nette TWEEDE MEID.
een flinke Meid,
flinke Dienstbode.
Gemengd Nieuws.
AllVERTENTIÈN.
Binneiilandsch Nieuws.
GEVRAAGD:
Wat een herrie was me dat met zoo'n
speelhuis! De Yondelstraat, andera zoo deftig
en atil. bgna geheel verlaten toen het oude
trammetje haar niet meer met rijn geklingel
verlevendigde en de „electrieche" de breede
gedempte Overtoom verkooa boven den
n au wen verkeersweg van weleer, beleefde
vreemde dingen.
't Waa er rumoerig ala in de Warmoes
etraat en nog wel 's avonds, als er anders
geen kip was te bekennen en een verdwaalde
kogel hoogstens een niets k w aada vermoedend
muscbje of een heimelijk promeneerend
poesje sou kunnen treffen.
Nu liepen nieuwsgierigen heen en weer te
drentelen, tuk op relletjes, die het nieuwe en
het verborgene wel wilden opslurpen uit de
lichtatralende, geopende vensters van de
geheimzinnige villa. Vreemdelingen, die het
gesignaleerde huis binnentraden of het ver
lieten, werden nageschreeuwd door onbe
schaafde kwajongens, en beven de zwarte
golving van nieuwsgierige tijddoorbrengers
blonk het glimmend koper der politiemacht.
De elementen voor een relletje waren er.
De inspectenrs en brigadiers gaven korte
en krachtige bevelen. Evenals de minderen,
maanden zij aan tot doorloopen. Zij ver-
wenBchten ze wat, die couranteuschrij veis.
die dat sneeuwballetje aan het rollen heiden
gebracht, zonder te bedenken, tot welk een
lawine het kon aangroeien. Want alles pekte
zich vast aan dien enkelen nieuwsgierige,
die zou blijven stilstaan voor het huls, waar
ondanks de spiksplinternieuwe wetten op
kansspel, de roulette lustig bleef draulec.
eerst straatjongens, fabrieksmeisjes, en bak-
vlsohjes, toen ook zakkenrollers, sohandaal-
colportenrs van „Amsterdamsche Lantaarn",
die luidkeels hun waar aan den man brachten.
Dat onder die omstandigheden de gummi
stok nog al eens uit den zak werd gehaald,
het weinig ridderlijke wapen, grauw als de
avondschemering, onaanzienlijk, doch waar
mede de stedelijke ordebewaarders zulke ge
voelige meppen konden nitdeelen, is te
begrijpen
Kgk, daar was weer wat aan 't handje.
Om een vreemdsoortig heerschap, die in
modernen preektoon een improvisatie hield,
stonden meisjes te giechelen en te ginnegappen,
straatjongens te duwen en te schreeuwen.
De Amsterdamsche volksjeugd lacht spoedig
om kleeren of combinate van kleeren, die
haar vreemd zijn. Een tekort aan beschaving.
Maar in dit speciale geval was de hilariteit
toch niet geheel ongemotiveerd. Want de
„blikken dominé" zag er potsierlijk uit.
Hoewel het zoowat in de hondsdagen was,
droeg hij een bruine winterjas, van zijn ééns
zwarte pantalon bengelden de franjes, om
een zijner handen droeg hij een smerige lap,
inplaats van een boord een niet minder
smoezeligen halsdoek. Maar het hoofd, dat
was het meest cnriense. Lange ongekamde,
brnlne haren hingen diep in den nek en
bedekten grootendeels den verschoten, vettigen
jaskraag. En om het beeld te voltooien,
prijkte op die haren een hooge hoed.
Over die „kachelpijp", over het groteske
model, de onbestemde kleur, ik zon er lang
over kannen uitweiden maar er komt
herrie, Ik laat dit punt dus liever aan de
verbeeldingskracht van mijn lezers over. De
politie vond, dat dominé lang genoeg
gepredikt had om lezers te vinden voor het
miniatnnrblaadje van twee cent, waarvan hij
zelf redacteur en uitgever was. Dominé
werd medegenomen naar het politiebureau.
