Uit de Oude Doos.
D 01) 1.
jfndischf penltraam
Zondag
tweede blao.
Van Reizen en Trekken.
FEUILLETON.
VL
Aan 't Station te Schagen
Reizigers in bedaarden stap heen en weer
loopend op 't perroD, reiniger» in de wacht
kamer, zittend of dreutelend, nn en dan een
enkel woord met 'n kennia wiegelend. Allen
wachten kalm en bedaard, met zekeren ernst,
op den sneltrein.
De chef, 't horloge in de hand, loopt tns-
echen de eerste en tweede lijn, staat stil, ziet
naar 't uurwerk, kfjkt met de hand boven de
oogen naar Noord, naar Znid, mompelt iets
en hervat zj;n wandeling, totdat eindelijk een
rookpluim in de verte de komst van den
trein aankondigt. Niet zoodra heeft de sohaar
van reizigers dat vernomen, of een geest van j
woede schijnt in allen te zjjn gevaren. Jassen
worden dichter geknoopt, borreltjes of potjes
bier leeggegoten, parapluie's gegrepen, kofiers
en doozen aangevat, en allen dringen met
zenuwachtige haagt voorwaarts. Donderend
rolt de trein binnen. Gepuf van de locomo
tief, geschreeuw van de conducteurs, geklap
met de portieren. De aangezichten rood van op
gewondenheid, trachten de reizigers de coupé s
binnen te komen, waar de aanwezigen half
onwillig de beenen wat inhalen, en slechts
noode een weinig opzij schikken. Den haastig
uitgesproken groet beantwoorden ze of niet,
of half grommende, monsteren even de nieuw
binnengekomenen, zetten hnn gezicht weer
in den strakken plooi van grimmigen ernst,
duiken weer in hun hoek en zetten de lectuur
in Stuiversblad, dagblad of spoorboek voort.
Gauw gaat 't, da's waar, maar gezellig
Neen, dan vroeger! In de dagen,toen trek
schuiten droomerig voortgleden over spiegel
gladde vaarten, ter wederzijden met wuivend
riet begroeid, toen groote, gele diligences
bolderend van dorp tot dorp ratelden 1
Wat zat 't daar knus in 't kleine roefje
met 't smalle tafeltje in 't midden en wat
'n middelen om de verveling te verdrijven
'n kaartje leggen, meestal kruisjassen, 'n
praatje maken met den schipper, die leunend
met zgn rug tegen de roerpen met alle kalmte
en waardigheid 't schip in bedwang hield,
af en toe aanleggen, soms 'n heele poos
oponthoud door 't oversjouwen van de lading
op plaatsen waar geen slnlzen waren, (Aven-
horn en Rustenburg o a.), daarbij letten op de
lieve jeugd, die vooral in den beesectijd graag
hielp de mandjes te verdragen, 'n datje doen,
of rustrg zittend luisteren naar 't gekabbel
der golfjes en naar 't gezang van de karekiet,
[karekarskleklek noemden wij 't dier vroeger].
Jongen, jongen, 't was zoo'n lenk reizen als
je den tijd hadt.
Of g. glngttcdiligence. Ge kendet
natuurli. den w bij name en na de
gewone' ogroeting en de belangrijke mede-
deelingen over 't weer dat men dien dag
zoo krijgen, zaagt ge toe, hoe vaten, kisten,
koffers etc. bovenop werden geladen, hoe 't
tweespan (geen trappelend, helaas werd
voorgehaald en ingespannen, maaktet stuk
voor stuk kennis met uw medepassagiers,
voor zoover 't geen vaste klanten waren,
staptet als alles klaar was in, aangegaapt door
boodschappen-doende dienstmeisjes, naar-den-
arbeid gaande handwerkslieden, bakkers,
melkboeren en natuurlijk ook door den nim
mer ontbrekenden straatjongen. De koetsier be
klom zijn hooge zitplaats, nam zijn horen,
blies een deuntje dat 't schalde in 't rond,
klapte met z'n zweep en voort rolde 't ge
vaarte, weidia door wolken van stof aan 't
oog der nastarenden onttrokken, 't Hotste
wel wat en op de straatsteenen was 't gera
tel soms hinderlijk om een ernstig gespiek
te voeren, maar och, je wist al gauw de plaats
jes, waar de weg niet te best was en stopte
dan doodeenvoudig even. Ba heerlijk, niet
waar! zoo midden in de reis op de pleister
plaats, waar van paarden moest wotden ver
wisseld, een» even „beenen te rekken."
