. GEVRAAGD: Wat een herrie was me dat met zoo'n speelhuis! De Yondelstraat, andera zoo deftig en atil. bgna geheel verlaten toen het oude trammetje haar niet meer met rijn geklingel verlevendigde en de „electrieche" de breede gedempte Overtoom verkooa boven den n au wen verkeersweg van weleer, beleefde vreemde dingen. 't Waa er rumoerig ala in de Warmoes etraat en nog wel 's avonds, als er anders geen kip was te bekennen en een verdwaalde kogel hoogstens een niets k w aada vermoedend muscbje of een heimelijk promeneerend poesje sou kunnen treffen. Nu liepen nieuwsgierigen heen en weer te drentelen, tuk op relletjes, die het nieuwe en het verborgene wel wilden opslurpen uit de lichtatralende, geopende vensters van de geheimzinnige villa. Vreemdelingen, die het gesignaleerde huis binnentraden of het ver lieten, werden nageschreeuwd door onbe schaafde kwajongens, en beven de zwarte golving van nieuwsgierige tijddoorbrengers blonk het glimmend koper der politiemacht. De elementen voor een relletje waren er. De inspectenrs en brigadiers gaven korte en krachtige bevelen. Evenals de minderen, maanden zij aan tot doorloopen. Zij ver- wenBchten ze wat, die couranteuschrij veis. die dat sneeuwballetje aan het rollen heiden gebracht, zonder te bedenken, tot welk een lawine het kon aangroeien. Want alles pekte zich vast aan dien enkelen nieuwsgierige, die zou blijven stilstaan voor het huls, waar ondanks de spiksplinternieuwe wetten op kansspel, de roulette lustig bleef draulec. eerst straatjongens, fabrieksmeisjes, en bak- vlsohjes, toen ook zakkenrollers, sohandaal- colportenrs van „Amsterdamsche Lantaarn", die luidkeels hun waar aan den man brachten. Dat onder die omstandigheden de gummi stok nog al eens uit den zak werd gehaald, het weinig ridderlijke wapen, grauw als de avondschemering, onaanzienlijk, doch waar mede de stedelijke ordebewaarders zulke ge voelige meppen konden nitdeelen, is te begrijpen Kgk, daar was weer wat aan 't handje. Om een vreemdsoortig heerschap, die in modernen preektoon een improvisatie hield, stonden meisjes te giechelen en te ginnegappen, straatjongens te duwen en te schreeuwen. De Amsterdamsche volksjeugd lacht spoedig om kleeren of combinate van kleeren, die haar vreemd zijn. Een tekort aan beschaving. Maar in dit speciale geval was de hilariteit toch niet geheel ongemotiveerd. Want de „blikken dominé" zag er potsierlijk uit. Hoewel het zoowat in de hondsdagen was, droeg hij een bruine winterjas, van zijn ééns zwarte pantalon bengelden de franjes, om een zijner handen droeg hij een smerige lap, inplaats van een boord een niet minder smoezeligen halsdoek. Maar het hoofd, dat was het meest cnriense. Lange ongekamde, brnlne haren hingen diep in den nek en bedekten grootendeels den verschoten, vettigen jaskraag. En om het beeld te voltooien, prijkte op die haren een hooge hoed. Over die „kachelpijp", over het groteske model, de onbestemde kleur, ik zon er lang over kannen uitweiden maar er komt herrie, Ik laat dit punt dus liever aan de verbeeldingskracht van mijn lezers over. De politie vond, dat dominé lang genoeg gepredikt had om lezers te vinden voor het miniatnnrblaadje van twee cent, waarvan hij zelf redacteur en uitgever was. Dominé werd medegenomen naar het politiebureau. Maar hg was gloeiend verontwaardigd, weigerde zijn naam en adres op te geven. Esn paar uur moest hg deswege bljjveu, tot de politie etndeljjk z'n broeder wist uit te vissollen, die op de Overtoom, of liever Reyer-Anslostraat geroepen, de identiteit van den geverbaliseerde kon aantoonen. Dominé Jensen behoorde niet tot dat slag van menschen, die vroeger als