Maar hg was gloeiend verontwaardigd,
weigerde zijn naam en adres op te geven.
Esn paar uur moest hg deswege bljjveu, tot
de politie etndeljjk z'n broeder wist uit te
vissollen, die op de Overtoom, of liever
Reyer-Anslostraat geroepen, de identiteit van
den geverbaliseerde kon aantoonen.
Dominé Jensen behoorde niet tot dat slag
van menschen, die vroeger als schoen- of
kleedermaker nattig werkzaam geweest
waren en eerst op zekeren leeftijd door den
geest waren geïnspireerd. Hij was werkeljjk
beroepsdominé geweest.
Nog herinner ik mg hem als stndont. Hg
was, wat men meer onder theologen vindt,
een pretmaker, een liefhebber van een glas
(mits gevuld), maar gesjochten. Op de „kroeg"
was hij al in het stadlnm, dat hij geen
„pof" meer had en zijn gedachten waren nn
veelal geconcentreerd op het vraagstuk,
waar hij nog „beer" kon maken.
Als zoon van een geacht, doch onbemiddeld
gemeente-secretaris nit een provinciestadje
was het hem niet moeilijk geweest,nit een benrs
te kannen stadeeren. Alleen was hg verplicht
geweest de theologie als studieveld te ver
kiezen, hoewel zjjn aanleg hiervoor misschien
niet het grootst was.
Ik herinner mij tenminste best den dag,
toen hg z'n laatste examen moest doen,
overtuigd van te znllen promnveeren, maar
met lang gezicht nit de Ondemanspoort
terugkeerde, wijl hg met glans gedropen
was Doch de aanhouder wint, een jaartje
later was hg „Weleerwaarde". Zgn proef
preek viel een beetje in het wateruiaar
ondanks dat werd hg toch beroepen In een
kleine plaats, waar zgn gemeente (hij behoorde
niet tot de Ned. Hetv. Kerk] weinig aan
hangers telde.
Door z'n handelingen, die de niéuwe
1 gemeente minstens excentriek noemde, kwam
er al spoedig botsing. Een colporteur met
socialistische geschriften, die door de boei au
met vuil en steenen nagesmeten werd, zoo-
ais altgd de gemeente deed, verleende hg
onderdak en bescherming in de pastorie,
noodigde hem aan z'n tafel. De hervormden,
dolserenden en Katholieken hadden er pret
over, vermaakten zich over den nieuwbak
ken dominé De eigen gemeente, waarvan
elk lid, zoo geen diaken, dan toch zeker
onderling was, sprak er sohande over.
Nog erger was het, toen Dominé Jensen
In een groot dagblad hoofdartikelen achre. t,
om de onschuld aan te toonen van een paar
socialisten, die in den kerker zuchtten. En toch
is Jensen nooit socialist geweest of geworden
hg was te veel droomer.
De langgezochte stok werd elndeigk ge
vonden, Jensen werd geschorst, later eervol
ontslagen, toen was hg zoo arm als Job.
Door voorspraak werd hg correspondent in
Brussel, maar zgn journalistieke knabbel
scheen al evenmin sterk ontwikkeld te wezen
als de theologische. Doch in dien tijd had bg
nog juist gelegenheid gehad, kennis te maken
met een befaamd Amsterdamscb financier,
die een blaadje uitgaf, dat „daadwerkelijksnl'
steun aan Transvaal zou verleenen 11 Hg
werd er de Belgische vertegenwoordiger van,
sprak op meetings in Dendermonde, Aalst en
elders, hield na afloop oolleote
Zelfs, na een speech, die Pastoor Dahns in
het bekende Vlamingengebouw In de Fabrieks-
etraat te BrnsBel hield, vond hij gelegen
heid op die wgze propaganda te maken.