En nn de kosten Weina, daaromtrent
zullen de Oude Niedorpers ons iets meedeelen.
Die toch hadden door 't beroepen van 'n
dominé tegen den ziu van de claasis etc., zich
heel wat drukte op den hals gehaald. Meer
malen waren ze genoodzaakt op reis te gaan:
nu raar Den Haag, dan naar Amsterdam,
een andermaal naar Hoorn of Eskhnizen.
Eu reizen waa in die dagen waarlijk geen
kleinigheid, vooral met 't gaan naar Den
Haag ging heel veel tijd verloren. Een
cople van de declaratie (Anr.o 1612 en 1618)
is bewaard gebleven en stelt ons In staat de
vroede Oude Niedorpers op hnn uitstapjes
te volgen, 't Ligt niet in ons bestek de
geheele rekening weer te geven. Slechts
enkele grepen er nit mogen volstaan.
Do eerste reis, gedaan door Fleter Jansz,
waarbjj deze „in de maent Jnllus dertien
daghen uyt is geweest in den Haech" kostte
totaal 20 gld. 17 stuivers, als blijkt uit de
niet zeer duidelijke specificatie
„Hem ten eersten van de oncosten bg Pieter
Jansz, (Dirk Aeriansz was ook mee, maar
diende een aparte nota in,) op den Haechse
reijs omme het versoeck van de beroepinge
van Jacob Lonrisz ende zoo lsser.
gld. stv. penn.
Verteert ende verreijst den
eersten dach 0 16 0
Noch den tweeden dach 0 10 0
Noch van den derden op den
heenreijs verreden 4 0 0
Noch gegeven in den Hage
van de verteerde oosten 14 0 0
Noch verteert te zamec 0 12 0
Noch op de wseromreys 0 18 0
Noch in de Fngck 0 6 0
De laatste post doelt zeker op de eene of
andere herberg met den niet zeer gerust
stellenden naam van „de Folk". De rijtoer
van Alkmaar tot Den Haag wordt Bteeds
betaald met ongeveer 4 galden, een bedrag
waarvoor we thans niet klaar zouden komen.
Hoe nu echter onze reizigers zijn gereden
blijkt niet, maar waarschijnlijk is 't, dat ze
vrijwel denzelfden weg zijn gevolgd als toen
Dlrck Aeriansz met Rens Aeriansz in Maart
1618 naar de Hofstad togen. Ze gingen ver
moedelijk per Bchuit naar Alkmaar en van
daar per as over Wijk aan Zee en Katwjjk
aan Zee naar Den Haag.
Op de thuisreis pleisterden ze te Wijk aan
Zee en op den Huijgedjjck, welke laatste ont
spanningsplaats wjj niet zeer begrijpelijk
zullen vinden. Hoewel in de nota niet ver
meld is, hoelang ze in Den Haag hebben ver-
bloven, Is met 't oog op de eerste reis, wel
aan te nemen, dat 't niet korter dan 8 dagen
is geweest. Zie hier de nota
Hem op derde reijs in de Haech geweost
Dirck Aeriansz ende Rens Aerianszoon.
gld. stv. penn.
Van de vracht ende van de
verteerde oosten 0 8 0
Nooh tot Alckmaer verteert 0 15 0
Noch tot Wijck op Zee verteert 0 8 8
Noch tot Ca t wijck op Zse
verteert 1 5 0
Nooh gegeven van wagen
vracht op de ugtreijs 4 10 0
Nooh in den Haech verteert 14 13 8
Noch op de t'hugsreijs verreden 4 0 0
Noch van de Requeste te
copieren 0—6 0
Nooh op Wijck op Zee op de
thugsreijs verteert 1 4 0
Noch op den Huijgedijck ver
teert ende van Sohagtvracht
te zamen 0 6 8
Roman
van
PAUL OSKAR HÖCKER.
12.