schoen- of kleedermaker nattig werkzaam geweest waren en eerst op zekeren leeftijd door den geest waren geïnspireerd. Hij was werkeljjk beroepsdominé geweest. Nog herinner ik mg hem als stndont. Hg was, wat men meer onder theologen vindt, een pretmaker, een liefhebber van een glas (mits gevuld), maar gesjochten. Op de „kroeg" was hij al in het stadlnm, dat hij geen „pof" meer had en zijn gedachten waren nn veelal geconcentreerd op het vraagstuk, waar hij nog „beer" kon maken. Als zoon van een geacht, doch onbemiddeld gemeente-secretaris nit een provinciestadje was het hem niet moeilijk geweest,nit een benrs te kannen stadeeren. Alleen was hg verplicht geweest de theologie als studieveld te ver kiezen, hoewel zjjn aanleg hiervoor misschien niet het grootst was. Ik herinner mij tenminste best den dag, toen hg z'n laatste examen moest doen, overtuigd van te znllen promnveeren, maar met lang gezicht nit de Ondemanspoort terugkeerde, wijl hg met glans gedropen was Doch de aanhouder wint, een jaartje later was hg „Weleerwaarde". Zgn proef preek viel een beetje in het wateruiaar ondanks dat werd hg toch beroepen In een kleine plaats, waar zgn gemeente (hij behoorde niet tot de Ned. Hetv. Kerk] weinig aan hangers telde. Door z'n handelingen, die de niéuwe 1 gemeente minstens excentriek noemde, kwam er al spoedig botsing. Een colporteur met socialistische geschriften, die door de boei au met vuil en steenen nagesmeten werd, zoo- ais altgd de gemeente deed, verleende hg onderdak en bescherming in de pastorie, noodigde hem aan z'n tafel. De hervormden, dolserenden en Katholieken hadden er pret over, vermaakten zich over den nieuwbak ken dominé De eigen gemeente, waarvan elk lid, zoo geen diaken, dan toch zeker onderling was, sprak er sohande over. Nog erger was het, toen Dominé Jensen In een groot dagblad hoofdartikelen achre. t, om de onschuld aan te toonen van een paar socialisten, die in den kerker zuchtten. En toch is Jensen nooit socialist geweest of geworden hg was te veel droomer. De langgezochte stok werd elndeigk ge vonden, Jensen werd geschorst, later eervol ontslagen, toen was hg zoo arm als Job. Door voorspraak werd hg correspondent in Brussel, maar zgn journalistieke knabbel scheen al evenmin sterk ontwikkeld te wezen als de theologische. Doch in dien tijd had bg nog juist gelegenheid gehad, kennis te maken met een befaamd Amsterdamscb financier, die een blaadje uitgaf, dat „daadwerkelijksnl' steun aan Transvaal zou verleenen 11 Hg werd er de Belgische vertegenwoordiger van, sprak op meetings in Dendermonde, Aalst en elders, hield na afloop oolleote Zelfs, na een speech, die Pastoor Dahns in het bekende Vlamingengebouw In de Fabrieks- etraat te BrnsBel hield, vond hij gelegen heid op die wgze propaganda te maken. Bovendien preekte hg nog van tgd tot tgd In de kerk, hg had er de bevoegdheid voor. Helaas, ook deze gulden tgd ging voorbij. De financier raakte in de doos. Het blaadje hield op, en Dominé moest zgn kostje op- scharrelen door het Evangelie te prediken aan de kinderen van kermisreizigers en sohippeis. Later-zag ik hem weer in Amstordam Hg was nu aanhanger geworden van da sectr, die dokters en apothekers uit den booze acht. Hg bleef dus preeken, werd geheel-onthonde schafte het rooken af en ging een hoogen hoed dragen. Nog altgd hoopte hg weer eens te znllen worden beroepen (hij was toch eer vol ontslagen), of een baantje te krijgen aan een courant. Dit laatste kwam er, dooh niet precies zooals hg dit zich had voorgesteld, Hg werd reizend colporteur voor een neu traal volksblaadje. Dit blaadje echter kon den strgd om het bestaan niet