Bovendien preekte hg nog van tgd tot tgd In
de kerk, hg had er de bevoegdheid voor.
Helaas, ook deze gulden tgd ging voorbij.
De financier raakte in de doos. Het blaadje
hield op, en Dominé moest zgn kostje op-
scharrelen door het Evangelie te prediken aan
de kinderen van kermisreizigers en sohippeis.
Later-zag ik hem weer in Amstordam Hg
was nu aanhanger geworden van da sectr,
die dokters en apothekers uit den booze acht.
Hg bleef dus preeken, werd geheel-onthonde
schafte het rooken af en ging een hoogen
hoed dragen. Nog altgd hoopte hg weer eens
te znllen worden beroepen (hij was toch eer
vol ontslagen), of een baantje te krijgen aan
een courant. Dit laatste kwam er, dooh niet
precies zooals hg dit zich had voorgesteld,
Hg werd reizend colporteur voor een neu
traal volksblaadje.
Dit blaadje echter kon den strgd om het
bestaan niet volhouden en Jensen moest wesr
iets anders aanpakken. Hij werd nn zelf uit
gever van Christelijke geschriften, vliegende
blaadjes, dia hg voor een prikje Het
drukken en zelf verkocht, veelal aan schippers.
Want dominé kon toch heel mooi praten en
dan noodigden eenvondigeu van harte hem
gaarne nit een hapje meê te eten van den
'yetoofden pot of van de bruine boonen met
spek.
„Maar is er dan niets meer met hem te
beginnen riep ik nit, toen zijn broeder mg
het Vondelstraatavontnur van den ex predi
kant vertelde. Kan je hem niet eens knap in
de kleeren steken, zorgen dat hij nog eens
een behoorlijke positie krijgt, opdat hg niet
geheel ten onder ga. Hg is toch een bestudeerd
man, geen schurk, geen dronkaard
„Ik weet het niet", was het antwoord. „Ik
zou het graag willen, maar wat moet ik doen
Een paar malen heb ik hem al kleeren en
ondergoed gegeven, maar daar ik geen toe
zicht op hem honden kan, zie je hem een
poosje later weer in z'n oude plunje, wijl
hg het nieuwe aan „arme" menschen heeft
weggegeven."
Arme droomer Zon er geen uitkomst voor
n zgn Weet een der lezers van dit blad er mis-
sohlen iets op? Want niet de fantasie bestaarde
mgn pen ik veranderde den naam, liet plaats
aanduidingen weg, maar beschreef overigens
een drama nit het werkelgke leven, waarvan
het, misschien heel droevig, slot nog onbe
kend is.
Over den Gnldensporenslag.
Naar aanleiding van het
schrijven van het blad „de Nederlander"
over het uitstellen van een Zondaggods-
dienstoefening wegens de kermis te
ZAANDAM, is nu het volgende protest
aan dat blad toegezonden
Ondergeteekenden, allen leden van den
Kerkeraad der Hervormde Gemeente te
Oost-Zaandam, gelezen hebbende een schrij
ven in een van de laatste nummers der
en droef. Bg dezen klank was het Dodi,
alsot ook haar de keel werd toegesnoerd.
Zjj wist niets te zeggen als„Ach, moe
dertje, ziet ge, wanneer vader maar
bg ons was."
Toen kromp moeder ineen, dadelijk
daarop zakte zjj in elkaar met een
schrillen kreet en dan zonk moeders
hootd op Dodi's schoot en haar schouders
schokten, haar gansche lichaam
Dodi sprong van de bank op, sloeg haar
armen om haar moeders hals, gaf baar de
teederste naampjes, lieve teedere namen,
die zjj in het bijzijn van haar tante nog
nooit had uitgesproken, en zoo zaten zjj
onder de boomen bg elkaar, de ellebogen
op de bank gesteund, en zij weenden.