„Eenmaal in het leven klopt het geluk
°P ieders deur," zeide de oude zeeman bg
het afscheidsdiner, dat Max den kameraden
„^elen houden de deur steeds open,
om het rechte oogenblik niet te laten
passeeren. Maar diegenen gooit een terme
in de deur voor den neus dicht. Men
alaa Ma den ar'3e^ blijven, geen alarm
on, met beide ooren op het kloppen
goedD L, k*8 z<^ kan men merken, ol het
e °'°ppen wordt vernomen Is men van
j! Z werkelijk zeker, dan vlug de
n,,r °Pen en het geluk beetgepakt. Anders
Sloopt het je weer 1"
ft;; 16 *00rden stemden Max zeer ernstig.
nu jZe'de daarop: „Het schijnt mjj
at ware oogenblik te zgn
niet bopen, Olfers. Ik geloof ook
detir bet rechte kloppen aan de buiten
seer Wor(b vernomen. Waarschijnlijk ver
tten het slechts in eigen binnenste."
Wt' 6rH knikte zwijgend. De stem van het
stond M 'i6t Ju*8b die hem dreef. Hem
Ltifivorf6" als man, als burger, als
hem - uT °u°Ren' waarn«»r alles in
Eenzaam - ™rig verlangde,
het leven o»* B do°* d® eerste helft van
g gaan hg kon deze veriaten-
Facit 27 11 8
Vijf maal trokken te dier zake de Oude
Niedorpers naar Den Haag en telkens varl
eerden de onkosten tussohen 20 en 27 gld.
Alleen in de Vierde reis konden Pieter Jansz
en Schrevel Aeriansz het doen voor de onbe
grijpelijk lage som van 8 2 0.
Waardoor 't bedrag zoo gering was, blijkt
niet.
Naar Amsterdam ging meD met minder
onkosten.
Claes Aeriansz, die er heen is
geweest, benevens naar Enk-
hnizen, noteert 0 28 12
En Jan Klaesz die sleehts
naar Amsterdam gaat, vraagt
als vergoeding 0 16 0
't Was een beetje, voor 16 stuivers heel
naar de hoofdstad, maar toch, Jan Cornelisz,
Schoolmeester op den Zijdwint, doet het, als
een zuinige schoolmeester betaamt, voor min
der en noteert 0 15 0
Een groot verschil met die weinig eischende
reizigers vormen de rechtsgeleerdendie
wisten in den ouden tijd ook reeds van
schrijven. Zie slechts
Dirck Aeriansz betaelt van de oncosten
van 't Rechten voor de vierschaer van de
Nieropper Cogge in 't proces tegen sohont
6-6-0
Noch betaelt aan Claes Pieter-
sen de woorthouder 4 14—0
Noch betaelt aan Advoocaet
Schout Reyar tot Warmen-
hujjeen de som van 16 0 0
Hem noch gegeven aen twee
Rechtsgeleerden van de stno
ken te maecken tot AIcmaer 24—0 0
Loopwerk en copiëerwerk is er in znlke
dagen natuurlijk bij massa's en dit blijkt wel,
als we Joost de Houtslager voor zijn loopen
zien aangeteekend tot een bedrag van
11 0 0, terwjjl Jan Dlrcksz de school
meester voor copieeren 8 1 8 ontving.
Summa summarum koste die te onzaliger
are beroepen dominé ongeveer f 850.
Er wordt wel beweerd, dat de Oude
Niedorpers nog al eens pech hebben. Of 't
ook reeds vroeger zoo was
o V.
Een dankbaar onderwerp sinds vijftien,
zestien jaar is voor elk Amsterdamsch dag
en weekbladschrijver steeds de politie geweest.
En voor humoristen niet minder. De kwa
jongen, die er kans toe zag ongestraft een
„bout" een loer te draaien, kon op de In- j
stemming van het publiek rekenen, De
„smeris" die nooit zijn tred verhaastte, om
zeker te zijn eerst te znllen aankomen als
het relletje afgeloopen was, of een stapje op j
te zetten als hü nog kans zag een straatje
om te loopen en dus niets te hoeven zien, 1
de agent die gauw „een taaie ging pakken"
in een „vergunning" of „stiekeme knip",
waar hg hem om niet geschonken werd,
't waren alle dankbare onderwerpen voor den
csrricaturist, den moppertapper. j
Wie is het zooveel jarsn terug gecreëerde
Foesel-type vergeten, den nooit-die ven-snap
penden, etiekum neutjes-drinkenden, graag
er op inhakkenden, altijd te laat komenden
Amsterdamschen agent, wiens eenige taak,
behalve in het toebrengen van verwondingen,
scheen te bestaan in het bekeuren van
kleedcn-kloppende dienstmeisjes
Aan de Foesel-periode zijn onafscheidelijk
verbonden de namen van den voor-vorigen
hoofdcommissaris Steenkamp, van den oom-
mlssarls Stork, van den hoofdinspecteur
Hazenberg. Alleen de laatste behoort nog tot
het corps, doch doet niet meer van zich
spreken. Ernstige strautrelletjes komen bjjna
niet meer voor.