volhouden en Jensen moest wesr iets anders aanpakken. Hij werd nn zelf uit gever van Christelijke geschriften, vliegende blaadjes, dia hg voor een prikje Het drukken en zelf verkocht, veelal aan schippers. Want dominé kon toch heel mooi praten en dan noodigden eenvondigeu van harte hem gaarne nit een hapje meê te eten van den 'yetoofden pot of van de bruine boonen met spek. „Maar is er dan niets meer met hem te beginnen riep ik nit, toen zijn broeder mg het Vondelstraatavontnur van den ex predi kant vertelde. Kan je hem niet eens knap in de kleeren steken, zorgen dat hij nog eens een behoorlijke positie krijgt, opdat hg niet geheel ten onder ga. Hg is toch een bestudeerd man, geen schurk, geen dronkaard „Ik weet het niet", was het antwoord. „Ik zou het graag willen, maar wat moet ik doen Een paar malen heb ik hem al kleeren en ondergoed gegeven, maar daar ik geen toe zicht op hem honden kan, zie je hem een poosje later weer in z'n oude plunje, wijl hg het nieuwe aan „arme" menschen heeft weggegeven." Arme droomer Zon er geen uitkomst voor n zgn Weet een der lezers van dit blad er mis- sohlen iets op? Want niet de fantasie bestaarde mgn pen ik veranderde den naam, liet plaats aanduidingen weg, maar beschreef overigens een drama nit het werkelgke leven, waarvan het, misschien heel droevig, slot nog onbe kend is. Over den Gnldensporenslag. Naar aanleiding van het schrijven van het blad „de Nederlander" over het uitstellen van een Zondaggods- dienstoefening wegens de kermis te ZAANDAM, is nu het volgende protest aan dat blad toegezonden Ondergeteekenden, allen leden van den Kerkeraad der Hervormde Gemeente te Oost-Zaandam, gelezen hebbende een schrij ven in een van de laatste nummers der en droef. Bg dezen klank was het Dodi, alsot ook haar de keel werd toegesnoerd. Zjj wist niets te zeggen als„Ach, moe dertje, ziet ge, wanneer vader maar bg ons was." Toen kromp moeder ineen, dadelijk daarop zakte zjj in elkaar met een schrillen kreet en dan zonk moeders hootd op Dodi's schoot en haar schouders schokten, haar gansche lichaam Dodi sprong van de bank op, sloeg haar armen om haar moeders hals, gaf baar de teederste naampjes, lieve teedere namen, die zjj in het bijzijn van haar tante nog nooit had uitgesproken, en zoo zaten zjj onder de boomen bg elkaar, de ellebogen op de bank gesteund, en zij weenden. Dat was zoo smartelijk, en toch zoo zonderling zoet. Haar tranen vloeiden samen, zjj kasten elkaar, kusten elkaar als nooit tevoren. Plotseling echter schrikten beiden op zjj hoorden tante komen. Moeke wischte zich met haar zakdoek de tranen uit de oogen. Dodi zocht en zocht, maar vond haar zakdoek niet, zjj had hem bepaald weer vergeten. Nu kreeg zjj daar geen mepperen voor, dat deed moe dertje nooit. Later, toen moeder bg den dokter was, kwam het weer tot een streng verhoor tante wilde ieder woord weten, dat moeder gezegd had. Alles biechtte Dodi op. Een paar maal liep tante Liesbeth op en neer, bleef aan den ingang van de warande staan en begon dan op zeer ernstigen toon„Nu wil ik je eens wat zeggen, Ottillie. Je bent reeds een zeer verstandig kind. Dus luisterje moogt „Nederlander", waarin het wordt voorge steld, alsof hun college, op den 8den Sep tember 1.1., den druksten avond der Zaa..