Dat was zoo smartelijk, en toch zoo
zonderling zoet. Haar tranen vloeiden
samen, zjj kasten elkaar, kusten elkaar als
nooit tevoren.
Plotseling echter schrikten beiden op
zjj hoorden tante komen.
Moeke wischte zich met haar zakdoek
de tranen uit de oogen. Dodi zocht en
zocht, maar vond haar zakdoek niet, zjj
had hem bepaald weer vergeten. Nu kreeg
zjj daar geen mepperen voor, dat deed moe
dertje nooit.
Later, toen moeder bg den dokter was,
kwam het weer tot een streng verhoor
tante wilde ieder woord weten, dat moeder
gezegd had.
Alles biechtte Dodi op.
Een paar maal liep tante Liesbeth op en
neer, bleef aan den ingang van de
warande staan en begon dan op zeer
ernstigen toon„Nu wil ik je eens wat
zeggen, Ottillie. Je bent reeds een zeer
verstandig kind. Dus luisterje moogt
„Nederlander", waarin het wordt voorge
steld, alsof hun college, op den 8den Sep
tember 1.1., den druksten avond der Zaa..-
damsche kermis, de godsdienstoefening
hebbende doen stilstaan, zich daarom zou
hebben schuldig gemaakt „aan verzuim of
vergrjjp in de uitoefening van kerkeljjke
betrekkingen," nemen bjj deze de vrijheid,
tegen dit schrijven, hetgeen ze zonder eenige
aarzeling als lasterlijk kenmerken, ten ern
stigste te protosteeren. Hun college toch
heeft besloteD, ook dit jaar die godsdienst
oefening op den laatsten kermis-Zondag-
avond te doen stilstaan eenig en alleen om
deze reden, dat het kerkgebouw zijner
Gemeente staat op een der drukste punten
van het kermisgewoel, zoodat daar dan het
i houden eener stichtelijke bijeenkomst, het
geen toch een godsdienstoefening in de
allereerste plaats zjjn moet, hem onmoge
lijk toesehjjnteen besluit alzoo met het
oog waarop dat college veeleer lof dan
blaam verdient.
De schrijver der Baagsche
Sprokkelingen in het „Utr. Dbl." deelt het
volgende mede
Een marine-officier werd eens belast met
het keuren van een vaartuig, dat aan een
Britsche werf was gebouwd. Toen de
keuring was afgeloopen en de officier zou
vertrekken, gat de fabiikant hem een
chèque. „Waarvoor vroeg de officier.
„Wel," was het antwoord, „dat is zoo
de gewoonte." De officier stak de
chèque in zjjn portefeuille en in DEN HAAG
teruggekeerd, gaf hjj haar ter audiëntie
aan den minister met het verhaal van het
gebeurde. En natuurlijk kwam het bedrag j
daarna in de Staatsct. als voor 'sRjjks
schatkist ontvangen.
Vermoedelijk is toen door den minister
verder een eind gemaakt aan die „gewoonte"
van dien en misschien ook andere fabri
kanten.
De „Evertse n".
Als voorzitter der commissie van
hoofdofficieren, aan wie door den Minis
ter van Marine is opgedragen een onder
zoek in te stellen naar het gebeurde
met Hr. Ms „Evertsen", treedt op de
Bchout-bij-nacht Wentholt.
Abusievelijk waa opge-
geven, dat de melkkoe van den heer Jb.
de Moor te Oudeslnis op de tentoon
stelling te SCHAGERBRUG den 2en prijs
had behaald, dit moest zijn den lsten
prijs. De koe van den heer G. Kant te
Behagen behaalde den 2en prijs.
Benoemingen.
Men schrijft aan de „Tgd"
Dikwijls, en meermalen niet ten on
rechte, werd onder vorige ministeriën van
onze zijde geklaagd over achteruitzetting
van katholieken bij benoemingen voor
staatsbetrekkingen
Dat de schuld daarvan in veel geval
len lag bij de kathofieken zeiven, werd
evenwel dikwijls over het hoofd gezien.