Of het publiek dan zoo in zijn voordeel
veranderd Is 1 Neen, maar de politie zelf ls
ontzaglijk verbeterd. De heer Erancken, een
besohaafd en welwillend ambtenaar, zooals
er maar weinigen zullen gevonden worden,
nam den ledigen stoel van den heer Steenkamp
in. Hij begon de in politie-ooren afschuwelijke
ketterij te verkondigen, dat de bnrgers er niet
waren om als Blijppianken voor de politie-
sabels dienst te doen, maar dat hg en zgn
ondergeschikten er waren, om het algemeen
diensten te bewijzen. Zoo iets had men nog
nooit gehoord in de Spinhuissteeg.
Eu 't curieuste was, dat „mijnheer" zelf
het voorbeeld gaf. Was vroeger de stereotype
vraag altijd geweest: Wat mot je als iemand
om een inlichting of iets dergelijks zich naar
een politiebureau begaf, nu was de Commis
saris één en al welwillendheid: Wat blieft
U? Gaat U zitten. Waarmee kan ik U van
dienst zgn
Zoo langzamerhand moesten de onderge
schikten er zich wel aan wennen dit voor
beeld te volgen, want misdroeg een agent
of inspecteurtje zich, al was 't ook maar een
fout tegen de burgerlijke beleefdheid en werd
er gereclameerd aan het hoofdbureau, dan
kon men er zeker van zgn, dat van die klacht
notitie genomen werd.
Dat de heer Franoken op die wijze meer
populair werd bij het publiek, dan bij het
corps, is te begrijpen. Hoe de tegenwerking,
die hg van de laatste zgde te dachten had,
ernstig inwerkte op zgn zenuwgestel, Is te
algemeen bekend om er lang bg stil te
blijven staan.
De invloed van 's heeren Francken's
bestuur was echter wel merkbaar geweest.
Instede van aartsvijanden, waren politie en
burgers beste maatjes geworden. Met de
kroning van Hare Majesteit was het een
soort verbroederingsfeest gewordende
agenten, die tijdens Keizer Wilhelm's bezoek
nog zoo beschimpt waren, werden nn in de
hoogte getild, zg moesten meehossen, meedan
sen, patertje langs den kant mochten zelfs
meezoenen om Naatje van den Dam heen
op dezelfde historische plek dus, waar zg
eenmaal hun slachterstalenten hadden getoond.
Dat was de reactie op haar toppunt.
Maar de heer Francken moest aftreden.
Waarom, zeide ik reeds. Blijkbaar zocht men
als opvolger toen iemand, die geen last zou
hebben van te fgnbesnaard zenuwgestel. En
men vond den heer Hordgk. Gelukkiger keus
had meu moellgk kunnen doeD. Want als
men den heer Hordgk ziet wandelen op
Vijgendam, op Damrak, overal waar wat te
doen is, lang en slank, eenvoudig in 't zwart
met „pietsie" lintje in 't knoopsgat, Engelsch-
model hoog-zijden, onbeweeglijk-bleek gelaat,
steeds in gelijkmatigen pas, is hij wel het
gepersonifiëerde flegma Hg doet (in uiter
lijk) denkeu aan Sherlock Holmes, aan Cham-
berlain. Of hg zoo uitgeslapen is als die
Eogelsche broeders
Bg zgn Angelsaksische correctheid (mag
ik zeggen stgfheid niet alleen in houding,
maar ook in woorden, voegde hg zgn voor
liefde voor het „Preussisehe stramm mili-
tairische." In 't algemeen valt dit wel te
prgzen, want een geüuiformde, die in
honding bijv. den helaas weldra tot het
verleden behoorendenAmsterdamschen schatter
evenaart, verhoogt het prestige van de „macht"
niet. Maar een stapje te ver ging hg naar
algemeen Hollendsch oordeel misschien wel,
dien loop In paradepas, pink op de naad van
den broek, aanslaan van 8e klas voor 2e klas,
witte handschoenendiagerg, etcwekte weer
heid niet meer verdragen.
Intuaschen had zich in Kiel een pgnlgk
conflict voor hem voorbereid.