- damsche kermis, de godsdienstoefening hebbende doen stilstaan, zich daarom zou hebben schuldig gemaakt „aan verzuim of vergrjjp in de uitoefening van kerkeljjke betrekkingen," nemen bjj deze de vrijheid, tegen dit schrijven, hetgeen ze zonder eenige aarzeling als lasterlijk kenmerken, ten ern stigste te protosteeren. Hun college toch heeft besloteD, ook dit jaar die godsdienst oefening op den laatsten kermis-Zondag- avond te doen stilstaan eenig en alleen om deze reden, dat het kerkgebouw zijner Gemeente staat op een der drukste punten van het kermisgewoel, zoodat daar dan het i houden eener stichtelijke bijeenkomst, het geen toch een godsdienstoefening in de allereerste plaats zjjn moet, hem onmoge lijk toesehjjnteen besluit alzoo met het oog waarop dat college veeleer lof dan blaam verdient. De schrijver der Baagsche Sprokkelingen in het „Utr. Dbl." deelt het volgende mede Een marine-officier werd eens belast met het keuren van een vaartuig, dat aan een Britsche werf was gebouwd. Toen de keuring was afgeloopen en de officier zou vertrekken, gat de fabiikant hem een chèque. „Waarvoor vroeg de officier. „Wel," was het antwoord, „dat is zoo de gewoonte." De officier stak de chèque in zjjn portefeuille en in DEN HAAG teruggekeerd, gaf hjj haar ter audiëntie aan den minister met het verhaal van het gebeurde. En natuurlijk kwam het bedrag j daarna in de Staatsct. als voor 'sRjjks schatkist ontvangen. Vermoedelijk is toen door den minister verder een eind gemaakt aan die „gewoonte" van dien en misschien ook andere fabri kanten. De „Evertse n". Als voorzitter der commissie van hoofdofficieren, aan wie door den Minis ter van Marine is opgedragen een onder zoek in te stellen naar het gebeurde met Hr. Ms „Evertsen", treedt op de Bchout-bij-nacht Wentholt. Abusievelijk waa opge- geven, dat de melkkoe van den heer Jb. de Moor te Oudeslnis op de tentoon stelling te SCHAGERBRUG den 2en prijs had behaald, dit moest zijn den lsten prijs. De koe van den heer G. Kant te Behagen behaalde den 2en prijs. Benoemingen. Men schrijft aan de „Tgd" Dikwijls, en meermalen niet ten on rechte, werd onder vorige ministeriën van onze zijde geklaagd over achteruitzetting van katholieken bij benoemingen voor staatsbetrekkingen Dat de schuld daarvan in veel geval len lag bij de kathofieken zeiven, werd evenwel dikwijls over het hoofd gezien. Als een frappant staaltje ten bewijze voeren wij aan een bericht, dat wij uit werkelijk vertrouwbare bron dezer dagen vernamen. Ons werd n.1, medegedeeld, dat voor de talrijke benoemingen, zoo hoogere a's lagere, ten behoeve van de afdeeüng tuchtscholen, niet meer dan 1/20 d. i. 5°/0, zeggen 5%, der sollicitanten behoorden tot den R.-K. godsdienst. Aan wie(n) nu de schuld Er zijn toch onder onze R.-K. onderwijsmannen menschen van groote bekwaamheden op hun gebied genoeg, om voor 'n benoeming in deze categorie in aanmerking te komen. Maar waar blijven ze dan Als de zwaluw ons ver laat. De zwaluwen toeven dit jaar buiten gewoon lang. In Brabant en Vlaanderen heet 8 September (H. Maria-geboorte) ook wel „Zwaluwen-afscheidsdag." Nu schrijven we reeds 13 September en de zwaluwen zgn er nog, hoog in de lucht zwierend als het droog is en de insecten in groote troepen in de hoogere luchtlagen dansen, maar als het vochtig is vlak langs het gras en de struiken strijkend om er de vliegende insecten uit op te jagen, of dicht over het water scherend om daar althans nog een onvoorzichtige mug of een zwemmende muggenlarf te verschalken. Zoowel de boerenzwaluw, kenbaar aan zijn sterk gevorkten staart, als de huis- zwaluw, met korten staart en wit onderlijf, zgn hier nog. Doch al toeven zij ditmaal lang, de tijd van hun vertrek nadert toch. Zij zelf vinden dat niet aangenaam. Wel maken kou en regen hun het leven zuur en biedt Afrika, waar zij hun winterverblijf houden, slechts warmte en droogte Maar hier is toch hun eigenlijk vaderla^ d. Geen enkele zwaluw zegt vader Brehm zingt in het verre, vreemde land, geeE enkele mint en broedt