Als een frappant staaltje ten bewijze
voeren wij aan een bericht, dat wij uit
werkelijk vertrouwbare bron dezer dagen
vernamen. Ons werd n.1, medegedeeld,
dat voor de talrijke benoemingen, zoo
hoogere a's lagere, ten behoeve van de
afdeeüng tuchtscholen, niet meer dan
1/20 d. i. 5°/0, zeggen 5%, der sollicitanten
behoorden tot den R.-K. godsdienst.
Aan wie(n) nu de schuld Er zijn
toch onder onze R.-K. onderwijsmannen
menschen van groote bekwaamheden op
hun gebied genoeg, om voor 'n benoeming
in deze categorie in aanmerking te komen.
Maar waar blijven ze dan
Als de zwaluw ons ver
laat.
De zwaluwen toeven dit jaar buiten
gewoon lang. In Brabant en Vlaanderen
heet 8 September (H. Maria-geboorte)
ook wel „Zwaluwen-afscheidsdag."
Nu schrijven we reeds 13 September
en de zwaluwen zgn er nog, hoog in de
lucht zwierend als het droog is en de
insecten in groote troepen in de hoogere
luchtlagen dansen, maar als het vochtig
is vlak langs het gras en de struiken
strijkend om er de vliegende insecten
uit op te jagen, of dicht over het water
scherend om daar althans nog een
onvoorzichtige mug of een zwemmende
muggenlarf te verschalken.
Zoowel de boerenzwaluw, kenbaar aan
zijn sterk gevorkten staart, als de huis-
zwaluw, met korten staart en wit onderlijf,
zgn hier nog.
Doch al toeven zij ditmaal lang, de
tijd van hun vertrek nadert toch.
Zij zelf vinden dat niet aangenaam.
Wel maken kou en regen hun het leven
zuur en biedt Afrika, waar zij hun
winterverblijf houden, slechts warmte en
droogte Maar hier is toch hun eigenlijk
vaderla^ d. Geen enkele zwaluw zegt
vader Brehm zingt in het verre,
vreemde land, geeE enkele mint en
broedt daar.
Ook wij zien hen met weemoed ver
trekken.
Moge hun lang blijven ons een lang en
mooi najaar voorspellen. Z. Crt.
Ministerie van landbouw.
De min. van landbouw brengt ter
kennis, dat hij eiken Woensdag, te be
ginnen met 4 October 1906, des nam.
te 2 uur, aan het lokaal van het departe
ment van landbouw, nijverheid en handel
aan de Parkstraat no. 71 allen zal ont
vangen, die hem over de zaken van zijn
departement wenschen te spreken.
(Sf-Ct.)
Een vlinder, welke in
zuidelijker landen thuis behoort, doch
in Nederland vrij zeldzaam als „trek
vogel" voorkomt, werd in Friesland
dezer dagen gevangen. Het is de doods
hoofdvlinder (Acterontia Atropo:), op
vallend door zijn o-gewone grootte Na
den Mexicaanschen Acterontia Medor,
heeft hij een omvang, grooter dan
eenig ander lid van zijn orde. Hij heeft
een vlucht van 100 130 m M., terwijl
de lichaamslengte tot 55 m M. bedraagt.
Twee eigenaardigheden hebben dezen
vlinder een zekere beroemdheid verschaft.
Op den rug draagt hij een okergele
teekening, die veel gelijkt op een doods
hoofd met twee gekruiste beenderen er
onder en voorts kan deze vlinder
een unicum in de insectenwereld
een sterk piepend geluid maken, hetwelk
voornamelijk wordt voortgebracht, indien
het dier verontrust wordt.
Uit Den Helder wordt gemeld, dat
in de likeurstokerij van de firma I.