Dokter M&ngelsdorfl had nog vóór het
binnenkomen van Max' modedeeling. kennis
genomen van zgn besluit. De couranten
brachten de droge mededeeling, die het
geluk van den huize Olfers sebgnbaar zoo
wreed neersloeg, onder andere berichten en
beschikkingen van den keizer.
In den eersten schrik vermoedde Al win,
dat zgn zwager iets onaangenaams in den
dienst had gehad. Hg was, als steeds, juist
van plan met Elisabeth naar grootmama
te gaan, waar men gemeenschappelijk den
maaltgd zou gebruiken. Ijlings begaf het
echtpaar zich naar Mariadeze was even
wel met haar dochtertje reeds vertrokken.
In bgzgn van den justitieraad, een
huisvriend van grootmama, vond dan een
vormelgk verhoor van de arme Mia plaats.
De verbolgenheid van allen, toen bleek dat zg
met een dergelijke dolle daad van haar man
bekend was en er over gewezen had, was
zoo groot, de verwijten die op haar arme
hoofd neerkwamen, waren zoo scherp, dat
Mia zich niet anders wist te helpnn dan
in een heftig snikken uit te barsten.
Het zich ver uitstrekkende plan van haar
man stond natuurlijk volgens allen op zeer
wankele voeten. Op een dwaalspoor ge
bracht, van her naar der gedreven, ver
weerde zij zich maar slapjes tegen allerlei
motieven en argumenten. De rechte woor
den tot opheldering en verklaring ont
braken haarzg was op een dergelgken
aanval niet voorbereid geweest.
Toen Olfers, die van Willemshaven naar
Amsterdam was gereisd, om met Krosta
nog het een en ander te regelen en zich
aan den compagnon, mijnheer Ten Brave,
te laten voorstellen, in Kiel arriveerde,
vond hg allen voor zgn plannen zeer
ongunstig gestemd.
De smarteljikste ontgoocheling voor hem
was dezeook Mia had alle vertrouwen
verloren.
Het kwam in den familiekring tot een
opstand en heftigheid, als tot dusverre in
het huis van grootmama nog nooit had
plaats gevonden.
Van de noodelooze scherpte van den
toon en de dikke woorden die er vielen,
droeg Max Olfers in hoofdzaak zelf de
schuld. Door en door gevoelsmensch
en als velen juist geprikkeld door de kalmte
van den tegenstander, liet hg zich verleiden
tot een uitbarsting van zgn jarenlang
opgekropten haat.
Mia was bg dit onderhoud niet tegen
woordig, vol angst en vrees was zg thuis
gebleven, sidderend voor den opstand, dien
haar man ook straks thuis brengen zou
Het resultaat was natuurlgk negatief.
Eu daarbg bleef het.
Toen Max zag, dat bg in zgn drift het
doel verre was voorbijgestreefd, deed hg
nog pogingen, om grootmama alleen te
spreken. Hg kwam voor de tweede, voor
de derde maal. maar steeds tevergeefs
grootmama had steeds hoofdpijn, zoodat
de oude Ohristine hem niet doorliet.
Tusschen de beide echtgenooten heerschte
een groote ontstemming. Mia was bg den eer
sten tegenslag geheel ontmoedigd Zjj deed nu
allerlei schuchtere pogingen om als be
middelaarster op te treden. Maar van toe
geven wilde haar man niet weten. Daar
ook zg in de eerste dagen niet door groot
mama ontvangen werd, zelis Dodi niet,
een beetje den spotlust op. Doch de beste
stuurlui stann aan val en dit zgn eigenlijk
zaken, die. het gewone publiek niet regar-
deeren.
Meer van algemeen belang is het, dat hg
de te goede verstandhouding tnsichen
publiek en politie scheen te willen wgzigen.
Niet dat hij weer tot de Steen- (kampsche)-
perlode wilde terngkeeren, daarvoor ls de
heer Hordijk te veel aristocraat, maar volgens
hem moest de verhouding zijn goed maar
op een afstand.
Behalve door vele kleinigheden, bleek dit
toen bg gelegenheid van een politlejubileum
de pers toegang verzocht op het hoofdbureau. I
Onder den heer Francken waren de verslag
gevers zonder twijfel ontvangen geworden als
heeren en had men hen nog bedankt op den
koop toe. Nn deed men beleefd, doch dringend
de deur voor hun neus toe en weigerde
officieel alle inlichtingen. „De Telegraaf"
pakte hierover niet weinig alt, doch dat de
heer Hordgk zich van die „uitpakkerg" bitter
weinig zou aantrekken, daarvoor stond zgn
flegma borg.