daar. Ook wij zien hen met weemoed ver trekken. Moge hun lang blijven ons een lang en mooi najaar voorspellen. Z. Crt. Ministerie van landbouw. De min. van landbouw brengt ter kennis, dat hij eiken Woensdag, te be ginnen met 4 October 1906, des nam. te 2 uur, aan het lokaal van het departe ment van landbouw, nijverheid en handel aan de Parkstraat no. 71 allen zal ont vangen, die hem over de zaken van zijn departement wenschen te spreken. (Sf-Ct.) Een vlinder, welke in zuidelijker landen thuis behoort, doch in Nederland vrij zeldzaam als „trek vogel" voorkomt, werd in Friesland dezer dagen gevangen. Het is de doods hoofdvlinder (Acterontia Atropo:), op vallend door zijn o-gewone grootte Na den Mexicaanschen Acterontia Medor, heeft hij een omvang, grooter dan eenig ander lid van zijn orde. Hij heeft een vlucht van 100 130 m M., terwijl de lichaamslengte tot 55 m M. bedraagt. Twee eigenaardigheden hebben dezen vlinder een zekere beroemdheid verschaft. Op den rug draagt hij een okergele teekening, die veel gelijkt op een doods hoofd met twee gekruiste beenderen er onder en voorts kan deze vlinder een unicum in de insectenwereld een sterk piepend geluid maken, hetwelk voornamelijk wordt voortgebracht, indien het dier verontrust wordt. Uit Den Helder wordt gemeld, dat in de likeurstokerij van de firma I. Baas en Zoon aldaar een mooi groot exemplaar van den doodshoofdvlinder, is gevangen. Staalman. Naar ons wordt medegedeeld, is de heer Staalman, het niet-herkozen Kamer lid voor Den Helder, thans verbondon aan de Maatschappij „De Nederlanden van 1845" als generaal-agent en aan de Ongevallenverzekering-maatschappij „Fa tum". De heer Staalman zal zich evenwel niet uit de politiek terugtrekken en blijft zijn beide bladen uitgeven. (N. Crt.) H et ongeluk op den lucht- spoorweg (zie vorig nummer) te New- York wordt toegeschreven aan een ver gissing van een wisselwachter, door welke de trein op een verkeerd spoor kwam. Toen het eerste rijtuig op dit spoor was, bemerkte de wisselwachter zgne vergis sing en trachtte die weer goed te maken door den wissel weder om te zetten waar door de trein in tweeën werd verdeeld. Binnen eenige minuten nadat de tweede wagen op straat was gevallen, had zich een tallooze menigte daaromheen verzameld. Er speelden zich hartver scheurende tooneelen af bij het loswringen der dooden stervenden en gewonden uit den saamgedrukten wagen. Het was een bijzonder toeval, dat bij het neervallen van den eersten wagen slechts één man, een neger, werd gedood. Het eerste rijtuig vormde intusschen met mama nooit meer over je vader spreken. Hoor je Je vader is weggegaan, ver weg. Niet zooals vroeger, toen hg steeds weer terugkwam, neen, nu voor altgd, Hg wil niets meer van mama, van grootmama, van ons allen weten. En van jou ook niet! Je zult later te weten komen, hoe groot het ongeluk is, dat hg over jou en je arme mama heeft gebracht. Tot dat oogenblik mag je nooit meer over je papa spreken. Nooit I Want ieder woord, dat je tot je mama over hem zegt, doet haar zoo'n pjjn, alsof je een scherp mes neemt en haar dat in de borst steekt. Stel je dat nu eens voor, Otillie Nietwaar, dat wilt ge immers niet Welnu, wees dan een aardig kind, neem een goed boek en lees. Hoort ge? Of speel." In het begin van haar toespraak had tante Liesbeth de kleine aangekeken, maar er lag in den starren blik van het kind iets, dat haar dwong de oogen neer te slaan. Haar stem was toen onzeker geworden. Zjj wilde er op meer beslisten toon nog wat bg voegen, maar zg moest eindigen. Bg de laatste woorden had zg zich ook versproken, wat haar anders nooit gebeurde. Toen zg het