Baas en Zoon aldaar een mooi groot
exemplaar van den doodshoofdvlinder,
is gevangen.
Staalman.
Naar ons wordt medegedeeld, is de
heer Staalman, het niet-herkozen Kamer
lid voor Den Helder, thans verbondon
aan de Maatschappij „De Nederlanden
van 1845" als generaal-agent en aan de
Ongevallenverzekering-maatschappij „Fa
tum".
De heer Staalman zal zich evenwel
niet uit de politiek terugtrekken en blijft
zijn beide bladen uitgeven.
(N. Crt.)
H et ongeluk op den lucht-
spoorweg (zie vorig nummer) te New-
York wordt toegeschreven aan een ver
gissing van een wisselwachter, door welke
de trein op een verkeerd spoor kwam.
Toen het eerste rijtuig op dit spoor was,
bemerkte de wisselwachter zgne vergis
sing en trachtte die weer goed te maken
door den wissel weder om te zetten waar
door de trein in tweeën werd verdeeld.
Binnen eenige minuten nadat de
tweede wagen op straat was gevallen,
had zich een tallooze menigte daaromheen
verzameld. Er speelden zich hartver
scheurende tooneelen af bij het loswringen
der dooden stervenden en gewonden uit
den saamgedrukten wagen.
Het was een bijzonder toeval, dat bij
het neervallen van den eersten wagen
slechts één man, een neger, werd gedood.
Het eerste rijtuig vormde intusschen
met mama nooit meer over je vader spreken.
Hoor je Je vader is weggegaan, ver weg.
Niet zooals vroeger, toen hg steeds weer
terugkwam, neen, nu voor altgd, Hg wil
niets meer van mama, van grootmama,
van ons allen weten. En van jou ook niet!
Je zult later te weten komen, hoe groot
het ongeluk is, dat hg over jou en je arme
mama heeft gebracht. Tot dat oogenblik
mag je nooit meer over je papa spreken.
Nooit I Want ieder woord, dat je tot je
mama over hem zegt, doet haar zoo'n pjjn,
alsof je een scherp mes neemt en haar
dat in de borst steekt. Stel je dat nu eens
voor, Otillie Nietwaar, dat wilt ge immers
niet Welnu, wees dan een aardig kind,
neem een goed boek en lees. Hoort ge?
Of speel."
In het begin van haar toespraak had
tante Liesbeth de kleine aangekeken, maar
er lag in den starren blik van het kind iets,
dat haar dwong de oogen neer te slaan.
Haar stem was toen onzeker geworden.
Zjj wilde er op meer beslisten toon nog wat
bg voegen, maar zg moest eindigen. Bg de
laatste woorden had zg zich ook versproken,
wat haar anders nooit gebeurde. Toen zg
het huis inging, knikte zg het stil voor
zich starende kind toe en hief waar
schuwend den wgsvinger omhoog.
Zoo verschrokken, neen, ontzet was Dodi,
zg zag alles haarfjjn wat tante deed. Zg
zag het later nog dikwgls, wanneer zg er aan
terug dachthet stjjve glimlachje van haar
tante, dat bg de ernstige woorden en de
hoog opgetrokken wenkbrauwen in het
geheel niet paste En de toon van haar
stem sidderde in haar ooren na. Het was
haar dan steeds of zg gebrande koffie rook,
welke geur juist op dat moment van uit
de keuken over de warande kwam. En het
versje, dat de kinderen op de straat zongen
het was een zeurige melodie geweest,
die haar kwelde, omdat zg door het dialect
de woorden niet begreep dat alles viel
haar dan weer in de gedachten.
Zoolang tante sprak, had zg geen kik
gegeven. Bg eenige woorden was het
weenen haar zeer na geweest. Maar zg
bedwong zich, hoezeer het haar ook in de
keel stokte. Zjj voelde zich een koude
rilling langs den rug gaan, en zoo angstig
werd het haar, evenals toen zjj voor de
eerste maal in het bad moest
Werktuigeljjk greep zjj naar het boek,
zooals tante haar dat bevolen had.