Ik dacht aan dit alles, toen ik het eigen
aardig optreden van de politie gadesloeg op
Koninginnedag. Ik zal niet beweren, dat de
agenten onaangenaam deden. Maar 't was
toch lang niet dat van Koninginnedag. Niet
alleen dat alle „familiariteit" ten strengste
geweerd werd, maar ik zag zelfs tot mgn
verbazing, dat op sommige punten een krin
getje met zacht geweld [dus zonder sabel of
stok, maar toch nog hardhandig genoeg] uit
elkaar werd getrokken.
En 't grappigst vond ik, dat op den Dam
bij den Ingang der Kalverstraat een heele
brigade agenten geposteerd was, die als
consigne had, de feestgangers tot rechtsloopen
aan te manen.
In 't algemeen loopt de Amsterdammer
vrij goed „rechts" in zgn hoofdstraten.
Menigmaal hoorde ik iemand uit een andere
groote stad in Nederland zeggenBg ons
zou je dit nooit zoo gedaan kunnen krggen.
Maar rechts loopen op Koninginnedag! je
bent al big als je loopen kunt.
Hoe 't zg, 't was niet zoo overweldigend
druk als we vroeger wel eens gezien hebben
en de agenten konden hun post dus blijven
innemen. Een zenuwachtig werkje. Rechts
loopen 1 Rechts loopen 1 En hnn macht
reikte natuurlgk juist zoover, als hun arm
lang was, want dan was het politiebevel al
vergeten,
In hoeverre het nnt van dezen dienst dus
in verhouding stond tot het afmattende werk,
laat ik ter beoordeeling.
Als de heer Hordgk die brigade eens benut
had om de schepen en schatten op den Amstel
te doen inspecteeren, waarop alles volgepropt
stond om van het vnnrwerk te genieten,
misschien ware het bekende ongeval dan te
voorkomen geweest.
't Is maar 'n opmerking, die ik maak. De
heer Hordgk vat ongetwgfeld heel serieus
zgn taak op. Maar misgchien wel eens te
serieus. En waar in elk politieman van nature
iets vgandigs schijnt te halzen tegen het
publiek, met een deel waarvan hij voortdurend
in staat van oorlog verkeert, willen wg hopen
dat van 's heeren Francken's lessen ook na
zgn vertrek nog wat zal bigven hangen.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
CXXfl.
Men heeft nog een tweede categorie van
soldatenafstammelingen, n.1. die van Amboi-
neeschen bloede.
Daar ze „Christen" zgn, gratis op de Euro-
peesche scholen worden toegelaten en boven
dien als Indo's gekleed gaan, scharen zg zich
tersluiks onder het mindere „Europeesche"
element en versterken ze de gelederen der
paupers.
Luidde mijn oordeel over den „Europeeschen"
sinjo al zeer ongunstig, de Amboineesche dito
is zeker nog een haartje erger.
Er waren volgens de missive Legercomman
dant van 21 Juni 1902, 1ste Afd. No. 8, op
dien datum pl.m. 1225 Amboineesche kinderen
in de verschillende kampementen bg elkaar.
Onder Amboineezen worden verstaan de
Christen-Inlanders van de Molukken en nit
de Minahassa.
Velen van hen In het Leger zgn wettig
gehnwd met vrouwen uit hun land afkomstig,
en slechts zeer weinigen leven met eene Ja-
vaansche of Soendaneesche vrouw in het
concubinaat.
Hoe het zij, de kinderen in of buiten echt
door hen verwekt, geigken maar weinig op
de oorspronkeigke bewoners van het land
hunner vaderen.
„Zg, die later in dienst treden, zgn de
slechtste, meest verwaande en ongediscipli
neerde sujetten, die men zich denken kan",
zegt de Voorzitter der Panperisme-Commissie.
Duizenden nu van die z.g. „Europeanen"
zonder één druppeltje Europeesch bloed In
hun aderen, vindt men hier op Java, waar ze
niét hooren.
Vooral hier op MagelaDg en op Amberawa,
Joejak&ita en Solo wonen er zèèr velen.
Hoewel van Amboineesche of Mtnadoneesche
afkomst, dikwgls gekruist met Afiikaansch
en Inlandsch bloed, nemen die menschen het
air aan van Europeanen, hebben natuurlgk
ook 'n intenaen haat tegen den volbloed-blanda,
zijn honden voor den te slaafschen Inlander
en leven van woeker, roof, olandestine pros
titutie, afpersing, dobbelspel, opiomsmokke-
len, enz. enz.