huis inging, knikte zg het stil voor zich starende kind toe en hief waar schuwend den wgsvinger omhoog. Zoo verschrokken, neen, ontzet was Dodi, zg zag alles haarfjjn wat tante deed. Zg zag het later nog dikwgls, wanneer zg er aan terug dachthet stjjve glimlachje van haar tante, dat bg de ernstige woorden en de hoog opgetrokken wenkbrauwen in het geheel niet paste En de toon van haar stem sidderde in haar ooren na. Het was haar dan steeds of zg gebrande koffie rook, welke geur juist op dat moment van uit de keuken over de warande kwam. En het versje, dat de kinderen op de straat zongen het was een zeurige melodie geweest, die haar kwelde, omdat zg door het dialect de woorden niet begreep dat alles viel haar dan weer in de gedachten. Zoolang tante sprak, had zg geen kik gegeven. Bg eenige woorden was het weenen haar zeer na geweest. Maar zg bedwong zich, hoezeer het haar ook in de keel stokte. Zjj voelde zich een koude rilling langs den rug gaan, en zoo angstig werd het haar, evenals toen zjj voor de eerste maal in het bad moest Werktuigeljjk greep zjj naar het boek, zooals tante haar dat bevolen had. Maar zjj las niet. Het was haar zoo wee te moede, dat zjj het wel luid had kunnen uitschreeuwen. Daarbjj had zjj geheel niet begrepen, wat tante meende met wat zjj tot haar had gezegd. Waarom zou vadertje niet meer terug komen Waarom wilde hjj niet meer van haar weten Was zjj dan stout geweest En vadertje had juist gezegd zjj zouden zeer spoedig bjj elkaar bljjven, ja, dat had bjj nog gelegd de laatste maal, toen hjj haar zoo heerljjk gepakt had, en gekust Het boek gleed haar uit de vingers. Van den val schrikte zjj. Verward keek zjj om zich heen. Zjj was geheel alleen in den tuin. Het was bjjna donker geworden Plotseling kwam er een groote angst over haar. Zjj vloog naar huis. Daarbjj keek zjj steeds angstig om zich heen. Het was haar, of iemand haar volgde iets sluipends, een leeljjke mansgestalte, die haar uit het een of ander sprookje bekend was. „Moeder moeder I" schreeuwde zjj angstig in de vestibule. Daar rende zjj tegen den dokter aan, die juist het huis wilde verlaten. Die tilde haar in de hoogte en vroeg, waarom zjj znlk een spectakel maakte. Zij kon niet anders uitbrengen dan „Daar buiten buiten „Wat is daar dan, kleine? Wat heeft je zoo doen ontstellen Om er naar te kjjken, wilde hjj haar mede naar buiten nemen, maar zjj strib belde tegen en klemde zich aan de deur vast, „Neen neen neen smeekte zjj. Tante Liesbeth was maar een paar schreden ver geweest. Vanuit de kleine salon had zjj door het venster het kind gadeslagen en kwam jjlings toeloopen, sprak geruststellend en wisselde daarop een paar woorden in het Engelsch met den dokter. „Hm, zoo zooDe dokter streelde de kleine nog eens langs de wangen. „Nu ja," zeide hjj, eenigszins verlegen, „dat wordt alles wel anders Slechts rust, Nietwaar, Ottilie? Je heet immers Ottilie Zonder samenhang daarmede keek hjj op zjjn horloge. Verstrooid streek hg de kleine dan over het haar. „Ja, ja, dat wordt allemaal wel anders. Adieu, kleine. Ziezoo, nu bedaard zjjn hoor, en niet meer zoo wild, hoort ge?" Hjj groette lachend en ging dan vlug heen. Van het avondeten, dat nu voor haar in de kamer werd opgediend, wilde Dodi niets gebruiken. Tante drong ook niet aan zooals andersDodi moest zoo spoedig mogeljjk naar bed. Tot dusver had haar moeder nog steeds een soort brug tusschen den luchtepoor- weg en een logement, welks bewoners hevig schrokken, toen de passagiers uit dit rijtuig, ongoveer 10U man sterk hunne vertrekken binnenklommen Een dame, die uit een der naburige huizen het geheele tooneel had gezien, ver