Maar zjj las niet.
Het was haar zoo wee te moede, dat
zjj het wel luid had kunnen uitschreeuwen.
Daarbjj had zjj geheel niet begrepen,
wat tante meende met wat zjj tot haar
had gezegd.
Waarom zou vadertje niet meer terug
komen Waarom wilde hjj niet meer van
haar weten Was zjj dan stout geweest
En vadertje had juist gezegd zjj zouden
zeer spoedig bjj elkaar bljjven, ja, dat had
bjj nog gelegd de laatste maal, toen hjj
haar zoo heerljjk gepakt had, en gekust
Het boek gleed haar uit de vingers. Van
den val schrikte zjj. Verward keek zjj om
zich heen.
Zjj was geheel alleen in den tuin. Het
was bjjna donker geworden
Plotseling kwam er een groote angst
over haar. Zjj vloog naar huis. Daarbjj keek
zjj steeds angstig om zich heen. Het was
haar, of iemand haar volgde iets
sluipends, een leeljjke mansgestalte, die
haar uit het een of ander sprookje bekend
was.
„Moeder moeder I" schreeuwde zjj
angstig in de vestibule.
Daar rende zjj tegen den dokter aan,
die juist het huis wilde verlaten. Die tilde
haar in de hoogte en vroeg, waarom zjj
znlk een spectakel maakte.
Zij kon niet anders uitbrengen dan
„Daar buiten buiten
„Wat is daar dan, kleine? Wat heeft je
zoo doen ontstellen
Om er naar te kjjken, wilde hjj haar
mede naar buiten nemen, maar zjj strib
belde tegen en klemde zich aan de deur
vast, „Neen neen neen smeekte zjj.
Tante Liesbeth was maar een paar
schreden ver geweest. Vanuit de kleine
salon had zjj door het venster het kind
gadeslagen en kwam jjlings toeloopen,
sprak geruststellend en wisselde daarop
een paar woorden in het Engelsch met
den dokter.
„Hm, zoo zooDe dokter streelde de
kleine nog eens langs de wangen. „Nu ja,"
zeide hjj, eenigszins verlegen, „dat wordt
alles wel anders Slechts rust, Nietwaar,
Ottilie? Je heet immers Ottilie Zonder
samenhang daarmede keek hjj op zjjn
horloge. Verstrooid streek hg de kleine
dan over het haar. „Ja, ja, dat wordt
allemaal wel anders. Adieu, kleine. Ziezoo,
nu bedaard zjjn hoor, en niet meer zoo
wild, hoort ge?" Hjj groette lachend en
ging dan vlug heen.
Van het avondeten, dat nu voor haar in
de kamer werd opgediend, wilde Dodi niets
gebruiken. Tante drong ook niet aan zooals
andersDodi moest zoo spoedig mogeljjk
naar bed.
Tot dusver had haar moeder nog steeds
een soort brug tusschen den luchtepoor-
weg en een logement, welks bewoners
hevig schrokken, toen de passagiers uit
dit rijtuig, ongoveer 10U man sterk
hunne vertrekken binnenklommen Een
dame, die uit een der naburige huizen
het geheele tooneel had gezien, ver
klaarde dat vele mannelijke passagiers
in dat rijtuig zich allerlafhartigst ge.
droegen. Voor hen was er geen gevaar
maar door schrik bevangen, schoven zè
do vrouwen, dio huü in den weg stonden,
ruw op zijde en sprongen woest de trap
pen op, die naar de stad leidden, ais
schapen die door honden werden ver
volgd.
De vleeschnood in Duitse fa-
land.
De vleeschnood wordt dringender in
Duitschland.
Op de groote veemarkt te Berlijn
stonden Vrijdag één os en 18 vaikens
benevens een paar honderd kooplustigen
die niets krijgen konden.