Heeft de Indo-pauper après tont toch nog
altgd eDkele sympathieke eigen schep pen, het
ruwe onbeschofte jeneverdrlnkende volk, dat
zgn vooroudeis.in de Molukken of de Minahassa
aanwijst, is, om zoo te zeggen, het doodsohop-
pen niet waard.
Te B. kende ik zoo'n „dame" van Amboi-
neeschen bloede, die haar bediende aan eeu
paal bond en met een karwats ranselde 1
Onlangs werd te Solo een Amboinees
gearresteerd, die voor 25 cent een Javaan had
doodgeslagen I
„Het ls een gezonken geslacht zonder
eenige veerkracht", werd in een der
aan de Panperisme-Commissie uitgebrachte
adviezen, met betrekking tot dit element
opgemerkt „en juist het feit, dat zg met
de Europeanen op één en dezelfde school
hebben gegaan, en hetzelfde onderwijs hebben
gchsd, schaadt hen in hooge mate."
En dén zgn er hier op Java nog genoeg
van die Europeanen, die het een gruwel
vinden, dat hnn kinderen op school in dezelfde
klasse zitten met de kleintjes van eecJavaansch
of Soendaneesch edelman I
Als de laatBte nn eens bezwaren had, om
zijn kroost te laten omgaan met het mindere
soort „Europeesche" en Amboineesche
kinderen, dén zou ik dat kunnen billijken.
In den brief van den heer Van Rees, toen
maals voorzitter van de Paaperisme-Commissie,
aan Zijne Excelentie den Gouverneur-Generaal,
d.d. 8 Febr. 1908, lezen we o. a.
„Ten aanzien eener zoodanige klasse, welke,
eenmaal opgenomen in het Leger door den
dwang der omstandigheden, meerendeels van
geslacht tot geslacht zich in of rondom de
kazerne bigft bewegen, om meer en meer
moreel daarin onder te gaan, is slechts één
practlsche oplossing denkbaar terugvoering
van alle soldaten van z.g. Amboineeschen
landaard, met het te hunnen laste komend
gezin in de laatste periode van hun dienst
verband naar een militaire vestiging in of
nabg de streek, uit welke zg herkomstig zijn,
teneinde daar ter plaatse uit den dienst te
worden ontslagen, een en ander behoudens
exceptioneele gevallen."
Ik ben het hier volkomen mede eene. Wel
is waar kan het bestaande kwaad er niet
door hersteld worden, doch de gestadige aan
voer van minwaardige z.g. Europeesche bur
gers zou dan, bg gestrenge toepassing van
het beginsel, knnnen worden gestuit.
Ook geloof ik te mogen opmerken, dat
bedoelde menschen, teruggevoerd naar hnn
oorspronkeigke omgeving, zich daar spoedig
weer znllen aanpassen en, vooral wat hun
kinderen betreft, in korten tgd weer de zeden
en hoedanigheden van het Amboineesche
en Medaneesche ras zullen aannemen, rassen
van-huls-uit zeer sympathiek 1
Menigeen in Holland zal na het gelezene
zeggen„Ja, ge hebt ons nn een heeleboel
narigheid verteld van Enropeesehe en pseudo-
Enropeesche paupers, doch dat èdles hebben
we hlèr ook, hiér In 't beschaafde Holland.
We hebben ook hier genoeg schooiers, dronk
aards, oplichters, kwartjesvinders, dieven en
ander tnig."
Volkomen juist, maar bg u in Holland is
er Blechts sprake van één menschenscort,
één ras, dat in standen en klassen verdeeld
wordt, doch waarvan alle individu's gelijk
zijn voor de wet.
Hier in Indië vormt echter het Europea-
nendom, met zgn aanhangsel van Indo's en
Staatsblad-Europeanen, eene bevoorrechte
kaste, eene kaste die door de wetten In
'toog loopend geprotegeerd wordt tegenover
Inlanders en Chlneezen.
Een Javaan, zelfs al is hg gepromoveerd
in Holland, wordt achtergesteld bg den eer
sten den besten sloeber, (volbloed of Indo).
Oordeel maar zelfl
Het ls der Inlandsche politie (oppassers,
assisteDt-wedono's, demang's enz.) ten streng
ste verboden om een Europeaan te arreeteeren.