klaarde dat vele mannelijke passagiers in dat rijtuig zich allerlafhartigst ge. droegen. Voor hen was er geen gevaar maar door schrik bevangen, schoven zè do vrouwen, dio huü in den weg stonden, ruw op zijde en sprongen woest de trap pen op, die naar de stad leidden, ais schapen die door honden werden ver volgd. De vleeschnood in Duitse fa- land. De vleeschnood wordt dringender in Duitschland. Op de groote veemarkt te Berlijn stonden Vrijdag één os en 18 vaikens benevens een paar honderd kooplustigen die niets krijgen konden. Het conservatieve regeeringsblad de „Kö'nische Zeitung" zegt zelfs: Bij zulk een hoogst gevaarlijken toestand dringt de Vraag zich op, of het voor een mo dernen, hoogst beschaafden staat wen- sehelijk is, dat een enkel man, de leidende minister van een departement, in staat is zulk een toestand te doen ontstaaD, en te lateD voortbestaan, on danks het overweldigende protest van het volk, en tot groote schade van het geheele rijk I „Als de machtsbevoegdheid van een enkelen minister zoozeer in strijd komt met het overwegende belang van den Staat, dan is de uitoefening van dit recht een staatkundig onrecht. „Uit economische, politieke en juri- dieke gronden moeten wij dringend waarschuwen tegen een te groot over wicht van de bureaucratische rechten van enkele ambtenaren." Een gulden woord, dat zeker indruk maakt als het van die zijde komt. Prins Von Bülow, die verklaarde machteloos te staan tegenover de besluiten van den „competenten Ressortminister", is bjj deu Keizer te Coblenz in audiëntie geweest- Men hoopt dat nu de Keizer, zoo hem de toestand wordt voorgelegd, evengoed tegen den vleeschnood zal optreden als hij het vroeger tegen den broodwoeker heeft gedaan. Want door geheel het Duitsche rijk, van noord tot zuid, van oost tot west. klinkt nu gebiedend het woord: „Die Grenzen auf!" Daardoor alleen kan aan den ernstigen nood, die in het Duitsche rijk heerscht, een einde komen. Minister Podbielski verklaarde, dat hij over gedeeltelijke opening der grenzen nog eens denken zou. Doch de tijd van denken is voorbij. Er moet gehandeld worden. En dat verwacht men van den Keizer, als de kanselier hem heeft ingelicht. Mevrouw VAN DEN BERGH te Sc hagen vraagt een wegens familie-omstandigheden. Adres: D. GEERLIGS, Grasweg, Anna Paulowna genoeg, verstaat ge. En wees nu een lief kind en ga slapen. Je arme mama is zeer' zeer ziek. Toon nu eens dat je lief eC gewillig bent." Dan werd het licht uitgedraaid en bleef alleen. Zjj wierp zich plotseling om, drukte handen tegen de oogen en snikte lu' 1 het kussen. Eiken avond stokte zjj bjj het Am® Eenmaal ging zjj uit gewoonte verder, zjj merkte het eerst toen tante Lieshe zich liet hooren. Toen brak ze schuw j alsof ze op een zware zonde was betrap WORDT VERVOLGD- M. GRO ES, Caféhouder te Ven huizen, vr&agt zoo spoedig mogelijk of met Kerstmis een met haar gebeden, maar moeke was ver huisd en nu sliep tante Liesbeth in haar ledikant. Daarover was Dodi zeer bedroefd. Toen zjj goedennacht ging zeggen, lag haar mama reeds in bed, de dokter ha. dat bevolen. Dodi bad nog altoos haar kinderge >e „Ik ben moe, en ga ter rust, sluit mi) oogjes toe Vader in den Hemel, waak ov mjj. Heb ik kwaad gedaan, reken het my niet aan, lieve Heer. Amen. Goeden nac - j Lieve Heer, houd vadertje gezond, moedertje, en oma, en oud-oom, oom f tante Dikwjjls was zjj, toen zjj nog kleiner was, hierbjj geeuwend ingeslapen. Toen zjj vandaag dit versje had opgeze8. en aan een apart gebedje voor vadertje kwam, zeide tante Liesbeth„Daarmee het nu genoeg, Ottilie. Je bent nu gro°'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 6