Het conservatieve regeeringsblad de
„Kö'nische Zeitung" zegt zelfs: Bij zulk
een hoogst gevaarlijken toestand dringt
de Vraag zich op, of het voor een mo
dernen, hoogst beschaafden staat wen-
sehelijk is, dat een enkel man, de
leidende minister van een departement,
in staat is zulk een toestand te doen
ontstaaD, en te lateD voortbestaan, on
danks het overweldigende protest van
het volk, en tot groote schade van het
geheele rijk I
„Als de machtsbevoegdheid van een
enkelen minister zoozeer in strijd komt
met het overwegende belang van den
Staat, dan is de uitoefening van dit recht
een staatkundig onrecht.
„Uit economische, politieke en juri-
dieke gronden moeten wij dringend
waarschuwen tegen een te groot over
wicht van de bureaucratische rechten van
enkele ambtenaren."
Een gulden woord, dat zeker indruk
maakt als het van die zijde komt. Prins
Von Bülow, die verklaarde machteloos te
staan tegenover de besluiten van den
„competenten Ressortminister", is bjj deu
Keizer te Coblenz in audiëntie geweest-
Men hoopt dat nu de Keizer, zoo hem
de toestand wordt voorgelegd, evengoed
tegen den vleeschnood zal optreden als
hij het vroeger tegen den broodwoeker
heeft gedaan. Want door geheel het
Duitsche rijk, van noord tot zuid, van
oost tot west. klinkt nu gebiedend het
woord: „Die Grenzen auf!"
Daardoor alleen kan aan den ernstigen
nood, die in het Duitsche rijk heerscht,
een einde komen.
Minister Podbielski verklaarde, dat hij
over gedeeltelijke opening der grenzen
nog eens denken zou.
Doch de tijd van denken is voorbij. Er
moet gehandeld worden.
En dat verwacht men van den Keizer,
als de kanselier hem heeft ingelicht.
Mevrouw VAN DEN BERGH te
Sc hagen vraagt een
wegens familie-omstandigheden.
Adres: D. GEERLIGS, Grasweg,
Anna Paulowna
genoeg, verstaat ge. En wees nu een
lief
kind en ga slapen. Je arme mama is zeer'
zeer ziek. Toon nu eens dat je lief eC
gewillig bent."
Dan werd het licht uitgedraaid en
bleef alleen.
Zjj wierp zich plotseling om, drukte
handen tegen de oogen en snikte lu' 1
het kussen.
Eiken avond stokte zjj bjj het Am®
Eenmaal ging zjj uit gewoonte verder,
zjj merkte het eerst toen tante Lieshe
zich liet hooren. Toen brak ze schuw
j alsof ze op een zware zonde was betrap
WORDT VERVOLGD-
M. GRO ES, Caféhouder te Ven
huizen, vr&agt zoo spoedig
mogelijk of met Kerstmis een
met haar gebeden, maar moeke was ver
huisd en nu sliep tante Liesbeth in haar
ledikant. Daarover was Dodi zeer bedroefd.
Toen zjj goedennacht ging zeggen, lag
haar mama reeds in bed, de dokter ha.
dat bevolen.
Dodi bad nog altoos haar kinderge >e
„Ik ben moe, en ga ter rust, sluit mi)
oogjes toe Vader in den Hemel, waak ov
mjj. Heb ik kwaad gedaan, reken het my
niet aan, lieve Heer. Amen. Goeden nac - j
Lieve Heer, houd vadertje gezond,
moedertje, en oma, en oud-oom, oom f
tante
Dikwjjls was zjj, toen zjj nog kleiner
was, hierbjj geeuwend ingeslapen.
Toen zjj vandaag dit versje had opgeze8.
en aan een apart gebedje voor vadertje
kwam, zeide tante Liesbeth„Daarmee
het nu genoeg, Ottilie. Je bent nu gro°'