Zelfs al wordt een blanda of sinjo op
heeterdaad betrapt op diefstal of moord b.v.,
dan nóg moet de Inlandsche politieman met
zgn vingers van hem afbigven 1
De Europeesche beambten, als politie-
opzieners, schouten, enz., mogen bg een
ernstig misdrijf den Europeaan slechts voor-
looplg aanhouden, doch volstrekt niet arres-
teeren, want daarvoor is beslist de machti
ging der Justitie noodig.
Enropeesehe moordenaars en dieven worden,
na hnn voorloopig verhoor, op vrge voeten
gesteld, in afwachting dat de zaak voorkomt.
Velen maken zich dan ook bgtgds nit de
voeten.
Enropeanen worden voor openbare dronken-
die zg met het meisje had heengezonden,
begon zg de toekomst zoo zwart in te
zien, als haar bloedverwanten haar die
hadden voorgeschilderd.
Heimelijk, zonder dat haar man het wist,
zocht zg haar broeder op.
Nog meer wankelmoedig in haar oordeel,
ofschoon nog niet geheel overwonnen, maar
toch zeer hopeloos gestemd, kwam zg thuis.
Alwin had zich volstrekt niet hard en
wreed getoond. Zoo was het altgd geweest.
Zoolang zg tegenover hem zat en naar zgn
rustige, kalme wo.orden luisterde, voelde
zg telken keer weermgn broer meent
het waarachtig goed met ons, zgn scherpe
men6chen- en wereldkennis wilde haar
en haar kind en ook haar man voor
alle ongemak en tegenspoed behoeden. Zg
begreep niet, vanwaar Max het recht haalde,
steeds weer te beweren, dat haar broer
het ongeluk van Max en de zijnen bedoelde.
Juist in dit geval scheen haar een eigen
zinnige betweterij aan den kant van haar
man.
„En de kosten en lasten van deze
onzinnige daad," zeide Alwin, „zuit gg
dragen, arme Maria. Je zult een zekere,
achtenswaardige positie opgeven en
een onzeker lot tegemoet gaan Waarom?
Ik vraag je nu waarom Ter wille van
een dwaas gevoel. Er zgn duizenden
zeelieden onderweg, evenals hg. Het beroep
heeft hg toch zelt en geheel vrjjwillig
gekozen Toen hg het huwelijk met jou
aanging, wist en kende hg toch de con-
sepuentie, die daaraan was verbonden. Om
nu direct maar ontslag te nemen uit den
dienst een positie op te offeren, dat is
waanzin. Wg zouden er niets van zeggen,
als hg geen familie had. Je hebt je man
lief goed, het eert je, dat je hem ook
in gevaren en wisselvalligheden wilt volgen.
Maar daarbg moogt ge vooral niet vergeten,
dat ge een kind hebt, wier wel en wee
van jou afhankelijk is. Msx is een zeer
knap man, hg heeft talenten, is vlijtig, dat
geven wg allen graag toe maar in
zgn opgewondenheid jaagt hg schgnbeelden
na. En daarvoor wil hg opofferen
zgn positie, jouw geld, en Dodi's
erfenis. Maria, hier is nu voor de eerste
maal van je leven een groote en zware
plicht te vervullen. Wees sterk, houd de
oogen open, verdedig de toekomst van je
kind. De heiligste plicht, die van
moeder, roept je."
Nog denzelfden avond vertelde Mia haar
man, dat zg met Alwin nog eens uitvoerig
over alles had gesproken.
Max zag aan haar bleek gelaat en aan
haar schuw naar den grond geslagen blik
dadelijk, dat het zgn zwager gelukt was,
het laatste restje tegenstand bg haar té
overwinnen. In den tusschentgd was de
justitieraad bg hem geweest, en deze had
op de hem eigen zijnde joviale wgze alle
best gedaan om Max tot andere gedachten
te breogen Toen dat niet gelukte, had hij
tenslotte, hoewel wat aarzelend, zich ge
kweten van de opdracht van grootmama,
dat deze hem de waarborgsom, nu deze
weer los kwam door zgn ontslagaanvrage
niet langer afstond.
„Dus ben ik geheel alleen 1" zeide
Olfers smartelgk bewogen, nog vóórdat
Mia had kunnen zeggen, wat Alwin's
meening was.
Zg wilde de armen om zgn hals slaan
zich snikkend aan zgn borst werpen, met
een laatste poging om door teederheid hem